Victoria
Over Victoria
Koninklijke waterlelie, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt,
Uit J. Hooker.
2 of 3 soorten waterplanten met grote bladeren.
Ze groeien in Z. Amerika.
Nymphaceae, waterleliefamilie.
Victoria amazonica Sowerby (uit de Amazone) (Victoria regia, Lindl. (koninklijk) is de koninklijke waterlelie.
De bladeren staan op lange stengels van 7-8m.
De bladen zijn eerst pijlvormig en dan worden ze rond en groot. Dit is de grootst bedektzadige waterplant ter wereld. Volwassen bladeren bezitten een doorsnede van 2-3 meter en de opstaande rand, met stekels, is 8‑10cm. hoog. Het blad is verdeeld in ribben die breed opstaan en het blad in een groot aantal vakken verdelen. Op die ribben bevinden zich formidabele pennenstekels.
Met de dikke en holle nerven bezit het blad een zeer groot drijfvermogen en bij een goede spreiding kan het een 50kg aan gewicht dragen. Buiten de vele luchtgaten aan de bovenkant die de luchtkamers van het mesophyl vormen zijn er talrijke kleine deukjes. Met een loep kun je zien dat het blad geperforeerd is met fijne gaatjes. Die gaatjes zijn geschikt om gas door te laten van de ondergrond. Ook, vanwege de kopvorm van het blad, dat het regenwater er onmiddellijk afvloeit en niet op het blad blijft staan. Dit biedt een goede bescherming tegen fungi en algae. Ook de onderkant is zeer fraai, bezit een mooie purperen kleur en bedekt met stekels. Opmerkelijk is ook hun groei en gewicht, een enkel blad kan wel 150-200 pond wegen. Met zandzakken is gemeten hoeveel gewicht ze kunnen hebben en de uitkomst was dat een enkel blad meer dan 300 pond kan hebben. Daarmee begon ook een lange traditie om kinderen op een victoriablad af te beelden.
Als grote eenjarige moet het gewas ook wel snel groeien, de maximale snelheid is gemeten van 2,5cm in 1 uur. Een plant kan in 21-25 weken 180-200 vierkante meter bedekken.
In het najaar sterft het blad af.
Deze koninklijke plant betovert ons maar een enkele dag en verandert van puur wit naar diep rosé als het verwelkt. De okselstandige bloem wordt door een stekelige bloeistengel gedragen en bezit talrijke witte bloembladen en bereikt een 40cm in doorsnede. De bloem breekt in de namiddag open en sluit de volgende morgen. Vervolgens opent het zich de volgende avond en nu volledig zodat nu ook de binnenste roze/purperen bloembladen zich ontvouwen en de gele stuifmeeldraden zichtbaar worden. Dan geurt ook de bloem aangenaam. In de eerste nacht stijgt de temperatuur in de bloem een 15 graden hoger dan de omgeving. De tweede morgen sluit de bloem en duikt het onder water waarna de vrucht zich met een 300 maïskorrelachtige zaden zich ontwikkelt.
De zaden blijven alleen onder water kiemkrachtig. De plant wordt in horti geteeld door jaarlijks uit nieuwe zaden planten te telen en laten groeien bij 25-30 graden.
Het is een eenjarige.
De plant groeit in de bochten van Z. Amerikaanse stromen.
Naam, etymologie.
Uit W. Allen.
(158) In 1801 werd deze plant ontdekt door de Duitser Thaddaeus Haenke (Hanke) op de Rio Marmore, hij vergezelde een Spaanse expeditie in het Amazonegebied. Men vertelde dat de ontdekking hem met zoveel bewondering en dankbaarheid vervulde dat hij in de boot op zijn knieën viel om het opperwezen voor dat voorrecht te danken. De ontdekking en zijn verhaal raakten zoek na zijn dood op de Filippijnen.
Bonpland, de begeleider van Humboldt, zag de plant in 1819 bij Corrientes, Argentinië, en zond in 1825 een beschrijving naar Mirbel, Parijs. Hij was zo begeesterd over de plant dat hij in het water viel, maar nam niets mee naar huis.
In 1832 vond de Duitser Poppig de plant in de Amazone en gaf de eerst gepubliceerde aflevering in “Notizen” van dat jaar onder de naam Euryale amazonica.
D”Orbigny zag de plant in 1827 te Corrientes als verzamelde specimens en zond die met tekeningen naar het Museum van Natuurlijke Historie te Parijs. In 1833 zag hij de plant weer in Bolivia en publiceerde daar verscheidene jaren later over. Hij verzamelden bloemen bladen en vruchten, maar er bleef maar 1 blad over.
Ze hebben ook niet de weg geweten om hun ontdekking goed te melden. Ze werden er niet beroemd door. Eerst nadat in 1836 Sir Richard Schomburgk Brits Guyana op een wetenschappelijke reis bezocht en de plant vond op de Berbice river stuurde hij tekeningen van bladen en bloem naar Engeland. Een in azijn geconserveerde bloem was alles wat Schomburgk mee bracht. Maar toen kon de Engelse kruidkundige Lindley er een werkstuk van maken die de belangstelling en nieuwsgierigheid daar in hoge mate bevorderde. Lindley noemde de plant in de publicatie van 1838 toen Victoria regia als een hulde aan de Engelse koningin. De 18jarige Victoria was pas als koningin gekozen. Deze naam bleef behouden voor de noordelijke plant, terwijl de plant die door Corrientes gevonden werd benaamd werd door D”Orbigny in 1840, die doopte het Victoria cruziana Orb., ter eren van Generaal Santa Cruz van Bolivia.
De inlandse naam yrupe komt van de Guarani Indianen, y betekent water en rupe is een soort bord in hun taal. Varianten van deze naam komen in heel Z. Amerika voor. Vertaald als waterbord is een algemene naam.
Op sommige plaatsen in Z. Amerika is ze zo gewoon dat de voedzame zaden die in peulen zitten ter grootte van een babyhoofdje als voedsel gebruikt werden en zijn Indiaanse naam Maïs van water betekent. De Spanjaarden hebben het de naam gegeven van maïs de aqua. Bonpland heeft een interessante notitie nagelaten van zijn gebruik aan de Rio Pardo: ‘ het meel gemaakt van de zaden wordt geprefereerd boven dat van tarwe’. Queen Victoria’s water lily, Royal water lily, water maize, water platter.
Uit J. Hooker.
De Engelsen wilden deze plant graag in hun collectie opnemen om roem te verwerven. De strijd om de queen of water lilies in gevangenschap te houden begon met Schomburgk. Hij verwijderde levende planten uit meren en baaien van Georgetown, maar zij stierven spoedig.
In 1846 kwam de Engelsman Bridges met zaden in natte aarde aan waarvan er 25 naar de Kew Gardens gingen. 22 mislukten, maar drie kiemden en groeiden krachtig als kleine planten tot oktober en stierven in december.
Een op het eiland Leyan wonende Engelse geneesheer liet planten, wortels en zaden in 1848 uit de Essequibo river voor eigen rekening inzamelen, maar ook die poging liep op niets uit.
In 1849 slaagde er een expeditie van Georgetown erin om 35 levende planten terug te brengen, maar allen stierven. Eindelijk werden zaden gezonden vanuit Demerara river naar Kent in flessen vers water door de geneesheren Rodie en Luckie. Op 28 februari 1849 werden ze gezaaid. Op 23 maart waren de eerste planten te zien. Om het risico te spreiden waren ze op verschillende plaatsen in Engeland uitgezaaid.
Joseph Paxton, bloemist van de Duke of Devonshire, kreeg de plant voor het eerst in bloei op 18 november 1849 op het landgoed Chatsworth wiens kassen een halve ha besloegen. Daarin was een vierkante meter groot bassin die een meter diep was. Hij gaf hitte en watercirculatie. Eerst had de plant vier geopende bladeren en een zich ontwikkelend blad. In september waren het 19 bladeren. Het grootste blad was een meter lang. Het bassin bleek te klein, men maakte direct een dubbel zo grote. Elk blad nam nu dagelijks 30cm in grootte toe. Ze groeide dag en nacht, met 12-13 uur het meest, in de namiddag het minst. De temperatuur van het water werd op 22-24 graden gehouden. De bladen hadden 2.13m doorsnede en waren als een kleine kano. In november verscheen het eerste groeipunt, de knop was 15cm boven het water gestegen en opende zich tegen de avond. Na 2 dagen was de geur over en na drie dagen was de bloei ten einde. Hij kreeg daar zaden van en daar weer krachtige nieuwe planten.
Een jaar later bloeide een plant te Kew en na kunstmatige bevruchting werden de zaden naar België, Duitsland en ons land gestuurd.
In 1850 bloeiden er de eerste planten te Gent bij van Houtte, verder in Hannover, 1852 in Berlijn.
In 1859 bloeide er een te Amsterdam. Ook kwam de plant in de oude Hortus te Groningen aan de Rozenstraat. Op vele plaatsen werden er speciale kassen voor de plant gebouwd. Volksmassa’s liepen uit als de plant bloeide. Waterlelies werden mode, lange ranken hingen over het baltoilet, in het haar en in het decolleté werden ze gestoken. In het begin van deze eeuw durfde geen mens in zijn badkamer, diegene die er een hadden, de randen zonder waterlelies te sieren. De waterlelie werd tot jugendstil wat voor de renaissance de granaatappel was, voor de rococo de roos.
De hele wereld wilde waterlelies hebben.
Ook werd daar wel eens de Victoria cruziana, (Cruz’s) in bloei gebracht, dat is echter niet de grootste, de grootste is de oude Victoria regia, nu Victoria amazonica, (Amazone) maar die is nog moeilijker in bloei te krijgen.
Een kruising tussen die twee, de Longwood hybrid Victoria, is gemakkelijk te kweken en spectaculairder dan zijn ouders. Het heeft hybride krachten en is helderder van kleur en kan met minder warmte toe. Een derde is Victoria mattogrossensis (uit Mato Grosso in Brazilië) of Victoria cruziana var. mattogrossensis, die op Victoria cruziana lijkt, behalve in de grootte van de zaden.
Uit J. Allen.
Paxton.
Dezelfde Paxton verwierf een onsterfelijke naam door zijn ontwerp van het kristallen paleis in het Hydepark. Dit was voor de wereldtentoonstelling van 1851 te Londen. Op 14 november werd Paxton door de koningin en prins Albert in Windsor ontvangen om een blad van de waterlelie te laten zien. Het was de eerste in Europa. Hij mocht het kristallen paleis bouwen.
Hij zou constructies bouwen aan de hand van de vorm en sterkte van de bladeren van deze plant. Zo kon hij bouwconstructies maken met gigantische afmetingen die voor die tijd licht van constructie waren. Hij maakte lichte kasconstructies die met glas bekleed werden. Dat was in de eerste instantie nodig omdat hij een grotere kas nodig had voor zijn waterlelies. Hij maakte die te Chatsworth. Die was licht en sierlijk en droeg zijn gewicht door enkele steunen die het glas droegen. Dat glas was van de grootte die men indertijd in Engeland kon maken, het zou de voorloper zijn van onze kassenbouwers.
Hij was zijn tijd een 60 jaren vooruit.
Zijn assistent was Gottfrief Semper de latere grote Weense bouwmeester.
De bladeren van deze plant waren dun, maar zo stevig dat ze een kind van 40-50 kg kon dragen. Dat heeft het blad te danken aan een geraffineerd ribbenstelsel onder de bladeren. Van het midden uit lopen spaakvormige ribben straalsgewijs uiteen en worden naar buiten toe steeds vlakker. Opdat de afstand tussen de ribben naar de bladrand toe niet groter wordt vertakken de ribben zich tot vijfmaal toe gaffelvormig zodat aan de rand, uit een rib, 32 ribbetjes zijn ontstaan. Onderling zijn de ribben nog met platte dwarsschoren verbonden. Naar die bouw van de bladeren maakte Paxton dan ook zijn kristallen paleis. Dit was voor de bouwgeschiedenis dan ook een keerpunt in de ontwikkeling van de bouw, zie bijvoorbeeld ook de later gebouwde Eifel toren.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl