Sibiraea

Over Sibiraea

Siberische spierstruik, vorm, heesters, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Krauss.

Naam, etymologie.

Sibiraea is zo genoemd naar de plaats van de plant in Siberië.

2 struiken uit N. O. Azië en W. China die nauw verwant zijn aan Spiraea, verschillen in de smalle bladeren, bloemen en vruchten.

Bladverliezende struiken met afschilferende takken en bijna gestreepte knoppen met bladachtige schubben. Kleine bijna ongesteelde gaafrandige bladeren zonder steunblaadjes. Kleine eenslachtige bloemen met 5 korte opstaande kelkbladen en 5 of meer uitgespreid staande kroonbladen en ongeveer 25 meeldraden. Aan de voet vergroeide vruchtdoos met 2 zaden zonder harde zaadhuid.

Rosaceae, afdeling Spiraea.

=Sibiraea laevigata Maxim (glad blad) (Sibiraea altaiensis, (uit het Altai gebied)( Sibiraea laevigata, Maxim.) Afwisselend geplaatste en gave bladeren die meestal ovaal zijn met de grootste breedte meestal boven het midden. Ze komen uit vrijwel gesteelde knoppen die door bladachtige schubben zijn omgeven. Glanzend blauwgroen en van onderen meer grijsgroen, 4-8cm lang en 8-25mm breed en staan dicht bijeen.

Een bladverliezende opgaande struik met tamelijk stevige twijgen. Die zijn eerst behaard en worden later kaal, dikke takken schilferen roodbruin af.

In mei zie je de groen witte bloemen in 10cm lange bloemtrossen, eind en okselstandig die samen een pluimvormige tros vormen.

De vrucht wordt al in september rijp en is dan wat rood gekleurd, 2zadig.

Komt uit Siberië en wordt een 0.80-150cm hoog.

Duitse Blauspieren.

De ander is Sibiraea tomentosa, Diels. (viltig behaard) uit Yunnan die zeer laag blijft.

Planten.

Verlangt een zonnige en beschutte plaats.

Vermeerderen door zaad, zaaien bij 15 graden in februari, zaad koel bewaren, zomerstek in juni met 1% ibz en afleggers.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl