Rubus

Over Rubus

Braam, framboos, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

mUit D. Oskamp, www.BioLib.de

Een geslacht van lage en meestal houtachtige planten die gekweekt worden vanwege de eetbare vruchten, sommige als grondbedekker en anderen voor de sierwaarde van bloem, blad of vorm. Kruipende, liggende, opstijgende of opgaande planten, de toppen van de jonge groei zijn meestal gekromd, zelfs als de plant anders altijd recht groeit.

Glanzend en harig, meestal doornig en prikkelig.

De stengel is meestal kortlevend en gevuld met merg, soms zelfs half kruidachtig. Bladeren zijn eenvoudig en samengesteld, afwisselend geplaatst, de deelblaadjes meestal 3 en verscheidene in tropische en oosterse soorten. Groenblijvend of bladverliezend.

Bloemen zijn meestal wit of roze kleurig en staan meestal in trossen, soms alleen. Meestal tweeslachtig en zelden tweehuizig, 5-6tallig en wit of rood in eindstandige bloeiwijze, 1 tot veelbloemig. Meeldraden en stampers talrijk, bloembodem kegelvormig, steenvrucht vlezig en zelden droog die samen tot een schijnbes vergroeien, licht geel of rood, zwart of rood/zwart en soms blauw berijpt.

Rosaceae, Rubus klasse.

Van Rubus zijn ontzettend veel soorten en ondersoorten die voor een leek ontzettend moeilijk te onderscheiden zijn. Meer dan 3000 soortnamen zijn gebruikt. Waarschijnlijk zijn er een 400 goed gemarkeerde soorten. Het geslacht is vooral sterk aanwezig in Europa. Focke beschreef in 1877 in Duitsland tweeënzeventig soorten, in 1902 voegde hij er nog 87 aan toe van de midden Europese flora. Er zijn 12 subgenera waarvan de grootste, Rubus, weer verdeeld is in 12 secties.

Vele soorten van Rubus zijn van lage groei en komen tot op het eind van het plantenleven in het noordelijk halfrond. Ook in het Himalayagebied komen ze veel voor.

1 Chamaemorus.

Met veel meeldraden, vlezige vrucht, bladeren zijn eenvoudig gelobd, bloem is tweehuizig en staat aan opgaande en bebladerde stengels.

1. =Rubus chamaemorus, L. (kleine moerbei)

Komt voor in de gematigde klimaten van het Noordelijk halfrond en groeit vooral in vochtige, moerasachtige gebieden.

Rijpe vruchten zijn goudgeel, zacht en sappig en rijk aan vitamine C.

Kruipbraam of gele bosbraam groeit in het N. Halfrond.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Lage moerbeiboom, in het Latijn Chamaemorus is drievormig.

De eerste soort het Chamaemorus Anglica, dat is Engelse lagen moerbeiboom en de Engelse noemen ze cnotberries’.

Kruipbraam. Knotberry omdat de vruchten in knotten staan of omdat ze op de bergen in de clouds, de wolken groeien, mountain berry, cnout berry of knot berry, van oud-Engels clud: rots of heuvel, knot van midden-Engels knot: een heuvel, alle twee namen betekenen zo heuvelbes.

Dodonaeus (b) ‘De tweede soort heet in het Latijn Chamaemorus Norvagica, dat is lage moerbeiboom van Noorwegen, dan in Noorwegen heet ze moltebeeren. Deze vrucht wordt in Noorwegen veel geacht en tegen vele gebreken gebruikt want ze koken die in een pot (zonder er enig nat bij te doen tenzij alleen wat mede) totdat het op een dikachtige konserf lijkt en die bewaren ze in een andere pot en gieten er wat gesmolten boter over en deze konserf is wonderlijk goed om de scheurbuik te genezen, ja sommige geven de zieke niets anders te eten dan deze konserf of de verse bessen en soms laten ze de zieke op een woest eiland ‘s zomers alleen, te weten daar niets anders groeit dan deze vrucht zodat ze genoodzaakt zijn om alleen van deze vrucht te leven en met kracht en geweld genezen worden’.

Dodonaeus © ‘De derde soort wordt in Noorwegen tetiebeeren genoemd en in het Latijn Chamaemorus altera Norvagica, dat is andere lage moerbei van Noorwegen’. Vergelijk Duits Tetinbeere.

Dodonaeus (d) ‘Engelse cloudberry, Duits Wolkenbeerlein, de oranje bessen kruipen over heide en wolgras tot de hoge bergen en moerassen.

(e) Engels avan of averine, in Canada, plaquebiere, chicoutai of chicoutée (in Quebec), bakeapple, van baie qu’appelle; hoe wordt deze bes genoemd?

(f ) Duits Kratzbeere, Thaubeere. Moltebeere, Multebeere, Multbeere uit Deens multebær, Torfbeere.

(g) Frans mûres blanches, chicoutes, mûre des marais, plaquebière, ronce des tourbières, ronce petit-mûrier, mûre arctique.

(h) In Wales is het de Mwyar Dogfan: Dogfan bessen naar St. Dogfan, ook Mwyar Berwyn: Berwyn bessen. De herders van Berwyn geloven dat een kwart van de bessen de beloning was voor St. Dogfan toen hij een jaar in Llanrhaiadar verbleef. Dit waarschijnlijk naar de zeldzaamheid van de bessen, ze geeft weinig vrucht.

Ondergeslacht Dalibardastrum.

Twijgen zijn zelden gestekeld en meestal borstelvormig. Bladeren zijn enkelvoudig of 3tallig met blijvende steunblaadjes die niet met de bladsteel zijn vergroeid, kelk is borstelig.

7. uit www.britisch-wild-flowers.co.uk

Rubus tricolor, Focke. (drie kleurig) Bladeren zijn 6-10cm lang en 4-8cm breed, ovaal, met stompe top, ongelijk scherp gezaagd en soms bijna gelobd, donkergroen en aan de onderkant blijvend wit viltig, nerven met korte en lichtbruine borstelharen.

Bloeit in juli/augustus met witte bloemen in weinig bloeiende eindstandige trossen, bloemen 2.5cm lang, kelkbladen zijn dicht borstelharig en korter dan de kroonblaadjes.

Vrucht is rood en zou eetbaar zijn.

Verlangt een beschutte plaats in de halfschaduw.

Een karakteristiek kruipend struikje waarvan de twijgen, bladstelen, hoofdnerven, bloemstelen en kelk met meer of minder lange borstelharen zijn bezet, terwijl de glanzende groene bladeren aan de onderkant dicht wit viltig zijn met bruine nerven, half groen blijvend.

Komt uit W. China en wordt 60cm hoog. Sierbraam.

Ondergeslacht Anoplobatus.

Twijgen zijn ongestekeld en opgaand, zelden kruipend. Bladeren zijn enkelvoudig en soms handvormig gelobd, zelden drietallig, steunblaadjes zijn smal en met de bladsteel vergroeid.

Bloemen zijn groot, de kroonbladen meestal vlak, de vruchtbodem is niet kegelvormig maar meer vlak gewelfd.

Het zijn alle grote struiken die opvallen door de grote en mooi gevormde bladeren en tamelijk grote wit tot purper gekleurde bloemen die goed zichtbaar boven de struik uitsteken en dat in een tijd dat er weinig houtgewassen bloeien.

Ze houden van een tamelijk lichte standplaats.

9. uit www.fs.fed.us

Rubus deliciosus, Torr. (heerlijk) Bladeren zijn 4-7cm lang en net zo breed of breder en bijna rond meestal 3 en zelden 5lobben, de lobben zeer afstaand, breed en hoekig met stompe top, onregelmatig getand, dofgroen en van onderen langs de nerven blijvend behaard.

De afstaande en wat overhangende takken, bladeren en bloemstelen zijn fijn klierachtig behaard

Bloeit in mei meestal met alleenstaande grote witte geurende bloemen van 5cm in diameter, kelkbladen zijn korter dan de kroonbladen en zeer lang gepunt.

Vruchten zijn half kogelvormig en donker rood, smaakt niet geweldig maar geurt zeer goed..

Bij ons zelden en dan als kleine struik die een zeer beschutte standplaats vraagt.

Komt uit Midden en N. Amerika, Colorado en wordt 2-3m hoog. Is in 1870 beschreven..

Showy white flowered bramble, boulder raspberry of delicious raspberry.

10. Uit J. Kops, www.BioLib.de.

=Rubus odoratus, (geurend) Blad is enkelvoudig en 5 lobbig, 10-25cm lang en even breed of iets breder aan tot 8cm lange en viltig behaarde en geklierde bladsteel, eirond met hartvormige bladvoet, 3-5 lobben die breed en hoekig zijn, ongelijk enkel of dubben getand, fris groen en van onderen grijs behaard.

Heeft afschilferende, opgaande geel/bruine twijgen.

Bloemen zijn roze/rood in juli/augustus en staan in korte veelbloemige pluimen en geuren, bloem 3-4cm in diameter, kelkbladen zijn lang gepunt en korter dan de kroonbladen en aan de buitenkant klierachtig, kroonbladen eivormig.

Vruchten zijn rood en eetbaar hoewel je die hier vrijwel nooit ziet.

Groeit ook vrijwel overal, kalkhoudend of neutrale gronden, zon en schaduw.

Komt uit Midden en O. Amerika en wordt een paar meter hoog en zeer breed die veel worteluitlopers maakt. Is beschreven in 1800.

Roodbloeiende framboos, Purple flowering raspberry, sweet scented bramble, flowering raspberry, Virginia raspberry.

Var. albidus L. H. Bailey heeft witte bloemen.

Rubus odoratus x tridel, kruising tussen trilobus x deliciosus (=Rubus x tridel “Beneden’) x odoratus. Grotere en meer roze bloemen.

11. Uit Mary Vaux Walcott.

Rubus parviflorus, Nutt. (klein bloemig) Bladeren 8-18cm lang en even breed of iets smaller en 3-5lobbig, de lobben breed en spits gepunt, de hoogst geplaatste naar boven gericht, getand, dofgroen en ruw aanvoelend, onderzijde eerst zacht en later spaarzaam behaard.

Twijgen zijn rond en rood/bruin afbladderend.

Bloeit in juni/juli met witte bloemen in korte en spaarzaam geklierde tuilen, bloemen tot 4cm in diameter, kelkbladen zijn lang gepunt en de binnenzijde zacht behaard, buitenkant klierachtig, kroonbladen ovaal en langer dan de kelkbladen.

Vruchten zijn half kogelvormig en rood wat bij ons zelden gezien zal worden.

Lijkt qua groeiwijze op de vorige soort maar blijft lager met geklierde twijgen, bladstelen en bloeiwijze. Geen dorens.

Uit Midden en N. Amerika wordt 1.5-2.5m hoog.

Thimbleberry.

Ondergeslacht Malachobatus.

Planten die zomer en wintergroen zijn, meestal kruipend of klimmend met stekels. Bladeren zijn enkelvoudig of samengesteld met spoedig afvallende steunblaadjes. Bloemen zijn klein en staan in veel bloemige trossen. Vrucht valt zonder de bloembodem af, zwart of donkerrood.

Meestal komen ze uit China en vallen op door de mooi gekleurde en vaak glanzende leerachtige bladeren die aan de onderkant geel of wit viltig zijn. ze zijn hier meestal niet winterhard en vriezen bij strenge winters sterk in maar enig bedekking volstaat omdat de sierwaarde in de groen twijgen en bladeren bestaat zodat er in het voorjaar weer nieuwe en krachtige scheuten gemaakt worden.

12. uit www.esveld.nl

Rubus henryi, Hemsl. (Augustine Henry, Ierse arts en botanicus, 1857-1930) Bladeren staan aan tot 6cm lange bladstelen en zijn meestal 3lobbig en tot 15cm lang met vingervormige en scherp gepunte lobben die tot op drievierde van het blad zijn ingesneden en 3cm breed, enkelvoudige bladeren zijn tot 14cm lang en 3.5cm breed, lang lancetvormig, scherp gezaagd met genaalde tanden, glanzend donkergroen met verdiepte hoofdnerf en onderkant wit viltig met een hoofdnerf als de bladsteel spaarzaam gestekeld.

Jonge twijgen zijn eerst lichtbruin vlokkig viltig en later glanzend heldergroen met kleine en scherpe haakvormige stekels bezet.

Bloeit in juni/juli en soms nog in de herfst met licht roze tot witte bloemen in eind of okselstandige gestekelde en behaarde trossen, bloemen tot 2cm in diameter met vlak uitgespreide kroonbladen, kelkbladen zijn aan de buitenkant klierachtig viltig behaard.

Vruchten zijn klein en glanzend zwart.

De bekendste groen blijvende die wel als klimstruik wordt geplant, ook voor hellingen.

uit Midden en W. China wordt 6m hoog. Is beschreven in 1904.

Uit Curtis botanical magazine.

=Rubus bambusarum Focke ( var. bambusarum Rehder) (bamboe-achtig) groeit minder sterk met 3tallige bladeren of enkelvoudige.

16. uit www.tcmyellowpage.com

Rubus chroosepalus, Focke.(wit gekleurde bloembladen) Bladeren zijn 7-12cm lang en 5-10cm breed, enkelvoudig en ongeveer hartvormig, ongelijk scherp gezaagd, glanzend donkergroen en onderzijde wit viltig, de hoofdnerf met de bladsteel is spaarzaam gestekeld.

Bloeit in juni met kleine bloemen zonder kroonbladen in zeer grote eind of okselstandige pluimen, kelkbladen zin goed ontwikkeld en aan de binnenkant wat rood gekleurd en aan de buitenkant viltig behaard.

Vruchten zijn zeer klein en glanzend zwart.

Is niet winterhard.

Een klimmer die half groen blijft met kale bruin gekleurde en met korte stekels bezette twijgen Komt uit Midden-China en wordt 6m hoog. Is beschreven in 1903.

22.

Rubus flagelliformis, Focke. (zweepvormig) Bladeren zijn 8-16cm lang en 5-10cm breed, ovaal, toegespitste top en de rand ongelijk gezaagd, glanzend groen wat olijfkleurig en onderkant geel/wit viltig.

Jonge twijgen zijn dun en dicht grijs viltig en met kleine stekels bezet later kaal en heldergroen Bloeit in juni met kleine witte bloemen in okselstandige trossen, kelkbladen zijn aan de binnenkant wat rood gekleurd, kroonbladen vallen gauw af.

Vruchten zijn zwart/rood.

Groeit bijeen gedrongen met de jonge tijgen die vrijwel zweepvormig naar alle kanten uitgroeien.

In de voorzomer steken de bronskleurige bladeren prachtig af tegen de oude donkergroene bladeren.

Komt uit W. China en wordt 2-3m hoog. Is beschreven in 1907.

Groep Idaeobatus, raspberries.

Twijgen zijn meestal tweejarig en bloeien het tweede jaar, met stekels of borstels bezet. Bladeren zijn drietallig of geveerd, zelden enkelvoudig met blijvende en met de bladsteel vergroeide steunblaadjes. Bloemen tweeslachtig. Vrucht is rood of lichtgeel en laat bij rijpheid los van de kegelvormige bloembodem en daardoor hol.

Uit botanical register.

Rubus parvifolius, L. (klein bladig) Meestal 3 maar ook 5tallige bladeren die zeer ongelijk van vorm zijn, zijblaadjes 2-5cm lang, elliptisch tot ovaal, eindblaadje en bij de 3tallige soms zwak gelobd en dan breed eivormig, anders grof gezaagd en breed eivormig, groen en van onderen grijs viltig.

Kleine roze bloemen in juni/juli in weinig bloeiende zijdeachtige behaarde en spaarzaam gestekelde trossen, kelkbladeren teug geslagen en aan beide zijden behaard en puntig toelopend, bloemen tot 15mm in doornsnede.

Rode en half kogelvormige vruchten.

Wordt wel als klimstruik vermeld maar kruipt meer met slanke en bijna bolronde en fijn gestekelde en aan de top behaarde twijgen.

Uit China/Japan wordt 2.5m hoog. Is beschreven in 1818.

Esdoornbraam, Australian raspberry, Japanese bramble.

27. uit flworld.com

Rubus crataegifolius, Bunge. (met blad als de meidoorn) Enkelvoudige 3-5lobbige bladeren aan tot 5cm lange sterk gegroefde bladstelen, 4-9cm lang en breed eivormig met hartvormige bladvoet, lobben zijn spits en soms toegespitst, rand groot gezaagd en aan niet bloeiende takken meestal 3lobbig, aan niet bloeiende twijgen meestal 5lobbig en tot 12cm lang, donkergroen en van onderen iets glanzend lichtgroen, hoofdnerven net als de bladsteel spaarzaam gestekeld.

Kleine witte bloemen in schermvormige trossen eind mei met bloemen tot 2cm in diameter, kelkbladen lopen puntig toe en zijn teruggeslagen, kroonbladen omgekeerd eivormig en raken elkaar niet, meeldraden zijn half zo lang als de kroonbladen.

Oranje/rode vruchten die ranzig smaken.

De meidoornbladige heeft bruin/rode en aan de top behaarde en spaarzaam kort gestekelde twijgen.

Komt uit Korea, Japan en N. China en wordt 2-3m hoog. ‘Jingu Jengal’ is geselecteerd vanwege zijn grote vruchten.

Hawthorn leaved bramble, Korean raspberry.

32. Uit Rousselon.

=Rubus spectabilis, Pursh. (opwindend, bezienswaardig) Bladeren zijn 3tallig en staan aan 3-5cm lange bladstelen, zijblaadjes zeer kort gesteeld en 3-6cm lang, ovaal en aan de basis vaak gelobd, eindblaadje langer gesteeld en tot 10cm lang en breder en hoekiger dan de andere blaadjes, rand ongelijk groot gezaagd en soms bijna veerspletig, frisgroen en van onderen grijs/groen.

Bloeit in april/mei met alleen staande en iets geurende karmijn/rode klokvormige bloemen aan korte zijtwijgen, bloemen 2-2.5cm in diameter, kelkbladen puntig toelopend en korter dan de kroonbladen.

Vruchten zijn oranje die in juli augustus rijp worden.

Groeit overal en verdraagt veel schaduw, maar maakt enorm veel worteluitlopers zodat ze geschikt is voor parken.

Een brede en opgaande struik met gladde, ronde en licht bruine twijgen die alleen bij de voet spaarzaam gestekeld zijn.

Komt uit W. Amerika en wordt 2-3m hoog. Is beschreven in 1827.

Prachtframboos, Engels salmonberry of rosy flowered bramble, Duits Prachthimbeere, Frans ronce admirable.

33 uit Curtis botanical magazine.

Rubus phoenicolasius, Maxim. (purperkleurig behaard).

Het dofgroene blad, met de typische zilverkleur aan de onderkant, hangt als een ereboog aan de takken, meestal 3 en soms 5tallig met vrijwel ongesteelde deelblaadjes van 5-12cm lang die breed eirond zijn met toegespitste top en onregelmatig gezaagde bladrand. De hoofdnerf is net als de bladsteel rood/bruin en spaarzaam kort gestekeld.

In pluimen richt het gewasje zijn roosjes naar de zon, als goede Japanner doet die alles zelf en zo ook de bestuiving. Bloeit in juni/juli met wit/roze bloemen, kroonbladen zijn veel korter dan de lange klierachtige behaarde kelkslippen.

De Japanner is ook in alles kleiner dan onze Europese vormen, de helder oranje/rode kleur verraadt dat deze tere en kleverige vrucht geoogst kan worden. Die geeft een heerlijke fris zure smaak in de mond, een delicatesse.

Een gemakkelijke plant met hoge sierwaarde.

De eenjarige twijgen zitten vol rode klierborstels die in de zon op een stralenkrans lijken In de winter zijn de stengels glanzend roodbruin en licht behaard, groeien omhoog en hangen later boogvormig over, raken de grond en wortelen daar weer.

Komt uit Japan en wordt 3-4m hoog. Is beschreven in 1877, kwam uit Azië naar Frankrijk.

Naam.

Japanse wijnbes, Engelse wineberry of Japanese climbing bramble.

Planten.

De lange slappe twijgen van een paar meter worden aangebonden op het eind van de winter, na de oogst kan het gedragen hout weggesnoeid worden, de ouderen worden afgedankt om plaats te maken voor de jeugd. Een plant die niet van de wind houdt en wel wat plaats nodig heeft. De plaats moet niet te warm zijn want dan verdrogen de vruchten.

34. uit especies.ac.cn

Rubus adenophorus, Rolfe. (met klieren bezet) Bladeren zijn meestal 3 en zelden 5tallig, blaadjes 4-8cm lang en ovaal met dubbel gezaagde bladrand, dof donkergroen en van onderen dicht grijs behaard.

Bloeit in juni/juli met kleine roze/rode bloemen in tamelijk grote trossen.

Vrucht is zwart en eetbaar.

Lijkt veel op de Japanse wijnbes en ook hier zijn alle delen dicht bezet met rood/bruine klieren, de twijgen zijn dan ook nog met brede stekels bezet.

Uit Midden-China, wordt 3m hoog.

37 uit Curtis botanical magazine.

Rubus lasiostylus, Focke. (met een wollige stijl) Bladeren zijn meestal 3tallig en soms 5tallig, zijblaadjes vrijwel zittend met spitste en vaak toegespitste top, 4-8cm lang en eindblaadje tot 12cm lang en soms wat gelobd, dubbel gezaagd, lichtgroen en behaard, onderzijde witviltig, steunblaadjes blijvend en rood/bruin.

Bloeit in juni met donkerrode bloemen en weinig bloeiende en wat overhangende tuilen, kroonbladen zij half zo lang als de kelkbladen, meeldraden bijna zo lang als de kroonbladen

Vruchten zijn tot 2cm in diameter en licht rood, behaard.

Een hoge struik met eerst opgaande en later meer boogvormige overhangende blauw/wit berijpte twijgen die fijn gestekeld zijn.

Komt uit Midden China en wordt 3-4m hoog.

38. uit Curtis botanical magazine.

Rubus biflorus, Buch. et Ham. (tweebloemig) Bladeren zijn 3-5tallig aan een bestekelde hoofdbladsteel, blaadjes 4-10cm lang, ovaal en onregelmatig ingesneden/gezaagd, soms zwak gelobd, diep groen en van onderen wit viltig.

Bloeit in mei/juni met witte bloemen 2-3 bijeen of alleen staand tot 2cm in diameter, kroonbladen eerst opstaand en later bijna vlak en elkaar bedekkend even groot of iets groter dan de kelkbladen, stijlen steken boven de korte en talrijke meeldraden uit.

Vrucht is goed geel en bijna rond, ongeveer 2cm in diameter en eetbaar.

Een opgaand groeiende struik met opvallend wit berijpte en haakvormige stekels bezette twijgen komt uit de Himalaya en wordt 3-4m hoog.

43.

Rubus idaeus, L. (van de berg Ida op Kreta) Het blad is geveerd met 5 of 3 gezaagde deelblaadjes van 5-10cm lang met dons aan de onderkant, rand dubbel gezaagd.

Stengels zijn rond en met rechte prikkels bezet.

Bloeit in mei met kleine groen-witte sterren in wat hagende trossen op maan beschenen plekken van het bos en verluchtigt het woud door de zilveren onderkant van de bladeren. Kroonbladen zijn wit en eerst opstaand later vlak en korter dan de kelkbladen.

Er zijn twee kleuren vruchten, rode en witte, de laatste werd wel Dutch genoemd in Engeland.

Groeit vrijwel overal, neutrale tot kalkhoudende bodem, droog en vochtig, wel in de zon.

De framboos, is minder gestekeld door kleinere stekels en heeft vrijwel altijd drietallige bladeren en laat de vrucht los van de spil. De braamvrucht laat los met spil. De vrucht is eigenlijk geen vrucht, maar een groepje vruchten.

Dit is een wat minder prikkelige struik met meer vruchten die gemakkelijker te plukken en te verwerken zijn.

Uit Europa en N. Azië.

Rubus x nobilis Reg. (edel of nobel) = kruising tussen idaeus x odoratus, lijkt in vorm en bloemen op de laatste terwijl de bladvorm en wat berijpte twijgen wijzen op idaeus. Bloeit in juni/juli met rode bloemen in eindstandige en klierachtig behaarde veelbloemige trossen, bloemen tot 3cm in diameter maar geeft geen vruchten.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze soort van braam of Rubus wordt in het Grieks Batos Idaea genoemd en in het Latijn Rubus Idaeus naar de berg Ida die in Klein Azië ligt niet ver van Troj daar deze bramen overvloedig groeien en eerst gevonden zijn geweest, in het Italiaans rovo Ideo en rovo montano en in het Spaans carca llamada Idea. De vrucht wordt in het Grieks Moron tes batou Idaes genoemd en in het Latijn Morum Rubi Idaei. Het gewas zelf heet in het Latijn Rubus Idaeus spinosus tot verschil van de volgende soort zonder doornen’.

(411) ‘Rubus idaeus is door Dioscorides zo genoemd naar zijn voorkomen op de berg Ida te Kreta, (batos idaia). De in honing gewreven bloemen geven volgens hem een zalf die goed zijn tegen oogontstekingen en gezichtsrood verminderen. Hetzelfde zegt Plinius over de heilplant, Rubus idaeus die volgens hem maar alleen op de Ida groeide. Plinius XXIV 75. : “Idaeus Rubus apellatus est, quoniam in Ida non alius nascitur”. In de middeleeuwen geloofde men dat het deze plant was.

Frans ronce du Mont-Ida, Italiaans rovo ideo, zarza idea van de Spanjaarden.

Rubus is afgeleid van het Keltische rub: Latijn ruber: rood, naar de kleur van de vruchten van sommige soorten. Of van Keltisch reub: scheuren of trekken. Of van het Griekse raptoo: naaien, de gespleten stengels werden gebruikt voor allerlei vlechtwerk. Rubus was in Latijn een verzamelnaam voor allerhande struiken.

Dodonaeus (b) ‘In het Nederduits heten ze hinnebesien, in het Hoogduits Himbramen, Himbeeren en Horbeeren, in het Engels hindbery’.

Namen zijn vaak verbindingen met Hind: ree, zo Ent-, Hont-, Hunk-, (=honing), Imp-, Oent-, Entabeer, Hamperenstroh, Hiembeerstruk, Himbeckbeere, Himbeeren, Himmelbreme, Himmere, Hindlbeere Himpelbeer, Hindbeeren, Hinkbeere, Hombeere, Hundebeere, Imbeere. Hunnebessen of heiningbessen, in het Engels heet het gewas hind berry of hinberry omdat het gegeten werd door herten: hinds, in oud-Engels was het hindberie of hindberig. Ook het Duits heeft die betekenis. Himbeere, in midden-Hoogduits Hintber en oud-Hoogduits Hintberi, Deens hind- of himbeer en oud-Nederlands hinne-besien. De betekenis van een bes die de herten graag eten bevredigt niet omdat dit niet voor de framboos alleen geld. Mogelijk heet het zo omdat het hert er zich met zijn jongen onder verbergt. De sterk doornige braam heet dan Hirschbeere en werd met het geweidragende hert vergeleken en de vrijwel doornloze himbeerstruik met de hinde, een verdeling van mannelijke en vrouwelijke planten.

Dodonaeus © ‘In het Frans framboises of framboisier en de vruchten ampes in het Engels framboyse, raspis en in het Nederduits ook wel frambezien’.

Nederlandse framboos zien we in 1554 als frambesie bij Dodonaeus wat stamt uit het Franse framboise van de 12de eeuw wat zelf komt uit Frankisch brambasi, nu in Frans framboisier, Engels framboise of framboys, Spaanse frambuesa. De Nederlandse framboos betekent dus eigenlijk braam. Zie onder.

Dodonaeus (d) ‘De vrucht of bes, als Matthiolus betuigt, wordt van de landlieden omtrent Anania en Trente ampoucela genoemd, in het Italiaans ampomele’.

In het Duits komen namen voort uit de Italiaanse namen als Ampornola, Angnill, Ampas, Amber of Ampe.

Dodonaeus (e) ‘Frambozen zonder doornen, in het Latijn Rubus Idaeus non spinosus, worden in het Frans des asnes genoemd.´ Rubus ulmifolius Schott (met bladeren als de iep) (Rubus inermis) koebraam.

(f) In het Duits komen ook namen voort uit uit Slavisch, Malina, Madbeere, Maline, Mehlbeere of Molber.

(g) Engelse raspberry, eerder rasps of raspis-berry en raspises in de 16de eeuw, was mogelijk een vrucht waarvan een drank gemaakt kon worden. De eerste vorm is mogelijk hetzelfde als raspice of raspise: een dunne zoete wijn, mogelijk de raspberry wijn: vinum raspatum. Oud-Frans heeft vin raspe en midden-Latijn raspecia is de wijn die geproduceerd werd na de eerste persing, ook raspe: geperste druiven, vergelijk Provençaals raspa: druiven verzamelen, vergelijk rapen. Of een wijn gemaakt van rapes: druiven, waarvan de zaden verwijderd waren. Of simpelweg afgeleid van de rasp, een stuk ruw gereedschap, naar de ruwe stengels.

Malinik van de Russen.

Uit Redoute.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Deze soort van bramen daar de frambozen aan groeien is de echte zwarte bramen van krachten en eigenschap heel gelijk, zo het schijnt, maar is nochtans niet zo zeer tezamen trekkende en verdroogt ook niet zo.

En, als Dioscorides betuigt, ze kan al hetzelfde dat de andere bramen doen en zowel in bladeren, jonge scheutjes als in de vruchten en wortels.

De bloemen van deze bramen met honig vermengt zijn goed gestreken op de ontstekingen van de ogen en op het wild vuur en op alle verhitting, want ze laat het vuur sterven of vergaan.

Die bloemen zijn ook goed gedronken diegene die een zieke en weke maag hebben.

Uit de vruchten van de gewone frambozen wordt een water en sap getrokken dat heel aangenaam van reuk is wat zeer goed is tegen alle gebreken van het hart en vooral nuttig diegene die gauw in onmacht vallen.

De jagers van het gebergte in Tirol en daar omtrent weten deze frambozen aan hun strikken te doen daar ze de beren mee vangen die groot behagen in deze vruchten nemen´.

De wortels bevatten een oranje verf, ook het gedroogde sap van de vrucht werd wel in de schilderkunst gebruikt. De bladen werden geplaatst op brandblaren en zwellingen. Blad en jonge takscheuten werden ook wel gebruikt om het tandvlees te versterken of in de mond genomen de vurigheid of ontstekingen te verdrijven.

Van de lange soepele twijgen werd gebruik gemaakt bij het vlechten van manden, bijenkorven en vloermatten. Een koehoorn waarin twee of vier gaten zaten werd over de braamstengel getrokken zodat de dorens verwijderd werden. Daarna werden de stengels in tweeën of vieren gespleten. De repen werden wat bijgeschaafd en waren klaar voor gebruik.

Shakespeare.

Gerard, 1596, klasseert de raspberry en de knotberry samen met de bramble of blackberry. Daarom verhaalt Shakespeare in King Henry IV, 4, 264-6.

“If reasons were as plentiful as blackberies, I would give no man reason upon compulsion” en in Troilus and Cressida: “Shall the blessed sun of heaven prove a micher and eat blackberries?”

De braam komt voor in As You Like It, 2, 380, de dewberry in Midsummer Night’s Dream 1,169 en Dido, Queen of Carthago iv,5.

Folklore.

De Highlanders gebruikten braam met klimop en lijsterbes tegen heksen en ander gespuis. Graven waren in Engelse kerkhoven omgeven door bramen zodat ze er niet uit konden wandelen.

Het was “an druise beannaichte”: de gezegende braam in de Highland’. Het was gezegend omdat Jezus de ezel, op zijn weg naar Jeruzalem, er mee geslagen had en de tempel bevrijd had van de woekeraars en handelaars. Symbool van berouw.

De braam kreeg zijn stekels tot straf omdat zijn takken voor de geselroede van Jezus gebruikt waren. Jezus sprak: “ Waar je wortel is, daar zal je kroon zijn en wie je voorbijgaat zal aan je blijven hangen en je vervloeken”. De vruchten zouden lijken op de bloeddroppels die aan de roede bleven hangen. De takken lijken op weggeworpen zwepen en geen gras of mos groeit onder de braam, geen insect zoekt er beschutting en geen vlinder honig. Symbool van laagheid, kwaadaardigheid .

Braamdorens plukten de wol van de schapen als ze voorbij gingen, waar dorpsvrouwen blij mee waren om die te spinnen. Zie zo de aangename vertelling van de aalscholver, de vleermuis en de braam. De aalscholver was eens een handelaar in wol. Hij deelde met de vleermuis en de braam een boot om zijn wol overzee te brengen. De boot leed schipbreuk en zo duikt de aalscholver nog steeds naar zijn verloren lading, de vleermuis moet nog betalen en verbergt zich tot donker voor zijn geldeisers, de braam betaalt zijn schulden door wol van de schapen te stelen.

Eens stuurde een man zijn zoon het bos in om bramentakken te verzamelen om er bijenkorven van te maken. Op de terugweg was de jongen echter zwaar belast, vermoeid en gewond. Het was koud en de maan scheen helder en hij verzuchtte, ‘’zat ik daar maar’’ en zie hij had het net gezegd en daar zat hij er al. Hij is nog steeds te zien met volle maan, samen met zijn bos bramentakken.

Prinses Olwen, de mooie dochter van een donkere en zure man, had een tweelingzuster waarbij de laatste op haar vader leek. Tussen de zusters was er geen ruzie totdat een koningszoon aan hun deur stopte en om een beker melk vroeg, want het was Olwen, de mooie, die het gaf terwijl de donkere en jaloerse Gertha had gehoopt hem te ontmoeten. Om de plaats voor Gertha vrij te houden werd Olwen weggestuurd en verzorgd door een heks. Natuurlijk kwam de prins binnen een paar dagen terug en was zo duidelijk teleurgesteld dat Gertha nu melk voor hem inschonk dat ze haar zuster nu meer dan ooit haatte. De prins kwam er gauw achter waar Olwen naar toe gestuurd was en ging heen om haar te zien. Daar vertelden ze hem dat ze gestorven was en dat een blackberry, bloeiend buiten het seizoen, haar graf markeerde. De heks had het meisje in de plant veranderd maar haar weer terug getoverd in menselijke vorm toen de prins verdwenen was. Ze had er alleen niet aan gedacht dat een tovenaar net zo goed is als een heks en dat een prins in het hof zo’n tovenaar had die bekend was met witte magie. Die man veranderde de prins in een kauw zodat hij naar de hut van de heks kon vliegen en kon zien wat er gebeurde. Hij was zeer verheugd toen hij Olwen weer terug zag en bevrijd was uit haar bos. Ze was bereid, toen hij weer in een mens veranderd was, om met hem mee te gaan tot het eind van de wereld. Ze hadden elkaar onstuimig lief totdat ze ontdekt werden door de heks die er een eind aan maakte door het meisje in een druivenstok te veranderen en de prins, als een vogel, naar het paleis terugvloog. “Maak van Olwen voor altijd een braam” riep de oude slechte vader toen hij het nieuws hoorde, ”maak haar vruchten groen, zwart en zuur en haar stengels doornig”. Maar de tovenaar, toen de prins na zijn vlucht terugkwam, waarschuwde hem, “als je haar lief hebt, kus je de bloem en als de vrucht zoet is breng me die”. Toen de bes zwart en glanzend was en glom van de honing droeg de prins die naar de tovenaar die de toverkracht vernietigde en Olwen weer in haar gewone vorm terug bracht.

44. uit www.flickriver.com

Rubus strigosus Michx. (scherp behaard) is lang gezien als een subspecie van Rubus idaeus.

Het is een meerjarige met tweejarige stengels.

In het eerste jaar groeit het krachtig op tot 0.5–2 m en niet vertakt en draagt grote geveerde balderen met 3-5, soms 7 blaadjes en geeft normaal geen bloemen. Het tweede jaar groeit de stengel niet langer, maar geeft verschillende zijscheuten die kleinere bladeren dragen met 3 deelblaadjes. Bloemen komen laat in het voorjaar aan korte scheuten, elke bloem is 4-7mm lang.

De rode vrucht is 1-1.2cm diameter, eetbaar met zoete smaak.

Komt uit N. Amerika. Vele hybriden met Rubus idaeus als gekweekte hybriden.

American red raspberry, American raspberry.

Uit; http://weheartit.com/entry/group/20064875

Rubus occidentalis L. (westers) Bladverliezende struik van 2-3m hoog met stekende scheuten.

Geveerde bladeren met 5 deelblaadjes aan sterk groeiende stengels in hun eerste jaar, drie deelblaadjes in het tweede jaar.

Lange smalle witte kelkbladeren van 6-8mm lang.

Ronde zwarte vrucht van 12-15mm diameter.

Komt uit oost noord Amerika.

Zwarte zomerframboos, wild black rapsberry, black caps, thimbleberry, scotch cap.

49. uit Curtis botanical magazine.

Rubus illecebrosus, Focke. (aanlokkelijk) Bladeren zijn 5-7tallig en lijken op die van Sorbus aucuparia met draadvormige steunblaadjes, blaadjes 3-8cm lang en 17-28mm breed, ei/lancetvormig en op de nerven iets gevouwen, dubbel gezaagd, donkergroen en van onderen licht groen wat glanzend en in het najaar verkleurend.

Grote witte en meestal alleen staande bloemen in juli/september, kelkbladen zij aan de buitenkant kaal en van binnen kort grijs behaard.

Vruchten zijn scharlaken rood en lijken op aardbeien maar zonder smaak of reuk en net als bij de framboos hol.

Een laag blijvend struikje met opstaande en kort gestekelde kale groene twijgen die zich door worteluitlopers in korte tijd sterk vermeerdert.

Uit Japan wordt 1m hoog.

Aardbeiframboos, strawberry raspberry.

Rubus coreanus, Miq. (uit Korea) Bladeren zijn 5-7tallig en staan aan een behaarde en spaarzaam gestekelde hoofdbladsteel, blaadjes 5-7cm lang, ovaal met spitse top en meestal scheef afgeronde bladvoet, rand groot gezaagd, glanzend fris groen en van onderen wit viltig en later grijs behaard.

Twijgen zijn bruin en kantig met sterke haakvormige stekels bezet en blauw/wit berijpt.

Bloeit in mei/juni met kleine en onaanzienlijke lila/roze bloemen in schermvormige tuilen, kroonbladen zijn korter dan de sterk behaarde kelkbladen.

Vruchten tot 1.5cm in diameter en donker purper/rood.

Wordt 3m hoog. Is beschreven in 1908.

Zou testosteron verhogend werken.

Bokbunja, Korean black raspberry, de eetbare bessen worden gefermenteerd in bokbunja ju, een vruchtenwijn in Korea. Gebruikt tegen impotentie en onvruchtbaarheid.

52 . uit www.zhwutong.com

Rubus flosculosus, Focke. (met vele kleine bloemen) De geveerde bladeren zijn meestal 7 en ook 5tallig, zijblaadjes zijn zeer kort gesteeld aal een kale en licht gestekelde hoofdbladsteel, het topblaadje is vaak eivormig en 3-5 of 5-8cm lang, zijblaadjes lang eivormig en puntig toelopend, gezaagd en de tanden duidelijk genaald, dof donkergroen en van onderen wit viltig met gelijk gekleurde nerven.

Bloeit in juni met kleine licht roze bloemen in opstaande trossen, bloemen 508mm in diameter, kroonbladen zijn even lang of iets langer dan de kelkbladen.

Vruchten donkerrood en klein.

Met stevig bruin/groene twijgen zijn aan de top berijpt en dicht met rood/bruine en aan de voet sterk verbrede stekels bezet.

Komt uit Midden China en wordt 2-3m hoog.

53. uit en.wikipedia.org

Rubus thibetanus, Franch. (uit Tibet) wordt 3m hoog.

Sierlijk en klein geveerde bladeren die aan de onderkant blauw/wit berijpt zijn, 7-11tallig, elliptisch/lancetvormig en tamelijk diep ingesneden/gezaagd, zijblaadjes zittend en 2.5-5cm lang, eindblaadje vaak groter en tot 8cm lang, donkergroen, steunblaadjes draadvormig en blijven er lang aan.

Bloeit met rode en bij uitbloeien wat lichter gekleurde bloemen in trossen van 3-6 stuks en tot 1.5cm in diameter.

Rode en wat berijpte vruchten.

Een mooie regelmatig groeiende struik met naar alle zijden boogvormig overhangende en sterk berijpte, dunne twijgen die met gemakkelijk los latende stekels bezet zijn.

Subgeslacht Cyclactis.

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Rubus saxatilis, L. (op rotsen groeiend) heeft kruipende stengels van 3m, rechtopstaande bloeistengels zijn 10-30cm lang.

Niet houtige stengels hebben kleine rechte stekels.

Lang gesteelde, handvormig samengestelde bladeren zijn drietallig waarvan het eindstandige blaadje altijd kort gesteeld is en de andere twee zittend.

Grote witte bloemen van 8-10mm in mei en juni.

Grote rode vruchtjes zitten met 6-7 bij elkaar in een 7-8mm grote samengestelde steenvrucht die maar één steenkern heeft.

Groeit in loofbossen op vochtige, voedselrijke grond van Eurazië.

Naam.

(Dodonaeus) (a) ‘Kleine bramen van Clusius, in het Latijn Rubus parvus saxatilis Alpinus genoemd of Rubus petraeus, in het Hoogduits Steinber, in het Hongaars szedory, groeit in Hongarije, Oostenrijk en ook op sommige andere plaatsen aan de rotsen en steile stenige bergen.´

Steenbraam, Fries stientoarnbei, Engelse bunch berry, roebuck berry of stone bramble, Duits Bocksbeeren bij Bock, Hundshodlin Sidenbeeri, Steinbeerstrauch, Steinbeere of Treppelbeere, Frans ronce des rochers. Stenbär in Zweden.

Uit; http://www.pfaf.org/User/Plant.aspx?LatinName=Rubus+arcticus

Rubus arcticus L. (van het Noorden) meerjarige van 0.1-0.25cm met kruipende wortelstok.

Drietallige eironde 2-3cm lange en 2cm brede bladeren

Bloeit met roze, soms witte bloemen in juni-juli.

Bruinrode zoete vruchten.

Groeit vooral op kalkrijke gronden in Noord Europa en Noord Amerika.

Poolbraam, dwergbraam, Arctic bramble, Arctic raspberry, dwarf raspberry.

Vormt hybride met saxatilis, Rubus x castoreus.

Subgeslacht Rubus, sectie Caesii (subgeslacht Eubatus).

Takken zijn tweejarig of klimmend en zelden zonder stekels.

Bladeren zijn 3tallig f geveerd met 5 en zelden 7 blaadjes, steunblaadjes zijn met de bladsteel vergroeid.

Bloemen altijd met kroonbladen.

Vruchten zijn zwart of donker/rood, de rijpe vrucht valt met de bloembodem af.

De echte bramen of brummels waartoe weinig soorten behoren met vele bastaarden.

Rubus caesius, L.. (grijsblauw).

Bladen zijn driedelig met dicht dons aan de onderkant aan de tot 8cm gestekelde bladsteel met in het midden verbrede steunblaadjes, zijblaadjes zittend en topblaadje kort gesteeld. De eerste ei/lancetvormig, de laatste eirond, rand grof gezaagd/getand en vaak ingesneden gelobd.

Stekels staan verdeeld en zijn ongelijk.

Bloeit in juni/juli met weinig bloemen in geklierde tuilen, bloemen zijn wit met iets uitgerande kroonbladen, kerkbladen toegespitst en kort behaard, spaarzaam geklierd, meeldraden talrijk en even lang als de stijlen. Een paar grote vruchten die bij rijpheid bedekt zijn met een licht blauwe poederachtige waas zodat ze een grijze tint hebben. Ze groeien alleenstaand of met twee/drie bij elkaar, niet in groepen.

Kan als bodembedekker worden gebruikt op kalkrijke of neutrale grond, droog of vochtig, zon en schaduw.

Groeit in de duinen in grote hoeveelheden.

De dauwbraam is een lage en min of meer kruipende struik met witte bloemen die in armbloemige tuilen staan. Stengels wortelen, zijn opgaand of gehoekt en min of meer blauwachtig.

Naam.

Wordt meestal als een mindere soort van fruticosus gezien, vruchten zijn blauw bedauwd Dauwbraam, ook duinbraam, Engelse dewberry, geen dauw, het komt van Angelsaksisch duna: duif, in Duits Tauben-beere -kropf of Daubenbeere.

Braambes, brombes, brummel of doorn.

Is waterig scherp, Kratzbeerenstrauch, Ackerbrommer, Bocksbeeren, blaue Brombeeren, Krotte beere in Zwitserland. Engelse red bramble, Frans ronce bleue.

Subgeslacht Rubus (subgenus Eubatus) sectie Rubus.

57. Uit J. Kops, www.BioLib.de.

= Rubus fruticosus, L. (struikachtig) is de gewone braam.

Een struik van 50-300cm hoog wiens scheuten met sterke stekels bezet zijn.

Bladeren zijn meestal 5tallig, bloemen wit of licht rood in mei/augustus.

Komt vrijwel overal voor in Europa en wordt ook wel geteeld.

Naam, etymologie.

Het voornaamste verschil is dat de braam rode vruchten heeft en framboos roze.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze heester heet in het Grieks Batos, in het Latijn Rubus en Sentis en vooral de grote die ook tot onderschil van de kleine Rubus major of grote braemen genoemd wordt, dan sommige noemen ze ook Vepres zoals blijkt uit Ovidius in het 5de boek Metamorfosen, sommige andere geven het de Griekse naam Cynosbatos, maar de echte Cynosbatos is de wilde roos zoals we elders aantonen. De vrucht van de bramen heet in het Grieks Moron tes batou en Moron batinon, in het Latijn Moron Rubi en, als Fuchsius zegt, Vaccinium, wat nochtans mij of ook iemand anders geenszins behaagt. In de apotheken noemt men ze Mora bato en in sommige ongeleerde apotheken Mora bassi. In het Grieks heet het ook Moron vatinon of Batinon Moron en daarvan komen de bedorven Latijnse namen Morum bati, Morum bassi, Marum bacci, Morum Vaticanum en ook Vaccinium, dan de gewoonste namen zijn Murum rubi en Morum sentis, andere zeggen Morum Bassum als lage moerbeien, omdat de moerbeien Morum celsum heten als hoge moerbeien, in het Nederduits haghebezien’.

De vrucht werd als een kleine Morus gezien en verschilt naar de plaats daar ze groeien, de haag. Een verbinding met Morus en pruimen zie je in Duitse Pflaumen, Prohinern, Prumen, Moren, Murbeer, Frans mures, uit morus: zwartachtig.

(411) ‘De oude Grieken kenden de struik als βάΤος (batos) de Romeinen als rubus’.

Dodonaeus (b) ‘De Brabanders noemen dit gewas braemen of breemen, de Hoogduitsers Bremen, de Engelse bramble bushe of anders black berrye bushe, de Bohemers mostruzina. De vrucht in het Brabants braembezien, brambeyen, braembegien en soms bruyne bezien en, in het Hoogduits Brembeer, in het Boheems wostruziny’.

Bram, Ackerbremme, en daaruit Braun-, Brum-, From-, Pram-, en dergelijke, Bramel, Bramen, Bram, Brambeeren, Bremen, Brennbeeren, Brombeere, Brombesing, Bromen, Brommere, Brubear, Brummen, Pramperi, Pranpe. De braam heet bij H. Hildegard Bramberecruth of die Brama, in midden-Hoogduits Brame wat algemeen een doornstruik betekent en via midden Noordduits Bram, oud-Engels brom (nieuw Engels broom: bezem) staat het woord in verbinding met brem, zie Cytisus. Ten grondslag hieraan ligt een Germaanse wortel bhrem of bhrom dat van Indogermaanse bher: uitsteken, komt, ook van slaan en stoten, maar ook omhoogsteken, zo ook de berm in de betekenis afsnijden. In het tweede geval betekent het een opstekende rand. Op dezelfde stam bram gaat het Franse framboise terug en de Hollandse framboos.

Duits Brombeere, oud-Hoogduits is het Bramberi, Braom, en de volksmond gaf het de naam Brummelbeer, Bromelter, Bromelem bramel, brambeeren en brombeere. In Angelsaksisch werd het bremel en vervolgens braembel, waaruit het Engelse bramble ontstond.

Dodonaeus © ‘De vruchten van dit gewas heten in het Italiaans more di rono en Catherine net zoals ze in Frankrijk ook heten daar ze ook ronees of ronce en buisson genoemd worden, de Spanjaarden carca of carcamoras’.

Frans ronce blue, verwant met rouge: rood.

(Dodonaeus d) ‘In het Hoogduits heet het ook Cratzbeer’.

Dodonaeus (e ) ‘De kleine soort van bramen is van ons Rubus minor, dat is kleine bramen, genoemd en van Theophrastus Chamaebatos (dat is in het Latijn Humirubus) genoemd, zoals sommige vermoeden. De vrucht van deze wordt in het Frans Catherine genoemd, als Ruellius verzekert´.

(f) Van Beer’; bes, kwam Brema in qua Bramber bij Hildegard, Engelse garten berries of common black berry.

(g) Met Bock =Rehbock, zoals hinde bij R. idaeus.

(h) Glocke, naar de holle vrucht, Holber, Hirschbollen.

(i) Uit Rubus ontstaan, Rubethbeere.

(j) Verbinding met dieren, Boarendreck, Slangenbeeten, Ramabeer, Hundsberi, Tubechnopf, Vogelbeier.

(k) Braam wordt in het Engels ook wel lawyers (advocaten) genaamd omdat als ze je eenmaal vast hebben je ze niet gemakkelijk af kan schudden.

Vele plaatsen zijn er met braam of brem erin: Den Braam, Braamberg, Braambosch, Braamt, Brammelo, Brem, Brembosch, Brumholt.

Gebruik.

Dioscorides beveelt ze aan als versterking van het tandvlees om de bladeren te kauwen, wat niet ongebruikelijk is omdat de bladeren enige looistoffen bevatten. Hetzelfde geldt van de spruiten tegen doorval en bloedvloed wat Plinius opgeeft. Tegen bloedvloeiingen neemt H. Hildegard het bramberecruth tezamen met bluthcruth wiens naam niet zeker is omdat het voor verschillende bloedstelpende kruiden gebruikt wordt. Konrad von Megenberg noemt het wild Maulperpaum omdat het wel vergelegen werd met de moerbei. Er zijn vondsten van de zaden uit de jongere steentijd in midden Europa als de Pfalz.

Als er in een jaar veel vruchten komen krijg je een strenge winter. In de volksmedicijn worden de bladeren op open wonden gelegd, de gedroogde bladeren en wortelen dienen als een soort thee tegen hoesten, afkooksel van jonge, gedroogde bladeren werden wel gedronken tegen plasmoeilijkheden.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Deze jonge scheutjes, bladeren, bloemen en onrijpe bessen genezen de kwade hete zweren van de mond en van de keel en insgelijks ook de gezwellen van de amandelen en huig als ze in de mond dikwijls gehouden en gekauwd worden.

Die zijn ook goed tegen de loop van de buik, tegen de rode loop en allerhande bloedgang en de onmatige vloed van de maandstonden.

Al hetzelfde kan ook het water daar deze dingen in gekookt zijn, maar vooral met wat honig vermengt is dat zeer goed om alle zeerheid van de mond te zuiveren en de hete zweren en zwellingen van de mond, tong en keel te genezen.

De rijpe bramen zijn zoet van smaak en daarom hebben ze ook veel sap dat matig warm van aard is en daarom zijn ze niet onlieflijk in het eten, dan ze behouden nochtans altijd enige kleine tezamen trekkende kracht en daardoor zijn ze voor de maag aangenamer, maar als iemand die in wat te grote menigte eet dan zal hij er pijn in het hoofd van krijgen, zegt Galenus.

De jonge scheutjes laten ook de tanden vast staan als men met haar sap of met het water daar ze in gekookt zijn het tandvlees was en daartoe dienen ook de onrijpe vruchten op dezelfde manier gebruikt. Enige gebruiken ze ook in de verse wonden.

In de apotheken worden deze bessen veel gebruikt en bij verschillende geneesmengsels gedaan en vooral om de gebreken van binnen de mond en keel te genezen zoals blijkt uit de bereiding van Diamoron en meer andere dingen. Sap van bramen met siroop van wilde salie geneest of belet de melaatsheid.

Die wijn daar deze bloemen, spruiten en vruchten in gekookt zijn is goed tegen de schurft van het hoofd en de lopende en tranende zeren van het aanzicht en van alle andere verborgen of schaamdelen waartoe ook zeer goed is het uitgeduwd sap dat in de zon gedroogd is totdat het zo dik wordt als honig. En de schurftige mensen mogen zich in de badstoof met bramensap bestrijken.

De bladeren van braamkruid in loog gekookt maken het haar zwart als men dat dikwijls er mee wast.´

Folklore.

De braam is meer dan een plant waar de vruchten van gegeten kunnen worden, ingemaakt tot jam of in een bramentaart.

De duivel zou na Michaelmas dag, 29 september, zijn gespleten voeten op de bladeren gezet hebben en dan krijgen die een serpentachtige vorm, wat veroorzaakt wordt door een larf die erin leeft, men werd ongelukkig door ze na die tijd te eten.

De duivel was uit de hemel verdreven. Op die nooit te vergeten dag viel hij uit de hemel, woedend, blazend en krijsend te midden van de blackberry. De duivel heeft een goede geheugen en vergeet niet gauw. Zo is het elk jaar op 29 september stipt, de verjaardag van zijn val, dat hij op de blackberry spuugt en ze ongeschikt maakt om te eten. De braam zou in Engeland na St. Michaels dag, 29 september niet meer gegeten mogen worden. Wie er dan van eet wordt ziek en gaat op slag dood.

De Engelsen noemen ze schurftbessen, omdat kinderen die er teveel van zouden eten last krijgen van dauwworm en zeer hoofdig worden. “Maar als iemand die wat te grote menigte eet, dan zal hij daar pijn in ‘t hoofd van krijgen”.

In Ierland is dit hetzelfde, met dit verschil, dat de braam daar vervloekt wordt doordat de duivel, de puca, er zijn mantel overheen werpt. Hier gebeurt het een paar weken later met halloween. De grond van deze legende ligt waarschijnlijk in het feit dat de braam, die langs de wegen in het stof en vuil groeit, in de nazomer besmet is en zo gevaar oplevert bij gebruik.

Oorsprong van de braam.

Na de geseling van de Heer werd de gesel onbedachtzaam in een hoek geworpen. Maar o wonder! Door het bloed van de Heer kwam er nieuw leven in, een nieuwe struik ontstond, de braam. Door haar wortels en twijgen schemert plantengroen en bloedrood zonderling dooreen. Datzelfde bloed vormt haar bloedrode vruchten die als uit droppen bestaan.

Het volk ziet vooral de scherpe stekels en vele legenden en sagen zitten daaraan vast. De plant groeide veel hoger, maar eens ging Maria daar voorbij en wikkelde er zich een doornige twijg in haar haar. Ze vervloekte de struik en sindsdien kruipen de twijgen op de bodem en kunnen ze niet meer verheffen. In Haute-Bretagne vertelt men dat ze eerst een herberg had, maar ze gaf iedereen krediet zodat ze zichzelf niet meer voeden kon en gedwongen was om onderweg haar brood te verdienen en sindsdien haalt ze van alle mensen die voorbij gaan iets af zodat ze betaald wordt.

Heksen.

Heksen verzamelen zich in doornstruiken na die eerst in een schone herberg of in een prachtig kasteel veranderd te hebben. Een man, Brewie geheten, keert op een nacht van Aals terug naar Denderhouthem. In de wijk Vondelen ziet hij een mooie dreef en op het einde daarvan een schone herberg. Dreef noch herberg waren daar vroeger te zien. Brewie is niet bang en trekt de herberg binnen, vraagt een borrel en zet zich op een stoel. Nu hoort hij wonderbare muziek en in een zaal bemerkt hij dames en heren die aardig dansen. Na enige tijd toegezien te hebben roept hij verwonderd uit: “Jezus Maria, wa kunnen gijlie schoon spelen en dansen”. Ineens wordt alles doodstil, geen herberg, geen dansers en spelers, geen dreef, niets meer, Brewie zit in een doornstruik en zijn geneverglaasje is een braamblad.

Jefken de Speelman, een vioolkrabber keert laat in de nacht huiswaarts van Gooik kermis. In ‘t Liederkerkebosch gekomen ziet hij de dreef van een prachtig verlicht kasteel, hij gaat er binnen en bemerkt er vele heren en dames. Ze zetten een stoel op een tafel en Jefken daarop, hij begint te spelen. De dames en heren dansen en na iedere dans krijgt Jefken een zeker getal goudstukken zodat al gauw zijn zakken vol zijn. In de verte slaat het middernacht en op hetzelfde moment is de hele santenboetiek, kasteel en dreef, dames en heren, weg, naar de duivel. En Jefken zit alleen op een doornstruik met zijn zakken vol droge elzenbladeren.

Het dromen van passeren door plaatsen met bramen betekent ongeluk. Word je geprikt dan zal er in je vriend’s ogen een zekere vijandigheid ontstaan. Bloed je, verlies je geld, kom je er ongehinderd door, dan zal je zegevieren.

Bramble cure.

Bramble of blackberry bush, oud-Engels blaceberian, is een plant van Venus onder Aries. Als iemand je vraagt waarom Venus zo prikkelig is, vertel hem dat dit komt omdat ze in het huis van Mars staat.

De braam buigt zijn takken in een ronde boog die daar op de top weer wortelt en zo een natuurlijk en vrijwel ondoordringbare boog vormt. Hieronderdoor kruipen zou een wonderbare werking geven. In Sussex liet men kinderen negen achtereenvolgende dagen bij zonsopgang door deze bramenbogen kruipen. Hierdoor zou huidziekte afgestroopt worden. Ook betoverd vee werd erdoorheen geleid. Verder laat dit doorkruipen de toekomst zien. In het verlengde hiervan diende men er wel voor op te passen dat een kind niet tussen de benen van grotere doorkroop: dit zou het volwassen worden belemmeren.

Waarschijnlijk is dit gebruik terug te leiden naar de toestand van de kinderen die in donkere, bedompte plaatsen opgroeiden. Ze leden waarschijnlijk aan wat nu de Engelse ziekte genoemd wordt, een gebrek aan vitaminen. Dit werd al gedeeltelijk genezen door de gang naar de loofbossen.

Overigens wordt ook wel gezegd dat dit gebruik een symbolisering is van wedergeboorte, uit de gespleten boom zou een nieuwe mens ontstaan. Een ander bijgeloof zegt dat een kind dat niet leren wil om drie vrijdag morgens stilzwijgend door zo’n boog heen kruipen. Ook betoverd vee zou naar Engels bijgeloof onttoverd worden als die er door kruipen. Dat doorkruipen laat verder de toekomst zien. Als in county Leitrim in Ierland een meisje een briarthorn vindt die met zijn top in de grond groeit zodat het een halve cirkel vormt en kruipt ze voor de avond van Allerheiligen, 1 november, er driemaal onderdoor, snijdt dan de twijg af en legt het onder het kussen, alles zonder een woord te spreken, dan droomt ze in die nacht van haar aanstaande. Als men op pinkstermorgen in Oldenburg een krans van de wortels maakt en in je hoed legt en daarmee te kerk gaat zie je alle heksen met de kop omgedraaid. In Hongarije komen verwante en bevriende vrouwen en meisjes in het huis van de bruid waar de meisjes bloemenkransen maken, de vrouwen het bed met veren vullen. Het inschudden van de veren gebeurt door een uit deze struik gevlochten cirkel, dan blijft het huwelijksbed voor hekserij geschut.

Door dit heenkruipen zou de ziekte op de plant overgedragen worden (transplantation)

De Franken en de vroegere bewoners van Beieren zochten voor zo’n gespleten boomstam voornamelijk tweebenige eiken uit. Deze werden “deich” of eigenlijk “deyboom” genoemd en van daaruit “gedeihboom”. Zo’n kuur kon ook plaatsvinden via aan beide zijden van de boom vastgegroeide bramenranken. In Engeland sprak men van de bramenkuur (bramble cure) Ook bij de Slowaken wist men dat de ranken op het eind van de zomer in de grond vast wortelen. Men heeft daar een spreekwoord waar men een oud mens met een bramenstruik vergelijkt en met beide benen in de grond staat.

Uit J. Sowerby.

Rubus nessensis, Hall. (licht geel) (Rubus suberectus) (half of bijna opgaand) Bladen zijn 5tallig zonder dons aan de onderkant.

Draagt wit/roze bloemen van juni tot augustus. De rode vruchten komen in de herfst tot de vorst ze vernietigt.

Komt voor in veenachtige gronden.

Stengel is rondachtig en bijna opgaand en wortelt niet, vrijwel glad met maar een paar kleine stekels.

Naam.

Opgaande braam, Engelse upright bramble.

64 sectie Ursini.

Uit www.ausgardener.com.au

Rubus x loganobaccus Bailey, de loganbes of loganberry, is zo’n rubushybride die gewonnen werd door de Amerikaanse rechter James Harvey Logan uit Californië in 1881. Hij won die uit zaad van Rubus ursinus, een braam die bij een rode framboos, de Red Antwerp, stond. De groei lijkt veel op braam.

Dit is een zelf bestuivende plant met zeer sierlijke bloei in juni.

De oogst is eind juli wat een 4 weken duurt. De 4cm lange kegelvormige vruchten zijn donkerpurperrood en zurig. Ze moeten voorzichtig geplukt worden, zijn week en kwetsbaar en niet geschikt voor de handel. Per plant moeten in maart 10-15 slappe en dunne scheuten waaiervormig aangebonden, na de oogst afsnoeien zodat de inmiddels ontstane grondscheuten meer licht krijgen.

Taybes is een kruising tussen braam en framboos. Is ontstaan uit de loganbes, braam en fram­boos en in 1977 uitgegeven door het Schotse Horticultural Research Institute. De struik is genoemd naar de Schotse woeste en wilde rivier, de Tay. Met grotere vrucht dan de logan en bij rijpen kleurt het van groen naar frambozenrood maar is pas plukrijp bij bramenzwart zodat de vrucht loslaat van de bloembodem. De grote vruchten zijn na de pluk erg kwetsbaar en moeten direct verwerkt worden. Liefst met een schaartje van de struik knippen zodat ze wat steviger en houdbaarder zijn. Tayberry.

Boysenberry is een kruising tussen loganberry, raspberry en de westelijke dewberry (Rubus ursinus (beer). Voor een bes heeft het grote vruchten met grote zaden en diepe maroonkleur. Werd voor het eerst geteeld of de farm van Rudolph Boysen in noord Californië en werd geholpen in de ontwikkeling door Walter Knott die het als eerste teelde.

Youngberry (Rubus ursinus ‘Young’) is een hybride tussen een blackberry en een dewberry die het eerst geteeld werd in N. Amerika. Byrnes M. Young, een zakenman teelde ‘Youngberry’ in 1905. het wordt niet meer geteeld in Amerika, wel in Australië, N. Zeeland en Z. Afrika waar het de ouder werd van de populaire olallie blackberry die geteeld werd in 1935 door George F. Waldo. Olallie betekent bes in Chinooktaal. Het was ook een ouder van de marionberry.

Sectie Rubus.

58. Uit J. Kops.

Rubus ulmifolius, Schott. (met blad als iep) (Rubus sanctus, Schreb. )(gewijd, heilig) (=Bladeren zijn leerachtig en 3-5tallig, zijblaadjes kort gesteeld en 3-7cm lang, eivormig met een breed eivormig topblaadje met plotseling toegespitste top, scherp gezaagd, donkergroen en aan de onderkant blijvend wit viltig.

Bloeit in juni met roze bloemen en gaan naar wit in piramidale en opstaande trossen die kort gesteeld zijn en iets sterharig, kelkbladen zijn terug geslagen en kroonbladen eivormig.

Vrucht is glanzend zwart.

Deze soort, met op iep gelijkende bladeren, is een altijdgroene en krachtig groeiende en zeer brede struik van 4-6m hoog met sterk afstaande twijgen. Die zijn scherp gekant en gegroefd en wortelen aan de top.

Bellidiflorus’ wijkt af doordat de bladeren aan de bovenkant spaarzaam behaard zijn en de onderzijde meer grijs viltig behaard is, roze en half gevulde bloemen.

’Variegata’ groeit zeer langzaam en heeft kleine en geel/wit gerande en gevlekte bladeren.

Numeri 33: 55, Richteren 8: 7 en 16, Jesaja 7: 23-25, 9: 18, Lucas 6: 44 komen dorens voor, bramen. Wat bramen werd staat voor atab of atad, choach betekent meer een netel, stekelbosjes zijn sillon of silonim, sirpad, shamir en chedek, de Griekse vertaling voor de laatste twee betekent een stekelige plant die pijnlijk kan zijn, en barkanim. In Numeri 33: 35 is het woord sikim tot dorens geworden. De meeste denken dat met deze woorden echte bramen bedoeld worden, uitzonderingen zijn Richteren 9: 14-15 waarvan men denkt dat het Lycium is bij Jesaja 34: 13 denkt men aan Notobasis syriaca. De stekel van Micha 7: 4 zou Solanum sodomeum zijn, de stekels van Ezechiël 2: 6 en 28: 24 de slagersdoorn, Ruscus.

Koebraam wordt het meest gevonden bij het water en bosjes. Ze is overvloedig op de Libanon en Palestina.

Op plaatsen, waar distels en dorens van de woestijn voorkomen, zijn mogelijk species van de braam bedoeld. Heilig, omdat de Joden denken dat dit de plant is van het brandende bos in de woestijn. Elmleaf blackberry of thornless blackberry.

57. sectie Rubus.

Uit Addisonia.

Rubus linkianus, Ser. (Duitse botanist Johann Heinrich Friedrich Link, 1767-1851) Stevige en donkergroene bladeren die er laat in de herfst afvallen, meestal 5tallig, elliptisch en bijna zittend, topblaadje is langer gesteeld en meestal breder met afgeronde bladvoet, grof dubbel en soms ingesneden gezaagd, van onderen blijvend wit viltig

Twijgen zijn sterk gegroefd en hebben tamelijk grote en haakvormige stekels.

In juli/augustus komen de mooie halfgevulde bloemen in opstaande en veelbloemige trossen, 3cm in diameter met ovale en aan de buitenkant viltig behaarde kelkbladen.

De afzonderlijke vruchtjes zijn groot, vaak maar met enkele bijeen en glanzend zwart.

Deze soort wordt meestal als klimplant gebruikt voor muren of tegen bomen, maar houdt van een zonnige en wat beschutte plaats.

Een hoge struik.

Komt uit Europa en wordt 6-10m hoog. Is beschreven in 1821.

59. sectie Rubus. Uit J. Saint-Hilaire.

Rubus laciniatus, Willd. (van slippen voorzien of ingesneden) Bladeren meestal 5 en soms 3tallig, blaadjes tot 8cm lang en vaak tot de middennerf ingesneden lobben met spitse top, onregelmatig dubbel gezaagd, matglanzend donkergroen en aan de onderkant blijvend grijs behaard.

Heeft eerst groene en later aan de zonzijde olijf/bruine en kantige twijgen met talrijke haakvormige stekels.

Bloeit in juni/juli en soms nog later met witte en wat roze gekleurde bloemen die in sterk gesteelde en viltig behaarde trossen staan, bloemen zijn tot ruim 2cm in diameter, kelkbladen terug geslagen en aan beide zijden viltig behaard.

Vruchten worden in oktober/september rijp en zwart.

komt uit Europa en wordt 4m hoog.

Peterseliebraam, Engels cut leaved bramble.

Planten.

De meeste worden vermeerderd via afleggers, winterstek kan ook met 1az 50mg per liter. Stekken in juni/augustus met 1% ibz. Zaaien in februari bij 5 graden, zaad bedekken.

Gebruik eenjarige scheuten van de framboos en zet er een drie per strekkende meter. Snoei ze terug op een 25cm om ze te dwingen scheuten te maken. Zet aan weerszijden van de planten palen met daartussen draden tot op een anderhalve meter hoogte. Het eerste jaar laat je ze groeien, daar komen het volgende jaar de bloemtrossen aan. Aanbinden in het voorjaar, niet allemaal, de besten en wel een 7 per meter. Die hebben de ruimte, krijgen zo de beste vruchten. Knip dus het tweede jaar, tot mei alle nieuwe scheuten weg. Daarna mogen ze opkomen. Op het oude hout verschijnen de frambozen, plukken, daarna de hele scheut tot aan de grond wegknippen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl