Nicotiana
Over Nicotiana
Tabak, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit J. Grandeville.
Dit geslacht bestaat uit kruidachtige n- of meerjarige en zelden zijn ze struik of boomachtig.
Ze vormen zeer statige planten en zijn waardevol om hun snelle groei en grote blad.
Andere soorten produceren opvallende bloemen en zijn mooie tuinplanten.
Kruiden die meestal klammig behaard zijn met een sterke geur.
Bladeren staan afwisselend, nooit samengesteld, soms wat golvend en meestal wat zittend.
Bloemen zijn vaak regelmatig en lang buisvormig, ze openen meestal ճ nachts en zijn dan geurend, staan in eindelingse trossen en zijn wit, rood en geelachtig.
Een geslacht van ongeveer 45 soorten en vele subsoorten. Meestal stammen ze uit Tropisch Amerika en 1 komt er voor in Australië.
Solanaceae, nachtschadeachtige.
Nicotunia is een kruising tussen Nicotiana wigandioides ‘Rubra en Petunia hybrida var. grandiflora. Onder deze naam werd deze kruising voor het eerst in 1893 aangeboden. Een andere opmerkelijke kruising was die tussen tabak en Salpiglossis.
Uit; http://www.pfaf.org/User/Plant.aspx?LatinName=Nicotiana+alata
Nicotiana alata Link & Otto (gevleugeld) Hiervan zijn vele cv. en hybriden.
Bloeit in de zomer tot de herfst met geurende buisvormige bloemen in de avond en nacht in groen, rood, wit, geel, roze en rood.
Wordt 80-100cm hoog.
Nachttabak, siertabak, jasmine tobacco, sweet of winged tobacco.
Uit zuid Amerika.
Uit; http://www.plantoftheweek.org/week425.shtml
Nicotiana benthamiana Domin. (George Bentham die Flora Australiensis maakte in 1869) Eenjarige plant die variabel is in vorm en hoogte, van spreidend tot 0.2m of opgaand van 1.5m hoog.
Witte bloemen.
Uit west Australië. Werd door de inwoners als een stimulans gebruikt. Ontdekt door Benjamin Bynoe op zijn reis met de HMS Beagle in 1837.
Uit Curtis botanical magazine.
Nicotiana glauca Grah. (zeegroen blauw) heeft gesteelde bladeren, zijn ook niet kleverig of harig.
Leerachtige blauwgroene bladeren zijn eivormig en staan aan 3-12cm lange bladstelen, ze zijn 5-25cm lang.
Vele bloemen in een tros aan 3-12mm lange bloemstelen, geel of rood.
Groeit een 2-6m hoog.
Komt uit Bolivia en Argentinië, wordt wel medisch gebruikt. Ook als sierplant, kan tegen wat vorst, wordt meestal als eenjarige gekweekt.
Boomtabak, Mustard tree, Brazilian tree tobacco. Blaugrne Tabak, Strauchtabak of Baumtabak.
Uit; https://www.vreeken.nl/542430-nicotiana-mutabilis-marshmallow
Nicotiana mutabilis (veranderlijk) net ontdekte eenjarige plant van 80-120cm hoog, meerjarig in warme gebieden. =.Marshmallow.’
Opvallend zijn de licht rode geurende bloemen die van roze naar wit verkleuren en dan lijkt het of er drie kleuren aan de plant zitten.
Rozet van grote bladeren.
Uit Brazilië.
Ornamental tobacco, siertabak.
Nicotiana x sanderae, Hort. is de siertabak. Deze groep ontstond in 1903 door Duits/Engelse kweker Henry Frederick Conrad Sander, 1847-192, Sander & Sons te St. Albans, Engeland en genoemd naar zijn vrouw Elizabeth Fearnly Sander, 1841-1921, als een kruising tussen Nicotiana alata en Nicotiana forgetiana.
Zacht behaard blad.
De bloemen staan in trossen en zijn er in verschillende kleuren. Bloeit vrijwel de hele zomer, het is wel een nachtbloeier en geurt dan ook.
Een eenjarige en 40-100cm. hoge tabaksplant, afhankelijk van het ras.
Vormen.
Door de introductie van de zogenaamde ‘Daylight,’ hybriden is de populariteit met sprongen vooruitgegaan. De oude bloemen openden zich pas tegen de avond. Voor de vrij lang doorbloeiende siertabak zijn er vormen van 100 cm en meer, ook lage van 50cm als ‘Crimson Bedder,’, ‘Rode Duivel, ‘en ‘White Bedder,’. Opvallend is ook ‘Limegreen,’, 100cm., met groengele bloemen. 'Domino,' een F1 hybride, is maar 30cm.
Uit F. Kohler, www.BioLib.de.
Nicotiana rustica, L (landelijk, bij de boeren voorkomend) komt uit Mexico en geeft groen/witte bloemen. Een sterke vorm met een hoge concentratie nicotine in zijn bladeren, geschikt voor organische pesticiden. Wordt ook gebruikt door Z. Amerikaanse sjamanen.
Naam.
Bauerntaback, kleiner Taback, Rundblatt-Tabak, Turkischer tabak of Veilchentaback, Engelse wild tobacco plant, Aztec of strong tobacco,
Syrian tobacco plant of Turkisch Tobacco. Mapacho in Z. Amerika.
Werd vooral in Europa en Duitsland geteeld in de 30jarige oorlog. Nu nog in Rusland, Machorka-sigaret. Heft een hoog nicotinegehalte en wordt daarom niet meer in Europa gebruikt.
Uit; http://tangsphoto.photoshelter.com/image/I0000SFeFOahRKnU
Nicotiana sylvestris Speg. & Comes (van het bos) Een, tweejarige of meerjarige in warmere streken.
Witte buisbloemen van 8cm lang en 2cm breed op veel vertakte stengels die ճ nachts geuren en bloeien.
Wordt 1.5-2m hoog.
Wat kleverige bladeren
Bostabak, woodland tobacco.
Uit Andes gebied, zuid Amerika.
18.
Nicotiana tabacum, L. (van het eiland Tabaco, of van Tobasco, Mexico) Opgaande stengel die alleen aan de top vertakt is.
Aan de ronde en dikke stengel groeien dikke en platte bladeren.
De bloei is overdag, in tegenstelling met de vele als sierplant gekweekte leden van dit geslacht, in trechtervormige/trompetachtige bloemen die in trossen staan.
De tabak kan veel zaden produceren, 20‑30 000 per plant.
Tabak is een eenjarig en kleverig behaard en naar tabak ruikend kruid die 2m hoog wordt. Is beschreven in 1570.
Virginian tobacco.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit gewas hier te lande petun en in het Latijn Petum. Het heet in Indi ook picielt en perebecenuc.’
De Tupi-Guarina-indianen noemden de plant petyn. (zie Petunia)
Dodonaeus (b) ‘Men noemt het ook tabak naar de naam die het heeft in de landen daar het eerst van gebracht is want de inwoners van Amerika noemen het Petun en zo Nicolaus Monardus zegt Tabaco. In deze landen is dit gewas meest bekend met de Spaanse naam tabaco, taback of tobackծ
Tabak, Duitse Taback en Engelse tobacco. De Spanjaarden hebben de Europese naam op de Amerikaanse plant overgebracht of;
Tabak is zo genoemd omdat de eerst ingevoerde tabak uit het kleine eiland Tobago kwam, of van Tobasco, een landschap uit Mexico. Weer anderen zien de naam in het werktuig waarvan de inwoners van de Spaanse eilanden zich bedienden om te roken.
Monardus is de eerste die het beschrijft en zegt dat de Indianen het Picielt noemen en de naam Tabaco is door de Spanjaarden eraan geven vanwege een eiland met de naam van Tabaco.
De naam tabak verschijnt in 1581 bij de Lobel. De naam komt van tabaco, een naam die bekend is sinds 1535. Het kan ook dat het stamt uit het Arabische tabbaq of tubbaq, een naam voor medicinale kruiden die als braak- en slaapmiddelen werden gebruikt. Hieruit werd in het begin van de 15de eeuw de naam tabacco in het Spaans en Italiaans ontleend, maar onwaarschijnlijk.
Dodonaeus In het Latijn noemen sommige het Nicotiana en in het Frans nicotiane,’
Nicotiana is zo genoemd naar Jakob Nicotius (Nicot de Villemain), consul van de Franse koning te Lissabon. Hij ontving in 1560 als een van de eersten zaden van een Hollandse koopman en gebruikte de plant om de Franse koningin, Catharine de Medici van haar migraine af te helpen. Vermoedelijk was dit Nicotiana rustica, L. de eerste soort in Europa. Zie onder bij Monardus.
Dodonaeus (d) ‘Andere noemen het Herba sacra, Sancta herba of Sana sancta Inodorum, dat is heilig kruid.’
In de beginjaren werd als geneesmiddel hoog geschat en daarom werd het wel Herba Sancti genoemd, Sanasancta. Tabak was bij de Indianen een bekend geneesmiddel voor vele ziekten en zo werd het eerst in Europa ook gebruikt. Culpeper wijdt uit over de goede deugden van tabacco. Duitse indianisch Wundkraut, herba medica en herba sanctae crucis, Kraut des heiligen Kreuzes.
Dodonaeus (e) ‘We noemen het Hyoscyamus Peruvianus, dat is bilzekruid van Peru. Want dat het een soort van bilzekruid is blijkt genoeg uit de gedaante en ook uit de krachten die het heeft die ook veel lijken op die van bilzekruid.’
Het werd Peruviaans bilzekruid genoemd.
Dodonaeus (d) ‘Ook wordt het Herbae reginae genoemd. Sommige houden dat voor een soort van waalwortel en noemen het Pecton Dioscoridis, maar te onrecht, als Lobel betuigt.’
Jean Nicot de Villemain kreeg enige planten mee ten geschenke en genas er een jonge edelman mee die aan zijn neus verwond was, waarna zaad naar Catharina de Medici werd gestuurd. Die wilde het, na gezaaid te zijn, Koninginnen Catharina de Medici kruid of Herbae reginae noemen. Duitse Koniginkraut. In Portugal wilde men, naar het eerste geval, het gezondheidskruid noemen, doch de geleerden als Delachamp in 1568 in zijn Historia plantarum, die aan Nicot hun dankbaarheid wilden tonen, noemden het Herba Nicotiana.
(e) Kardinaal van St. Croix, Nuntius in Portugal, heeft het gewas in Italië ingevoerd. Franse herbe a lաmbassadeur, herbe au grand prieur.
Tabak heeft achtereenvolgens in verschillende landen diverse namen gehad en ook inlandse als petun, yoli, cozobba, gioia, uppoyoc, dunkol.
Baai—tabak. Het eerste lid is wellicht van baai, soort laken. De baaitabak komt uit Maryland, aan de baai van Chesapeake.
Bokje, (sigaar) Heet naar de firma Bock & Co. te Havanna, evenals de Upmannetjes naar de firma Upmann.
Gebruik.
Uit tabak kan een vergif bereid worden, nicotine, dat zo sterk is dat een druppel een hond doodt.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Petun of tabak maakt de mensen slaperig, krankzinnig en zo van hersens gesteld of ontsteld alsof hij dronken is als men er niets anders dan rook ervan inneemt, zo Andreas Thevetus betuigt. Welke werkingen genoeg uitwijzen dat dit gewas op de voor beschreven geslachten van bilzekruid, te weten aangaande zijn verdovende en het gevoel benemende krachten gans gelijk is.
Om de rook van dit kruid te ontvangen plegen de inwoners van de landen daar het groeit een droog blad van deze Petun of tabak in een omgewrongen of tezamen gevouwen blad van de dadelboom te doen en de brand in het ene eind aan te steken en aan het andere eind de rook en reuk die ervan komt met open mond en door de neusgaten te vatten en naar de hersens te laten klimmen. Want de rook alleen zo ontvangen is geschikt om alle smarten en weedom van het lichaam te verzoeten of weg te nemen en ook om de honger en de dorst te laten vergeten en daartoe maakt het in het begin enige vrolijkheid of verheuging, maar wat langer of wat meer gebruikt is oorzaak van enige dronkenschap min of meer dan of ze van de allersterkste wijn gedronken hadden. Zelfs ze verzekeren dat door het gebruik van deze reuk veel vochtigheden langs de mond gezuiverd en uit het hoofd getrokken wordt en daardoor ook de overvloedigheden die de hersens lastig en moeilijk waren verteerd en weggenomen worden.
De verdovende en het gevoel benemende kracht is in dit gewas ook herkenbaar en merkelijk genoeg want als men de rook er van door de mond en neusgaten ontvangen heeft volgt er een beroering van de hersens en gemoed na als of men dronken is waarna dikwijls een vaste slaap plag te volgen min of meer dan het plag te gebeuren diegene die opium ingenomen hebben, nochtans heeft het enige scherpte in het smaken en is daarom mede deelachtig van enige hitte welke hitte het ook betoont en te kennen geeft zo gauw als het ingenomen of gekauwd is want het laat in de borst enige merkelijke hitte komen, niettemin klimt het naar de hersens en beroert de zinnen zeer.
Voorts zo verhaalt dezelfde Nicolaus Monardus noch meer van de krachten van dit gewas, te weten dat de bladeren daarvan opgelegd hoofdpijn en hoedanig die ook is verdrijven of verzoeten kunnen, de verkouden of verkilde maag en vooral van de kinderen genezen, de smarten van de nieren benemen, de opstijging of wurging van de baarmoeder van stonden af aan te helpen en daarboven de weedom van alle de leden en jicht verdoven en verzoeten als ze onder de as verwarmt zijn en op de zieke leden gehouden of gestreken worden.
Dit kruid is ook goed om de tandpijn te verdrijven als men een doek in het sap ervan gestoken heeft en met die doek de tand veegt of wrijft en daarna op die tand een pilletje of balletje van dezelfde bladeren houdt.
Het sap zuivert ook en veegt af alle vuile en verouderde zeren en geneest volkomen, zoals de voor vermelde Monardus betuigt
Hier in Nederland plag men de bladeren van deze tabak ook veel te gebruiken tegen de schurft, krabben, ruigheid en andere onzuivere gebreken van de huid en ook om de wonden te genezen. Dan sommige zijn van mening dat men het anders nergens dan in hete en sterke kloeke mensen moet gebruiken en dat het in weke, slappe, zwakke en oude lieden niet zonder zorg of schade gebruikt kan worden en daarom (zo het schijnt) plegen de vrouwen van West-Indi daar tabak zoveel groeit zich ervan te onthouden en te wachten en die geenszins te gebruiken, als den voor vermelde Theverus ook vermaant.
Tabak is ook goed tegen allerhande vergift en wonden die door vergiftige pijlen gedaan zijn als men het sap van dit kruid in de wonden of kwetsingen giet en daarvan een blad ervan oplegt, hij prijst het ook zeer om alle beten en steken van de vergiftige of schadelijke dieren te genezen.
Tabak is niet zeer lang in deze landen bekend geweest, nochtans wordt het om zijn grote krachten veel geacht en gebruikt en met zo’n menigte uit West-Indië gebracht dat er in Nederland elk jaar ver boven de honderdduizend guldens in verhandeld worden. Het is voorwaar een zeer krachtig kruid en zelfs beter dan de geslachten van Panax, zoals Lobel betuigt, immers het gaat de waalwortel van deugden veel te boven.
Om jicht en alle pijnen te verzoeten en de maag te laten keren strijken de Indianen het lichaam eerst met olie van olijven of lampolie en dan leggen ze er een warm blad op. Die Indianen maken balletjes van gepoederde zeeschelpen met gestoten bladeren van tabak en houden die in hun mond als ze reizen en blijven zo wel drie dagen lang zonder eten of drinken of ook ze zwelgen een blad of twee in en daardoor vergaat bij hun de honger en dorst.
Het verzacht het gemoed zodat je tegen angst kan. In oorlogen werd het aan de soldaten gegeven zodat ze beter tegen de gruwelijkheden bestand waren.
Die Indianen dragen het sap van tabak in een horen als ze ten strijde gaan om dat op de wonden die van vergiftige schichten geschoten zijn te doen, want dan schaadt hun het vergif gans niet.
Dit sap wordt ook met honig gemengd en bewaard of men maakt er een siroop met suiker van die (als ook het gedistilleerd water) een lepel vol ingenomen geneest de kortheid op de borst en moeilijk herhalen van de adem en de hoest en laat de fluimen lossen en voortkomen. Deze siroop wordt gemaakt van het water daar de droge bladeren in gekookt zijn of van het sap van het groene kruid dat eerst helder en zuiver gemaakt is. En voorwaar voor de mensen van deze landen is beter de siroop van het sap van het kruid dat hier te lande gegroeid is en men bevindt dat zulke siroop de benauwdheid zeer goed geneest, ja sommige die schenen uit te teren volkomen geholpen heeft, welke krachten in die siroop die van de droge bladeren van over zee gebracht zijn gemaakt was niet bevonden wordt.
Deze droge bladeren worden meest gebruikt om te branden door die in een horentje of pijpje aan het ene eind te ontsteken en de damp of rook door het ander eind in de mond te ontvangen. Sommige leggen de gedroogde bladeren op hete kolen en ontvangen de rook door een trechter in de mond, het hoofd goed bedekt en daardoor worden ze zo grote hoop vochtigheden langs de mond kwijt dat hun lichaam daarvan zo mager wordt als of ze lang gevast hadden. Daarmee hopen sommige de eerst beginnende waterzucht te genezen en al diegene die dampig zijn en longzucht of de oude hoest hebben of alleen verkouden zijn. Het opstijgen van de baarmoeder wordt ook genezen als ze die rook in de vrouwelijkheid ontvangen.
De inwoners van Florida zeggen dat door de rook van deze bladeren bij hen de honger en dorst vergaat, de krachten vernieuwd worden, de geest verheugd en de hersens met een vrolijke dronkenschap gevuld worden. Ook plegen sommige slaven en arbeiders in Indië en Spanje als ze moe van werken zijn deze rook van tabak te ontvangen of (zo men zegt) te drinken totdat ze daarvan neer vallen en als ze wakker worden zijn ze van alle vermoeidheid verlost en wederom vrij.’
Tekst en afbeelding uit Monardus, (1512-1588) hij beschrijft vooral het medisch gebruik, zie Monardus, hier het verhaal van het roken:
‘’One of the mervelles of this hearbe, and that whiche bringeth most admiration, is, the maner howe the Priest of the Indias did use it, which was in this manner: when there was amongst the Indians any manner of businesse of great importaunce, in the which the chiefe Gentlemen called Casiques or any of the principall poople of the Countrye, had necessitie to consult with their Priestes in any businesse of importance: then they went and propounded their matter to their chiefe Priest, foorthwith in their presence, he tooke certeyne leaves of the Tabaco, and cast them into the fire, and did receive the smoke of them at his mouth, and at his nose with a Cane, and in taking of it, hee fell downe uppo the ground, als a Dead man, and remaynyng so according to the quantity of the smoke that he had taken when the hearbe had done his woorke, he did revive and awake, and gave them their aunsweares according to the visions, and illusions which he sawe, whiles hee was rapte in the same manner, and he did interprete to them, as to him seemed best, or as the Divell had counselled him giving them continually doubtfull aunsweres, in such sorte, that howsoever it fell out, they might say that it was the same, which was declared, and the answere that he made.
In like sort the rest of the Indians for their pastime, do take the smoke of the Tabaco, to make themselves drunke withall, and to see the visions, and things that represent unto them, that where in they do delight: and other times they take it to know their businesse, and successe, because conformable to that which they have seene, being drunke therewith, even so they iudge of their businesse. And as the devil is a deceiver, hath the knowledge of the vertue of hearbs, so he did shew the vertue of this Hearb, that by meanes thereof they might see their imaginations, and visions, that he hath represented unto them, and by that meanes deceive them.
To have hearbes that have the like vertue, is a common thing, and in the booke of the Phisition, Dioscorides dooth say, that one Dramme of the roote of Solatro, beeyng taken in wine, which roote is very straunge and furious, provoketh sleepe greatlie, and maketh him that taketh it, to dreame of thinges variable, and dooth represent unto hym terrible imaginations, and visions. Others doe give delectation and pleasure. Of the Anis seed they say, being eaten at the houre, when that any shal sleep, it maketh a pleasant, and delectable dreame. The Radish doth make them greevous and verie heavie, so likewise of many other hearbs, which would be over large to speake of, as of this matter, the auncient writers report.
Diego Gratia de Guerta, in the booke that hee wryteth of the Spicerie and drugs of the Orientall Indias, reporteth that in those parts there is an hearb which is called Bague, which being mingled with thinges of sweet smell, there is made of it a confection of excellent smell and taste: when the Indians of those partes, will deprive themselves of iudgement, and see visions that give them pleasure, then they take a certayne quantitie of this confection, and in taking of it, they remaine deprived of all iudgement, and while the vertue of theyr Medicine dooth endure, they receive muche delight, and see thinges, whereby they receive pleasure, and be glad of them. There was a mightie Emperor, being Lorde of may Realmes, syde unto Martine Alfonso de Sosa, who was vice Roy of the East India, that when he woulde see Realmes, and Citties, and other thinges, of the which he did receive pleasure, that hee should then take the Bague, made in certeyne confection, and that in dooing so, he did receive pleasure. The use of this confection is very common, and very muche used amongst the Indians of those parts, and they do sel it in the publike market, for that purpose.
The Indians of our Occidental Indias, doo use the Tabaco to take away wearinesse, and for t make lightsomnesse in their Labour, for in their daunces they bee so muche wearied, and they remaine so wearie, that they can scarcely stirre: because that they may labour the next day, and returne to that foolish exercise, they recive at the mouth and nose the smoke of the Tabaco, and remaine as dead people: and being so, they be eased in such sorte, that when they be awakened out of their sleepe, they remaine without wearinesse, and may returne to their labour as much as before, and so they doe alwaies, when they have need of it: for with that sleepe, they receive their strenght, and be much the lustier.
The blacke people that have gone from these partes to the Indias, have practised the same maner of use of the Tabaco, that the Indians have, for when they see themselves weary, they take it at the nose, and mouth, and it happeneth unto them, as unto our Indians, lying as though they were dead three of foure houres, and after they remayne lightened, without wearinesse, for to labour againe: and they do this with great pleasure, that although they bee not weary, yet they are verie desirous to doe it: and the thinge is come to such effecte, that their Masters chasten them for it, and doe burne the Tabaco, because they shoulde not use it: wheruppon they goe to the desertes, and secrete places to doe it, because they may not be permitted, to drinke themselves drunke with Wine, and therfore they are gladde to make themselves drunken with the smoke of Tabaco. I have seene them doe it here, and it happened to them as is saide. And they say, that when they come out of the same traunce or dreaum they finde themselves very lusty, and they reioyce to have beene after the same sort and maner, seeing that therby they doo receive no hurt.
These barbarous people do use the like things to take away wearines: and not nly this custoem is used in our Occidental Indias but is also a common thing in the Oriental Indias. And also in the Portugall Indias, for this effecte, they doe sell the Opio in their Shoppes, even as they sell Conserva, with the which the Indians use to ease themselves, of their labour that they take, and to be merrie, and not to feele paines of any greate labour of the bodie, or mynde that may come unto them, and they call it here amongst themselves Aphion. This Aphion the Turkes doe use for this effecte. The Souldiers and Captaines that goe to Warres, when they labour much, after the time that they be lodged, that they may take their rest, they receive Aphion, and sleepe with it, and remaine lightened of their labour. The most principall people take Bague, and it hath a better taste, and a better smel, for there is put to it much Amber, and Muske and Cloves, and other spices. And surely it is a thing of admiration, to see howe these Barbarous people doe take such Medicines, and how many of them do take them, and that they doe not kill them, but rather they take them for health and remedie for their necessities.
I sawe an Indian of those partes, that in my presence did aske an Apothecarie for a quart of Opio, and I demended of him wherfore he would have it?and he tolde me that he tooke it to put away wearines, when he felt himself over much grieved, and afflicted with labour, and he tooke the halfe of that which he caried, for the Apothecary gave hym more then a pinte for twelve pence, and therewith he slept so soundly, that when he awoke from sleepe, hee founde himselfe verie much eased of his wearinesse, in such sorte, that he might continue his labour. I mervelled at it, and it seemed to me a thing of Mockerie, seeing that five of sixe graines, bee the most that wee can give to a sicke Person, how a stronge soever hee bee, which beeing very well prepared, doeth cause many times Accidentes of Death. And many yeeres after standing in the Shoppe of an other Apothecary of this Citie, there came an other Indian, of the same Orientall Indias, and he asked of the Apothecarie fors ome Opio called Aphion, the which Apothecarie understoode him not. And I remenbring my selfe of the other Indian, caused him to showe unto the Indian Opio, in shewing it to him, hee said that it was that which he asked for, and he bought a quarter of a Pinte of it, and I asked of the Indian, wheresore he would have it and hee tolde me the same that the ther Indian did, that it was because he might labour: and ease himselfe of his wearinesse, for that hee did beare burdens, and shoulde helpe to discharge a shippe: wherefore he sayde hee woulde take the one halfe, that he might therwith labour, and the other halfe after he had laboured, that therwith he might take ease, and rest. Then I gave credite to the first Indian, of that he sayd unto me and since I have beleeved that which I have seene and read, in those partes to bee a thing in common use, for the like effectes. And truely it is a thing worthy of greate consideration, that five graines of Opio do kill us, and threescore doe give them health and rest.
The Indians doe use the Tabaco, for to suffer drieth, and also to suffer hunger, and to passe daies without having neede to eate or drinke, when they shal travel by any desert of dispeopled countrie, where they shal finde neither water, mor meate. They receive thereof little balles, which they make of the Tabaco. For they take the leaves of it, and chew them, and as they goe chewing of them, they goe mingling with them certaine pouder made of the shelles of Cockels burned, they mingle it in the mouth altogether until they make it like dowe, of the which they frame certaine little Balles, little greater then Peason, and lay them to drie in the shadow, and after they keep them, and use them in this forme following.
When they use to travel by the wayes, where they finde not water nor meate, they take a little ball of these, and put it betweene the lower lippe and the teeth, and goe chewing it all the time that they travell, and that which they chew, they swallow downe, and in this sort they iourney three or foure dayes, without having neede of meate, or drinke, for they feele no hunger, drieth nor weaknesse, nor their travel doth trouble them. I thinke that to iourney after this sort, is the cause they goe chewing continually the little balles: for they bring Fleume into the mouth, and swallow it into the stomacke, the which doth retaine the naturall heate, which it doth consume, and so they maintain themselves therby, the like wherefor wee see to happen in many beastes, for that a great part of the winter, they be shut up in their Caves, and hollowe places of the earth, and passe their time there without any meate, for that they have to consume the naturall heate, of the fatnes, which they had gotten in the Summer. The beare being a great and fierce beast much time in the Winter remaineth in his Cave, and liveth without meate or drink with onley chewing his pawes, which perhaps he doeth for the sayd cause.
Thys hearbe is called Nicotiana, of the name of him that gave the firste intelligence thereof unto this Realme, as many other plantes have taken their names of certeyne Greekes and Romaines, who havyng beene in straunge Countries (for service of their common Weales) have brought into their countries many plants, which were before unknowne. Some have called thys Hearbe the Queenes Hearbe, because it was firste sent unto her, as heereafter shalbe declared by the Gentleman, that was the first inventer of it, and since was by her given to divers for to sow, whereby it may bee planted in this lande. Others have named it the great Priors hearbe, fort hat he caused it to multiply in Fraunce, more then any other, for the great reverence that he bare tot his hearb, for the divine effectes therin contayned. Many have given the name Petum which is indeede the proper name of the Hearbe, as they which have travelled that Country can tell. Notwithstanding, it is better to name it Nicotiane, by the name of him that sent it into Fraunce first, to the ende that he may have the honour thereof, according to his desert, for that hee hath enriched our Countrie, with so singuler an Hearbe. Thus much for the name, and now hear then further for the whole Historie.
Maister John Nicot, Counseller to the King being Embassadour for his Maiestie in Portugall, in the yeere of our Lorde 1559, 60, 61, went one day to see the Prysons of the King of Portugall: and a Gentleman being the keeper of the said Prisons presented him with this hearb, as a strange plant brought from Florida. The same Maister Nicot, having caused the said hearb to be set in his Garden, where it grewe and multiplyed marvellously, was upon a tyme advertised by one of his Pages, that a yong man, of kinne tot hat page made a say of that hearbe, used both the hearbe and the Juyce together, upon an ulcer, which he had upon his cheeke neer eunto his nose comming of a Noli me tangere, which began to take roote already at the griffles of the Nose, wherewith he founde himselfde marvellously eased. Therefore the saide Maister Nicot caused the sicke young man to bee brought before him, and causing the said hearb to be continued to the sore eight or ten daies this saide Noli me tangere, was utterly extinguished and healed: and he had sent it, while this cure was a woorking to a certeyne Phisition of the King of Portugall one of the greatest fame to examine the further working, effect of the said Nicotiane, and sending for the same yong man at the end of ten dayes, the sayde Phisition seeing the usage of the said sicke young man certified that the saide Noli me tangere was uttlery extinguished, as in deed he never felt it since.
Within a while after, one of the Cookes of the sayde Embassadour having almost cutte of his thombe, with a greate Chopping knyfe, the Steward of the house of the sayde Gentleman ran to the saide Nicotiane, and dressed him therewith five or sixe tymes, and so in the ende thereof hee was healed: from that tyme forwarde this hearb began to bee famous throughout Lisheborn, where the court of the king of Portugall was at that present, and the vertue of this saide hearbe was extolled, and the people began to name it the Ambassadours hearbe. Wherefore there came certeine dayes after, a Gentleman of the Countrie, Father to one of the Pages of the Ambassadour, who was troubled with an ulcer in his Legge, having had the same twoo yeares, and demaunded of the sayde Embassadour for his hearbe, and using the same in such order as is before written, at the end of tenne of twelve daies he was healed. From that tyme forth the fame of that same hearbe increased in such sort that many came from al places to have some of it. Among al others there was a women that had her face covered with a Ringworme rooted, as though she had a visour on her face, to whome the saide L. Embassadour caused the hearb to be given, and told how she should use it, and at the ende of eight or ten daies this woman was throughly healed, who came and presented her selfe to the Embassadout, shewing him of her healing.
After there came a Captayne to present his sonne sicke of the kinges evill to the saide L. Embassadour, for to sende him into Fraunce, unto whom there was a saye made of the sayde hearbe, which in fewe dayes did begin to shewe great signes of healing: and finally he was altogether healed therby of the kinges evill.
The L. Embassadour seeing so great effectes proceeding of this hearbe, and having heard say that the Lady Montigue that was, died at Saint Germans, of an ulcer bred in her brest, that did turne to a Noli me tangere, for the which there coulde never remedy be found: any lykewise that the Countesse of Ruffe had sought for al the famous Phisitions of that Realme, for to heale her face, unto whom they could give no remedy: he thought is good to communicate the same into France, and did sende it to king Frauncis the seconde, and to the Queene Mother, and to many other Lords of the Court, with the maner of ministring the same, and how to apply it unto the said diseases, even as he had found it by experience, and chiefly to the Lorde of Iarnac, Gouvernour of Rogel, with whom the said Lorde Embassadour had great amity for the service of the king. The which Lord of Iarnac told one day at the Queenes table, that he had caused the saide Nicotina to be distilled, and the water to be drunke, mingled with water of Euphrasie, other wise called eiebright, to one that was short breathed, who was therwith healed.
The leafe of this hearbe being dried in the shadow, and hanged up in the house, so that there come neither Sunne, winde, nor fire therunto, and being cast on a Chaffyng dish of Coales to bee burned, taking the smoke thereof at your mouth through a tonnel or cane, your head being wel covered causeth to avoide at the mouth great quantitie of flumy and flegmatike water, wherby the body wil be extenuated and weakened, as though one had long fasted, thereby it is thought by some, that the dropsie not having taken roote, will be healed by this Perfume.
Moreover the inhabitantes of Florida doe nourish them selves certaine times, with the smoke of this Hearbe, which they receive at the mouth througe certayne coffins, such as the Grocers doe use to put in their spices.’
Historie.
Tabaksplanten werden al lang gekweekt en geoogst door de plaatselijke bevolking. De Takelma bijvoorbeeld gebruikten Nicotiana bigelovii en tabak was zeer belangrijk voor de Azteken die het beschouwden als een van de gewijde kruiden van Xochipilli, de Ԣloemenprins, die ook bekend is als Macuilxochitl, ‘vijf bloemen,’ een god van akkerbouw en vooral psychische planten. de afkomst van Nicotiana tabacum is dan ook onzeker, het is niet bekend waar de wilde vorm verschijnt en is mogelijk een hybride van de bostabak, Nicotiana sylvestris, Nicotiana tomentosiformis en andere soorten, mogelijk Nicotiana otophora, die al lang geleden door de inwoners geselecteerd werd.
Columbus zag in 1492 de inboorlingen van Guanahani in wolken van yoli lopen of in cozobba, givia, uppuvoc, dunkol en andere namen voor dit kruid. De inboorlingen, die de vreemdelingen opeens uit zee zagen opdoemen, hielden hen voor goden en droegen alles aan wat op een geschenk zou lijken. Daarbij waren bossen gebundelde bladeren waar Columbus en de zijnen geen raad mee wisten. Ze hadden meer oog voor het goud en zilver.
Zijn vertrouwde matroos Sacho was de eerste Europese tabaksroker. Deze cilindervormige rollen van tabaksbladeren waren met een masblad omgeven waar zij de rook uit opzogen. Dit zou al een oeroud gebruik geweest zijn bij de Indianen van N. Amerika. Het gold bij hen aan de zon en Grote Geest gebracht offer, ze zouden het kruid van de Zon en Grote Geest hebben ontvangen. Zoals Cortez in 1520 ontdekte bij zijn verovering van Tobago dat de tabaksbouw bij de inboorlingen verspreid was, zo ook Raleigh die de plant in Virginia overal tegenkwam. Frater Romano Pane, die Columbus op Hati had achtergelaten, maakte in 1496 mededelingen aan Petrus Martyr over het tabak roken en via hem kwam het in 1511 naar Europa.
Een precieze beschrijving gaf in 1525 Gonzalo Hernandez de Oviedo Y Valdes, stadhouder van Santa Domingo. Later prees de Spaanse arts en botaniker Nicolas Monardus in zijn in 1571 verschenen boek over W. Indië de tabak als heilplant aan en werd tabak in de artsenij als wonderkruid gecultiveerd. De tabago of tabaco werd naar de koninklijke tuin te Lissabon gebracht waar het gekweekt werd door Hernandez de Toledo.
De Spanjaarden die zich in Mexico vestigden namen al gauw het roken over. Het eigenlijke roken leerden de Europeanen van de negers die later als slaven in de nieuwe wereld te werk gesteld waren. Die hadden het Indiaanse gebruik overgenomen om lastige insecten, muskieten en dergelijke te verdrijven met roken.
Door admiraal Drake zijn de eerste zaden in 1564 in Engeland ingevoerd. In Duitsland kwam het in 1565 vanuit Frankrijk door Occo in Augsburg. Tussen 1560 en 1570 verscheen de tabak in Holland.
In 1586 werd het roken door Engelse kolonisten uit Virginia naar Engeland overgebracht, mogelijk door Sir Walter Raleigh. Hij had de gewoonte aangenomen om zich dagelijks in zijn kamer op te sluiten om ongestoord en buiten medeweten van zijn huisgenoten te kunnen roken. Eens werd hij verrast door een knecht die hem een kan ale binnenbracht en hem, toen hij zag dat er rook uit zijn mond kwam, de kan ale in het gezicht wierp. Hij liep naar buiten en riep luidkeels dat zijn meester in brand stond en tot as zou vergaan als er niet snel hulp werd geboden. Raleigh was toen genoodzaakt niet meer in het geheim te roken. Het voorbeeld, door zo’n voornaam persoon gegeven, werd spoedig nagevolgd. Zo de koningin Elisabeth al zelf geen gebruik maakte van de tabak, werd het spoedig algemeen aan het hof zodat de lady ‘s als wel de gentleman zich niet schaamden overal een pijp mee te voeren. Men rookte in de schouwburgen en tot zelfs in de kerken. Deze buitensporigheid ging zo ver dat Paus Urbanus kwam tot het besluit van zijn bul.
Frankrijk.
In de 17de eeuw bereikte het roken Frankrijk. Eerst onder de regering van Lodewijk XIII begon het roken pas goed in zwang te komen. De koning zelf liet tabak onder het krijgsvolk uitdelen en Lodewijk XIV beval gedurende zijn oorlog met Holland dat elke soldaat van rookgereedschap moest voorzien zijn. In 1622 brachten Hollandse en Engelse troepen de tabak naar de Rijn en Mainz van waaruit het snel door de 30-jarige oorlog verder Duitsland in kwam en zo naar Oostenrijk.
De Moralisten predikten tegen de Hollandse rook, evenals staat en kerk. Op het eind van de 16de eeuw was het roken in Spanje, Portugal, Holland, Engeland, 1605 in Constantinopel, Egypte en Indië bekend.
De Hollanders voerden het in kort na hun komst in Indi, vooral in Deli, Langkat en Sumatra.
Tabagies.
In het begin schaamde men er zich voor om openlijk te roken en ontstonden er in Frankrijk bijzondere lokalen, eerst te Parijs, de tabagies. In Duitsland verschenen die lokalen ook wat duurde tot het midden van de 19de eeuw. Tot 1848 was het roken op straten in de meeste landen van Europa dan ook verboden.
Snuiven.
Het snuiven had zijn rijkste ontwikkeling in Afrika. Bijna alle Bantu-negers zijn zeer begeerde snuivers, evenzo de bosjesmensen van Z. Afrikanen en Hottentotten.
Het snuiven van tabak kwam vooral in Frankrijk in de mode in de jaren 1610‑1643. Onder Franz II werd het snuiven in Frankrijk heel gewoon en zijn opvolger wordt de grootste snuiver van zijn eeuw genoemd. In Sevilla, Spanje, ontstond tezelfdertijd een tabaksnuiffabriek die de spaniol leverde. In 1636 voerden Spaanse geestelijken, de kardinaal van Santa Cruz, het snuiven in Rome in. In 1675 gaf Venetië fabricatie en verkoop van snuiftabak in pacht.
Pruimen.
Ook werd het wel gepruimd wat tandbederf zou tegengaan, de tanden worden er wel bruin door. Snuiven en pruimen zijn Europese uitvindingen. Het pruimen verbreidde zich vooral onder het scheepsvolk.
Sigaar.
Sigaar, Engels cigar, van Spaans cigarro, zou afgeleid zijn van cigarra: een sprinkhaan, naar de grappige overeenkomst met het lichaam van het insect, vergelijk cicade. Sigaret is een verkleining hiervan. In midden Amerika vond Columbus de sigaar en meer naar het noorden gebruikte men de pijp. Op het einde van de 16de eeuw kwam het roken van tabak uit pijpen in zwang als pijnstillend middel tegen tandpijn. Al gauw was het roken uit stenen pijpen populair in Spanje, Portugal en Nederland.
Vele namen van sigaren zijn afkomstig van de Spanjaarden. De eerste sigaren kwamen uit Cuba waar men al gauw begon met eigen fabricatie onder hoede van een monopolie. In Duitsland werd de sigaar in het begin van de 18de eeuw bekend doordat de hoge Franse heren die gebruikten. In 1788 kwam door Schottmann de eerste sigarenfabriek in Hamburg. Eerst had die weinig afzet maar een 8 jaar later werd de sigaar mode en sindsdien heeft het zich snel ontwikkeld.
In Vondels tijd werd de nieuwe Amsterdamse schouwburg geopend. Boven de poort prijkte het versje van Vondel:
‘De weereld is een speeltoneel
Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel.’ Tegenover de ingangspoort:
‘Geen kint den Schouwburgh lastig zy
Tobackpijp, bierkan, snoepery
Noch geenerley baldadigheit
Wie anders doet, wort uitgeleyt.’ Er wordt dus al gerookt.
In de ban.
Met het roken had men meer problemen, Paus Urbanus VIII gaf een bul uit in 1624 waarbij allen, die tabak gebruikten in de heilige plaatsen, in de ban werden gedaan. Dit werd door Paus Innocenz vernieuwd, maar Benedictus XIV toonde zich weer een ijverig voorstander van deze plant in 1691.
Het gebruik van tabak verspreidde zich weldra met een verbazende snelheid. In Indië werd het in de 17de eeuw gebruikt, gelijk in Turkije, en zulks in weerwil van de machtige despoten van deze landen. Het schijnt dat er een algemene vereniging tot een aanval op deze plant was gericht. Gehangnir, de grote Mogol, verbood het gebruik van tabak in zijn staten, Amurat IV ontzegde het gebruik van tabak in Turkije, zulks onder de zwaarste straffen, bevelende dat de Turk die op roken betrapt zou worden door de straten van de hoofdstad moest worden geleid met een door de neus gestoken pijp. In 1634 werden van de rokers in Rusland de neuzen afgesneden. De Tsaar van Moskou bedreigde met zijn toorn alle vreemde kooplieden die de tabak in Rusland zouden willen invoeren. Tot op het einde van de 17de eeuw was het een misdaad om er te roken. De koning van Perzië, Sjah Abbas, liet door een dagorde aan zijn leger de afschuw kennen die de tabak hem inboezemde en verklaarde dat bij wie tabak gevonden zou worden, men tegelijk de soldaat en de tabak zou verbranden. De Zwitserse gouvernementen vertoonden dezelfde strengheid, de politiereglementen van Bern, 1661, waren even als de tien geboden verdeeld en onder de rubriek ‘gij zult geen overspel doen’ was een verbod tegen het roken. Dit verbod werd hernieuwd in 1675 en de Chambre du Tabac werd als rechtbank ingesteld om dit te handhaven, deze rechtbank bestond tot het midden van de vorige eeuw.
Jacob I van Engeland vergenoegde zich ermee een groot boek op te stellen, ‘a counterblaste to Tobacca,’ om de gevaren ervan te doen kennen. Hij vermeldde onder meer: ‘Het is rook en volgens de Heilige Schrift zijn’ alle ijdelheden der wereld rook. En:’ wie eenmaal rookt, kan het niet meer laten, hij is als behekst.’ Een genootschap te Parijs liet een stelling tegen de kwade werking van deze plant opstellen. Men verhaalt dat de vergadering zolang duurde omdat de geneesheer, die de vergadering voorzat, zo lang werk had omdat hij van tijd tot tijd een snuifje nam.
De geestelijke en wereldlijke macht vochten tevergeefs.
Belasting.
Jacob I belastte als eerste in Engeland de tabakshandel met hoge belasting. Het recht op tabak werd gesteld op twee pence per pond, maar per decreet van 17 augustus 1604 vermeerderde Jacob I die met 6 shillings en 8 pence. Dit in de mening dat hij hiermee de handel al gauw weg zou hebben of in ieder geval sterk verminderde.
Dit hielp niet, wel de schatkist. De regeringen zagen voortaan in tabak een prima financieringsbron, de verkoop werd sterk belast. Enige moedige mannen durfden niettemin, zelfs tijdens het leven van Jacob I, ten voordele van de tabak opkomen. Robert Harcourt verhaalde, in zijn beschrijving van zijn reis naar Guyana in 1608, dat niet alleen Engeland, maar ook Ierland, Duitsland en alle oosterse landstreken en zelfs Turkije deze plant hoog schatten. Hij voegde eraan toe dat de Afrikaanse kust meer dan 60 000 ponden had gebruikt en dat deze handel aanzienlijke voordelen aanbood, niet alleen de handelaren, maar voornamelijk aan de vorsten die de invoer toestonden. Niettemin wilde Karel I, die de haat tegen tabak van zijn vader had geërfd er eerst niet aan ofschoon Harcourt hem bewees dat de mooiste zilvermijnen van de Spanjaarden mindere schatten opleverden dan de handel in deze ene plant.
De tabak werd nu spoedig algemeen in Engeland en was de voornaamste bron van rijkdom van sommige steden, bijvoorbeeld van Gloucester. Toch bleef de wet de tabak vervolgen. Karel II gaf een wet uit waarin verboden werd in Engeland tabak te zaaien of te planten en dat de nu nog te velde tabak staande onmiddellijk verbrand zou worden.
Mythologie.
Na een alles verwoestende zondvloed plaatst Kchemnita, de Grote Geest, een nieuwe mens op de wereld. Maar die is treurig omdat hij alleen is. In zijn slaap schenkt de grote Geest hem een vrouw als zuster. Zij zal de moeder worden van de stam. De Grote Geest vertelt de eerste mens dat hij vijf jongemannen naar de tent van zijn zuster zal zenden. Hij moet haar zeggen dat ze de eerste vier niet binnen mag laten en dat ze alleen met de vijfde, de laatste, mag trouwen. Dat gebeurt. De eerste vier jongemannen sterven van verdriet. Het zijn Sama (tabak) Wapekone (pompoen) Eshketamok (watermeloen) en Kojoes (boon)
De vijfde en uitverkorene heet Taamen, (mas) Op de graven van zijn rivalen komen niet lang daarna onbekende plantjes op, tabak, pompoenen, watermeloenen en bonenranken. Zij dienden de echtgenoten tot rookwaar en voedsel. Als dank wordt sindsdien tabak met een speciaal daarvoor gemaakte pijp door de indianen als rookoffer aan de Grote Geest aangeboden.
Zoals in zovele landen bestond het gebruik bij de Indianen om bij aanhoudende droogte regen te maken. Daartoe verbrandde men droge plantenbladeren in pijpen en blies de rook omhoog. Die rook moest de regenwolk voorstellen. Doordat blazen ademde men ook de rook in en zo ontdekte men bij toeval het roken en de verdovende kracht van verschillende planten. Ze dachten dat ze die plant van de Heilige Geest zelf gekregen hadden en hielden haar voor heilig. Bij al hun bijeenkomsten werd dan ook de vredespijp gerookt als symbool dat tijdens de vergadering de godsvrede onder hen heersen zou.
Sage.
Over de oorsprong van het tabak roken bericht een Perzische sage.
In oude tijden, toen ieder zoveel had als hij wenste, leefde te Mekka een brave man die vele schatten bezat. Een schat rekende hij hoger dan de anderen, zijn mooie jonge vrouw die met grote liefde aan hem hing. Maar zoals het zo vaak in de wereld gaat, ze werd ziek en stierf. Zijn verdriet was grenzeloos. Vergeefs probeerde hij er bovenop te komen. Zelfs nam hij de vier mooiste vrouwen van Mekka tot zijn gezellinnen, zoveel als de profeet hem veroorloofde, maar niets kon hem helpen. Zijn smart duurde voort en als er niets aan gedaan werd zou hij ook gauw sterven. In zijn nood kwam hij bij een vrome man om diens wijsheid te vragen. Die verwees hem naar een kluizenaar die diep in de woestijn woonde. De vrome man ontving hem vaderlijk. Hij vroeg hem zijn hart voor hem te ontsluiten en zijn last aan hem te openbaren. De treurende vertelde zijn levensgeschiedenis en bad om vermindering van zijn kwaal. ‘Mijn zoon’ zei de wijze, ҧa naar het graf van je vrouw, je zal daar een kruid vinden, pluk het en steek het in je pijp en neem, als je het aangestoken hebt, de rook op. Dit zal je vrouw, je moeder, je broer maar vooral je raadgever zijn, het zal je ziel wijsheid geven je geest verlichten.’ Hij volgde de raad op en genoot van het leven, de zacht op wervelende rook verdrong de vroegere gedachten en verminderde zijn pijn.
Tabak is een uitvinding van de duivel, die er een hele akker van bezat. Op een goede, of slechte dag, zag een boertje de duivel aan het werk en vroeg hem wat hij daar deed. De duivel zei hem dat het hem niets aan ging en dat hij daar toch geen verstand van had. De boer liet dat niet op zich zitten en zei dat hij er net zoveel van wist als de duivel. De duivel ging dan een weddenschap met hem aan dat als hij de naam van de plant binnen een week wist de akker voor hem zou zijn, zo niet zou de boer aan de duivel toebehoren. Thuisgekomen werd de boer echter ongerust en begon te piekeren, zijn dienstbode die dit zag vroeg wat er aan de hand was, waarop hij het haar verhaalde. De dienstbode deed hem een voorstel. Als je met me trouwt los ik dit probleem voor je op. De dienstbode ging naar de schuur en rolde zich in pek en veren en zo uitgedost ging ze naar het veld van de duivel en liep door de planten heen en weer, daarbij prikbewegingen makend. De duivel kwam al gauw naar buiten al brullend van woede schreeuwde, hup rot beest, uit mijn tabak vandaan. Zo hielp ze de mensheid aan tabak.
Tabak staat echter nog steeds onder de invloed van de duivel, het is lekker, maar niet goed voor je, je raakt eraan verslaafd en is giftig.
Da’s sterke tabak, ofwel dat is zware tabak.
‘Dat’s baschen Toback, sad de Duwel, as de jager em en ‘t Mul schaten harr.’
Het roken van tabak was al in gebruik in China, waar men N. chinensis (Chinees) gebruikte, waar verder weinig van bekend is.
In de oorlogen werd tabak aan de soldaten gegeven, het beschermt ze tegen angst en is een tijdverdrijf.
Rookgerei.
Rookgerei heeft men ook gevonden in Italische, Gallo Romaanse (Neufville-le-Pollet) en zelfs in voorgeschiedenis graven van Europa, ja, zelfs zijn er pijpenkoppen uit gebrande pottenbakkersklei uit de ijzer- en bronstijd die zich van de tegenwoordige gebruikte vormen niet veel onderscheiden.
In vele gebieden van Ierland en Schotland werd uit de voorgeschiedenistijd rookgerei gevonden, in Ierland veel in de buurt van ronde schanzen, denenschanzen genoemd en vandaar denenpijpen. Ze werden de elfen toegeschreven en daarom elfenpijpen genoemd. Voorhistorisch rookgerei vinden we ook in de Hadrianswall en in de grafheuvels van ons land, in Romeinse graven in Zwitserland, de Jura en in Rome zelf. Wat erin gerookt werd is niet bekend.
De inboorlingen van Australië gebruikten narcotische planten, ze snoven en rookten al in Cooks tijd.
Men weet echter dat de Amerikaanse Indianen, Sioux, het rookgerei heilig vinden, ze laten ze bij geen enkele religieuze gelegenheden staan. Ze rookten verscheidene dingen en allerlei in die landen groeiende narcotische kruiden vooral die van de bast van een rode wilg.
Hennep?
In de grond worden wel eens kleine ruw gevormde pijpjes gevonden in de vorm van de vanouds bekende Goudse pijp. Het volk zegt dat het pijpen van de aardmannetjes zijn. De opening is echter zeer klein en kan slechts wat hennepzaad bevatten, kunnen zij ook gediend hebben om te schuiven?
Plinius verhaalt, naar Apollodor, van Barbaren dat die een bies (Cyperus) rookten, dat die rook ze opmonterden en krachtiger maakten. De Scythen rookten door de damp van hennep, de hennep strooiden ze op hete stenen. Nog worden er in vele oriëntaalse landen henneppreparaten gebruikt. Roken deden de Scythiers, Thraciërs en de Babyloniërs volgens Herodotus, Maximus Tyrius en andere oude schrijvers. De oude Galliërs en Germanen lieten zich, gelijk met hun priesters, voor de beelden van Teutatis en Irminsul door de damp van gebrande hennep benevelen.
Men rookte ook verscheidene kruiden, bijvoorbeeld hoefblad, als een geneesmiddel en zoog de rook door een roer binnen. Misschien had dit een medisch gebruik dat nog lang met stramonium sigaren tegen astma voortgezet werd. Mogelijk kwam men er zo toe om allerlei kruiden op hun rooksmaak te proberen zoals men in de vorige eeuw nog rozen, viooltjes en zelfs aardappelblad rookte. Na het invoeren van de tabak bij alle volkeren gaat het gebruik over naar de tabakspijp.
De grootste rijkdom aan pijpenvormen heeft Afrika voortgebracht, naast de kunstige Huka ‘s en Nargile ‘s die uit de Z. Aziatische invloeden stammen. De prachtige pijpen van Bali in N. Kameroen zijn beroemd. Men onderscheidt daar het roken met droge stof en de waterpijpen.
Teelt.
Vermeerderen door zaad.
In 1616 werd de eerste teelt in Holland gekweekt, later in Engeland en in het midden van de 17de eeuw in Duitsland. In 1605 brachten de Portugezen tabak naar Japan van waaruit zijn cultuur en gebruik zich snel over Azië verspreidde. Omstreeks dezelfde tijd werd het ook op de Soenda-eilanden ingevoerd. In 1650 trof Rumphius reeds overal het gebruik aan, zelfs op eilanden waar de Portugezen nog nooit geweest waren.
Als de planten hun volle grootte hebben worden de bladeren geplukt, de ondersten geven het zandgoed, de middelste het aardgoed en de bovenste bestgoed. Ze worden samengebonden en in schuren gedroogd. In de fabrieken wordt het blad weer vochtig gemaakt en op elkaar gestapeld tot hopen waarin, onder werking van splijtzwammen, een gisting plaats heeft. Na die hopen enige keren omgezet te hebben zijn ze klaar voor gebruik.
Tabak wordt wel gearomatiseerd met kruiden, als lieve vrouwe bedstro en honigklaver.
De kretek, de knetterende Indonesische sigaretten, zijn met de hand gerold en bevatten op twee delen tabak een deel kruidnagels.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl