Astragalus

Over Astragalus

Hokjespeul, boksdoren, tragacanthum, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, Bijbel, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, teelt.

Uit J. Carson, Astragalus verum.

Astragalus een van de grootste geslachten in het plantenkoninkrijk met een 1500-2000 soorten.

Het zijn kruiden of halfheesters.

Bladeren zijn meestal geveerd. De soorten worden gekenmerkt door veel (tot 20 en meer) paren blaadjes die samen een blad vormen.

Bloemen in trossen en zijn geel, purper of wit.

Meestal zijn het gebergteplanten van droge en kalkrijke grond. De meeste komen voor in midden Azië, het noordelijk halfrond. Het is het gewone onkruid van de prairie. De groeivorm van de soorten loopt sterk uiteen, soorten die hoog in de bergen groeien zijn vaak kussenvormig en voorzien van veel doorns, terwijl soorten in sappige weilanden zelf ook heel sappig zijn.

In Voor Azië zijn er 12 soorten die tragant gom leveren dat als medicijn en in de industrie gebruikt wordt.

De plant waarvan verteld wordt dat die het vee vergiftigd is Astragalus mollissimus Torr. (zeer zacht), de woolly locoweed.

Fabaceae, vlinderbloemige.

Uit www.flickriver.com

Astragalus aboriginorum Rich. (inlands, van de voorouders) heeft lange en gele wortels, als zoetwortels. In Arctisch Amerika, waar ze groeien, wordt het als voedsel verzameld door de Crees en Stone Indianen. Indian milkvetch.

Uit P. Pallas.

=Astragalus ammodytes Pall. (zandduiker) heeft ook zoete wortels die in Siberi in plaats van zoethout gebruikt worden.

Uit P. Pallas.

=Astragalus arenarius, L. (zand bewonend) Geveerde bladeren met lijn/lancetvormige 1-2cm lange en aan beide zijden grijsachtig/wit behaarde bladeren met vliezige nevenblaadjes.

Liggende tot opgerichte, dunne en witachtig behaarde stengeltjes, kruipend.

Trosjes van kort gesteelde lila/purperen, 1.5cm lange bloempjes met uitgerande vlag komen in juni/juli.

Uit midden Europa wordt 15-25cm hoog. Is beschreven in 1798.

Sand tragant, sand milk vetch, Der Sand Tragant.

Uit www.prota4u.org

Astragalus boeticus, L. (uit Boeti) een eenjarige van een halve meter hoogte. Bloeit in juli/augustus. Matig winterhard. Het is de Engelse triangular podded milk vetch of Swedisch coffee, Duitse schwedischer Kaffee of Kaffeewicke.

uit J. Sturm,

Astragalus cicer L. (als Cicer: kekererwt) Is de kichertragant, die heeft rond1,5cm lange bloemen die in eivormige, rijkbloeiende, lang gesteelde bloemtrossen staan, groen roze wit.

Komt voor in Europa en oostelijke richting naar Siberi.

Bergerwt, Kicher-Tragant, cicer milkvetch.

Uit www.hlasek.com

Astragalus danicus, Retz. (Deens) Geveerde heldergroene behaarde bladeren met elliptische en 0.5-1cm lang blaadjes met kleine stompe nevenblaadjes.

Opgerichte, dunne en wat kantige steeltjes.

Eivormige en lang gesteelde trosjes met ca. 1.5cm lang, zittende en violet/blauwe bloempjes waarvan het middengedeelte wat roomwit is, de eivormige vlag is zwak uitgerand in juni/juli

Uit N. en Midden-Europa wordt 15-25cm hoog.

Paarse melkwikke, Danische Tragant, purple milk vetch, zou melk vermeerderen.

Uit J. Kops, www.BioLib.de

= Astragalus glycyphyllos, L. (zoet bladig) hokjespeul.

De vrij grote bladen zijn langer dan de bloemsteel en hebben 9-13 ovale deelblaadjes.

Stengels kruipend en 30-100cm lang.

Bloemkroon is groenachtig/geel in juni/september.

Peul is wat driehoekig, glad en gedraaid.

Meerjarige die voorkomt in heggen van Europa.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De eerste van deze twee kruiden heet wilde fenegriek in onze taal, in het Hoogduits Waldt Bockshorn, in het Latijn Foenumgraecum silvestre en eigenlijk Foenumgraecum silvestre primum, dat is eerste wilde fenegriek’.

In midden-Hoogduits heette het Moren, Christanwurz, Knollenkraut (Dioscorides vermeldt dat het knollen heeft) en Wildes Fenugrec bij Gessner, wild Kolengracum, (zie Trigonella foenum‑graecum)

Dodonaeus (b) ‘De eerste van deze twee wilde fenegrieken is van Gesnerus Glycyrrhiza silvestris, dat is wilde zoete wortel, (zoethout) genoemd omdat de wortel ervan zoetachtig van smaak is’. Hokjespeul is familie van zoethout.

Glycyphyllos is afgeleid van het Griekse glykys, zoet, phyllon; blad, vanwege het zoet smakende blad.

Astragalus soorten leveren de gom dragant of dragagantum, het is de naam van een plant die de zoete witachtige tragant gom uitzweet als zoethout, Duitse S-Tragant, Lackritzenwicke, Engelse vetch en liquorice vetch, liquorice milkvetch, wild liquorice, wild licorice, Frans faux reglisse, astragale feuilles de rglisse, rglisse sauvage.

Sweet, van dulcis, wordt het genoemd naar de zoetheid van zijn bladeren en wortels. Die smaken eerst aangenaam, laten echter een bittere en onaangename smaak achter. Dat veroorzaakt dat ze door het vee niet gegeten worden. Jammer, want het heeft grote bladen en zo veel voer, Engels sweet leaved milk,.

(c) Duitse Tragant: wilde boksdoren, wild Bockshorn, Stragel; van Astragalus.

(d) Hokjespeul, naar de tweedelige peulvrucht. Brenschote, de behaarde peul.

Gebruik.

(141, Dodonaeus) ‘Geen van deze twee wilde soorten van fenegriek wordt tegenwoordig in enig gebrek of voor spijs gebruikt dat we weten en hun kracht of nuttigheid is noch niet te recht bekend.

Uit plants.usda.gov

Astragalus mollissimus Torr. (de zachtste) stamt uit Z. Amerika en Mexico.

Vele soorten van locoweed komen voor in kleuren van diep purper tot room/wit en worden gevonden in de desert op vrijwel alle hoogtes. Soms creëren ze uitbundige massa’s tinten.

Soorten met blaarachtige peulen worden rattlewood genoemd.

De plant heet daar de woolly loco.

Naam, etymologie.

Loco in Spaans betekent gek en verwijst naar het feit dat een aantal soorten selenium bevat dat een serieuze ziekte onder het vee veroorzaakt, vooral paarden die het eten en als resultaat ‘act crazy’.

Uit J. Jacquin.

=Astragalus onobrychis, L. (Onobrychis-achtig)

Heldergroene, geveerde en lancetvormige, behaarde bladeren met kleine vliezige, spitse nevenblaadjes.

Sterk groeiende plant met opgerichte, sterk vertakte en aan de voet houtige stengels.

Aarvormige trosjes van zittende en 2cm lange violet/purperen bloemen met een lijnvormige, stompe vlag in juni/juli.

Uit Midden en Z. Europa, wordt 30-40cm hoog. Is beschreven in 1640.

‘Albiflorus’, heeft helderwitte bloemen.

Saintfoin milk vetch. Esparsetten-Trabant.

Uit aplantaday.blogspot.com

Astragalus purpureus, Lam. (purperachtig) (Astragalus hypoglottis)

Sierlijk geveerde bladeren met elliptische, heldergroene behaarde blaadjes en spitse nevenblaadjes.

Liggende tot opgerichte, dunne en ronde, grijsachtig behaarde, kruipende stengels.

Dichte trosjes van zittende, ca. 1.5cm lange, mooie purperen bloemen met smal eivormige, diep uitgerande vlag in mei/juli.

Uit Z. Europa wordt 20-30cm hoog. Is beschreven in 1820.

‘Albus’, heeft witte en weinig opvallende bloemen.

= Astragalus gummifer, Lab. (gom dragend) de wilde geitendoorn levert ook de gom tragacanth.

Tragacanth is een emulgator, een verdikkingsmiddel, een stabilisatoren en bindmiddel. Het is het vocht uit de stam van de boom Astragalus gummifer. Het wordt gewonnen als rubber.

Tragacanth milkvetch.

Uit P. Pallas.

Astragalus tragacantha L (geitendoren)

Dit is een grote struik met vele dorens en kan een bal vormen met honderden dorens.

Heeft houtachtige, met lange gepunte en altijdgroene bladeren.

De bloei lijkt op de erwt en is lichtgeel.

De doornige astragal, wilde tragacanth of grote geitendoorn, is inlands, met nog andere variëteiten, in Palestina, Z. Europa, in de deserts van W. Azië en overvloedig op de Libanon. Is beschreven in 1640.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Grieken noemen dit gewas Tragacantha als of men in het Latijn Hirci spina of in onze taal bocksdoren zei. De traan of gom die uit de wortel vloeit wordt ook Tragacantha genoemd en in de apotheken Gummi Tragacantha of met een bedorven naam Gummi Dragaganti of Dragantum en daarnaar in onze taal gom dragant.’

Astragalus stamt van het Griekse astragalos, naar het enkelbeen of sprongbeen van het menselijk lichaam, een bot dat het been verbindt met de voet in de menselijke anatomie, talus of astragalus, Duitse Sprungbein of Wurfel, naar de hoekige vorm van het zaad, of omdat de wortel erop zou lijken.

Homerus spreekt over bikkels, (astragales) dat men die in de handen van krijgslieden gaf die Troje belegerde, ten einde hun geest van ernstige bezigheden af te leiden. Hercules werd te Achaja met het werpen van bikkels geraadpleegd en ook werden er op die wijze de godsspraken van Geryon bij de fonteinen van Apone aan de poorten van Padua uitgesproken. Later zijn de bikkels uit de handen van koningen en veldheren, hogepriesters en profetessen in die van de kleine kinderen overgegaan.

Een van de meest oudste spelen ter wereld is dat van huckle-bones: heupbeentjes, dat bekend is in het Latijn als tali en in het Grieks als astragaloi, waarin de voetwortelbeentjes van schapen en geiten gebruikt worden als dobbelstenen. Duits Spielworfel.

Bij ons is dit spel bekend als bikkels of bikkelen, het zijn de kootbeentjes uit de hiel van een schapenpoot. Mogelijk is vroeger de plant gebruikt, Duitse Wirbelkraut en ons kootkruid,

Theophrastus spreekt ook over deze gom, hij spreekt over Astragalus creticus. Hij legt de naam tragacantha uit. Dit komt van tragos: geit, en akantha: doorn, de geitendoorn. Dit naar de grappige overeenkomst van de bos met zijn gekroonde massa en de min of meer parallel lopende dorens met een geitenbaard. Dit werd over Latijn tragacanthum, in midden-Latijn tragantum en tragant verschijnt in een woordenboek uit de 13de eeuw. Het werd tot Franse gomme dragant en lաstragale en Engelse gum tragacanth plant of gum dragon, Duitse Tragant en onze wilde tragacanth en de astragalo van de Italianen en Spanjaards.

Grote geitendoorn, Duits Bocksdorn, Engelse goat’s horn en Frans barbre de renard.

Duitse Barenschote, de peul is ruw behaard.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (141, Dodonaeus) ‘Tragacantha of gom dragant heeft een papachtige klevende kracht waardoor ze de scherpte van de humeuren en galachtige vochtigheden verzoeten, verzachten en haar kracht benemen kan, ze is ook wat droog makend van aard.

Men gebruikt deze gom dragant zeer veel tegen allerhande hoest, ruwigheden van de keel en strot, heesheid en alle scherpe dunne zinkingen en toevallen van vochtigheden op de borst en andere delen van het lichaam, te weten met suiker of honig vermengt en met andere diergelijke dingen of alleen tot een likking gemaakt en ingenomen.

Die gom onder de tong gehouden smelt geleidelijk aan en neemt zo de ruwheid van de tong en ganse mond en keel weg.

Gom dragant met zoete wijn of met water daar zoethout in gekookt is geweest gedronken is zeer goed om de smart en weedom van de lendenen en nieren te genezen, de kwetsing, knaging en smarten van de blaas en het bijten van de plas te verzoeten of te benemen.

Men gebruikt ze ook veel in die dingen die men tegen de gebreken van de ogen in de apotheken plag te bereiden.

In Klein Azië wordt de gom dragant die in het Latijn ook Tragacanthum heet veel gevonden en wordt van de landlieden verzameld en verkocht aan de ververs die er de zijden lakens een goede glans in het verven mee plegen te geven. En te Bursia werd er in tijden van Bellonius jaarlijks wel vier duizend pond van deze gom tot dat doel gebruikt.

Dragagantum dat met het wit van een ei gemengd is, is het allerbest tegen verbrande leden van het vuur, volgens Platearius en Serapio.’

Uit de sterk stekende dorens komt in tijden van zonneschijn en warmte een kostbare vloeistof. Dit is de gom tragacanth van de handel. Dit vloeit ook van de stengels van meerdere soorten, vrijwillig of na verwonding. In de zware en dichte mist, waar deze specerij groeit op de heuvels, neemt het hout veel vocht op en dit zorgt ervoor dat de vezels opzwellen en zichzelf forceren door uit te barsten in nauwe openingen van de bast. Dat is op de berg Etna die vereerd wordt door de ouden om zijn geurende producten. Plutarchus zegt dat het zoծ sterke geur van zich geeft van de verschillende bloemen, dat de jager overweldigd wordt door zijn geur.

De gom is taai en hoornachtig, reukloos en zwelt in water sterk op en geeft dan een slijm. Het wordt gebruikt als een vervanger van lijm, in drukkerijen en waterverven, als bindmiddel en medisch.

De gom was al bij de ouden bekend, evenals bij de latere Grieken en Arabieren in de vroege middeleeuwen. In Duitsland werd de gom in de 12de eeuw in de artsenij gebruikt. Die gom werd bij de ouden voornamelijk gebruikt als een verzachtende vochtigheid om de scherpe geneesmiddelen mee te mengen en zo de smaak wat zachter te maken. Het wordt nu nog als stabilisator van emulsies en suspensies gebruikt. Symbool van: jouw tegenwoordigheid verzacht mijn pijn.

(Dodonaeus) ‘Van Astragalus uit de oude schrijvers.

Astragalus, als Plinius schrijft, heeft lange bladeren die zeer gesneden of gekerfd zijn en omtrent de wortel dwars omgeslagen of krom, drie of vier stelen met vele bladeren begroeid en met een bloem als de hyacint, harige wortels die ineen verward, rood en zeer hard zijn.

Dan Dioscorides schrijft er aldus van: Astragalus, zegt hij, is een klein heestertje dat van bladeren en takken de cicers gelijk is, met kleine purperen bloemen en met ronde wortels als een grote Raphanus of radijs die vele vaste en sterke afzettingen heeft, zwart en hard als horen en onder elkaar gevlochten en verward, tezamen trekkend van smaak.’

Dit kruid groeit in open steenachtige plaatsen daar dikwijls veel sneeuw ligt, schrijft Plinius, of, als Oribasius zegt, in windige en sneeuwachtige gewesten. In de boeken van Dioscorides staat geschreven dat het in donkere of schaduwachtige plaatsen groeit. Het groeit veel op de berg Pheneus van Arcadië, als Plinius en Galenus betuigen.

De wortels van Astragalus, als Galenus betuigt, zijn tezamen trekkend van aard en daarom moet men dat gewas ook houden in het getal der kruiden die sterk en zeer drogen want deze wortels kunnen de oude kwade zeren en zweren helen en stoppen allerhande loop van de buik als iemand de wijn drinkt daar ze in gekookt zijn.

Al hetzelfde verhaalt Dioscorides ook van de krachten van Astragalus, dan ze is taai en moeilijk om te stoten door haar grote hardheid’.

Als je dit leest denk je aan een voorjaarsbol en dan meer iets dat op Arum lijkt die hard is.

Bijbel.

Genesis 37: 25, ‘wier kamelen gom, balsem en hars droegen, op weg om dat naar Egypte te brengen, 43: 11, Neemt van het fijnste des lands in uw zakken en brengt dien man een geschenk, een weinig balsem en een weinig honig, gom en hars’.

2 Koningen 20: 13 ‘En Hizkia hoorde naar hen en hij liet hun zijn gehele schathuis zien, het zilver en het goud, de specerijen en de kostbare olie’.

Hooglied 5: 1 ‘Hoeveel heerlijker uw liefde dan de wijn, en de geur van uw oliën dan alle specerijen,’, 13, ‘mirre en aloë, met al de kostbaarste specerijen,’ 6: 2, ‘mijn geliefde is afgedaald naar zijn hof, naar de balsembedden’. 8: 2 ‘Van geurige wijn zou ik u te drinken geven’. 14 ‘Haast u, mijn geliefde, en doe als de gazel, of als een hertenjong op bergen vol balsemkruid.’

Jesaja 39: 2 ‘En Hizkia verheugde zich over hun komst en hij liet hun zijn schathuis zien, het zilver en het goud, de specerijen en hun kostbare olie.

De Hebreeuwse woorden nacoth, necoth, nգhot of nkad worden vertaald als specerijen schathuis, gom en balsembedden. Het zou verwijzen naar deze plant als een product van een bijzonder soort inlandse plant. Het Hebreeuwse woord is zo gelijk aan het Arabische woord voor de tragacant, necաt, zodat het mogelijk dezelfde specerij is.

In Grieks betekent het Ԡdat wat verbrand wordt als wierook.’ Behalve in Hooglied 5: 1 waar het woord roshay besamim staat wat betekent hoofd van specerijen, (Commiphora opobalsamum) in Hooglied 8: 14’harehkach’ wat specerijachtig betekent en in 2 Koningen 20: 13, bosem of basam wat specerijen of kostbare dingen betekent. Er is veel twijfel over de hier bedoelde planten. In Hooglied 4: 10 en 14 lijkt de term op samengestelde specerijen te duiden, allen die toen dus bekend waren., hoewel er in de andere passages het woord necoth voor de gom tragacant gebruikt wordt, kan je aannemen dat het in andere plaatsen ook zo bedoeld wordt. Sommigen denken dat de specerij uit Genesis de balsemachtige gom is die door Styrax geleverd wordt wat niet waarschijnlijk lijkt.

In het Hooglied 5:13, 6:2 wordt gesproken over specerijbedden, dus geen boomachtige kruiden, mogelijk de tragacanth. Hooglied 8:14 ‘pp bergen vol balsemkruid,’ komt overeen met de groeiplaats van A. gummifer die inlands is in droge subalpine regionen. (Moldenke)

Planten.

Vermeerderen is in hoofdzaak door zaad, wat langzaam kiemt, 5 graden geven. Of door voorzichtig scheuren in het voorjaar. Veel soorten sterven gemakkelijk als ze verplant worden. Ook is zomerstek mogelijk in augustus, groeistof is niet nodig.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl