Harpephyllum

Over Harpephyllum

Afrikaanse pruim, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit Kew garden.

Naam, etymologie.

Harpephyllum, Grieks harpe: sikkel, phyllon: blad, de sikkelvormige blaadjes.

Er zijn 2 soorten waarvan de onderste gekweekt wordt.

Grote, glanzend boom met hart en zwaar hout.

Dikke bladeren staan afwisselend en zijn gegroepeerd aan de top van de twijgen, gesteeld, zittende bladeren zijn zeis/lancetvormig.

Kleine bloemen staan in dichte, okselstandige trossen, tweehuizig.

Anacardiaceae.

Harpephyllum caffrum, Bernh. (van de Kaffers, naar Kaffraria, de plaats van oorsprong in de O. Kaa) een grote altijdgroene boom die 15m hoog kan worden. De hoofdstam is recht, gladde bast die op latere leeftijd ruig, donker grijsbruin wordt.

Twijgen zijn naar boven gekromd en de bladeren op het eind buigen ze weer naar beneden en vormen een dikke kroon aan de top van de boom.

Glimmende donker groene bladeren zijn geveerd en hebben sikkelvormige deelblaadjes.

Wit-groene op het eind van de twijgen met mannelijke en vrouwelijke bloemen op afzonderlijke bomen in de zomer, bij ons november tot februari.

Pruimachtige vrucht is eerst groen en dan rood en bevat een enkel zaad die geliefd is bij mens en dier.

Geveerd en glanzend donker groene blaadjes zijn leerachtig en sikkelvormig.

Groeit oostelijk van de Kaap door KwaZulu-Natal, Swaziland, zuidelijk Mozambique, Limpopo en Zimbabwe.

Heesterachtige plant die in pot geteeld wordt.

Kaffir date of plum, wild plum in Engels, wildepruim in Afrikaans.

Planten.

Vermeerderen door zaaien.

Planten in een niet te zonnige plaats.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/