Celtis
Over Celtis
Netelboom, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Uit O. Thome, www.BioLib.de
Dit is een geslacht dat met meer dan 70 soorten voorkomt in de gematigde en tropische streken van het N. Halfrond, de meeste in O. Azië, ook in Afrika.
Het geslacht omvat meestal bladverliezende bomen, in de tropen altijdgroen, zelden struiken, soms zijn ze doornig, meestal met uitlopers.
Het zijn mooie schaduwbomen en solitairen en hebben meestal een wijde kroon.
Het licht groene blad wordt zelden beschadigd door ziektes. Het gezaagde blad staat afwisselend en heeft meestal een scheve bladvoet waaruit drie bijna even dikke nerven ontspringen die tot de rand toe doorlopen.
De bloei is onopvallend in mei aan jonge loten.
In het najaar komen de ronde steenvruchten. Verspreiding geschiedt door vogels en wortelscheuten.
Ulmaceae, iepenfamilie, nu Cannabaceae.
=Celtis australis, L. (uit het zuiden) Knoppen zijn zeer spits en bruin/grijs, behaard.
De lichtgroene bladeren zijn aan de onderkant zacht behaard en van boven ruw. Ze hebben weinig last hebben van insecten. Het blad is 7-12cm lang donkergroen en voelt wat ruw aan, eirond met een vrij lange punt en scherp gezaagde bladrand, iepachtig.
Jonge twijgen zijn olijf/groen met veel kleine lenticellen en blijvend behaard.
Geeft groene bloemen en verschilt van de iep doordat het een kleine, donkere en purperen eetbare bes heeft ter grootte van een kleine kers, een kleine steenvrucht met een doorsnede van 6-10 mm, de smaak is droog maar zoet en lijkt op de dadel.
Het is een boom van 15-20m met een brede en struikachtige kroon.
De zwepenboom heeft een gladde stam als de beuk en wortelt diep. De boom is geschikt voor parken en brede lanen en kan redelijk tegen luchtverontreiniging. Jonge planten groeien opmerkelijk snel, maar de boom is wat vorstgevoelig in onze streken.
Is afkomstig uit M. Zeekust van Istrië tot Tirol‑Azoren en Canarische eilanden tot aan Perzië. Vormt daar een grote schaduwboom. Is beschreven in 1796.
Naam.
Waarschijnlijk is het deze boom die Clusius beschrijft. (Dodonaeus) ‘Clusius vermaant van een andere medesoort van gewone kornoeljeboom die hij te Andernach heeft zien groeien en zo hoog is als de gewone of grote kornoeljeboom en ook aan de stam met diergelijke schorsen bedekt is, dan de takjes zijn veel brozer, de bladeren die er om beurten aan kleine steeltjes groeien zijn ook wel met zenuwen, maar rondom de kanten niet geschaard en ook breder waartussen velachtige huisjes spruiten eer de winter aankomt die in het begin van de volgende lente de bloemen vertonen, de vruchten zijn als de gewone, maar donkerder rood en de stenen zijn dikker en korter dan die van de gewone kornoelje. Deze boom heet in het Frans soms cornier en corniole. Enige noemen hem ook soms Ossea naar zijn harde hout en wielboom omdat men daar wielen van maakt, anders wijlboom.’
(a) Maar onder de Lotus beschrijft Dodonaeus deze boom ook. ‘Daar groeit ook een lotusboom in Afrika, die van de Italiaanse enigszins verschilt aangaande zijn vruchten zoals Plinius duidelijk genoeg aantoont in het 17de kapittel van zijn 13de boek en zegt: ‘Afrika, te weten aan die kant daar ze het dichtst bij ons is, brengt een mooie Lotos boom voort die ze Celtis of Celtin noemen en die in Italië vandaar ook gebracht is algemeen genoeg geworden is, doch enigszins veranderd is door de verscheidenheid van de aarde.’ (Zie verder Cordia)
Engels ook honey berry of lote tree, van lotus.
(b) Celtis is de naam van een boom die zo genoemd is door Plinius. Grieks kello: ik sla, of zweep, de twijgen werden gebruikt als zweepstelen. Symbool van eendracht, samenwerken.
Zwepenboom heeft taaie en zwartachtige loten die gebruikt werden om de bekende Tiroler zweepstokken van te maken.
(d) Oosterse of Europese netelboom, het blad lijkt op dat van de brandnetel, net als de Amerikaanse die daarom nettle tree genoemd wordt, in het Duits dan ook de Neselbaum of Sdlicher Zrgelbaum, dit al in 1597. Frans micocoulier de Provence.
Gebruik.
Die bes is voedzaam en smaakt heerlijk en wordt in sommige landen gegeten. Er zijn er die geloven dat dit het voedsel was van de lotophagi, de lotos van de ouden, zie Cordia. De Romeinen vereerden haar als Libische lotus. In Griekenland wordt het honingbes genoemd. Uit de naar honig smakende bes werd een zoete wijn gemaakt.
Het geel/bruine hout is zwaar, taai en moeilijk splijtbaar en zo hard als bukshout, gebruikt om er meubels van te maken en in de oudheid voor beeldhouwwerk, fluiten en windinstrumenten.
Bereikt een hoge ouderdom, er wordt verhaald van 1000 jaar met behoorlijke afmetingen.
Uit the North American sylva.
Celtis occidentalis, L. (westers) Bladeren zijn dun en glanzend groen, wat ruw, eivormig of lang eivormig, de bovenste helft gezaagd en naar de bladvoet toe gaafrandig, de top is lang toegespitst met beharing die zich op de nerven van de bladvoet door zetten.
Jonge twijgen zijn behaard en olijf of bruin/groen en wat glanzend.
Ook deze vorm geeft oranje/rode en 1cm doorsnede eetbare oranje/paarse vruchten. In Amerika eten 25 vogelsoorten van de vrucht. Het vlees is dun maar heeft een aangename en dadelachtige smaak. De vrucht werd gegeten door de Dakota ‘s.
Jammer genoeg heeft deze Amerikaan last van een soort heksenbezem waardoor er van de vele takken er gemakkelijk 1 uitbreekt en afvalt.
Het is een boom voor grote parken en lanen.
Is beter bestand tegen onze winters dan de voorgaande.
De bast is dik en kurkachtig en grijs/bruin.
Lijkt wat op de iep maar de kroon is onregelmatiger en bij vrijstaande bomen met afstaande en wat hangende twijgen. De stam groeit niet door tot in de top maar splitst zich al gauw in enkele hoofdtakken
De Amerikaanse wordt daar 30-36m hoog en hier een 15m.
In N. Amerika komt de hackberry voor die daar grote bossen vormt. Is beschreven in 1656.
‘Fairie Pride’, var. cordata. Gebruikt als stadsboom.
Naam.
Engelse hackberry, false elm, rim ash of sugar berry. Het Engelse hagberry of hackberry is een Scandinavisch woord. Op IJsland betekent hegg-r, vergelijk Zweeds hagg en Deens haeggebaer, een boom met kleine eetbare vruchten. In Duits is het de Amerikanischer Zurgel Westlicher Zurgelbaum en in Frans de micocoulier de la Virginie.
Uit discoverlife.org
Celtis tenuifolia, Nutt. (zacht bladig) is een struik of kleine boom uit N. Amerika.
Afwisselend geplaatste bladeren van 5-7cm lang en 2-3.5cm breed, licht getand en fijn behaard.
Winterknoppen zijn bruin en harig, kleiner dan andere soorten, 1-2cm lang.
Vrucht heeft een purperbruine huid en pulpig geel vanbinnen, eetbaar met zoete geur.
Kan tegen schaduw.
Dwarf hackberry.
Uit H. Trimen.
Celtis timorensis Span. (uit Timor) (Celtis cinnamomea Lindl.) (kaneelbruin) is een boom van een 20-35m hoogte en 40-150cm dikte.
Is verspreid over zuidoost Azië en Java.
Gebruik.
Het hout van deze boom zou geweldig stinken naar drek en vooral als de stam lang daarvoor gekloofd of ingesneden was zodat het de naam իajoe tahiՠten volle zou verdienen, stinkwood. De soortnaam is dan niet van toepassing op deze boom want die betekent dat het gewas naar kaneel geurt. Toch zou het als een bestanddeel van wierook en blanketsel gediend hebben.
Planten.
Ze groeien in elke grond en zelfs op droge, kunnen tegen luchtverontreiniging en halfschaduw. Niet geschikt voor zware grond. In jonge toestand groeien ze snel en zijn gemakkelijk te verplanten. De meeste zijn echter niet winterhard.
Uitzaaien in buiten of koude kas in het voorjaar. Kiemt zeer slecht, het beste is het zaad voor te kiemen. Bewaar het zaad een 4 maanden bij 4 graden en zaai in februari bij 15 graden.
Zomerstek is mogelijk.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl