Punica

Over Punica

Granaatappel, Bijbel, mythologie, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit J. Grandeville.

Punicaceae, nu Lythraceae. Door vele auteurs wordt deze familie met de Myrtaceae ver­enigd en is ook nauw verwant met Lythraceae.

1 geslacht en 2 soorten komen voor, ze zijn inlands in het M. Zeegebied en komen oostelijk tot de Himalaya ’s.

Punicites is fossiel gevonden in tertiair lagen.

Punica.

1 soort komt voor in de Oriënt en noordwest India. De ander, Socotra pomegranate, Punica protopunica, Balf. (vroege granaatappel) komt uit Socotra.

Punica granatum, L. (granaten of vele zaden) De lancetvormige, tegenoverstaande en altijdgroene bladeren zijn vaak stekelig gepunt.

De geelrode kelk is een wijde beker die in 5-7 lobben uitloopt die vastgroeien aan de top van de vrucht. De knoppen, die als koraal zijn uitgesneden, pronken te midden van het tere groen waarin ze later zullen opvlammen als kleine vuurvlammetjes. In vele landen en zo ook in de Bijbel, wordt de bloem gebruikt voor decoratie.

De granaatappel is een kleine, bossige en vaak scheef gegroeide boom die op latere leeftijd knoestig wordt met hoekige takken en vaak gedoornd. Een boompje van 2‑5m. hoogte.

Uit Z. Europa en W. Azië. Is beschreven in 1548.

Vormen.

Plinius noemt reeds negen verschillende soorten. Door cultuur is de granaatappel geleidelijk aan van een wilde struik tot een boom ontwikkeld, met vruchten ter grootte van een appel met een aangenaam zurige smaak. Er zijn ook vormen met witte en gele bloemen. Diegene die ‘Nana’ genoemd wordt is geliefd omdat die zo laag blijft, tot een meter, en zulke rijke bloesems draagt. Blad is helder groen en 2-3cm lang, 12mm breed, tegenoverstaand of in kransen van 3. Rode, klokvormige bloemen met gekroesde kroonbladeren die omgeven zijn door een rode kelk. Er kunnen granaatappels aan komen van 5cm doorsnede die eetbaar zijn.

Plant ze op dezelfde grond waar ook olijf en citrusvruchten groeien.

Uit Redoute.

Naam, etymologie.

Er zijn twee soorten, de geteelde en onvruchtbare wilde. De wilde is echter een dubbele die daarom geen vruchten geeft. (Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas heet in het Latijn Malus Punica, in het Grieks te weten omtrent Athene Rhoa of, zoals die van Ionië zeggen, Rhoea zoals Galenus er van schrijft. Dan in hete landen aarden ze goed en vooral in Barbarijen waarnaar ze de naam Mala Punica voeren’ (of naar de bruine kleur van de schorsen zulks als phoeniceus of puniceus color plag te heten).

Punica was de naam van Phoenisch Carthago, (een Phoenische nederzetting), vandaar heet de vrucht Malum punicum: appel van Carthago. De naam mala Punica verkreeg het waarschijnlijk nadat de Romeinen de rijkdom aan granaatappels in de kolonies van Carthago leerden kennen. Engels Carthaginian apple.. (De oorlogen tussen de Romeinen en Carthago worden Punische oorlog genoemd) De oorsprong van het woord is mogelijk puniceus: rood, de kleur van de bloemen.

Dodonaeus (b) ‘In onze taal heet het granaten of granaet-boomen, te weten de gewone soort tamme of vruchtbare granaten en de andere wilde of onvruchtbare granaten. De vrucht of appel van dit gewas heet ook in het Grieks Rhoa of Rhoea, in het Latijn Malum Punicum, in de apotheken Malum Granatum of Pomum Granatum, hier te lande granaet-appel, in Hoogduitsland Granat opffel, in Frankrijk pommes granades, in Italië malagrano en pomo granato, in Spanje granadas en romanas, in Engeland pom granat en in Bohemen granatowe.

Andere zeggen dat ze Mala granata heten omdat ze zo veel korrels of kernen in hun vruchten hebben en niet naar het koninkrijk van Granada, noch (zeggen ze) dat rijk heet niet naar deze vrucht al is het dat hetzelfde rijk de granaatappel in zijn wapen voert want die naam Granata Hispania is vroeger een groot deel van Spanje gegeven geweest en niet naar deze vrucht, maar omdat de greinbomen of Ilices daar het Granum tinctorium van komt daar met zo’n menigte groeien, als uit Plinius blijken kan. Om dezelfde reden heet deze vrucht in Frankrijk migraine als of men millegraine, dat is duizend grein, zei’.

Granada heeft echter zijn naam van garnathah: bergkool.

Granum betekent een zaad en ponum granatum is een vrucht met zaden, het Latijnse granatum werd in laat Latijn granata, oud-Frans grenata of pume grenate tot grenadier, Duitse Granatbaum en Appelgranat, Grenadine, Engelse pome(-)granate, Italiaans melagrano en granato, Spaans granado, Portugees romeira, Hebreeuws rimmon, Arabisch romman.

Dodonaeus © ‘De bloem van de vruchtbare of tamme granaten wordt in het Grieks Cytinos genoemd en in het Latijn ook Cytinus, hoewel dat dien naam eigenlijk de knop er van toekomt.

De bloem van de wilde of onvruchtbare granaten heet in het Grieks Balaustion en in de apotheken ook Balaustion.

De schors of buitenste harde schil van de granaatappel die zeer dikwijls gebruikt wordt heet in het Grieks Sidion, in het Latijn ook Sidium, maar meest Malicorium en in de apotheken Cortex Granatorum.

De zuurzoete soort heet in Italië melograni agro dolci of schiani of ook vajani of granati de meza sapor. En zulke granaten zijn het die men wijnachtige granaten noemt, in het Latijn Granata vinosi saporis en in het Frans mezanes.

Dan de bloemen van de vruchtbare granaatbomen heten ook Ampullagium’.

(d) Midden-Hoogduits Paradisapfel of Parisapfel.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 562) ‘De zure granaatappels en vooral diegene die enige wrangheid hebben zijn merkelijk verkoelend, droog makend en wat tezamen trekkend van aard. De vochtigheid of het sap van deze granaatappels is voor de maag zeer geschikt want ze versterkt de weke maag en verkoelt de verhitte. Ze is goed tegen alle flauwheid en cholera en het overgeven van galachtige en andere overvloedigheden en stopt de rode loop en is goed om alle walging te verdrijven en de braking op te laten houden.

Uit sap van deze zure granaatbessen wordt een siroop gemaakt dat zeer goed is tegen alle voor vermelde gebreken en tegen de onredelijke begeerten of lusten van de zwangere vrouwen en ook van de jonge maagden, tenzij dat ze wat te koud van maag zijn.

Al hetzelfde kunnen de bloemknoppen en de bloemen van de wilde granaten ook die van vorm en hun gans wezen en ook van krachten op de voor vermelde kernen zeer goed lijken. Dan daarboven zijn ze ook goed om de loterende of losse tanden vast te laten staan en genezen de zwakheid, vochtigheid of andere gebreken van het tandvlees als men de mond spoelt en het tandvlees wast met het water daar ze in gekookt zijn. Die genezen ook en helen de breuken en drijven wederom terug de zinkende of uitvallende darmen, in een pap of pleister vermengt en daarop gelegd.

Vanwege de smakelijkheid worden de zoete granaatappels meest gezocht die groot, rijp en vol sap zijn en groot zaad hebben en gemakkelijk om te schillen zijn en zijn voor de borst nuttig en goed tegen hoest en verwekken de bijslapen lust in de oude koude mensen, dan men moet de zaden uitspuwen als men het sap uitgezogen heeft. De zure beletten dat de kwade waasdom niet naar het hoofd stijgen en ze hebben dat eigens dat ze de gezonde de buik hard maken en de zieke niet, dan de oude koude mensen mogen ze niet eten. Maar als men de wijnachtige eet of de zure met zoet tezamen gemengd dan zullen ze in de maag geen brand of winden maken zoals de zoete, noch de tanden en het tandvlees geen letsel doen zoals de zure en als die alleen gegeten worden sterk laten plassen en de bijslapen lust bedwingen.

Het sap uit de kernen en vooral uit de zure geperst en met honig gekookt is zeer goed gestreken op de zweren van de mond, van de manlijkheid en van het fondament, hetzelfde is goed op de voort etende zweren of afgaan van het vlees van de nagels, op de harde gezwellen, gebreken van de neusgaten en tegen de pijn van de oren en geneest de wonden en lopende zeren van de voeten en benen.

De schil of schors van de granaatappels of de wijn daar ze in gekookt zijn is bijzonder goed tegen de koorts, weerstaat alle verrotting en vervuiling van de maag en darmen en brengt de wormen om.

De wilde granaatbloemen zijn ook koud en droog in de derde graad en de binnenste bladeren van die met suiker gemengd zoals een konserf stoppen de rode en witte vloed van de vrouwen, te weten een half ons tegelijk of wat meer met rode wrange wijn of met sap van zure granaatappels of met gestaald water ingenomen.

De granaatboom zelf is in al zijn delen geschikt om het leer te bereiden net zoals Rhus en daarvan twijfelt Lobel dat het de Griekse naam Rhoa zou moeten gekregen hebben. Deze boom verdrijft de slangen door zijn schaduw en zijn takjes verraden die kwade dieren als men die bij de koetsen, bedden of slaapsteden hangt.’

Uit J. Carson.

De vrucht heeft de vorm van een appel, een harde schil en rosé vlees dat tamelijk zoet van smaak is. De vrucht zit verder vol met zaden, de granaten. De zachte zaden worden wel met suiker gegeten of gedroogd. Uit de vrucht wordt al sinds de oudheid en in Salomons dagen een verfrissende drank bereid, de sorbet (Hooglied 8: 2) of een siroop, de grenadine of granadine, wat een aangename drank is voor de reizigers in die streken.

De schil van de onrijpe vrucht geeft een rode verf af dat gebruikt wordt bij het looien van Marokkaans leer. De schil levert nu kleur en smaak aan Campari.

De granaatappelschil werd gebruikt in de geneeskunde en bevat veel looizuur en een aantal vergiftigde alkaloïden die een middel zijn tegen lintworm. Medisch leveren de bloemen een medicijn tegen dysenterie.

Teelt.

Zo werd de boom vroeger geteeld. (Dodonaeus) ‘In Italië scheert men de takken en bladeren en men maakt er verschillende hofwerken van. Men gent ze op zichzelf maar het beste op Myrtus want anders zijn de bladeren wat zwaar of onlieflijk van reuk, andere enten ze op de citroenboom, wilg of moerbeiboom, maar niet zeer goed, andere planten er altijd enige Myrtus of zeeui bij. Weinig voedsel is voor hun genoeg, dan ze verliezen hun bloemen en vruchten zeer gauw en daarom plag men ze bij een muur te zetten en de takken te krommen zodat de vochtigheid er af drupt, andere doen een loden ring of een slangenvel rondom de struik en zeggen dat de bloemen dan niet afvallen zullen. Men zegt dat de zure in zoete veranderen als men om de wortel varkensmest legt of mensen mest of oude stalplas.

Mythische stralenkrans.

Perzië.

(417) In de mythologie kwam de granaatappel veel voor. De granaatappel zou afkomstig zijn uit Perzië, Syrië. Herodotus bericht dat Hystaspes, de vader van Darius ervan at.

De boom speelde al een rol bij de eredienst van de Perzen. De twijgen van de boom werden tot een bundel samengebonden (barsam genaamd) die door de Perzen bij hun gebed tot Ormuzd in de hand werden gehouden. Het aantal twijgen werd aangegeven in dat gedeelte van de liturgie dat men die dag voorlas. Deze twijgen moesten samengehouden worden door een band “evanguin” waarvoor men een tak van een blad van dadel of palmboom afsneed en die men, evenals de barsam, door bijzondere ceremonieën wijdde.

Naderhand waren de geleerden het er niet over eens of de vruchten eigenlijk uit Perzië of een ander gedeelte van het rijk afkomstig waren. Eigenaardig, bijna humoristisch is de volgende anekdote: “Darius had een hartstochtelijkste vriendschap opgevat voor Megabisus. Toen hem eens, terwijl hij een granaatappel opende, gevraagd werd welke vruchten hij van die ontelbare pitten wenste te ontvangen als hij kiezen mocht, antwoordde hij, enkel Megabisussen.

Bijbel.

De eerste afbeeldingen van de granaatappelboom zijn gevonden op grafschilderingen van de Egyptenaren van 2500 voor Christus. Een wijd verspreide wortel van de granaatappel komt van oud Egyptisch rmn, waarvan Hebreeuws rimmôn en Arabisch rummân komt. De Arabieren brachten dit ook naar andere landen, Portugees romã, Kabyle rrumman en op Malta rummien. (Engelse wiki)

Exodus 28: 33-34, 39: 24-26, Numeri 13: 23, 20: 5, 33: 19-20 Deuteronomium 8: 8, Jozua 15: 32, 19: 7 en 13, Richteren 20: 45, 1 Samuël 14: 2, 2 Samuël 4: 2, 1 Koningen 6: 32, 7: 18 en 20, 2 Koningen 5: 18, 25: 17, 2 Kronieken 3: 16, Hooglied 4: 3 en 13, 6: 7 en 11, 7: 12, 8: 2, Joel 1: 12, Haggai 2: 19.

In Engeland is zijn aankomst geregistreerd in 1548. Oudere Engelse schrijvers menen dat met de appelvrucht uit het hof van Eden en uit de tuin der Hesperiden de granaatappel bedoeld werd.

Onder de rijkdommen van het beloofde land rekenden de Hebreeërs ook de granaatappel, Deuteronomium 8: 8. Numeri 13: 24. Een Chaldees schriftuitlegger beweert dat deze vrucht in het paradijs tot voedsel voor de rechtvaardigen bestemd zou zijn. De oosterse dichters bezingen de vrucht steeds in beelden en gelijkenissen. Zo lezen wij in het Hooglied 4: 3 en 13 over de schoonheid van een vrouw. “Uw lippen zijn als een scharlaken snoer en uw spraak is liefelijk, uw wangen zijn als een stuk granaatappel tussen uw vlechten. Mijn zuster, lieve bruid, gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein. Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappels met edele vruchten, Cyprus met nardus”.

De Joden hielden de granaat ook voor het beeld der eendracht en van hier stamt waarschijnlijk de gewoonte om de vruchten af te beelden op de klederen van de priesters.

In het Hebreeuws wordt de granaatboom rimmon genoemd en in het Arabisch rumnan. Adad-Ramman: ere de granaatboom, was een stad aan deze zijde van de Jordaan die toebehoorde tot de stam Manasse. De stad werd zo genoemd omdat men daar de meeste vruchten oogstte. Rimmon en Remnon zijn steden in Numeri 33: 19-20, Jozua 15: 32, 19: 7 en Richteren 20: 45 die verwijzen naar een overvloed aan granaatappels. In 2 Samuël 4: 2 komt het woord voor als een persoonlijke naam. Het is een van de aangename vruchten van Egypte, Numeri 20: 5 en een van de beloofde zegeningen van Palestina, Deuteronomium 8: 8.

De granaatappelboom van Migron, 1 Samuël 14: 2, was beroemd.

Als belangrijke vrucht komt het dan ook voor op de zilveren shekel van Jeruzalem, 143‑135 v. Chr.

De granaatboom was in de Syrische en Phoenische godsdienst van vooraanstaande betekenis. De Rimmon van 2 Koningen 5: 18 zou geïdentificeerd zijn als de Assyrische god Ramman, de Babyloni­sche Adad, de Syrische Hadad-Rimmon, god van donder, wind en stormen. In de Christelijke symbooltaal staat de granaatappel voor de kerk als Ecclesia, de gemeenschap van gelovigen. Het is ook een symbool van de priesterstand omdat het in zijn harde schaal (ascese van de priesterstand) reine vruchten draagt.

Griekenland.

In Mozes tijd was de granaat in Kanaän aanwezig en ook in Egypte. In het land van de farao’s gaf men de gestorven de vrucht mee in het dodenrijk. De oudste vermelding is van farao Thoetmosis, 18de dynastie, 16de eeuw v. Chr. Vandaar is ze naar Afrika en later naar het zuiden van Europa gegaan.

De granaatappel werd al vroeg in Griekenland in het landschap Sidai gekweekt. Homerus plaatst de granaatappel in de tuinen van Alkinoos en noemt de vruchten onder die wiens aanblik Tantalus pijnigden. Door Theophrastus, 300 v. Chr. wordt de vrucht vermeld. Volgens Athenaeus zou Aphrodite de eerste granaatboom op Cyprus geplant hebben. Het zou de vrucht, de twistappel geweest zijn die Paris aan Venus gaf.

Door zijn talloze zaden wordt de vrucht geassocieerd met vruchtbaarheid en als gevolg daarvan rijkdom. De granaatappel is het symbool van vruchtbaarheid en overvloedig leven. Dit was het attribuut van Zeus, Kasios, Hera, Athena, Nike en van de goden van de onderwereld als Hekate. Daarom dient de granaatappel ook vaak als symbool bij begrafenissen en op graven.

De Hoop werd voorgesteld als een vlug, slank en zwevend meisje met granaatbloesems in haar rechterhand. Evenzo werd Mercurius, de god der welsprekendheid, met een granaatappel in de hand afgebeeld wat betekent, omdat de vrucht verschillende vakken en schuilhoeken heeft, dat men zich door bedachtzame welsprekendheid uit alle ongelegenheden moest kunnen redden.

Griekse fabels.

(349) In Griekenland diende de boom en zijn vruchten als een uitdrukking van duistere voorstellingen, van verwekking en bevruchting, als wel van dood en vernietiging. De granaatappel die uit Dionysos bloed ontsproot was ook de boom van Tammoez-Adonis-Rimmon. De rijpe vrucht splijt als een wond open waarna men de rode zaden kan zien zitten. De vrucht symboliseert de dood en de belofte van wedergeboorte als die wordt vastgehouden door de godinnen Hera of Persephone.

Bloedboom.

De boom heeft zijn ontstaan te danken aan bloed.

Volgens de fabel verhief zich op de grenzen van Frygie een rots, Agdos genaamd, vanwaar Deucalion en Pyrrha de stenen namen waaruit zij een nieuw mensengeslacht wilden vormen.

Uit deze stenen werd ook Cybele verwekt die Zeus, die haar vurig beminde, zo onmeedogend behandelde, dat hij in haar plaats een rots omarmde. Daaruit ontstond Agdistis, een woest ontembaar wezen vol zinnelijke lusten die noch de goden noch de mensen vreesde. Toen hij eens door slaap was overvallen werd hij gewond door Dionysos waardoor de bloedrode granaat ontstond. Zijn vrucht werd gevonden door de nimf Nana die de vrucht in haar boezem verborg. Zij verdween en schonk het leven aan Attys. Daardoor werd de granaatappel het zinnebeeld van vurige liefde. Als zodanig was de granaatappel aan Juno gewijd, zij wordt voorgesteld met de vrucht in haar hand, een symbool van grote vruchtbaarheid. De vrucht ontbrak bij geen enkele trouwplechtigheid omdat de macht van Juno Pronuba zich over het huwelijk, en wat daarbij hoorde, uitstrekte.

Doodsboom.

In de geschiedenis van Proserpina speelt de granaatappel een belangrijke rol. Toen zij eens bloemen plukte op de berg Etna werd zij door Pluto geschaakt. Jupiter beloofde aan de treurende Ceres dat hij haar dochter zou teruggeven mits zij in het schimmenrijk nog niets had gebruikt. Mercurius werd naar de onderwereld gezonden om haar te halen maar ongelukkiger wijze had Proserpina een granaatappel gevonden en zeven gouden pitten gegeten. Niemand had het gezien, buiten Askalaphos die het geheim verried. Als straf mocht Proserpina slechts de ene helft van het jaar op de bovenwereld blijven en de andere helft moet zij in het schimmenrijk vertoeven. Askalaphos werd door Ceres, als straf voor zijn verraad, in een nachtuil veranderd. Daarom werd de granaatboom, ook omdat die uit bloed was ontstaan, een boom van de onderwereld genoemd.

Pausanias verhaalt dan ook dat er veel geheimzinnigs was in de verering van de granaatboom. Bij de feesten ter eren van Ceres, de Thesmophorien, was de granaatappel een verboden vrucht, zo ook bij de viering der Eleusinien mocht niet iedereen de appelen, die in de heilige kist lagen, gebruiken.

Symbool van gekte.

Romeinen.

De Romeinen brachten de boom mee van hun krijgstochten uit Afrika en noemden de vruchten mala punica. De boom kwam bij hen in grote aanzien en de grote hoeveelheid pitten die in een kleine ruimte onder de schil verenigd waren golden bij hen als het zinnebeeld van eendracht en vriendschap. Om dit laatste te bewijzen voerde men aan dat de kleur van de vrucht nooit verandert en dat bestendigheid het kenmerk van de ware vriendschap is. Omdat echter de inwendige holte van de vrucht de gedaante vertoont van een open hart zag men in de vrucht ook het zinnebeeld van de grootste hartstocht.

De vrucht verschijnt bij de Romeinen als attribuut van Hera. In Italië sierden de jonge schonen zich met de bloemen. Het is een betoverende aanblik die helrode bloesems in het donkere haar van de Romeinse dames te aanschouwen die de woorden van de Romeinse bloemenspraak schijnen toe te roepen:

“Mijn wil is moed

Mijn hart is gloed”.

De Moren brachten het naar Spanje met de methode om leer te looien met de bast en maakten Cordoba beroemd vanwege zijn fijne leer.

Sage.

Het groene kroontje dat de vrucht siert kent de volgende legende. Bacchus verleidde een Syrisch meisje, aan wie door een waarzegster een kroon was toegezegd door haar te beloven dat hij haar die zou geven. Toen hij haar moe werd veranderde hij haar in een granaatboom. Om tenminste in dit opzicht zijn woord te houden voegde hij bij de vrucht het groene kroontje. Symbool voor gerijpte elegantie.

In de middeleeuwen was de granaatappel het symbool van de H. Maagd Maria die de kostbaarste van alle vruchten droeg. Zo zou Salomon het mogelijk ook gebruikt hebben, als versiering maar ook als vruchtbaarheidssymbool. De bloembodem op de vrucht diende als voorbeeld voor de kroon van Salomon en dientengevolge voor alle kronen van die tijd af aan.

Koningin Anna van Oostenrijk ontving bij een feestelijke gelegenheid een granaatappel met het opschrift: “Mijn waarde ligt niet in mijn kroon”, de granaatappel moest een symbool zijn voor de schoonheid en beminnelijkheid van de gemalin van Lodewijk XIII.

De granaatappel is het symbool voor de heersers. Bekend is de beeltenis van keizer Maximiliaan I in het kunsthistorisch museum van Berlijn van Albrecht Durer. De keizer heeft in zijn linkerhand een opengebroken granaatappel. Het beeld is in 1519, een jaar na zijn dood, geverfd. Het opschrift luidt ‘’Quem Deus Opt. Max. in numerum viventium referre velit’’. De vertaling kan op een paar manieren: O dat hem God in het getal der levende terug zal voeren, of: Moge God hem in het getal der levenden (de zaligen) opnemen.

Zie het schilderij “Madonna en kind met granaat” van Botticelli. De binnenste vorm van de granaat gold als symbool van de enige in het heelal en als symbool van vruchtbaarheid.

In Turkije, waar een bruid haar vrucht op de grond werpt om te zien hoeveel zaden eruit vallen, is het een indicatie hoeveel kinderen ze later krijgt. De Chinese vrouwen die kinderen wensen offeren deze vrucht aan de god van dankbaarheid, de porseleinen beelden voor haar tempel zijn gedecoreerd met deze figuren.

Een Japanse godin, Kishi Bojin, wordt voorgesteld als kind die een granaatappel draagt. Met behulp van deze vrucht zou Boeddha haar genezen hebben van haar kannibalistische neigingen om kleine kinderen te eten.

Planten.

Vermeerderen door stekken, maar groeit langzaam.

Neem in juli 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Bij zacht stek is groeipoeder niet nodig, anders 1% ibz groeistofpoeder. Planten in 3 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld, oppotten. Of zaaien boven de 24 graden

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl