Hippocrepis

Over Hippocrepis

Paardenhoefklaver, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Een geslacht van kruiden, halfheesters of zelden struikachtige.

Het zijn planten die geschikt zijn voor de alpinetuin.

32 soorten komen voor in het M. Zeegebied tot Pakistan, Canarische eilanden en 1 komt zo ver als Z. Schotland. P. Lassen heeft het de onderfamilie Coronillinae bewerkt en daarbij de geslachten Coronilla, Hippocrepis en Securigera tegen elkaar afgezet. Daarbij werd bijvoorbeeld Coronilla emerus L. in het geslacht Hippocrepis als Hippocrepis emerus (L.) Lassen gesteld. Daarna bevat dit geslacht 32 soorten.

Hangende gele bloemen staan in trossen of komen uit okselstandige aren.

Ongelijk geveerde bladeren bestaan uit drie tot veel gave blaadjes.

Fabaceae, vlinderbloemige, Hedysarum klasse.

=Hippocrepis comosa, L (kuif dragend) 7-11 ovale deelblaadjes die omgekeerd eivormig zijn.

De stengel is kruidachtig en liggend tot opstijgende, weinig vertakt en aan de voet houtachtig.

De kleine, hangende bloem van 8-9mm lang is geel met bijna ronde en bruin gestreepte vlag staan met 4-12 stuks in een scherm van mei tot augustus. De stengel is langer dan de bladeren.

Peulen zijn gedraaid en ruig.

Het is een meerjarige van een 10-20cm hoogte uit Centraal en Z. Europa op zonnige, kalkhoudende plaatsen.

Var. alpestris (uit de lagere Alpen) wordt 20-30cm hoog met meer blauwachtig/groene bladeren, bloemstelen 2-4 maal zo lang als de bladeren.

Var. alpina (uit de Alpen) van 5-10cm hoog heeft bijna geheel houtachtige stengels, bloemstelen zijn 1-3cm lang en bloemen 7mm lang.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘In Italië wordt dit gewas ferro de cavallo of sferra cavallo genoemd, in het Latijn Ferrum equinum, dat is peerdts-ijser. De hauw van dit gewas heeft de gevers van namen zich verwonderd, (zegt Lobel) die dat sferro cavallo (of beter sferra cavallo) hebben genoemd, dat is te zeggen een hoefijzer uittrekken of liever kruid dat de paarden vernagelt of vernagelkruid of ook ontnagelkruid. Want men zegt dat de paarden die er op treden hun hoefijzers laten vallen. Dan wij die gretig waren om te onderzoeken en toen we een grote menigte er van te Montpellier gevonden hadden hebben het dikwijls tevergeefs geprobeerd.’

Waarschijnlijk is dit te verklaren omdat de peul gebogen is als een hoefijzer en op steenachtige en berg­achtige gronden groeit, plaatsen waar die dieren hun hoefij­zers kunnen verliezen. Bij het hoefijzerklaver lijkt de eigenaardige peulvrucht op een rozenkrans van hoefijzers waarvan de laatste eindigt in een geselkoord. Deze heen en weer gebogen vrucht valt bij rijpheid uiteen in hoefijzervormige delen. In de signatuurleer geloofde men aan haar hoefijzer ontnagelende kracht: Engels heeft ook unshoe the horse, Duits Hufeisenklee, Frans le fer cheval.

(b) Hippocrepis, komt van het Grieks hippos: een paard, en crepis: een schoen, het is een verwijzing naar de vorm van de zaadpeulen. Hoefklaver, Duits Hufeisenklee, Engels horse shoe vetch, Frans hippocrepide.

Dodonaeus ‘Deze hauwtjes zij van binnen wat platachtig, sikkelachtig en van sommige met een kaaksbeen vergeleken waarin dat zaad ligt dat op een hoefijzer of een halve maan lijkt waarom dat sommige Italiaanse en andere alchimisten het Lunaria en Lunaria minore genoemd hebben en hoopten daarmee wondere dingen op het kwikzilver te bewerken.’

Met deze plant wilde men kwik in zilver veranderen. De plant bezat de kracht om aan de alchimisten de gewenste steen der wijzen te doen bekomen en ze hoopten daarmee wondere dingen op het kwikzilver uit te werken, Matthiola schrijft ‘la hautlouent comme propre pour faire de lաrgent.’

(d) Sommige peulen breken in bijlvormige delen die op een Maleise kris lijken. Pelekus is Grieks voor een bijl en Pelecinum was de oude naam. Zie Coronilla.

Uit C. Lindman.

= Hippocrepis emerus Lassen (opkomend) (Coronilla emerus L.) Kort gesteelde, ovale blaadjes die met 5-7 bij elkaar zitten en 10-22m lang en 5-10mm breed zijn, grijs/groen, van achteren wat behaard.

Opstaande en wat kantige twijgen die eerst behaard zijn en later kaal worden.

De 2cm grote bloem is geel met vaak een rood gestreepte vlag in mei/juli. Bloeit met 2-3 stuks bij elkaar met scheef getande kelk en een bijna ronde vlag, bladvoet iets bruin/rood gestreept, vleugel en kiel zijn lang gesnaveld.

Peul is tot 8cm lang met 3 of meer zaden die zeer dun en rond zijn.

Het is een recht opgaande heester die een dichte en symmetrische struik vormt.

Ze houden van een zonnige standplaats. Vaak vriezen ze tot de grond toe af, maar komen in het voorjaar toch weer terug. Altijd groen in zuidelijke landen. Struikkroonkruid komt uit het M. Zeegebied tot Z. W. Azië en wordt 100-150cm hoog. Is beschreven in 1596.

Naam.

Struikkroonkruid, kroonwikke, struikpaardenhoefklaver, Duits Peltschen: bijl, de peulvorm, zo ook Skorpion- of Kronwicke, Strauchkronwicke, Strauchiger Hufeisenklee, Engelse scorpion-senna en Franse emerus of coronille des jardins.

Planten.

Vermeerderen door in april te scheuren, of zaaien.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/