Pieris

Over Pieris

Lavendelheide, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Vroeger werd Pieris onder Andromeda gesteld.

Altijdgroene of bladverliezende struiken, zelden kleine bomen, uit O. en Z. Azië, N. Amerika en Cuba, 1-6m.

Bladeren staan afwisselend en zijn kort gesteeld, gaaf of gezaagd.

Bloemen vaak in eindstandige trossen of in okselstandige groepen die eindstandige bloemen geven. Alle bloemen lijken op die van het lelietje der dalen.

Pieris komt met 7 soorten voor waarvan 3 bekend zijn in het tuingebruik, P. floribunda, P. japonica en P. formosa.

Het zijn manshoge of lagere struiken die Japans zijn, ze combineren gratie met een zachte geur aan een sierlijke vorm.

Bij het uitlopen van de bronskleurig bladeren en de talloze urntjes, die in de herfst al in de bloemknoppen te zien zijn, zijn de planten aangenaam voor het oog. Nog aantrekkelijker worden ze als ze zich in het warmer wordende voorjaar openen en de plant met parelsnoeren behangen wordt.

Ze groeien op humusrijke, vochtige en veenachtige gronden.

Ericaceae, Andromeda klasse.

Pieris, Kalmia en Zenobia pulverulenta bezitten bloemen die een narcotische werking bezitten, een werking die voor bijen dodelijk kan zijn.

Uit l’illustration horticole.

=Pieris formosa, D. Don. (mooi bloeiend) Jonge bladeren zijn in het voorjaar bruin/rood, 6-14cm lang en 14-24mm breed met duidelijk gekartelde bladrand.

Bloeit zeer rijk in mei met overhangende pluimen van 15cm lang met hangende en 7-9mm lange witte tot roze/witte bloemen, bloemsteel is fijn behaard in april/mei.

Deze plant kan wel tot 4m en meer hoog worden.

Is afkomstig uit het Oostelijk Himalayagedeelte, van Nepal tot Birma tot Centraal-China waar de struik op 2- 4000m hoogte kan voorkomen. Is beschreven in 1881.

Chinese pieris, Himalayan pieris.

Var. forrestii, Harrow. (Georg Forrest, Engelse plantenverzamelaar en botanicus, 1873-1932)

Bladstelen 6-8mm lang.

Een tamelijk hoge struik met eerst opgaand groeiende en later meer overhangende groene twijgen met kastanje/bruine eivormige knoppen.

Tamelijk grote leerachtige lancetvormige bladeren van 6-12cm lang en 14-22mm breed die in het voorjaar zeer opvallen door de karmijn/rood gekleurde jonge scheuten, spitse top, fijn gezaagd, heldergroen en van onderen iets lichter en aan beide zijden glanzend.

Lijkt in bloei op de vorige maar bloeit wat minder. Bloempluimen zijn wat hangend en tot 10cm lang, kelk is groen/geel, bloemkroon tot 9mm lang en zuiver wit, helmdraden zijn aan de voet fijn behaard en de stijl is even lang als de bloemkroon.

Wordt in Birma/China wel 5m hoog. In 1910 stuurde George Forrest zaad ervan naar Engeland. Het verschil met de andere Pieris soorten zijn de rood uitlopende bladeren aan het jonge gewas en de lange bloemtrossen, wel tot 15cm. Լb>Wakehurstռ/b> is hiervan een selectie met rode felrode uitlopers, is echter niet voldoende winterhard.

Uit Addisonia.

Pieris floribunda, Benth. & Hooker. (rijk bloeiend) (Andromeda floribunda) Donkergroen en wat leerachtige bladeren van 4-8cm lang en 12-22mm breed, naar de top puntig toelopend, fijn gezaagd en eerst spaarzaam gewimperd, matglanzend donkergroen en van onderen iets lichter en gepunt.

Twijgen zijn roestkleurig en aanliggend behaard.

Bloeit in april/mei zeer rijk met kleine witte bloemen in tot 10cm lange opstaande pluimen, bloemkroon 4-6mm lang en gevoord, 5tandig, meeldraden zijn ingesloten en aan de voet fijn behaard.

Bloeit met opgaande bloemtrosjes.

Deze vrij bloeiende Pieris wordt uit zaad vermeerderd, er zijn geen cv ‘s van.

Een vrij stijve vorm met regelmatige groei die een dicht vertakte en groenblijvende struik wordt.

Komt uit O. N. Amerika, Virginie tot Georgia, en wordt 1-2.5m hoog. De originele vorm werd in Engeland gebracht in 1806 door J. Lyon, een Schot die N. Amerikaanse planten verzamelde, is beschreven in 1812.

Naam, etymologie.

Pieris is afgeleid van Pieria, een district in Macedonië, de veronderstelde verblijfplaats van de Muzen. Het is de dochter van Pieros, de vader van de negen Muzen. Er zit dan ook muziek in Pieris, vooral in de klokjes.

Duitse Fetterbush, Amerikanische Lavendelheide, Engelse lily of the valley-tree, mountain andromeda.

Uit www.biolib.de

Pieris japonica, G. Don. (uit Japan) Bladstelen zijn 3-8mm lang.

Leerachtige glanzend groene bladeren zijn omgekeerd lancetvormig met spitse top, fijn gekarteld, 3-8cm lang en 1.5-2.5cm breed.

Twijgen zijn groen en kaal.

De puur witte bloemen hangen sierlijk, de individuele bloem is groter, kruikvormige bloemen in eindstandige hangende pluimen, bloemkroon 8mm lang en meeldraden en stijl omsluitend, helmdraden zijn aan de voet zeer fijn behaard, de kale stijl is even lang als de bloemkroon, april/mei.

Vanwege de vroege bloei, met kans op nachtvorst, moet het op een beschutte plaats geplant worden.

Kenmerkend zijn de hangende witte bloempluimen. De bloem is al in de winter te zien, maar gaat pas tegen maart open.

Is nog mooier dan de vorige maar wat zachter.

Is beschreven in 1806, wordt 1-2.5m hoog.

Var. albo-marginata heeft smallere bladeren met een witte rand.

Deze plant groeit het liefst in de schaduw op veenachtige grond.

De Japanse is afkomstig uit Japan, China en Taiwan. Door zijn grote verspreidingsgebied vertoont deze soort een enorme variatie in bladkleur en bloemkleur. Qua vorm staat het dicht bij P. formosa, maar is meer winterhard.

Ondanks de paar soorten zijn er meer dan 60 cv ‘s, waarvan de meeste afstammen van Pieris japonica.

Japanese andromeda. Japanische Lavendelheide.

Vormen.

‘Forest Flame,’, de bosbrand, is een kruising tussen Pieris formosa var. forrestii ‘Wakehurst’ s Pieris japonica. Deze plant werd omstreeks 1946 als een spontane zaailing gevonden in de Sunningdale nurseries. De plant is goed winterhard. Hierin is het rode schot van ‘Wakehurst’ en de goede winterhardheid van japonica verenigd. ‘Mountain Fire,’ lijkt erop.

Kruisingen werden er vanaf 1960 verricht door R. Ticknor in Oregon in het North Willamette Experiment Station. Het doel was om een niet verblekende roze bloemkleur te krijgen bij een tamelijk gedrongen groei en een helderrood gewas.

Zo werd ‘Valley Fire,’ gewonnen, met schitterend rode uitlopers en nog beter winterhard dan ‘Forest Flame’. Verder verscheen ‘Valley Valentine,’ met bolvormige, compacte groei en purperrode bloemtrossen.

‘Valley Rose,’ is de mooiste roze bloeiende Pieris, met roodachtig groen uitlopend blad en goed winterhard.

Op het Proefstation voor Boomkwekerij te Boskoop kwam de veredeling op gang na 1971 toen men zaden ontving van R. de Belder die onder andere op de berg Miyanoura had verzameld. De cv. ‘Debutante,’ heeft een rechtopstaande bloemtros die wat later bloeit dan de andere vormen, is rijk bloeiend met een lage groeiwijze.

‘Purity’ werd in 1967 geselecteerd door K. Wade uit Japan, Deze schoonheid heeft zuiver witte bloemen. Een zeer laat bloeiend brede struik met zeer lange trossen.

‘Variegata,’ is een mooie bonte var. Werd in 1873 uit Japan ingevoerd. ‘White Cascade,’ werd in 1961 in Amerika geselecteerd. Dit is een forse, struik met lange zuiver witte, wat vertakt golvende bloeitrossen, de bloemen staan dicht opeen. ‘White Pearl,’ kwam in 1982 uit Amerika. Het voordeel van deze plant is dat die al volop bloeit als jonge plant, is zo geschikt voor tuincentra ‘s. Geeft een gedrongen groei met vele rijke witte parels in rechtopstaande trossen.

Vermeerderen.

Pieris floribunda wordt meestal gezaaid. De cv ‘s en japonica worden meestal gestekt. Neem een topstek in juli van een 6cm lengte, verwijder het onderste bladpaar, dan verwond je het ooggedeelte licht, zoals je met de duimnagel zou doen, en steek dit in 1 % ibz groeistofpoeder, afkloppen van het stekje. Planten in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon erdoor en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. Het meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl