Helianthemum
Over Helianthemum
Zonneroosje, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Meestal zijn het heesterachtige of struikachtige planten en vaak min of meer kruidachtig, opgaande of spreidend.
Over het algemeen komen ze voor met grijsachtig blad en met gele of witte, zelden roze of rood in eindstandige losse bloemtrossen die met zonnig weer opengaan, overwegend rijk bloeiend. Kelkbladen meestal 5 waarvan er 2 gewoonlijk wat korter zijn, kroonbladen 5 en talrijke meeldraden.
Bladhoudend of half wintergroen waarbij de bladen meestal tegenover staan, de bovenste afwisselend.
Hoofdzakelijk worden ze gekweekt om hun mooie bloemen.
Ongeveer 110 soorten komen voor in N. Amerika, (3 in Z. Amerika), meeste in M. Zeegebied, Europa, N. Afrika en W. Azië, meest op kalkrijke grond.
Cistaceae, zonneroosjesfamilie.
Uit www.biolib.de
= Helianthemum apenninum, Mill. (uit de Apennijnen) Bladstelen zijn 2-4mm lang.
Bladeren 1-2.5cm lang en 3-5mm breed, eerst aan beide zijden grijs viltig behaard en later aan de bovenkant matglanzend donkergroen en kort grijs behaard met verdiepte middennerf, de onderkant is blijvend grijs viltig, smal/ovaal of lijnvormig met stompe top en ingerolde gave bladrand.
Een groenblijvend struikje met zeer dunne en rood/bruine grijs behaarde twijgen.
Bloemknoppen komen al in april en zijn viltig behaard. Bloemen zijn 2.5cm doorsnede, wit en staan in losse en eindstandige trossen die voornamelijk in mei en minder tot oktober bloeien.
Komt uit Z. Europa en wordt 20-30cm hoog.
Var. pulverulentum (bepoederd) verschilt door iets kleinere bloemen en lijnvormige, 1-2cm lange en 1.5-2mm brede bladeren met sterk omgekrulde randen die aan beide kanten viltig behaard zijn.
‘Roseum,’ is een rijk bloeiende vorm met licht rode bloemen die iets later dan de soort bloeit. Minder grijs met grotere bladeren.
White rockrose. Wit zonneroosje.
Uit flora.nhm-wiens.ac.at
Helianthemum oelandicum (de vindplaats Oland) (Helianthemum canum, Baumg.) (vlechtmandje) Is een laag groeiende plant van kalkachtige rotsachtige gebieden, vooral bij zee.
Heeft een centrale stengel waaruit vele takken die horizontaal gaan of omhoog.
Kleine bladeren van 10mm lang, groen boven en van onder dicht behaard.
Heldergele bloemen met 5 bloembladeren en meestal met 1-6 bloemen in een tros.
Komt voor in Europa, Frankrijk, Duitsland, Spanje. M. Zeegebied en N. Afrika.
Hoary rockrose. Olands zonneroosje.
Uit H. Masclef.
Helianthemum nummularium, Mill. (op penningen gelijkend) (Cistus helianthemum, L.) Bladeren zijn zeer kort gesteeld en meestal 1.5-2.5cm lang, soms wel 4-5cm lang en lang ovaal of ovaal met gave en gewimperde bladrand, tegenoverstaand en groenblijvend.
Het is een half heestertje met vrij slappe behaarde bruin/groene stengels die eerst breed uit kruipen, de stam is struikachtig.
Grote en goudgele bloemen van 2-2.5cm doorsnede in losse eindstandige trossen en openen in de zon van mei tot september. Opmerkelijk zijn de gele stuifmeeldraden in de veelal zachte kleuren. Hun stuifmeeldraden zijn bijzonder elastisch, samengedrukt en losgelaten komen ze zo snel in hun oorspronkelijke positie dat je dat met het oog vrijwel niet kan volgen.
In het wild komen twee vormen voor, namelijk een met aan beide kanten behaarde en gelijk kleurige bladeren en een ander waarvan de bladeren alleen aan de onderkant grijs viltig zijn. In het voorjaar zijn ze van een zachte groene tint en laat in het jaar zijn ze ruig en van een donkere mirtachtige kleur en schijnt de diepst groene kleur op de roodachtige bladstengels. Half bladhoudend.
Uit de Alpen, Pyreneeën, Apennijnen, Karpaten Kaukasus en Klein Azië, wordt 10-35cm hoog.
Er zijn verschillende subspecies; subsp. nummularium die veel voorkomt, subsp. grandiflorum (Scop.) Schinz & Thell (grote bloemen) uit Centraal en Z. Europa, subsp. berterianum (Italiaanse botanist Carlo Luigi Guiseppe Bertero; 1789-1831) uit Italië, Z.O. Frankrijk, subsp. glabrum (W. D. J. Koch) Wilczek (glad, zonder haren) uit Centraal en Z. Europa, subsp. semiglabrum (half glad) uit Italië, Z. W. Frankrijk en;
Helianthemum nummularium (L.) Mill. subsp. obscurum (Čelak.) Holub (grote bloemen) (Helianthemum grandiflorum, Lam. )
Bladeren zijn eirond tot omgekeerd eivormig en 1.5-3cm lang, 1-1.5cm breed, donkergroen en vlak, soms met wat omgekrulde randen die aan beide kanten behaard zijn.
Twijgen liggend tot opstijgend en behaard.
Goud/gele bloemen met 1-2cm lange bloembladeren in juni/oktober.
Uit de Alpen, Kaukasus, Karpaten en Balkan, zonnige heuvels en bosranden, wordt 15-30cm hoog is beschreven in 1800.
Helianthemum nummularium (L.) Mill. subsp. pyrenaicum (Janch.) Schinz & Thell. (uit de Pyreneeën) (Helianthemum pyrenaicum, Janchen.) De onderste bladeren zijn rondachtig, de bovenste elliptisch, achterkant is blauw/grijs viltig.
Liggende tot opstijgende, behaarde twijgen.
De 2-2.5cm grote bloemen zijn licht roze in juni/oktober.
Wordt 15-30cm hoog.
Var. multiplex heeft dubbele bloemen.
Geel zonneroosje.
Helianthemum nummularium subsp. roseum (Willk.) Gonzles (roze) (Helianthemum roseum, Lam.) Kort gesteelde bladeren zijn lancetvormig, 2-3.5cm lang en 4-7mm breed, spits en vlak, donkergroen en van onderen grijs viltig.
Liggende tot opgerichte twijgen.
Bloemen van 2.5cm groot zijn donkerroze in juni/oktober.
Uit N.W. Italië, Balearen wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1815.
Helianthemum nummularium subsp. tomentosum, Schinz. (viltig behaard) Kort gesteelde bladeren zijn eivormig, 2-4cm lang en 0.5-1.5cm breed, vlak met soms wat omgekrulde randen, van onderen grijs viltig.
Sterk groeiend met opstijgende twijgen.
Bloemen zijn 2.5-3.5cm groot en helder geel in juni/oktober.
Uit de Pyreneeën, Z. Alpen, Karpaten, Bosnië en Klein Azië, wordt 20-30cm hoog.
Var. albiflorum heeft zuiver witte bloemen.
Var. bicolor (tweekleurig) heeft licht gele bloembladeren die aan de voet rood gevlekt zijn.
Helianthemum nummularium (L.) Mill. subsp. ovatum, Dun. (eirond) Kort gesteelde bladeren zijn helder groen en lijn/lancetvormig, de onderste eivormig en 1.5-3.5cm lang, 2-9mm breed, vlak en aan beide kanten wat behaard.
Liggende tot opstijgende behaarde twijgen.
Bloemen van 2-2.5 cm lang staan in eindstandige trossen met heldergele blaadjes van 8-12mm lang in juni/oktober.
Uit de Alpen en Midden-Europa, wordt 15-40cm hoog.
Var. angustifolium (smalle bladeren) verschilt door de lijnvormige bladeren van 2mm breed.
Eiblttatiges Sonnenroschen.
Hybriden worden 20-30cm hoog. Onder deze verzamelnaam worden de meeste tuinvormen begrepen die ontstaan zijn uit kruisingen en herkruisingen van nummularium x grandiflorum x roseum x ovatum x pyrenaicum en tomentosum. Het is vrijwel onmogelijk om deze vormen nog tot een of andere soort terug te brengen.
Mooie en breed uitgroeiende struikjes met liggende tot opgaande groeiwijze met overvloedige bloei vanaf juni tot eind augustus. Uit zaad krijg je uiteenlopende kleuren, en enkele als dubbele, geen twee planten zijn gelijk.
‘Orange,’ met grijs/groene bladeren en bloemen van 3cm zijn oranje/geel met oranje/bruin midden.
‘Magnificent,’ met donkergroene bladeren en 4cm grote donker rode bloemen.
‘Goldie,’ met donkergroene bladeren en 4cm grote goud/gele bloemen.
‘Jock Scot,’ met donkergroene bladeren en 3cm grote donker kers/rode bloemen met donker oranje midden.
‘Watergate Orange,’ met donkergroene bladeren en 3cm grote donkeroranje bloemen. Deze vijf zijn gewonnen door Mr. E.M. Christy te Emsworth, Engeland.
‘Starligh,’ met donkergroene bladeren en 3.5cm grote licht primula/gele bloemen met donkerder midden en omgebogen bloembladranden.
‘Aen Venue,’ met donkergroene bladeren en 3cm grote donker oranje/scharlaken bloemen.
‘Ben Luiռ,’ met donkergroene bladeren en 3cm grote fluwelig donker karmijn bloemen.
‘Den Avon,’ met helder groene bladeren 3.5cm grote donker purper/roze bloemen met oranje midden.
‘Den Heckla,’, een bronsrode.
‘Den Hope,’ is karmijnroze met oranje centrum.
‘Den Dearg,’ is helder karmijnrood met oranje hart.
‘Den More,’ in oranjerood met karmijnkleurig hart. Gewonnen door Mr John Nicoll te Monifieth, Schotland.
‘Rubroplenum,' is de gevulde, zuiver rode zonneroos.
‘Snow Queen,’ of zoals het ook wel heet ‘The Bride,’, is duidelijk sneeuwwit op een zilvergrijze ondergrond.
De ‘Golden’ of ‘Yellow Queen,’ is goudgeel.
‘Lawrenson’s Pink,’ is een unieke roze kleur die versierd wordt met een oranje hart.
‘Mutabile,’ heeft licht roze bloemen met lichter getint centrum met soms wat rood.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Tragus noemt dit gewas op het Hoogduits Heidenisop en Feldisop. Dit gewas zou met recht kleine Cistus met bladeren van hysop genoemd mogen worden.’
Heidenisop of Feldisop, Feld-Ysop of heide-Ysop bij Bock, Berghysop in Zwitserland, Heidenschmuck
Dodonaeus (b) ‘Eerste Chamaecistus is de gewone soort van heyden-ysop van Dodonaeus beschreven en alzo in Hoogduitsland genoemd omdat die op ongebouwde plaatsen onder de heide groeit en van bladeren op de gewone hysop lijkt, maar ze is aldaar ook van de kruidbeminnaars Consolida aurea genoemd, andere nemen het voor Panax Cheironeium van Dioscorides, sommige noemen het ook in Oostenrijk Heyl aller Weldt-kraut die het voor een krachtig wondkruid houden.’
Goldraesla, verder Tote Mirren, Mirrenkraut, Zwangkrautel.
Dodonaeus ‘Andere noemen het մ op het Latijns Gratia Dei, hetverschilt nochtans veel van dat kruid wat van de nieuwe kruidbeschrijvers Gratiola noemen. Dan Valerius Cordus heeft het Helianthemum en Solis Flos, dat is zonnebloem, genoemd. Andere noemen het Helianthos. De naam Flos Solis is van Helianthe en Helianthemum gekomen, dat is zonnebloem, omdat die bloemen soms mooi goudgeel zijn, maar daarmee zijn veel meer andere kruiden met beter reden bekend.’
Helianthemum, is afgeleid van het Griekse helios: zon, en anthemon: een bloem, de gele bloem, of omdat die maar 1 zonnige dag bloeit of omdat ze naar de zon draaien. De plant werd zo genoemd door Cordes, 1515-1544. Het is een geslacht dat gekarakteriseerd wordt door hun lage groei en kleinere bloemen dan die van Cistus. De oude naam was Chamaecistus, chamai: is klein, kleine cistus. Frans hlianthme jaune.
Groot of geel zonneroosje, Duitse Gelbes Sonnenrschen of blume, Engels sun rose, rock rose of holly rose, Frans fleur du soleil of herbe dկr, Spaans fior del sole, bloeit dus alleen met zonnig weer.
Dodonaeus ‘Plinius vermaant van een Helianthe die in het landschap Tenerife en op de bergen van Cilicia in Azië voortkomt aan de zeekant die bladeren heeft die op die van de Myrtus lijken en als die met leeuwenvet vermengd en met saffraan en wijn van dadels opgekookt worden gebruikt plag te worden van de Magi of koningen van Perzië om daarmee hun gans lichaam te bestrijken en de huid daardoor schoon, glad, helder en lieflijk in het aanzien te maken en om die reden zou het ook Heliocallis genoemd wezen. Maar of dit hetzelfde gewas is dat we nu beschrijven en Flos Solis noemen of daarvan verschillen, dat kan men niet zeker weten doordat Plinius er geen uitvoeriger beschrijving van gegeven heeft. Matthiolus schrijft dat sommige dit Helianthemum voor het Panaces Chironium houden, maar daarmee heeft het totaal geen gelijkenis. Het is zonder twijfel een wilde soort van Cistus of Ledon en daarom zou men dat niet zonder reden kleine Cistus of wilde Cistus mogen noemen wat de gedaante en de aard voldoende bewijst.’
(d) Duits Elisabethen Blumchen, ‘s avonds bij zonsondergang sluit het zijn kelkje evenals de H. Elisabeth haar ziel sloot voor alles wat niet een straal van genade en hemels licht was.
Sommige denken dat met het woord ‘Chabazzeleth ‘van het Hooglied, de roos van Sharon, deze rotsroos bedoeld wordt.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dit kruid is zeer goed om de wonden toe te helen en te genezen, het stopt de bloedgang en is zeer nuttig diegene die bloedspouwen en de rode loop hebben en de vrouwen die met overvloed van de maandstonden gekweld zijn.
De wijn daar dit kruid in gekookt heeft is zeer goed om de zeren en gebreken van de mond en schaamdelen te genezen door die er mee te spoelen en afvegen of gorgelen.
Met een woord gezegd, dit gewas heelt toe, bedwingt en stopt de loop en alle zinkingen en versterkt de leden en andere delen van het lichaam. Dit kruid is ook zeer behulpzaam en nuttig voor diegene die de zwammen gaan zoeken, want gewoonlijk daar deze kruiden groeien daar zijn de zwammen niet zeer ver van.’
Planten.
Het zijn charmante planten voor rotspartijen en randen op kalkrijke en droge gronden
De bloemen bloeien ook maar een dag, maar worden de andere dag weer door nieuwe vervangen. De gekweekte vormen kunnen zelfs een tweede hoofdbloei verkrijgen door ze tijdig terug te snoeien.
Het zonneroosje is een mooi sierstruikje die verhout en eigenlijk een heestertje is. Het gewasje is wintergroen of half wintergroen, wordt soms wel eens beschadigd door de vorst.
Doordat ze wat kruipend zijn en van droge zonnige gronden houden zijn ze geschikt voor rotswerk en borders. Vele bloemen verschijnen er in de zon op glooiingen of in rotstuinen. Neem in augustus 7cm lang topstek, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Bij zacht stek is groeipoeder niet nodig, anders 1% ibz groeistofpoeder. Planten in 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld, in de winter vorstvrij houden.
Zaaien in de winter bij 20 graden, tuinvormen komen niet zuiver uit zaad terug.
Scheuren en afleggen.
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/