Rhynchospora
Over Rhynchospora
Snavelbies, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Meestal zijn het meerjarige met meer of minder driekantige en bladige halmen.
Geschikt voor moeras- en laagland.
Een 400 soorten komen voor die wijd verspreid zijn in tropische en subtropische gebieden, veel in gematigd N. Amerika en een paar in gematigd Europa en Azië.
Cyperaceae, cypergrassen.
Rhynchospora alba, Vahl. (wit)
Zodenvormende planten, zonder uitlopers.
Een smalle plant van een 30cm hoog met verscheidene stengels die vanuit 1 wortel komen, ze worden vergezeld door de lange en smalle bladeren.
Elke twijg draagt een kroon aartjes, ongeveer even lang als de schutbladen.
De bloemen zijn van een gelijke witte kleur in juli tot augustus, later verkleuren ze wat roodachtig.
Komt voor in veenachtige moerassen van Eurazië en N. Amerika.
Naam, etymologie.
Rhynchospora, Grieks rhynchos: snavel, spora: zaad, het onderste deel van het zaad blijft uit de vrucht steken.
Witte snavelbies of grasbies, Duits Schnabelsegge, Weißes Schnabelried of Weiße Schnabelbinse, Frans rhynchospora, Engels wite beaksedge of white beakrush beak-sedge, -rush (zie Carex.) Frans rhynchospore blanc.
Duits Semde, oud-Hoogduits Semida of Simo: band of veter, gebruik, verwant met Gotisch siman: binden (vergelijk. Juncus) Moorsimse.
Witte snavelbies, Engelse white beak rush.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Rhynchospora fusca, Ait. (leerachtig donkerbruin) maakt worteluitlopers.
Stengel is bladerig en draagt verschillende ovale hoofdjes.
De aartjes zijn veel korter dan de schutbladen, juli/augustus.
Lijkt op de vorige maar heeft rijk bruine hoofdjes en extreem smalle en vrijwel borstelige bladeren en komt minder vaak voor.
Uit Europa.
Naam.
Bruine snavelbies, Engelse brown beak rush of sedge, Braunen Schnabelbinse.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl