Nymphaea
Over Nymphaea
Waterlelie, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Uit J. Grandeville.
Door R. A. Salisbury werd het geslacht Castalia genoemd. Zo werd de witte waterlelie Castalia alba, Wood. Castalia is een heilige bron op de berg Parnassus, naar een nimf die erin gesprongen was die de liefde van Apollo niet beantwoordde en niet aan zijn achtervolging kon ontkomen.
Nymphaeaceae, waterleliefamilie.
Het geslacht Nymphaea kenmerkt zich een 4bladige kelk, bloembladeren zonder honig groefje en meeldraden die aan de voet van het vruchtbeginsel zijn vergroeid.
Tot deze familie behoren overblijvende waterplanten die in veel vijvers als sierplanten worden aangeplant.
Kruiden die meerjarig zijn door de horizontale of opgaande wortelstok of knollen die in de modder wortelen en bedekt door 6cm of 1.80m water.
Bladeren drijven of staan in kransen een paar cm boven het water, rond tot ovaal, gaaf of getand en 4cm tot 60cm doorsnede.
Bloemen zijn meestal opvallend, wit, geel, blauw en rood in alle tinten, 2 tot 15cm doorsnede.
Een 50 soorten zijn bekend die over de hele wereld voorkomen, vele var. en hybriden.
Nymphaea mexicana uit Curtis botanical magazine.
14. uit www.ozwatergardens.com.au
Nymphaea pygmaea helvola Berg. (honing/geel) = kruising tussen Nymphaea tetragona x Nymphaea mexicana. Gewonnen door B. Latour-Marliac, kweker te Temple-sur-Lot, Frankrijk. Nymphaea soorten hybridiseren gemakkelijk. M. Latour-Marliac, een kleine apotheker uit Z. Frankrijk, was vervuld met de gedachte om zulke mooie waterlelies te kweken voor zijn kleine tuin.
Staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.
Vormt geen uitlopers.
Eivormige bladeren zijn 7-10cm in doorsnede en bruin gevlekt met roodachtig/groene achterkant
Bloemen zijn 5-7cm groot en zwavel/geel in juni/september.
Waterdiepte 20-30cm, dus voor bassins en kuipen.
Pygmy waterlily.
15. uit commons.wikipedia.org
Nymphaea x marliacea ‘Chromatella’ Bergm. (gewonnen door B. Latour-Marliac, kweker te Temple-sur-Lot, Frankrijk) =kruising tussen Nymphaea alba x Nymphaea maxima en gewonnen door B. Latour Marliac. Staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.
Sterk groeiende en rijk bloeiende plant zonder uitlopers.
Ronde bladeren zijn 10-20cm in doorsnede, helder groen en bruinachtig gevlekt, bladeren die boven het water uitsteken zijn meestal niet gevlekt.
Bloemen van 12-18cm in doorsnede zijn kanariegeel in juni/september.
Waterdiepte 60-100cm.
15.
De hybriden zijn kruisingen tussen Nymphaea caroliniana (uit Carolina) met Nymphaea chromatella, (zwak gekleurd) Nymphaea laydekeri (kweker Maurice Laydekker, schoonzoon en medewerker van B. Latour-Marliac uit Temple-sur-Lot, Frankrijk) en Nymphaea x marliaceae.
Na 10 jaar werk verscheen er een rode lelie in zijn vijver en hierna begonnen rijk gekleurde lelies hun opwachting te maken. Het zijn sterk groeiende waterlelies met rijke bloei en grote bloemen in allerhande tinten van roze tot karmijn, geelachtig roze, koperkleurig etc.
Vanaf 1888 tot 1900 werden deze geweldige ‘hybriden’ geïntroduceerd door M. Latour-Marliac te Temple-sur-Lot, Frankrijk.
‘Comanche’ met donker olijfgroene, bruin gevlekte bladeren en ca. 17cm oker/gele bloemen, het geheel met koperkleurige schaduw en donkerrood geaderd tot gevlamd.
Waterdiepte van 30-60cm.
‘Escarboucle’ met 17cm grote, eenkleurige vermiljoen/rode bloemen met donkerrode meeldraden en rood gestreepte kelkbladeren.
Waterdiepte van 30-60cm.
‘Gloire du Temple sur Lot’ met 19cm grote, gevulde, geurende zacht roze, bijna witte bloemen met lange smalle, wat gegolfde bloembladeren en helder gele meeldraden.
Waterdiepte van 50-100cm. ‘Graciella’ met vele 8cm grote oranje/rode bloemen en kastanje/bruine gevlekte bladeren.
Waterdiepte van 30-60cm.
‘Ignea’ met eerst rood/bruine bladeren die later donkergroen worden met zeer donkere vlekken, bloemen van 16cm in doorsnede zijn donker purper/rood en gaan naar het midden toe in oranje over, goud/gele meeldraden.
Waterdiepte van 100-150cm.
‘Flammea’ met donkergroene bladeren die rood/bruin gevlekt zijn, rijk bloeiend met 16cm grote, amarant/rode, wat wit gevlekte en gestreepte bloemen.
Waterdiepte van120-150cm.
‘Meteor’ met 17cm grote granaat/rode bloemen die soms wat wit gevlamd zijn met gele meeldraden en rood gestreepte kelkbladeren.
Waterdiepte van 30-60cm.
‘Newton’ met 20cm grote stervormige, vermiljoenkleurige roze bloemen met lange, smalle bloembladeren en oranje meeldraden met witte kelkbladeren
Waterdiepte van 30-60cm.
‘Sioux’ met bronskleurig groene, bruin gevlekte bladeren en bloemen van 17cm in doorsnede met smal langwerpig koperkleurige gele bloembladeren en donkergeel meeldraden.
Waterdiepte van 30-60cm.
‘James Brydon’ met eerst rode bladeren die later donker groen worden, vele bloemen van 15cm in doorsnede zijn geurend en karmijn/rood.
Waterdiepte van 30-60cm.
‘William Falconer’ met eerst bruin/rode bladeren die later donkergroen worden, bloemen van 18cm in doorsnede zijn donker robijn/rood met goud/gele meeldraden.
Waterdiepte van 40-60cm. Deze laatste twee zijn in de handel gebracht door H.A. Dreer, kweker te Germantown, Philadelphia, N. Amerika.
16. subgenus Nymphaea sectie Chamaenymphaea.
Uit W. Hooker.
=Nymphaea tetragona, Georgi. (vierhoekig)
Rechtop staande wortelstokken zonder scheuten.
Eivormige tot elliptische bladeren van 5-10cm lang en 4-8cm breed zijn glanzend donker groen met roodachtige achterkant, jonge bladeren zijn aan de bovenkant vaak wat rood gevlekt.
Dunne en gladde bladstelen.
Bloemknoppen zijn aan de voet vierkant, wat geurende bloemen van 4-10cm in doorsnede met 10-17 witte bloembladeren en een 40 goud/gele meeldraden, eivormige en stompe kelkbladeren die van binnen wit zijn in juni/september.
Waterdiepte van 15-30cm.
Uit O. Europa, Mandsjoerije, Z. O. Siberië, Kamschatka, Japan en N. Amerika. Is beschreven in 1805.
Witte dwergwaterlelie, pygmy water lily.
subgenus Nymphaea sectie Nymphaea.
17. Uit C. Millspaugh.
=Nymphaea odorata, Aiton. (welriekend) Kruipende wortelstok zonder uitlopers.
Breed eivormige tot ronde bladeren zijn 15-25cm in doorsnede, glanzend groen met zacht behaarde achterkant die net als de stelen paars gekleurd zijn, jongere bladeren drijvend, de oudere geheel of gedeeltelijk boven het water uitstekend.
Schaalvormige bloemen van 10-15cm in doorsnede met een heerlijke geur, zuiver wit met 20-30 elliptische bloembladeren en eivormige kelkbladeren, 60-100 meeldraden in juni/oktober
Waterdiepte van 50-100cm.
Is nauw verwant met Europese N. alba, maar geurt beter. Komt uit oostelijk N. Amerika. Is beschreven in 1786.
Var. gigantea is in alle delen veel groter dan het type, bladeren tot 40cm in doorsnede, minder sterk geurende bloemen van 15-20cm groot, bloembladeren zijn omgekeerd eivormig en zuiver wit, meestal groene kelkbladeren.
Var. minor is in alle delen veel kleiner, donker groene bladeren van 5-13cm in doorsnede met donker rode achterkant, bloemen van 5-9cm met 17-24 witte bloemblaadjes die bij het uitlopen vaak roze zijn.
Var. rosea met 10-12cm grote, roze/rode bloemen, kelkbladeren zijn aan de binnenkant roze.
Nymphaea odorata Ait. subsp. odorata Britton. Nymphaea odorata subsp. tuberosa Wiersma.(bolvormend)
American sweet scented water lily, fragrant water lily, beaver root.
Blazende zon.
Deze bloem is de enigste die geurt, het maakt haar rechter over alle bloemen, want elke bloem heeft een ziel. Als anderen hun geuren goed gebruikt en ontwikkeld hebben worden ze bij St. Pieter toegelaten, zo niet verbleken ze en verdwijnen.
Hij die de naam van Lake of the Clustered Stars veranderde in Tupper’s Lake hadden ze moeten ophangen. Hier op zijn heuvelachtige kust woonden de Saranacs waarvan Wayotah (blazende zon) het hoofd was en Oseetah ( de vogel) het mooiste meisje. Oseetah hield van de grote en sterke leider, vond zijn verhalen over oorlog en reizen heerlijk. Maar haar ouders hadden haar beloofd aan een jonger en minder oorlogszuchtige man. Het was aan haar ouders, meer dan aan haar eigen, dat ze zich gebonden voelde. Wayotah trok haar erg aan en ofschoon ze van hem wegvluchtte met tranen in de ogen, bleef ze hem vermijden. Tot na een terugkeer van een succesvolle campagne tegen de Tahawi, volgde hij haar in zijn kano over het meer. Ze weigerde toen hij haar wilde omarmen, ze was stil toen hij haar vroeg te zingen, toen, hij werd kwaad, helde hij naar haar over met uitgestrekte armen en vloog ze tegen een rots die in het water lag, omkijkend naar hem met een glans die van liefde sprak, stak ze haar hand op en waarschuwde hem terug te gaan. Wayotah liet zich niet waarschuwen. Hij was dicht bij haar en lachte toen ze steun zocht met haar handen, maar voordat ze zich kon vastgrijpen viel ze in het meer en het water sloot zich boven haar. De jonge man dook haar achterna om haar te redden maar, vreemd genoeg, hij zag niets meer van haar, ze was verdwenen zoals een regendruppel in het water verdwijnt. Na lang wachten en zoeken keerde hij naar het dorp terug waar geween gehoord werd. De volgende dag kwam een jager aanrennen met verbazing in zijn ogen: “Bloemen groeien in het water” riep hij. De mensen snelden toe om dit te zien. Hun vloot kano’s spoedde zich naar het eiland van de iepen en daar was wat de boodschapper had gezegd. Het meer was wit en goud van bloemen en de lucht was heerlijk geparfumeerd. “Dit was er gisteren niet” zei men. “Vertel ons wat dit betekent” vroeg een oude vrouw aan hun profeet. Hij antwoordde: “Dit bloemenbed is Oseetah die na haar dood veranderd is tot deze levensvorm. Haar hart was net zo zuiver als deze bloembladen en haar liefde brandde als het goud dat ze nu insluit. Kijk en je zal zien dat de bloem zich ontvouwt in de warmte van de zon en als hij ondergaat zal ze zich sluiten en slapen op het spiegelbeeld van het meer”. Toen ging Wayotah naar het bos en zat met zijn hoofd gebogen naar de aarde.
Uit L. van Houtte.
Nymphaea rubra.
21. uit www.seerosenforum.de
Nymphaea x caroliniana Conard (uit Carolina) = kruising tussen odorata var rubra x tuberosa en staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in. Gewonnen door Dr. Bahnsen te Salem, N. Carolina.
Bladeren zijn tot 30cm in doorsnede, donkergroen net rode achterkant.
Bloemen van 16-18cm in doorsnede, geurend met smalle, zachtroze bloembladeren in juni/september.
Waterdiepte van 60-125cm.
Hiertoe behoort de vorm ‘Colossea’, sterk groeiende plant met 18cm grote, schaalvormige, bijna witte, licht vleeskleurige bloemen.
subgenus Nymphaea sectie Nymphaea.
22. Uit www.wildflower.org
Nymphaea odorata subsp. tuberosa, Paine. (bol vormend)
Sterk groeiende plant met kruipende wortelstok die knolvormig is.
Ronde bladeren van 15-35cm in doorsnede die aan beide kanten groen zijn.
Blad en bloemstelen zijn groen.
Schaalvormige en niet geurende bloemen zijn 15-20cm in doorsnede met spatelvormige, witte bloembladeren en elliptische kelkbladeren die stomp en groen zijn, sterk omgebogen in juni/oktober.
Waterdiepte 50-100cm.
Uit Minnesota tot Ontario, Michigan en Nebraska. Is in 1823 beschreven.
Var. richardsonii (Schotse arts en botanist John Richardson, 1787-1865) met zacht geurende, gevulde en 16-20cm grote bloemen met 35-50 helder witte bloemblaadjes.
Tuberous rooted water lily.
subgenus Nymphaea sectie Nymphaea.
23. Uit H. Conard.
Nymphaea candida, Presl. (wit)
Hartvormige eironde bladeren met de nerven van de bladslippen boogvormig naar elkaar toelopend.
Bloemen van 6.5-8cm in doorsnede, geurloos met 12-20 eivormige witte bloembladeren, vruchtbeginsel is alleen aan de voet met meeldraden bezet in juni/juli.
Eivormige vruchtjes.
Waterdiepte van 50-125cm.
Uit Midden en N. Europa lijkt veel op alba.
Noordelijke waterlelie, Reinweisse Seerose, dwarf white water lily.
subgenus Nymphaea sectie Nymphaea.
24. Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Nymphaea alba, L. (wit)
De stevige zetmeelachtige iyzomen worden bevoorraad door de drijvende bladeren. De zwarte en kruipende wortel is van binnen wit en bedekt met knobbels, als ogen.
Het jonge en lang gesteelde blad stijgt rechtop uit het water met twee zijden naar binnen gerold. Bij het omhoogkomen van de bladeren, onder de zilveren lijn vandaan, lijken de half geopende bladeren eerst op waterbekers, er zit een waterkan in elke opening. Dan ontvouwen ze zich langzaam waarna ze over de waterspiegel uitgerold worden zodat ze vlak over het water drijven, tot 30cm in doorsnede, de nerven van de bladslippen uit elkaar lopend. Het roodachtige zachte hartje wordt tot leer, als breed gepolijste bladeren wat een was bedekking is die ze beschermt tegen nat worden. Voortdurend vochtig blad is tenslotte gevoelig voor ziektes, er ontstaan algen en dergelijke. De onderzijde van het blad is purper of rood getint door de aanwezigheid van anthocyan, een kleurstof die lichtstralen omzet in hitte en zo assisteert in chemische processen. Op de wat hol staande bladeren met grote luchtkamers kunnen zelfs waterhoentjes lopen.
Talrijke wat geurende bloemen van 10-15cm groot met 12-24 bloembladeren die langwerpig en zuiver wit zijn, vruchtbeginsel is tot aan de top toe met talloze meeldraden bezet in juni/augustus.
Appelvormige vruchtjes.
Waterdiepte 1-2m.
Het is de zuiver witte waterlelie die in Europa groeit, Klein Azië en N. Afrika.
Uit Curtis botanical magazine.
=Var. rubra Lonnr. verschilt door de rood/bruine blad en bloemstelen, verder door de karmijn/roze 7-15cm grote bloemen. Hiertoe behoort de vorm ‘Froebelii’ met 10cm grote donker karmijn/rode bloemen. In de handel gebracht door O. Froebel & Co, kwekers te Zürich, Zwitserland.
Deze twee in 50cm diep waterplanten.
Lyrisch.
De waterlelie is van een haast duizelingwekkende witheid. Ze leggen hun statige hoofden op het waterbed en golven zachtjes mee, als hoofden van zwemmers steken ze boven het water. De waterlelie is mooi vanwege zijn rondingen en geeft plezier aan de ogen en gedachten. Er zit een kleine tint van crème in het wit wat de bloem goed staat, vooral in combinatie met de gouden massa van meeldraden in het hart. Het hart, het ‘blij gouden hart’ zoals Frederik van Eeden poëtische zegt in zijn wonderschoon: ‘Ik heb de witte waterlelies lief”. Het zijn de waterkoninginnen die bloeien in juni en juli.
Deze maagdelijke nimfen van de nacht baden hun schoonheid in het meer zodat ze fris en helder oprijzen als hun geliefde zon ontwaakt. Ze openen om 7 uur in de morgen en sluiten om 4 uur of relatief later. ‘s Nachts vouwen ze hun zoetheid op en duiken naar de bodem van het meer om de volgende morgen weer open te gaan, maar een uur later dan de dag ervoor.
De bloemen van elke soort gaan open op de voor hun specifieke tijd en elke dag, zodat in een vijver met een 20tal soorten er elk uur wel wat verandert. De uren van de bloei zijn zowat gelijk, de tropische zullen hier wat trager zijn. Elke bloem opent vanaf het eerste dag tot de volgende 5‑7 dagen telkens een uur later en gaat weer een uur later dicht.
Ze zullen echter niet bloeien als de rivier snel stroomt.
Na de bestuiving raakt de papaverachtige zaadknop weer onder water doordat de stengels zich spiraalvormig oprollen of omvallen. Na 6‑10 weken zijn de vruchten rijp en barsten open, de zaden stijgen omhoog en drijven daardoor ver weg van de ouderlijke plant.
Ze worden veel afgebeeld. Sculpturen zijn te zien in Bristol cathedral, Westminster abbey, Angel Choir te Lincoln.
Naam, etymologie.
Zie ook Nenuphar, vaak werden ze alleen door geel en wit onderscheiden. (Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas is hier te lande eigelijk plompen genoemd Andere noemen het grote plompen omdat ze de grootste van allen zijn. De naam plompen, geloven sommige, is gekomen omdat de bloemen in het water plonzen of plompen’.
Witte pompebloemen, witte plomp en bij de Friezen pompe. Herbarius in Dyetsche “aplompe of plempen, water rosen of zeeblomen, oft lelye, nemyfar.”
Dodonaeus (b) ‘In Hoogduitsland heet het Wassermon, Harwurtz, Harstrang, Seeblumen en Wasser Gilgen, in Frankrijk blanc d’eau’.
Dodonaeus © ‘De Griekse Νυμφαία en daarnaar de Latijnse naam is Nymphaea omdat het zo graag op de waterachtige plaatsen groeit, als Dioscorides schrijft’. Nymphaea is dus naar de sage een in waterplant veranderde nymf, Νύμφη, of omdat de Nixen onder hen loeren in de maneschijn.
‘In de apotheken heet het Nenufar of Nenuphar, in het Egyptisch Nuphar.’
Frans en Engels nenuphar.
Uit Curtis botanical magazine.
De Sanskriet/Perzische naam niluphar of nilotpala komt van nil: blauw, en utpala: waterlelie, voor de blauwe lotus van India, Nymphaea stellata. = Nu Nymphaea nouchali Burm. Dit werd via de Arabische naam nauphar of nyloufar, gegeven aan de rood getinte witte lotus van de Nijl, Nymphaea lotus, L. De naam verschijnt bij Dioscorides als nouphar, in middeleeuws Latijn als nenufar en is als nenuphar nog in Griekenland en Engeland in gebruik voor waterlelies.
Uit het Grieks kwam het Latijnse nubo: huwen. De oorspronkelijke betekenis is bruid of maagd, de naam werd al vroeg gebruikt de betekenis voor de lagere vrouwelijke godheden. In vroegere ontlening gaf dit het Latijnse numpa, lumpa of limpa: watergodin. Ze zou groeien op plaatsen waar de nimfen of najaden woonden. Een latere afleiding gaf Latijns nympha en gaat van hieruit verder. In een Duitse dichting werd het woord nympha door Opis in 1629 ingevoerd. De sage gaat naar de in planten veranderde nimfen of omdat de nixen onder hun bladeren loeren en in de maneschijn op hun bladeren schommelen.
Waterlelies zijn geen waternimfen, zij houden zorgvuldig hun bloembladen droog, het blad is bedekt met was waarop angstige waterdruppels afvloeien als kwikzilver.
Dodonaeus (d) ‘Theophrastus zegt dat die van Boetië het Madonia noemen en de vruchten ervan eten. Apuleius betuigt dat het deze volgende oude Latijnse namen heeft, te weten Mater Herculania, Alga palustris, Papaver palustre, Clavus Veneris en Digitus Veneris. Marcellus de oude schrijver zegt dat het in het Latijn genoemd is Clava (niet Clavus) Herculis en in het oud Frans Baditin. De wortels zijn hier te lande van sommige duyvels-koppen of duyvels-kolven genoemd net zoals hier vroeger Clava Herculis genoemt werden en dat naar hun gedaante die op een kolf of knots lijkt want ze zijn soms twee vuisten dik en met lange witte vezels bedekt’.
De armdikke wortelstok, Keulenwurz, Trummelstock, Herculiswurtz. Plinius XXV. 37: Nymphaea nata traditur nympha zelotypia erga Herculem mortua”. Plinius spreekt dat dit kruid zijn naam heeft van een Griekse godin die door Hercules bemind werd en uit grote liefde stierf en daarom heet de wortel ook wel Herculeswortel. De clava herculis is de knots van Hercules die hij op de grond zette toen hij van Atlas zijn taak overnam om de wereld te dragen. Volgens sommigen is die knots veranderd in de witte waterlelie naar de dikke wortelstok, of, naar weer anderen, de flessenkalebas, Cucurbita lagenaria var. clavata.
Dodonaeus (e) ‘De eerste soort zal men in het Latijn Nymphaea alba, dat is witte plompen, noemen. De soorten van Nymphaea worden hier te lande soms water-roosen genoemd en ook meer-bladeren en zee-bloemen. In Engeland heet het withe water-lelie en in deze landen soms ook zee-pluymen, waarom is ons onbekend’.
Witte waterlelie, waterroos, meerbladen, pannenkoeken, witte waterkruik, Duitse Seerose met roosachtige bloemen, Wasserlilie of weisse Nymphe, Franse lis d’eau, blanc d’eau, nymphe des eaux: waternimf, en de poëtische lune d’eau: watermaan, de witte bloem en ronde bladen, zo ook parapluie: regenscherm, Engelse white water lily en waterrose.
Zeeblad, Duitse Seeblatt, -blumen, Seerose, weisse und gele Seekanlin, Seeplumpen, -puppen, -rosen, -blommen, -blume, -puppe, -plumpe, Seyblat, Teichrose, Wasserblumen, -lilien, -man, -mohnblume, -rose, -tulpe, -wurz, Deens soeblomster en aakande.
Dodonaeus (f) ‘Beide hebben naar hun grote bladeren in Italië de naam taiero en taierazzo d’acqua en in Portugal golsana en gelsano’.
(g) Verder; Het heet in Duits Wassermanchen, Nixblume, Mummel, Wassermuhme. Mummel als koosnaampje voor die mooie planten. Mummel of Mumme is ook een betekenis voor iets duisters, vergelijk vermummt: vermomd, de veelbezongen Mummelsees in het Schwarzwald.
Het heet ook Marrose in de Eifel omdat ze op Maaren, de Eifelseen groeit, Franse nymphe des eaux: waternymf!! Let op wat Vondel ervan verhaalt.
Verder Biennenmorder, Bubbelke, Buttbladen, Froscheblumen, Kraftworzel, Lackermogen, Haarwurz, Herzwurz, Kollerwurz, Nixblumen, Mummel Mummelken, Maarrose, Nixblumen, Gelbe Nixblume, Pullen, Seeblatt, Seeblumen, Tollilgen, Wasserlilien, Waterrose, Weierrose, Essigkrugle, Kannelke, Kenke, Poppel(ken) Puppen, Zwitsers Frosche-Bluem, Grababloma, Krampfworzel, Schwindelwurz, Tolligen, Kollerwurz bij Bock, Moosroasa, Wassermanchen, Mummel of Wassermuhme. Mummel als koosnaampje voor die mooie planten. Mummel of Mumme is ook een betekenis voor iets duisters, vergelijk vermummt: vermomd, de veelbezongen Mummelsees in het Schwarzwald.
Waterroos of kankerbloemen en kankerbladen. In Friesland spreekt men van flesjes, in Z. Holland van boterkarn.
Engelse waterblob, bobbins, cambie leaf, clote. Boheems lekuta, Pools gryzybiemiebiak, Russisch kubischka. In Wales Lili melyn y dwr en in Ierland Cohinih Auhun.
Gebruik.
Uit E. Blackwell.
De wortels leveren verder een donkerbruine of kastanjekleurige verf. De wortels werken adstringerend, zouden beter dan eikengallen zijn en een grijze kleur geven. Alle dieren eten ze, behalve varkens.
Plinius verhaalt dat als de wortel 11 dagen lang gedronken wordt het de nieren koud maakt en alle manlijke zaden wegtrekt en doodt. Daarentegen geeft het een goede en vaste stem en zou het een goed mondkruid zijn. Later aten over hete Elizebetheaansen de zaden en gepoederde rizomen in brood en vlees om kuisheid te krijgen. De witte is vooral het kruid van de monniken, het symbool van de kuisheid en werkt negatief op de geslachtsdrift. Om die reden werd het vroeger gegeven aan mensen die daar moeite mee hadden of kuis wilden blijven. Het klooster Tegernsee voert de plant in zijn wapen. Monniken hielden de zuivere witte als goed werkzaam tegen het lonken van Venus. Die werking zou door Delphant en Balansard in 1943 wetenschappelijk bevestigd zijn. In Scandinavië werd van de wortels de Europese Nymphaea een electuaire de chastete, de kuisheidslikkepot, een kuisheidsmiddel gemaakt.
Niet verwonderlijk is het dat deze plant onder het beheer van de Maan staat en daarom geeft het koelheid. De plant heeft een aversie met liefde, mogelijk naar de puurheid, het dragen van een waterlelie is genoeg om de liefdesband te breken. Symbool van vervreemde liefde. Maar het blad is: Symbool van herroeping.
De fijne witte bloem is ook een symbool van, zuiverheid van hart.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Er zijn twee soorten van, de ene draagt witte bloemen, dat is de beste. De ander draagt gele bloemen, maar die is niet zo goed
De wortel en het zaad van de plompen heeft een verdrogende kracht zonder enige scherpte of bijten en daarom zal men die mogen gebruiken om de onmatige lopen of vloeden van de buik te stelpen en op te laten houden en het is geschikt om de onbehoorlijke afgang van zaad, hetzij door onkuise dromen, hetzij dat het anders gebeurt, te stelpen en te beletten en ook zo is het nuttig om de rodeloop te genezen. Voorts zo heeft de soort van plompen met de witte wortels de meeste kracht op die manier dat ze de vrouwelijke vloed geneest, nochtans wordt niet alleen deze, maar ook diegene die de zwarte wortel heeft met zwarte scherpe of tincturen wijn gedronken om de voor vermelde vloed te genezen. Dan ze hebben er noch enige afvegende kracht en eigenschap bij en daarom genezen ze de spruw en de lopende schurft van het hoofd en het uitvallen van het haar, te weten de spruw of zerigheid van de mond van de jonge kinderen als het in water geweekt is, maar de lopende schurft van het hoofd met ook de kaalheid met teer gemengd. Niettemin tot deze gebreken is de nuttigste diegene die de zwarte wortel heeft net zoals tot andere dingen die met witte wortel voor de beste gehouden wordt zoals dezelfde Galenus ons leert.
Theophrastus, die maar van een soort van Nymphaea of plompen vermaant, zegt dat ze een groot blad heeft dat op het water ligt wat het bloed stelpen kan dat uit de wonden vloeit als het gestoten erop gelegd wordt.
Al hetzelfde betuigt Dioscorides ook en zegt: ‘Die wortel wordt ook met enige drank ingenomen om de onreine besmettelijke dromen en onkuise lusten van bijslapen te beletten, want ze neemt dit geheel weg, ja sommige dagen achter elkaar ingenomen verdroogt ze het natuurlijk zaad en maakt de manlijke en vrouwelijke leden zwak en slap en laat de mensen in reinheid leven, al hetzelfde doet ook het zaad met enigen drank ingenomen. Voorts zal men het zaad en de wortel van de gele plompen zeer nuttig (als tevoren uit Galenus ook vermaand is) tegen de vloed van de vrouwen, te weten met scherpe of tincturen wijn te drinken geven, zoals dezelfde Dioscorides betuigt.’
In deze tijden worden de bloemen van witte plompen geprezen tegen de gebreken van het hoofd die hun oorsprong van hitte hebben, dan de wortels van de gele worden met goede redenen en door zekere ervaring voor nuttig gehouden om de hete gebreken en ziekten van de nieren en van de blaas te genezen en om de onmatige vloed of afgang van zaad te beletten en op te laten houden.
Tegen hoofdpijn die van hitte komt: Neem waterleliebloemen, die leg je een nacht te weken in het water, dan drink je ‘s morgens dat water. De bloemen zijn ook goed als je ze voor de neus houdt. Hetzelfde is ook goed als je niet kan slapen, want het laat je slapen.
Tegen gezwollen ballen, doe daar waterleliebloemen en rozenbladeren op die in azijn gekookt en met tarwemeel gemengd zijn, want het geneest zonder twijfel. Als je het zaad van plompen dagelijks drinkt geeft heeft dit dezelfde uitwerking.
Het zaad te drinken gegeven bedwingt de loop van het sperma (dat is de natuur) als dit te veel is, en versterkt het hart zeer zegt Avicenna in de ‘viribus cordis’.
Gedistilleerd water van de bloemen van witte plompen twee of drie ons tegelijk gedronken is goed om de hete koortsen te genezen en is nuttig in tijden van pest en is ook goed diegene die uitteren en die ’s nachts veel met onkuise dromen gekweld zijn, tegen de droge hoest, onmatige dorst, tegen de ontsteking van de lever en milt en tegen de lange vloeden van de buik, dikwijls per dag gedronken.
Die wortel van witte plompen gestoten en van buiten op de schaamdelen gelegd laat de mens in reinheid leven.
De lange witte vezels van deze wortels, als Lobel betuigt, worden van de landlopers in emmers vol water gedaan en dan maken ze het gewone volk wijs dat het wormen zijn die ze de mensen al afgedreven hebben.
De Egyptische Nufar of witte plomp, betuigt dezelfde Alpinus wordt in Egypte tot al hetzelfde gebruikt daar men de onze nuttig toe houdt, de stelen met de hoofden ervan worden daar in het heetste van de zomer gegeten want die zijn zoetachtig en vochtig en verkoelen en maken zeer vochtig. Ze noemen ze razel nil. Maar de bloemen en de bladeren stoten ze en het sap er van met melk en rozenolie gemengd leggen ze op de hete gezwellen en gebruiken dat om alle smarten te verzoeten die van hete oorzaken komen. Dezelfde (als ook de olie van de bloemen gemaakt) gebruiken ze tegen alle verhitting, verbranding, zeren en hoofdpijn in de koortsen en ook als de zieken niet slapen kunnen of ze leggen de gestoten bladeren erop of strijken het voorhoofd en de slaap van het hoofd met het sap er van en met olie en azijn. Ze maken er ook een siroop van om te laten slapen en geven het water daar ze in gekookt zijn te drinken met het poeder van de zaden en van de wortel. Die wortels en zaden wordt goed geacht om de zaadvloed of druipen van zaad en de onmatige witte vloed van de vrouwen te genezen en de rodeloop te stelpen. Nochtans zijn er vele die zich van het gebruik van deze wortel wachten en vrezen dat hun de krachten en lusten van bijslapen daardoor vergaan zouden. Want ze houden voor zeker dat men door het gebruik van de wortels en zaden van dit gewas zeer traag, ja onbekwaam tot de vleselijke verzameling worden. Daarom gebruiken de geestelijke lieden en de eenzamen of heremieten van Egypte die zeer veel om in de hete landen hun kuisheid beter te mogen bewaren en zodat de vleselijke lusten hun gebeden niet beletten zouden.’
2. De wortel van gele plompen wordt met wijn ingenomen als men met het nootsel gekweld is, dat is als men de lust van stoelgang heeft en het niet doen kan.
Die wortel gedroogd en gestoten is zeer goed gestreken op de zweren en vooral die door het wrijven van de schoen of anders hun oorsprong hebben.
Nimfen.
Bij de Grieken vinden we dat Dryope van Oechalia eens haar zoon droeg toen ze een lotusbloem plukte om hem genoegen te doen, ze werd onmiddellijk in een lotus veranderd.
In Japan, waar de witte bloem een symbool van zuiverheid is, worden kunstmatige lelies gemaakt, die aan lange stokken gedragen worden tijdens begrafenissen. Bloemen worden uit de stroom gehaald en geplaatst op het gezicht van Nymphae, dochters van Zeus, godheden van mindere rang en personificaties van het leven in de natuur in al zijn verscheidenheden. Iedere berg, iedere rivier en iedere boomsoort heeft zijn bijzondere nimfen. In latere tijden stelde men zich zelfs voor dat iedere boom een eigen nimf had die met hem ontstond en stierf. Overigens zijn ze onsterfelijk, vriendelijk en gastvrij voor de mensen die hun gebied betreden en sluiten zich graag aan bij de hogere godheden die bij voorkeur in de vrije natuur leven. Men onderscheidt ze in zeenimfen, Oceanides of Nereides, rivier- en bronnimfen Naiades, bergnimfen, Oreades, dalnimfen, Napaceae, bosnimfen, Alseides en boomnimfen, Dryades. Men offerde ze geiten, lammeren, melk en olie. Ze worden afgebeeld als mooie vrouwen, licht of niet gekleed en gewoonlijk met een of ander attribuut die haar betekenis duidelijk maakt.
Nimfen zijn liefelijke wezens met jeugdige schoonheid, half godinnen, half mensen. Ze wonen op verscheidene plaatsen van de aarde waar ze de mensen behulpzaam zijn. Sommigen houden van het bos en anderen van de bergen en dergelijke. Hiernaar heten ze bos-, berg-, dal- en waternimfen.
De laatste stelt men zich voor met kannen en waterkruiken op het hoofd. Ze zijn luchtig bezig met dans en spel, zingen vrolijke liederen en mengen zich graag in de aangelegenheden van mensen. Hiervoor hoeft men niet bang te zijn want ze naderen de mensen alleen maar om ze te zegenen en zullen geen kwaad doen. De man heeft meestal een lange baard, vaak roodharig en bloeddorstig en houdt van eenzaamheid. De vrouwelijke verschijnen als in de zon zittend hun lange haren golvend over hun voorkant die van wonderbaarlijke schoonheid is.
Het zijn de waterlelie bloemen. Zo gauw als je weg bent zijn het weer nimfen. Ze vertonen zich graag bij warme zonneschijn aan jonge schaapherders en koewachters, kammen het lange haar, hekelen, spinnen en kloppen vlas, ze wijzen, stampend met de voet, de plaats aan waar een schat verborgen ligt. Ze bezitten de gave van de voorspelling. Pluk je hun bloemen in een maannacht dan gold die als een tovermiddel die liefde en rijkdom zou brengen.
Bij het afplukken moet je voorzichtig te werk gaan en de oren met watten dicht stoppen, omdat watergeesten of nixen alles in het werk stellen om de roof te voorkomen en je zo licht te water kan komen. De nimfen werkten tegen de nixen en vandaar de voorkomende naam marrose, de maren of geesten. Ze kunnen heet water in koud veranderen en ook hete liefde in ijskoude.
Tempest 4,1,150:
‘Najaden, die in slingerbeekjes woont
Gij, lief’lijk van gelaat, met lis gekroond
Betreedt dit groen, verlaat uw kronkelvliet
Spoedt u hierheen, ’t is Juno, die ’t gebiedt
Komt koele nymfen, helpt hier dit verbond
Van echte liefde vieren, komt terstond’.
Vondel, Geboorteclock;
‘Niettemin toonde de vijvernimf zich terstond
Genegen, en kwam opgeborreld uit de grond
Waar ’t hoffelijk de wortels laaft van maagdelijke linden
Met een sleep, die zich gereed tot haar dienst laat vinden
Van beiderlije sexe, te weten: Pruikjenat
Spuitverre en Lobberich, gehuld met lelieblad
Loeroogje, Rodelip, Muurweekster, Barekenster
Zabdsifter, Duivekuif, Trekbekje, en Overzwemster
Met ongegordde kleding en boven de navel naakt
Duikin, en Stommeldier, die Danslicht tepels laakt
Allen afgericht op een rij, op spel, op rijm, op versjes
Allemaal blank van vel, geschoeid met paarse laarsjes
Tot de kuit toe, om de scheen, wier lieve vrijers zijn:
Keiraper, Grondelief, Belblazer, Traligrijn (Venstergluurder)
Met hoeden van kroos gevormd; Kuilgraver, Angeltakker (Vishoekdief)
En Fuikelichter, kort genaamd Visse schaker
Rietplukker, Zegenself, en Raakwat nimmer stil
Voorts Krijtluid, Lieskop, Kijkuit en Waterkil
Altezamen groen van baard en ’t onderlijf bevlochten
Met mos en kruid, waar rijp en winters niets op vermochten
De vijvernimfen zilver nar gietend uit ene kruik
Van glinsterend bergkristal, hun parelsnoeren pruik
Beurde in de bladeren, waar ’t gevogelte tsjilpt en snatert
Van de ene schouder hangt een mantel gewatert
Blankeblauw kamelot, de Nereiden gift
En zwenkend ’t gelaat eens overheen de drift
De dienstbare godheden die met parelmoeren lijven
Al reeds dartelheid op de glazen stroom bedrijven
’t Is, zeiden ze, al lachend en niet weinig in hun schik
Nu tijd, dat elk ten dans zijn wederga uitpik
En Wilems wieg vereert met feestelijke spelen
Vier Tritons op dat woord, die elk van toon verschelen
Klinkhorens luiden doen en blazen schor geluid
Blauwogige juffers, fluks gepaard, zijn vrijers buit
En na een heuse kus elk huppelt, wuft van trede
Zij dansen, en hun beeld danst in de baren mede
Tegenvoeters en wij elkaar zo betreden
Met hoofden naar omhoog, met zolen naar beneden
’t Gulhartige dansers hart door geile wulpsheid steigert
Wie ’t kristallijn ontdekt, ’t geen kleding de ogen weigert
Nu springt men hand aan hand, nu los, nu rechts, dan links
Nu voor, dan achterwaarts, elk treedt wat zonderling
Zij weten naar ’t geklank de lichamen te mengelen
’t Onwarren, warren weer, ’t ontknopen en ’t strengelen
Ten leste afgemat, zo duiken ze alle gaar
Geleidelijk grondwaarts, tot met bedruppelt haar
Elk op een dolfijn gezeten, opkijkt ijlings
De Nymphen zitten dwars, de golfridders schrijlings
Nu steken ze de ring, nu rennen zij om strijd
Nu is het vechten ernst, nu is ’t afreken tijd
De vijver ruist van ’t schuim, de stomme kudden hijgen
Geen bloed wordt hier gestort, ofschoon ze vinnig krijgen’.
Nixen.
Dan die nixen, dat is nix, die hebben als achtergrond wat duisters en achterbaks. De nixen, nekkers of nikkers of neckar, (rivier Neckar) waterbullebakken volgens mijn moeder, elders de boezehapperts, de kludde en de lange Wappert, de Zweedse stromkarl die in Noorwegen fossegrim genoemd wordt, worden voor geesten gehouden die onder deze of gene gedaante zich in het water ophouden. Men geloofde dat de nixen zich naar believen in de gestalte van een paard, een vis of slang de zee doorploegde en de baren beheerste. (monster van Loch Ness)
Ze wonen in moerassen en vaarten waarin dekriet groeit. Zij, die het riet snijden, vinden daar soms gehele warnesten. Ook schuilen ze aan de oevers van rivieren onder de mattenbies. Ze liggen op de bodem van wateren en diepten te loeren om de aan de oever spelende kinderen naar beneden te halen. De beledigde watervrouwen trekken de onvoorzichtige, de goddeloze en die hun woord breken in de ondoorgrondelijke diepte van de blauwe meren waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Ze wonen in de diepte van de onmeetbare wateren en verschijnen geregeld op het land en mengen zich dan onder de mensen. Maar ze zijn aan hun groene tanden, hun gele krullend of stijve haren, aan de rode doek of rode muts licht te herkennen. Velen van hen houden ook van muziek en dans. Horen ze op een warme meiavond onder de oude geurende linde de vriendelijke klanken van muziek, dan verlaten ze hun onderaardse rijk en gaan naar de jongens en zetten zich tot dans en spel. Na middernacht verdwijnen ze weer, hoe de dansers ook smeken om te blijven. Verdrietig kijkt hij de lieflijke scheidende danseres na om te zien waar de onbekende heen gaat. Dan ziet hij tot zijn schrik dat het lange slepende kleed een natte rand heeft. Dan weet hij dat een nix zijn danseres was.
De vrouwelijke nixen hebben vaak een wonderbaarlijk stralende schoonheid. Duiken ze met hun bovenlichaam op uit het spiegelgladde water en kammen ze met gouden kammen hun gouden haar, dan hebben ze een ontstellende aantrekkingskracht. Soms heeft een nix ook een hatelijk voorkomen, dat onheil lijkt te verkondigen. Verschijnen ze bij een schipper, is het een teken dat een storm op komst is, naderen ze jongens en meisjes dan proberen ze die met zoete gezangen in het diepe te lokken om met hen in een kristallen slot te spelen.
Deze duistere figuren lokken de mensen naar de oevers. Vaak zitten zij naast de vloeiende beek of rivier en spelen op een harp of zingen verleidelijke liederen. Wandel je ‘s avonds langs het water dan hoor je veelal hun stemmen. Vaak ook weerklinkt hun verlokkend gezang in het stille van de nacht en trachten ze mensen in het verderf te storten. Kom je aan de stille dijk, waar de waterlelies hun kopjes wiegen op de golven, dan krijg je het gevoel die rozen te willen bezitten, rozen die eruitzien alsof ze met weinig moeite te plukken zijn. Het lijkt of ze in het water staan. Ga je dan in het water om ze te pakken dan wordt het gauwer dieper dan je dacht en de drab waarin ze groeien kan je niet houden. Te laat zie je het onheil naderen. Als je lichaam later gevonden wordt begrijpt niemand hoe je in het water terechtkwam en men gelooft dat dit het werk was van de nixen. Vond men iemand verdronken in de rivier met een gelukkige glimlach op de lippen dan was het steevast dat hij betoverd was door het gezang van de nixen.
Hieruit ontsprongen de Germaanse fabels dat de undinen of waternixen zich vaak verenigden met de sterfelijke onder een bloem die als een lelie parelt in zuivere witte rijen, die zij aan zij op het water dansen. Onder de brede bladeren zijn de jaloerse nixen verborgen.
De undine is een vrouwelijke geest of een spirituele geest die een menselijke ziel verwerft door te trouwen en een kind krijgt zie La Motte Fouque’s romance “Undine”.
Het is de elb elf of watergeest die de naam gaf aan de rivier de Elbe. Zo had vader Rijn talrijke dochters waarvan de beroemdste een zekere Loreley was, het sirenmeisje die met haar verlokkende lied menige schipper de dood heeft ingelokt.
Ook was men van de gedachte dat de nekker het bloed der verdronkene uitzoog, dit naar de bleke kleur van de dode. Ook meende men ‘s nachts, op zekere plaatsen van deze of gene stroom het jammerende geluid van een kind te horen waar de stroom een offer zou vragen, want deze geesten namen badende kinderen weg.
Van het geloven van watergeesten getuigen nog vele verhalen.
In onze moderne computertijd glimlachen we bij het lezen van dit soort verhalen. Maar in de oude tijden hebben ze echt bestaan en worden zelfs in kerken afgebeeld. Volgens een oude overlevering zou ook Muiden eens met een meermin kennis gemaakt hebben die, uit de Zuiderzee opgedoken, deze vloek over de stad zou hebben uitgesproken:
Muden sal Muden bliven
Muden en sal noit bekliven.
Zoals je weet heeft Muiden als wapen een blauwe paal op een zilveren schild die vastgehouden wordt door twee meerminnen.
In de grote kerk te Edam, op een der beschilderde glazen achter de preekstoel is een meermin afgebeeld, terwijl de Purmerpoort aldaar een konterfeitsel vertoonde van het “groene wijf”, met dit bijschrift:
Dit beeld hier opgericht tot een gedachtenis
Wat in het Purmer-meyr voorheen gevangen is.
Anno 1403.
Immers, volgens de legende werd in dat jaar in de Zuiderzee een monster gevangen met de gedaante van een vrouw, geheel met groen mos overgroeid. Naar Edam gebracht leefde ze nog enige jaren.
Nix.
Midden Hoogduits Nickes, oud-Hoogduits Nihhus; vloedondier of watergeest, midden-Noord Duits Neckar en in midden-Nederlands nicker tot nikker: watergeest of kobold, Angelsaksisch nicor; watergeest, vloedpaard of walrus, in Noorwegen nok en in spraaktaal nikk, Deens nak, Zweeds nack en in spraaktaal nikk; watergodheid. De grondvorm, Germaanse nikwes of nikwus betekent groeien of reinigen. Daarna is de nix oorspronkelijk een zich met water spartelend waterwezen. Door het bekijken van waterwezens werd het geloven aan mythische wezens bevorderd.
Uit www.nymphaion.de
Nymphaea x borealis Cam (noordelijk) =kruising van Nymphaea alba met Nymphaea candida. Staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in.
Een van de vroegst bloeiende waterlelies met zuiver witte bloemen.
=Var. candidissima met veel grotere bloemen dan het type.
subgenus Nymphaea.
26. Uit www.bubbelsbv.nl
Nymphaea x marliacea Latour-Marl. (gewonnen door B. Latour-Marliac, kweker te Temple-sur-Lot, Frankrijk) = kruising tussen Nymphaea alba x Nymphaea odorata rosea. Gewonnen door Bory Latour Marliac.
Staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in.
Grote heldergroene bladeren met roodachtige achterkant.
Bloemen van 17cm groot, geurend en parel/wit, hele meeldraden met zacht roze meeldraden in juni/september.
Waterdiepte 100-180cm.
Hiertoe behoren de vormen;
=‘Carnea’ met 18-20cm grote vleeskleurig roze bloemen. Gewonnen door Marliac.
‘Gladstoniana’ met 16cm grote sneeuwwitte bloemen en glanzend donkergroene bladeren. Gewonnen door Richardson te Lordstown, Ohio, N. Amerika.
27. uit www.tuingerei.nl
Nymphaea x laydekeri Bergm. = kruising tussen Nymphaea tetragona x Nymphaea alba rubra. (genoemd naar de kweker Maurice Laydekker, schoonzoon en medewerker van B. Latour-Marliac uit Temple-sur-Lot, Frankrijk.)
Plant zonder zijscheuten.
Gevlekte bladeren.
Bloemen van 10cm groot zijn karmijn/roze, bloemknoppen kort en dik in juni/september.
Waterdiepte van 20-40cm.
28. uit species.wikimedia.org
Nymphaea x robinsonii, Marl. (botanist D. M. Robinson) = kruising van Nymphaea alba rubra x Nymphaea mexicana en gewonnen door B. Latour-Marliac. Staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.
Bruin gevlekte bladeren.
Bloemen van 10cm groot met buitenste bloembladeren geelachtig en de binnenste wat roze/rood gekleurd in juni/september.
Waterdiepte van 40-60cm.
Hiertoe behoren de vormen;
‘Aurora’ met donker groene bladeren die aan beide kanten donker bruin gevlekt zijn, 10cm grote bloemen die bij het open gaan geelachtig/roze en later in donker rood met oranje schaduw veranderen, oranje/rode meeldraden.
‘Seignouretti’ met bruin gevlekte bladeren, middelmatig grote bloemen die 15cm boven het water uitsteken, bleekgeel, roze en karmijn geschakeerd en oranje meeldraden. Beide zijn gewonnen door B. Latour-Marilac.
Waterdiepte van 40-60cm.
subgenus Brachyceras
4. Uit Redoute.
=Nymphaea caerulea, Savigny. (hemelsblauw) de blauwe lotus, komt veel in de Nijl, N. en Centraal Afrika voor. Is beschreven in 1792.
Deze lelie heeft diep hartvormig ingesneden bladeren, 25-40cm.
Bloemen van 10-15cm doorsnede, licht blauwachtig tot hemelsblauw.
Blauwe lotus, Frans le nenuphar bleu, Egyptean blue of sacred blue water lily, blue lotus.
Gebruik.
De wortel zou als eetbaar aangewezen zijn door Isis of Menes. In Egypte aten ze de zaden en wortelstok en zo werd het ook beschreven bij Homerus. De inlanders van Nubia gebruikten de zaden om er een soort van brood van te maken. Men snijdt de bloemen af, droogt ze in de zon, stampt de zaden die in het maanvormige vruchtkapsel liggen en bakt daaruit een brood. De min of meer ronde wortel met de vorm van een appel is goed te eten.
De bloemen werden wel tot guirlandes gewonden en als versiering van de doden in mummiekisten aangetroffen. De bloem geurt meer dan de witte. De bloemen, knoppen en bladeren komen voor op de oude Egyptische monumenten, de bloem soms nog in kleur. De naam was Nechab of Nechbi. Veel wandschilderingen laten een lotusvijver zien waarop begravene rondvaren rondvaren in biezen boten. Papier en lotus symboliseren de hereniging van beide Egypte’ s.
De Lotus was bij de Egyptenaren een belangrijk model voor kunst en 3000 v. Chr. was ze de inspiratie voor de vorm van de Ionische zuilen. De lange stengels, mogelijk van N. caerula, zijn van boven aan een rechte zuil vastgemaakt, zodat de ei- of lancetvormige knoppen tezamen het kapittel van de zuil vormen.
De Griekse fret (lijstwerk) of meander en de dubbele fret of swastika is een van de oudste symbolen die op tempels van de oude en nieuwe wereld gevonden wordt waar het licht en donker vertegenwoordigd, dood en leven, mannelijk en vrouwelijk, goed en kwaad.
Sommigen zien de lotus zelfs als de bron van alle ornamentiek in oud Egypte. Ze komen al voor in de 4de dynastie, 3998‑3721 v. Chr., waar deze samen met N. lotus werd gevonden in de tombe van Ramesus II, de Farao van Israël gevangenschap.
Subgenus Lotos.
29 Rode vorm uit Favourite flowers of garden and greenhouse.
=Nymphaea lotus, L. (ik wil of verlang) De witte lotus of bruid van de Nijl heeft witte bloemen met aan de buitenkant bleekrode/violet getinte bloembladen. De bladeren bezitten een diep ingesneden en hartvormige voet. Komt minder in de Nijl voor dan de vorige en groeit meer in warme bronnen, de oude naam was dan ook Nymphaea thermalis, DC.
Het is een grote vorm van onze witte waterlelie. Is beschreven in 1802.
Rode tijerlotus, Egyptian water lily, tiger lotus.
Naam.
Lotus, Grieks lo: ik wil of verlang, een plant waar de huisdieren verlangen naar hebben, of wensen, dus de gewenste. Een klassieke naam. De naam Lotus betekende verschillende planten bij de ouden. Een naam uit Hebreeuws, vergelijk lot.
(Dodonaeus) ‘Dioscorides heeft van drie soorten van Lotus gesproken, behalve de boom Lotus, (1) te weten van de tamme Lotus, van de wilde en van de Egyptische. Deze drie heeft Avicenna tezamen, te weten in het 341ste kapittel, begrepen’.
1) De Griekse lotus, de boomlotus was een vlinderbloemige plant die de paarden voedde. Dit zou Lotus corniculatus zijn wat onwaarschijnlijk lijkt omdat ze te klein is.
2) Trigonella caerulea
3) Egyptische lotus, de moeraslotus of lelie van de Nijl, Nymphaea lotus, Herodotus II. 92
Verder de Cyrenische Lotus, een Afrikaanse struik waarvan de bessen gegeten werden door de zogenaamde Lotuseters, mogelijk Zizyphus lotus, of Celtis australis, of Nitraria tridentata, Rhamnus lotus, Diospyros lotus, maar waarschijnlijk Cordia, een Boraginaceae.
Recente studies laten zien dat N. caerulea psychedelische proporties heeft en mogelijk in oud Egypte en in zekere oude Z. Amerikaanse cultures gebruikt is als een sacrament. Een dosis van 5-10gram van de bloemen geeft een lichte stimulatie, een verhoging in denkproces, betere visuele ontvangsten. Beide planten, Nymphaea caerulea en Nelumbo nucifera, bevatten alkaloïden nuciferine en apomorphine.
Die psychoactive effecten maken Nymphaea caerulea een goede kandidaat voor de lotusplant van Homerus.
Nymphaea lotus uit L.van Houtte.
Historie.
Deze zou minder in achting geweest zijn dan de blauwe, hoewel Herodotus en andere oude schrijvers over waterlelies, zonder onderscheid maken in soorten, spreken van de lotus van Egypte. Hoewel Dodonaeus duidelijk van een witte lelieachtige bloem spreekt (zie verder Nelumbo en Colocasia).
Zijn gedrag komt niet overeen met het scheppingsverhaal. Deze bloemen openen aan het eind van de middag en geuren, ze worden bestoven in de avond en gaan tegen de ochtend weer dicht. De blauwe opent wel zijn bloemen in de morgen en sluit ze tegen het einde van de middag waarna ze onder gaan. Andere soorten komen met het aanbreken van de nacht waar de maan hun kelken laat ontvouwen.
Herodotus vermeldt dat als de stroom aanzwelt en het land in een meer wordt veranderd er in het water vele leliën groeien die men in Egypte lotos noemt. Iedere keer dat de Nijl overstroomt en het leven brengende slib op de oevers deponeert verschijnen de bladeren van de waterlelies aan de oppervlakte en zo is de plant verbonden met de overstromingen van de Nijl, zonder die zou het land een woestijn zijn.
(Dodonaeus) ‘Van Lotus van Egypte. Lotus die in de velden of beemden van Egypte (die een lange tijd van het jaar onder het water plegen te liggen) voortkomt heeft een steel, als Dioscorides betuigt, die van de Egyptische boon gelijk, de bloem is klein en wit en lijkt op de lelies die (zo men zegt) als de zon opstaat zichzelf open doet en ontluikt en als die onder gaat wederom toe sluit en met haar gans hoofd onder het water duikt waaruit het de volgende dag zich weer verheft tegen de tijd dat de zon op zal staan. De bol of hoofd ervan is zo groot als een van de grootste heulbollen daar het zaad binnen is zo groot als hirszaad dat die van Egypte drogen en er brood van bakken. Deze Lotus heeft de wortel als een kweeappel. Bijna al hetzelfde verhaalt Theophrastus van deze Lotus, hoewel dat hij die wat uitvoeriger beschrijft: ‘De bloemen, zegt hij, zijn wit en de lelies van smalheid van bladeren zeer gelijk, dan deze bloemen komen veel en dicht bijeen voort en trekken hun bol als de zon ondergaat ineen en bedekken hun bol, maar als die wederom opstaat dat ze zich wederom ontsluiten en zich boven het water verheffen en dit doen ze zo lang totdat die bol volkomen is en de bloemen verwelken en afvallen en deze bol is zo groot als de grootste heulbol die men vindt. De wortel is rond en zo groot als een kweeappel met een zwarte of bruine schors als de kastanje bedekt, maar binnen met wit merg vervult.
Deze Lotus is Egyptische Lotus en in het Latijn Aegyptica Lotus genoemd omdat ze in Egypte groeit. De wortel ervan wordt Corsium genoemd, als Theophrastus betuigt. Dan Strabo in zijn 17de boek zegt dat Corsium een vrucht is die op peper lijkt.
De wortel van de Lotus van Egypte wordt rauw en gaar gemaakt gegeten, als Dioscorides schrijft, Theophrastus zegt dat als ze gekookt of gebraden is de gedaante van het wit van een ei krijgt en dat ze een aangename spijs is, maar dat ze ook wel rauw gegeten wordt, hoewel dat ze beter en lieflijker van smaak is.
De Lotus van Egypte wordt van de zeer geleerde Prosper Alpinus voor onze gewone Nymphaea of witte plompen gehouden, van andere wordt het Arum van Egypte voor de echte Aegyptia Lotus gehouden. De redenen van Alpinus zijn deze: ‘Dat de Nuphar (dat is Nymphaea) de Lotus van Egypte is blijkt omdat er in de ganse waterstroom van de Nijl geen ander gewas is dat met de beschrijving van de Lotus beter overeenkomt dan deze onze plompen, ze is de Colocasia gelijk, haar bloem is wit als een lelie die in het opgaan van de zon opengaat en zich boven de aarde verheft en als de zon ondergaat dan gaat de bloem dicht en duikt onder het water. Al hetzelfde, zegt hij, dat men zelf in de plompen die bij Venetië groeien ook kan bemerken zo dat men ‘s avonds de steel met de bloemen niet vinden kan, maar ’s morgens hem wederom ziet. Na de bloem volgt een zaadhoofd als een heulkop (zulks als Plinius Papavera noemt) met veel klein zaad als hirs, de wortel is dik’. Zodat hij denkt dat van onze plompen niets van de tekens van de Lotus Aegyptia ontbreekt. Dan gemerkt dat de wortels van onze plompen niet met de beschrijving van Dioscorides en Theophrastus overeenkomen, daarom hebben we Clusius die daar zeer aan twijfelt eerder willen navolgen dan de redenen van die Alpinus gans voor goed houden.
In het Latijn heet het niet alleen Aegyptia Lotus, maar ook wel Nilotica Lotus of Lotus Euphrataea. (zie Nelumbo) Serapio heeft het Andacoca genoemd uit wiens zaad een olie geduwd (Oleum de Andacoca of Handacoca genoemd) die zeer geschikt gehouden werd om het beven en slapheid van de zenuwen te laten vergaan.’
De plant was verbonden met religie en kosmogonie.
De lotus (Nymphaea) was bij de oude volkeren het beeld van de schepping uit het water en de bevruchtende werking van het water op het land. Door haar weelderige groeikracht was ze het symbool van leven en van de vruchtbaarheid van de aarde. Ze was ook het symbool van de zon, oprijzende te midden van de golven van de oceaan.
De dichters beschouwen de lotus als een zinnebeeldige voorstelling van de ziel die gered is voor de inblazing van een kwade geest en over de kracht van de zinnen heeft gezegevierd. De bladeren worden vergeleken met de manen van leeuwen, waarover het water stroomt zonder ze te bevochtigen. Een Oosters spreekwoord vergelijkt ook het blad van de lotusplant bij de mens die bestand is tegen de aanlokkelijkheid van de driften en tegen de verleiding van de kwade geest.
Het ronde blad stelt de beweging van het intellect voor en vermogen om schoon uit te groeien boven de modder waarin het groeit. Het geeft een overheersing van goddelijke wijsheid weer, symboliseert schoonheid, gratie en goddelijkheid. Egyptische, Assyrische en Indische tempelwanden zijn dan ook met lotusafbeeldingen bedekt die in directe betekenis tot de Godgeschiedenissen treden.
De heilige plant, het geschenk van de Nijl. Zijn hiëroglyfische woordbeeld staat voor het gehele land Kemi, dat is Egypte. Kemi heet ook de zwarte aarde van de Nijloverstromingen. De Egyptenaren heetten bij de Grieken zwartvoeten.
Uit hortus eystettensis.
Scheppingsverhaal.
In den beginne was er een lange en vlezige wortelstok. Die was verankerd in de oerzee Nun, die alle leven bevatte. Uit de wortelstok ontsproot een steel, die zich uitrekte en langzaam een knop door de oerblubber naar de oppervlakte duwde. In de knop gloeide een geheimzinnig licht dat mysterieus blauw naar buiten scheen en zachtjes bleef smeulen toen de knop de oppervlakte had bereikt. In de absolute stilte van de eerste dag scheurden de beschermde schillen om de knop uiteen. De bloembladen van een blauwe waterlelie, de heilige lotus, werden zichtbaar en de bladen ontvouwden zich tot een gave kelk, waarin de zon al die tijd had gerust. De lotus schonk de wereld zijn zonnegod en zo was het een bloem die de tijd in gang zette en de Re-zonnegod, oppergod en schepper tegelijk baarde. Aan het eind van de eerste dag wilde Re rusten. Hij ging in de kelk van de blauwe lotus zitten. De bloembladen sloten zich geleidelijk boven zijn hoofd en beroofden zo de aarde van het licht en toen zakte de geheimzinnig stralende bloem geleidelijk in de oersoep weg.
Volgens overleving zou de bloem met het vallen van de zon zo diep in het water zinken dat ze met de hand niet meer geraakt kan worden en bij opkomst van de zon, Re die ook wel Horus genoemd wordt, die uitgerust het licht weer bracht en uit de vloed opstijgt en weer naar boven komt om zich te verheffen boven de wateren tot een merkwaardige hoogte om haar bloem naar de zon toe te spannen. Horus, de god van stilzwijgendheid, zit, als Boeddha op een lotus met een vinger aan zijn lippen en beveelt stilte.
Zo gaat dat door van dag tot dag, van jaar tot jaar sinds het begin der tijden. Dit is het begin van het scheppingsverhaal van de Egyptenaren zoals die in vele varianten wordt verteld.
In oud Egypte was ze de bloem het zinnebeeld van de zon, licht, begrip, vruchtbaarheid en overvloed terwijl men geloofde dat het de gunsten van de god Ra opwekte. Later wordt de lotus omschreven als de pure lelie van de hemelse oceaan, het symbool van Isis, die soms wordt aangeduid als de Witte Maagd. Ze was aan Isis gewijd, waarschijnlijk omdat de bloem haar zuivere gezicht in het water reflecteert. De plant werd kenmerkend voor maagdelijkheid en zuiverheid, omdat het de dubbele deugd van kuisheid en vruchtbaarheid belichaamde en werd zo evenzeer geprezen voor maagdelijkheid als moederschap.
De zon was almachtig, Ramses II wordt afgebeeld al zittend op een lotusbloem en stelde zich met die god gelijk. De naam van de dode in de graven wordt meestal gevolgd door een bundel van 3 lotussen, die opgericht een soort levensboom vormen. Zie Nelumbo.
Bijbel.
1 Koningen 7: 19 ‘Voorts maakte hij twee vlechtwerken voor de kapitelen die op de top der zuilen waren; het vlechtwerk was gemaakt van gedraaide snoeren, op de wijze van slingers…22 Nadat het leliewerk op de top der zuilen was aangebracht, en 26 Haar dikte was een handbreed en haar rand was in den vorm van een bekerrand, een leliekelk’.
2 Kronieken 4: 5 ‘Haar dikte was een handbreed en haar rand had den vorm van een bekerrand, van een leliekelk’.
Het leliewerk, in Hebreeuws shushan, zou gemaakt zijn naar de vorm van waterlelies. De versiering was mogelijk een rozet waar de Egyptische waterlelie geschikt voor is met zijn vele bloembladen. Er zijn hiervan vele afbeeldingen gevonden in Egyptische tomben die laten zien dat de waterlelie zo al vroeg gebruikt werd. Het lijkt zo waarschijnlijk dat de architecten van Fenicië hiervan gebruik gemaakt hebben.
Planten.
Zet ze in de volle zon, op de diepte die voor de plant gunstig is wat afhankelijk is van de soort. In diep water, minimaal 80cm, kunnen ze in de winter overblijven. Met minder diepte moeten ze in de winter beschermd of uitgehaald worden. Plant ze in een kist of mandje en zet ze vast. Met grond of mandje op plastic komen de wortels te los te staan en komen, met volle bladbedekking, omhoog.
Vermeerderen door in het late voorjaar de wortelstok te delen. Zaad 3 weken 22 graden geven, dan 6 weken 0 en zaai onder een laagje water van 1cm bij 10 graden. De vele tuinvormen kunnen alleen door scheuren worden vermeerderd.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl