Rhodothamnus

Over Rhodothamnus

Alpenroos, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Paxton.

Verwant aan Kalmia.

Een dwergachtige en altijdgroene struik met afwisselend staande en gave bladeren.

De vrij grote roze bloemen staan meestal alleen op het eind van de twijgen..

Een charmante kleine alpenstruik, maar moeilijk in cultuur.

1 soort uit de Oostenrijkse Alpen tot Siberiƫ.

Ericaceae, heidefamilie.

Rhodothamnus chamaecistus, Reichb. (kleine Cistus) Bijna zittende bladeren zijn omgekeerd eivormig tot ei/lancetvormig en 8-15mm lang, 2-4mm breed, spits en zwak gekarteld, getand en donker groen, gewimperd, door hun hoeveelheid bedekken ze de twijgen.

Kruipend en dicht vertakt struikje met opstijgende en dunne, klierachtig behaarde twijgen Meestal alleenstaande of soms met 2-3 bijeen staande bloemen zijn zacht roze/rood, gesteeld en radvormig, 2-3cm in doorsnede in mei/juni.

Uit de A. Alpen en O. Siberiƫ wordt 10-40cm hoog.

Is beschreven in 1786.

Naam, etymologie.

Rhodothamnus, Grieks rhodon: roos, thamnos: struik, een verwijzing naar de roze kleurige bloemen.

Duitse Zwergrotel, Zwerg Alpenrose, Engelse ground cistus.

Planten.

Het groeit het best in veengrond van constante vochtigheid in een gedeeltelijk beschaduwde plaats in strenge winters wat bedekken.

Vermeerderen door scheuren, zaaien in mei op turfgrond bij 18 graden, in donker laten kiemen.

Stekken in juni van aangetrokken hout in juni, dat zijn planten die in een kas zijn opgegroeid, dan kan het zonder groeistof.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl