Rumex
Over Rumex
Zuring, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Het geslacht Rumex bestaat uit twee- en meerjarige kruiden met sterke stengels en meest kruipende luchtstengels.
De bloemen zijn gearrangeerd in kransen aan trossen.
Rumex omvat kruiden met sterke wortels.
Waarschijnlijk zijn er veel meer dan 130 soorten in vele delen van de wereld, sommigen op droog land en anderen in moerassen, meest in de gematigde gebieden van het N. Halfrond.
Polygonaceae, duizendknoopfamilie.
Uit Fuchs.
=Rumex acetosa, L. (zuur)
Bladen zijn pijl- of spiesvormig en stengelomvattend, rijk groen en glad, in de herfst roodachtig.
Een 30‑60 cm hoog kruid met roodachtige stengels als ze in de zon staan.
De bloemen staan in pluimen in mei tot augustus, dieprood.
De veldzuring is een van de stuifmeelrijkste planten. De niet eens zo grote plant zou meer dan een half miljard aan stuifmeelpollen per plant kunnen produceren. Als de zaadjes rijp worden veranderen de bloemdekblaadjes in vleugels waardoor de kleine driehoekige zaadjes ver weggewaaid worden. Komt nu overal voor.
Meerjarige uit Europa.
Rumex acetosa subsp. acetosa. Rumex acetosa subsp. ambiguus Love, (twijfelachtig of onzeker) Rumex acetosa subsp. arifolius, Blytt, (met blad als Sorbus aria) Rumex acetosa subsp. hibernicus, Akeroyd, (uit Ierland) Rumex acetosa subsp. hirtulus, Freyn, (ruig behaard) Rumex acetosa subsp. vinealis Bolos.(wijnberg bewonend)
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) Het vierde geslacht is in het Nederduits surckel, sulcker, surinck, suurick en zurinck genoemd, in het Waals surette, in het Hoogduits Sawrampffer, in het Engels sorrel, in het Boheems sfiowijk, in het Grieks Oxalis en Anaxyris of, zo Galenus zegt, Oxylapathum, dat is zure patich, in het Latijn ook Oxalis, Lapathum acidum, Rumex acidus of (zo het in de apotheken bekend is) Acerosa. Gewone zuring heeft noch deze namen, te weten Lapathum Oxalida, in het Frans ozeille salette, vinette, agrette, acereuse, in het Italiaans acetosa maggiore, in het Spaans azederas, agrelles en azedas’. H. Bock; ‘ mag ook wel Anaxyris heten daarom dat de bladeren de spitse schoenen zo in voortijden in gebruik geweest gans gelijk gevormd zijn’.
Zie ook Oxalis dat ook een zuurkruid was.
Ampfer, onze amper. Dit woord is genomen van het oud-Hoogduits Ampharo: zuur of scherp, Angelsaksisch ampre, in Nederlands, Zweeds en Noors betekent amper bitter en in oud-Noors apr en Deense mondspraak aber: scherp. Het Germaanse ampra voert terug op Indo-Germaanse ambro, met oudere am-ro: bitter. Beide vormen keren terug in oud-Indisch am(b)la: zuur. Oerverwant is ook Latijns amarus: bitter. Deze oude taalovereenkomst en het vroegere gebruik als voedsel voor de mens, de zeer oude conserverings- en bereidingsmethode door gisting bewijst al een vroege verspreiding van de monnikenrabarber die waarschijnlijk al op legerstede van zoogdieren uit de ijstijd groeide. Mogelijk is het de oudste moesplant van de alpenbewoners geweest. Vergelijk ook de Frans naam oseille, (van Oxalis: zuur en zuring, in middeleeuwen surkele) Dodonaeus noemt het surckel en sulker, Dyetsche heeft sulfer. Het oud-Engels heeft sure en nu is het sorrel, van oud-Frans surelle of sorele, een afleiding van sur: zuur of scherp, een kleine, scherpe plant, Duitse Sauerampfer, meestal met de toevoeging ‘groter of Großer’.
Anforn en Amphera bij Hildegard, Amfer, Amper, Amphora, Amprich, Anfer, Empher, zuer Eppe, Hungersampffer, Saueramper, Sauerhanf, Sauerlump, Sauersenf, Sau-Pompfer, Saustampfer, Sauring, Sueramprich, Suerkebladen, Suern, Suertjes, Surhamfel. Surkeel, surkel en zurick in de 16de eeuw in Holland, veldzuring, zuurling of zurkel. Engels green sauce, sharp or sour dock, sour grass of sour leek.
(b) Schweinblagde of Surblot.
(c) Planten die op arme gronden groeien en diep rood kleuren, rode Hinnerk, rode ridder of roode ridder.
(d) Kukuks-of Kukuksbrod.
(e) Salzig: zuur, Salsenkrut.
(f Verder Gugaza(kraut) Zwitsers Guggisur, Hampfelisur, Surhampfle, Suredanpf, Sure, Surlig, meest met toevoeging kleine.
Gebruik.
De zachte en half volgroeide bladeren worden gebruikt voor zuringsoep, de Engelse sorrel soup, als een bloedzuiverende voorjaarssoep. Het sap reinigt het lichaam goed. Symbool van ouderlijke toewijding. Ook wordt het gebruikt in een salade, zuring met krenten. Het was een goede koortsdrank, stilt de dorst en vernieuwt zwakke gesteldheden. De oudere planten bevatten een hoog gehalte aan zuren die gebruikt worden om er vlekken uit kleren te verwijderen, ook om zilver schoon te maken. Het zure sap werd ook gebruikt tegen huidaandoeningen. Geeft een goede rode verf.
Zuringsoorten zijn vaak indicators voor zure en vochtige, kalkarme gronden.
Sorrel is een Venusplant. Wordt al vanouds gebruikt om vurige (netel)steken te wrijven, Troilus, in Chaucer’s Troilus and Criseyde, toen Pandarus zei dat hij zich van het verlies van Criseyde zou verlossen en de liefde elders zou zoeken omdat de stad vol vrouwen is zegt:
“But canstow pleyen raket to and fro
Netle in, dokke out, now this, now that, Pandare?”
“Sauer macht lustig” meent het oude spreekwoord dat al in 1485 in Hortus sanitatis verscheen. Dit is weer aan oudere bron ontleend. Serapio verhaalt dat ze de onlust verdrijft en de mensen lustig maakt... tot eten. Niet voor liefde, integendeel, in die tijd, toen men nog liefdesdranken brouwde, wist men de zuring als tegenmiddel te schatten.
Een bijzondere rol speelde zuring in de middeleeuwen bij de Jodenhaat. Hierbij luidde het voorschrift. “Strooi zuring tweemaal van hoofd rondom tot zijn voeten en als hij zweert zal hij daar staan en in zijn hand de vijf boeken van Mozes lezen, als hij ze niet in Hebreeuws hebben kan geef hem dan de Latijnse’.
Zo was het gebruik vroeger. (141, Dodonaeus) ‘De bladeren van al deze kruiden gekookt en voor spijs of moes ingenomen maken de buik week en veroorzaken een zachte kamergang wat de poëet Horatius (Sermonum liber Satyra 4.) betuigt die zegt; ‘Indien iemand de buik te hard heeft die zal de bladeren van Lapathum of patich mogen gebruiken, in het Latijn Et Lapathi brevis herba, dat is het kort (of mals) kruid van Lapathum’, waarmee hij de bladeren verstaat die geplukt zijn eer de steel uitgesproten is want dan zijn de bladeren van deze kruiden allerbeste om te eten en op hun malste. Lobel: ‘Dat we noemen de buik week te maken en te legen dat noemen de Grieken Lapathein waarna deze kruiden Lapathum en zoals sommige menen Alapatha geheten worden’.
Zaad van patich en van zuring met water of wijn gedronken stopt de loop van de buik en geneest de rode loop en beneemt het omkeren en walgen van de maag, hetzelfde zaad is ook zeer goed tegen de beten en steken van de schorpioenen alzo dat die dit zaad met enige drank of anders ingenomen heeft geen pijn of weedom voelen zal, als Dioscorides er van schrijft. Hetzelfde zaad is ook nuttig diegene die bloedspouwen, te weten met Acacia gemengd, zo Plinius betuigt.
Patientie bladeren zijn goed om te eten en hebben in zich een kleine koude, maar wat meer vochtigheid met enige taaiheid waardoor dat ze gemakkelijk en gauw naar beneden zinken en door de buik afgaan wat Dioscorides van alle soorten van deze kruiden ook schrijft, als gezegd is.
Deze bladeren (als ook van al haar medesoorten) worden gekookt en zo in spijs gebruikt, maar ze zijn nochtans geenszins zo aangenaam of lieflijk om te eten als biet of spinazie en het sap of gijl dat er van in het lijf komt is vochtig, tamelijk dik en geeft het lijf weinig voedsel.
Het sap van zuring is zeer nuttig in de zomerse maanden en hete tijden om bij velerhande spijs te doen en die enige lieflijkheid van smaak te geven want het verkoelt de verhitte maag en verwekt de lust om te eten, verkoelt en matigt de hitte van de levers en opent de verstoppingen er van.
Drakenbloed schijnt dezelfde krachten van de patich, patientie en water patich te hebben.
De wortels zowel van patich als van patientie en ook van zuring in azijn gekookt en door een zeeft gedaan genezen de ruigheid, jeuk en alle uitwendige onzuiverheid van het lichaam als men het daarmee bestrijkt en vooral met de geroosterde of bruine boter of olie van laurier of gember vermengt. Dioscorides zegt dat de rauwe wortels al hetzelfde ook vermogen, maar voegt er noch bij dat de wijn daar deze wortels in gekookt zijn de pijn van de tanden verzoet als het in de mond gehouden wordt en de weedom van de oren verdrijft, daarin gedrupt.
Het water daar deze wortels in gekookt zijn is ook zeer goed tegen jeuk en kwaad krabben als men daar in baadt of het lichaam daarmee wast.
Men zegt, vertelde het. Avicenna vertelt dat als je de wortel van zuring in de hals legt bij diegene die scrofulas heeft dat hij ze dan kwijt raakt. Deze wortels met wijn gekookt verteren en laten scheiden de klieren en gezwellen van de hals en omtrent de oren, daarop gelegd, zelfs men vindt van deze wortels geschreven dat ze aan de hals gehangen en gedragen de voor vermelde kroppen en klieren laten vergaan wat eerder voor flauwekul dan voor enige waarschijnlijke reden te houden is. Dan men bevindt dat die wortels alleen gestoten en met een pessarium in de heimelijke plaatsen van de vrouwen gestoken en gehouden de overvloedige maandstonden en allerhande onmatige vrouwelijke vloeden stelpen.
Serapio en Avicenna zeggen dat als iemand van zuringzaad eet of het kooksel daarvan drinkt en daar na door een schorpioen gestoken wordt het hem geen last zal bezorgen, daarom is het goed tegen venijn.
Het zaad van deze kruiden aan de linker arm gehangen wordt geloofd zeer goed te wezen om de vrouwen vruchtbaar te maken. Sommige geloven dat de wortels van patich over ons gedragen alle schemeringen, duisternis, gebreken en belemmeringen van de ogen verhinderen en goochelarij beletten. De Italiaanse meesters zeggen dat wie zuring bij zich draagt nimmermeer van Taranten, hagedissen, spinnen of ander venijnig ongedierte gebeten zal worden.
Dit kruid dikwijls gebruikt versterkt de maag, verkwikt het hart en geneest alle gebreken er van, verslaat de dorst, weerstaat of belet alle inwendige ontsteking en verrotting, doodt de wormen van de buik. Wie zuring eet als een salade die komt de gal niet op. Andere zeggen dat zuring in azijn geweekt en ‘s morgens nuchter gegeten de mens van de pest bewaart en beschermt en desgelijks ook de siroop of julep van haar sap gemaakt. Het sap van zuring opent de verstopping van het ingewand en is goed gebruikt in de hete koortsen. Het gedistilleerd water van zuring doet al hetzelfde, maar wordt meest gebruikt tegen pest en alle gebreken van het hart. Hetzelfde sap of water van zuring is goed tegen de loop van de vergulde aderen of aambeien. Het is goed tegen de dronkenschap.
Zuringwortel met wijn gedronken of het water er van gekookt drijft het niergruis af en verwekt ook de maandstonden. Van buiten het lijf heeft zuring ook grote kracht want zuringbladeren goed gestampt en op de pols gebonden verzoeten de brandende hitte van de koortsen. Zuring sap van buiten opgestreken geneest het wild vuur, verdrijft alle plekken van het lichaam, geneest de verstuikte of verbrande huid. Het zaad van zuring gestoten en in water geweekt en daarmee de ogen gestreken verscherpt het gezicht. Men gebruikt zuring ook veel bij de sausen en in salade.
Noch hebben deze kruiden een andere nuttigheid in zich, te weten dat als hun bladeren gestoten zijn en het sap er uit geduwd de plekken van de kleren nemen kunnen. Die bladeren en ook de wortels van sommige soorten hebben deze kracht dat ze met het vlees, hoe oud en taai dat mag wezen, gekookt dat mals maken’.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Rumex acetosella, L. (zuurachtig)
Alle of een deel van de bladeren zijn rood aangelopen, evenals de stengel en vooral in de herfst.
Veel kleine en geelgroene bloemen staan in smalle pluimen. De vruchtpluimen zijn dikwijls rood aangelopen, soms mooi dieprood in mei tot augustus.
Een overblijvende en lage plant van10-30cm, door uitlopers neemt het veel ruimte in.
Schapenzuring komt voor op gronden waar schapen grazen, dit zijn meestal arme gronden waar alleen schapen voedsel kunnen vinden. Komt meestal voor als een onkruid op kalkarme grond, de planten krijgen het moeilijk na een kalk gift.
Is een licht behoevend gewas.
Groeit in Eurazië.
Rumex acetosella subsp. acetoselloides (Balansa) Den Nijs, Rumex acetosella subsp. multifidus (L.) Arcang., (veel spleten) Rumex acetosella subsp. pyrenaicus (Pourr. ex Lapeyr.) Akeroyd, (uit de Pyreneeën) round seeded sheep’s sorrel.
De groene rupsjes met overlangse roze lijnen, die je vaak op dit plantje aantreft, zijn de larven van het vuurvlindertje.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De zevende soort wordt met recht Acetosella, dat is zuringtje en Oxalis parvula of kleine zuring genoemd of Oxalis minima, dat is allerkleinste zuring, ook veldt-surckel, in Hoogduitsland Kleyn Sawrampffer, in Frankrijk petite ozeille, surelle en petite salette, in het Italiaans acetosella en sanniciola en soms ook acetosa minore’.
Zuurzaad, kleine wilde zuring, zurkel, Fries lytse surk, Duits Sur, Suregrasz bij Hildegard, kleine Ampfer, Frans petit oseille, Engels sour weed, field sorrel.
Dodonaeus (b) ‘In Brabant heet het gewoonlijk schaeps-surckel, dat is in het Latijn Acerosa ovilla, in Frankrijk ozeille de brebis en in het Italiaans poscola forticella. Schaapszuring groeit overvloedig op de zandachtige gronden van Brabant, Picardië, Normandië en Engeland en bedekt het aardrijk met de bruinrode kleur van het zaad, bladeren en stelen, zegt Lobel. Hij noemt het Oxalis tenuifolia sinuata, veruecina in het Latijn’.
Schapenzuring, schaaps zuring, Engels sheep’s sorrel, Duits Schafampfer. Meestal met de toevoeging ‘kleine’.
© Duitse Roden Hinnek, Engels red sorrel.
Grote hoeveelheden in het voer kunnen ziektes oproepen en moeilijke melkgift veroorzaken.
Uit D. Oskamp, www.BioLib.de
=Rumex alpinus, L. (uit de Alpen)
Bladen zijn rondachtig/hartvormig, stomp, met voetstengels met kanalen, de bovenste bladen eivormig. Grote gerimpelde bladen die soms een 20-30cm breed en duidelijk generfd zijn.
Bloemkransen zijn bladloos en roodachtig in juli.
Meerjarige uit midden en zuid Europa.
Naam, etymologie.
(a) In laat middeleeuws heette het Lapathum hortense en Rhabarbarum monachorum.
Monnikenrabarber, Engels monk’s rhubarb en Munchsrhabarber bij Bock, Rhabarbare, van rabarber vanwege zijn purgerende krachten.
(b) Alpenzuring, Duits Alpenampfer, Engels Alpine rhubarb, green sauce, sour souce en sour sabs, naar het gebruik in sausen.
(c) Frans oseille, van Oxalis: zuur.
Verder in Duits Blackta, Blacken en Butterbletschen, Butterpletschen, bladeren voor het omhullen van boter, vanwege hun gehalte aan oxaalzuur werden de bladeren gebruikt om boterklompen fris te houden. Scheißplätschen, Sauplotschen en Bergrhabarber.
Gebruik.
De bladeren werden rond boter en kaas gewikkeld. De bladen dienen ook als groente en als groentesoep, stamppot en ragouts. Ze zijn heerlijk verfrissend en zo geschikt als salade. Dioscorides meldt dat ze goed is voor de maag, als omslag ziekten geneest, ze verkoelen. Goed tegen scheurbuik, bevordert de appetijt, verkoelt de lever en versterkt het hart.
De wortels werken als amulet tegen klierzwellingen als ze om de hals gedragen worden. Fijn gestoten bevorderen ze de menstruatie en helpen tegen slangenbeten Boerhaave vermeldt de zuring als prima geneesmiddel. ‘ Geen plant kan beter het lichaam zuiveren als de plant groen gegeten wordt of zijn sap gedronken, het helpt tegen een slechte adem en zet losse tanden vast’. De saus werd gemaakt door het blad te slaan en tot pulp te maken en het te mengen met wat suiker en azijn. Koks bonden zuringblad wel om taai vlees zodat dit onder het koken zachter werd.
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Rumex arifolius, All. (met blad als Sorbus aria) (Rumex alpestris Jacq.) (uit de Alpen) is een meerjarige kruidachtige plant van 30-100cm.
Bladeren zijn wat eivormig of ovaal, aan de basis duidelijk hartvormig.
Uit Eurazië die in Europa alleen in de bergen gevonden wordt en veel op Rumex acetosa lijkt.
Berg-Sauerampfer oder Gebirgs-Sauerampfer.
Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,
Rumex aquaticus, L. (water bewonend) (Rumex hippolapathum, Fr. (paardenzuring )
Bladen zijn lancetvormig, de lagere wat hartvormig, wuivend en gekruld.
Bladstelen zijn plat en met randen erboven.
Bloemen staan in kransen aan meestal bladloze stengels in juli/augustus in dichte trossen van roodachtige bloemen.
Meerjarig.
Een plant die tot anderhalve meter hoog wordt en op vochtige plaatsen groeit, Eurazië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het derde geslacht dat groter is en hoger opschiet dan enige van de andere soorten van patich is water patich of groot patich genoemd, in het Latijn Lapathum magnum, Lapathum aquatile. Plinius noemt het Hydrolapathum, dat is water patich omdat het in de grachten en staande wateren groeit. Al deze kruiden worden onder een naam begrepen, in het Grieks Lapathon en in het Latijn Rumex. Dan Plinius in het 12de kapittel van zijn 19de boek schijnt de naam Rumex alleen aan de tamme soorten van Lapathum of patientie toegeschreven te hebben. Al deze kruiden, te weten patich, patientie en zuring, hebben zulke kracht in hun bladeren, zaad en wortels dat ze de buik week maken al is het zo dat men dat anders niet innam dan het water daar ze in gekookt zijn geweest. Want hetgeen dat we in onze taal de buik week en los maken noemen dat noemen de Grieken Lapathein, als Lobel ook aangetekend heeft, waarnaar dat al deze kruiden Lapathum en, als sommige menen, Alapatha genoemd worden’.
Namen zijn naar de grote als Lappen hangende bladeren en zijn zo van de stam lab of lamb, ook rab en ramb: hangen, afgeleid, (van oud-Hoogduits Ramph: afhangend kleed of zoom, hetzelfde betekent lappa) Latijn Lappa en Sillybum (Esslappenblatt) Grieks Lapathon. Zie ook Arctium lappa. Blatzen, oud-Hoogduits Blezza, Plezza, dan Pletucha en Ladeke, waartoe ook Blakte en Flagge behoort, is met flach verwant dat misschien nog meer bij staat dan blad.
(b) Dezelfde betekenis heeft docke, Duits Docken, in Engels dock, van Tuch, Noordduits Dok, dus een doek naar deze verklaring. Engelse dock, in het oud-Engels docce en in het Deens dukke: wat een bos vlas of hennep betekent, het equivalent van Frans bourre. Het Friese dok heeft de betekenis van bal of bundel. Deze naam werd eerst aan de klit gegeven, Arctium, omdat diens klitten in wol gedraaid waren. (zie Petasites)
Dodonaeus © ‘Het wordt in het Latijn ook Rumex palustris genoemd’.
Rumex is een woord wat genomen is van het Latijnse rumo: opzuigen, naar de gewoonte van de Romeinen om op zuringbladen te zuigen tegen de dorst. Dit wordt nog weleens gedaan maar kan leiden tot infecties aan de mondhoeken.
Of van het Latijnse erugere: zuur veroorzaken. Of van rumex, dat ook werpspies betekent, de gepunte bladeren zijn karakteristiek voor deze groep. Of verwant met rupex: boer, omdat ze op het veld groeit.
Dodonaeus (d) ‘Dioscorides en Galenus noemen het Hippolapathon’.
Paardenzuring, Engelse horse-sorrel.
Dodonaeus (e) ‘Vele zijn er die dit geslacht Rhabarbarum Monachorum noemen’.
Monnikenrabarber, Duitse Wasser-Mönchsrhabarber, een vertaling van apothekerslatijn Rhabarbarum monachorum. Het wordt ook vaak bij oude kloosters en monnikenhuizen gevonden en is mogelijk van daaruit ontsnapt, zie alpinum. Van Beverwijck, ‘Sommige zetten matig af zoals rabarber in wiens plaats we kunnen gebruiken de waterpatig die ook Rhabarbarum monarchum genoemd wordt alsof hij door de twee Minderbroeders, die over de Arabische Mesue geschreven hebben, voor de echte rabarber gehouden werd.´ H. Bock zegt dit van Rumex abitusifolius; ‘Niemand tot nadeel is dat onze mening dit vreemde kruid dat bij de monniken rabarber genoemd wordt welke de eerste keer op het Symons woud in Zwarte woud in de heer van Stauffen gebied en heerlijkheid gevonden is en later door de blootvoeten en kartuizers en de kloosters zo heerlijk en een tijd lang geheim gehouden en tenslotte echter er uit gekomen en mij ook tot deel geworden is.’
Dodonaeus (d) ‘Voorts zo wordt patich van de Fransen meest parelle genoemd en water patich parelle d’eau en hier te lande groot patich of water patich, in het Hoogduits Wasser ampffer. De wilde patich heet parelle sauvage in het Frans’.
Engels eldin dock of grainless water duck. Wasser-Ampfer.
Historie.
Plinius verhaalt in zijn 25ste boek, 3de hoofdstuk, over een ziekte in Nederland waartegen de Friezen een plant gebruikten die ze brittanica of vibones noemden. Die ziekte is kennelijk scheurbuik. Deze plant zou de Vera antiquorum herba brittanica zijn die door de oude bewoners van Brittannië aan de krijgslieden van Caesar gegeven zou zijn als middel tegen scheurbuik.
Bij de Friezen was deze plant (A. Munting) bekend als antischeurbuikkruid onder de naam brittannica.
Dat woord zou afgeleid zijn uit het oud Friese brit en nica. Scheurbuik is een aantasting van het tandvlees, waardoor de tanden eruit vallen. Brit: zou dan iets betekenen van wat dreigt weg te vloeien en samengehouden moet worden, tan: is een afkorting van tand en hica: is uitwerping. Brittannica, het kruid dat die uitwerping tegen zou houden.
Volgens anderen was het een Inula die daarom door Linnaeus Inula brittannica gedoopt werd. Of volgens Uittien onze bijvoet.
Folklore.
Onder de magische kruiden kreeg het een plaats als tovermiddel en zo werd het gebruikt om de wapens te feien dat wil zeggen te dwingen om onfeilbaar doel te treffen. Op een afstand kan men een persoon er ziek mee maken of doen sterven.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Rumex conglomeratus, Murr. (samengebald)
Bladen zijn ovaal en gepunt, de lagere hartvormig of afgerond aan de basis.
Een of tweejarige met spreidende twijgen.
Kransen staan op afstand en zijn bladig. De roodachtig/groene bloemen komen in juni tot augustus.
Lijkt veel op de bloedzuring maar verschilt door de bladige bloemstengels.
Groeit op vochtige plaatsen in Eurazië, N. Afrika.
De wortel wordt door schilders gebruikt en geeft vele kleuren, van een mooie aardbeikleur tot een fijne olijfachtige, als kleden in blauwe verf gedaan zijn geeft het een rijk groen.
Naam.
Kluwenzuring, Engelse sharp of clustered dock dock, Duits Knäuel-Ampfer.
Uit L. Reichenbach.
Rumex crispus, L. (gekruld)
Bladen zijn lancetvormig en wuivend, toegespitst en smaller bij de lagere bladen, gekruld aan de randen.
Bovenste kransen zijn bladloos, de bloempluim is slank in mei/oktober en wat oranje.
Groeit in natte plaatsen van Europa en W. Azië.
Meerjarige van ruime meter hoog uit Eurazië.
Rumex crispus subsp. crispus, Rumex crispus subsp. littoreus Akeroyd, (zeekust bewonend) Rumex crispus subsp. uliginosus Akeroyd.(op drassige gronden groeiend)
Naam.
Krulzuring, koeleek, kwijlkwabben, gekrulde zuring, Fries crolsurk, Engelse curled dock, curley dock, Duits Krausen Ampfer, Frans parelle.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Rumex hydrolapathum, Huds. van Grieks hydor: water en lapathon: zuring.
Bladen zijn lancetvormig, toegespitst en zeer groot, soms wel tegen een meter lang, versmallend aan de onderkant, de voetstengels zijn plat.
De verschillende stengels dragen in juli en augustus vrijwel bladloze kransen van groene bloemen.
Een mooie plant, de sierlijke bladen zie je vaak afgebeeld door de artiesten.
Groeit aan de rivieren en dijken.
Meerjarig.
Wordt soms meer dan anderhalve meter hoog.
Naam.
Onder deze namen worden ook Rumex aquaticus en Rumex maximus begrepen.
Aalkraut, Butterweckenkraut, Weiherampfer, Fluss-Ampfer.
Bockenblatter, Dockenblatter, Doggenkraut.
Roode Hinnerk.
Waterzuring, Fries hantsjeriis, Duitse Wasser-Ampfer, Franse patience aquatique, Engelse water-sorrel of horse sorrel, great water dock. Fluss-Ampfer, Teich-Ampfer of Riesen-Ampfer.
Munting noemt het Brittannica antiquorum vera, de echte oude Brittanica. Voor vermelde brittanica zou ook deze plant geweest kunnen zijn omdat die als oeverplant bekend staat.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Rumex maritimus, L. (van de zee)
Bladen zijn allen lijn/lancetvormig.
Bloemkransen zijn veel gekruld en bladig.
Een of tweejarige die overal voorkomt.
Een opvallende plant in juli en augustus in zoute gebieden en soms op vochtige plaatsen inlands. De smalle bladeren onderscheiden het en de helder oranje gekleurde bloemen verschijnen aan lange stengels van 50cm.
Naam.
Zeezuring, goudzuring, Engelse golden dock, bristle dock, seashore dock, Duits Gold-Ampfer, Ufer-Ampfer, Strand Ampfer, Frans patience maritime.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
= Rumex obtusifolius, L. (stomp bladig)
Bladen zijn ei/hartvormig, stomp en breed, meestal gedraaid aan de randen, de bovenste ovaal tot lancetvormig.
De stengel is ruig en kan meer dan een meter hoog worden.
In juli tot september draagt het kransen op afstand van roodachtige bloemen, waarvan de laagste wat bladig zijn.
Meerjarig. Een algemeen onkruid uit Europa. Het groeit niet op arm land.
Rumex obtusifolius subsp .obtusifolius, Rumex obtusifolius L. subsp. transiens (Simonk.) Rech. f. (passeren) Rumex obtusifolius L. subsp. subalpinus (Schur) Rech. f. (uit de bergstreken onder Alpine niveau) Rumex obtusifolius L. subsp. silvestris Čelak. (uit het bos)
Een boer die een stuk land had gekocht zag dat er op Goede Vrijdag geen zuring groeide. Hij wilde het na 9 maanden weer verkopen. De landheer vroeg hem om de reden en hij vertelde dat hij geen kans zag om er iets op te laten groeien. Ik bracht zuring over van verschillende plaatsen en plantte die, maar ze groeiden niet en ik weet dat waar geen zuring groeit ook geen graan zal groeien. Hij concludeerde dat het slecht land was.
Het wordt door het vee niet gegeten, wel door herten waarom je dit gewas in hertenkampen niet zal zien.
Naam.
Duitse namen zijn met Rumex crispus en Rumex conglomeratus.
(a) Halber Ampher, wilder Ampfer bij Bock, Grind-Ampfer, Anderflacka, Blackta en Pferdsampfer, Hasenampfer bij Cordus, Alfblatter.
(b) Blackenwurze, spitse Letschen bij Bock, Lewken, Mistblacke, Randeflacken.
(c) Slichte, wilde Ladicke; sla, Lampise, Landeflagge, Lapacie, Lattichblatter, Latinablatter, Strupflattich, Lemken, Loddik, Lodecke Lodken, scharf Loddike, Lodkenblatter, Luoken, Schorffladdeke.
(d) Botterbladen, Butterampfer, -lattich, Butterbletschen, Botterbladen Engels batter dock of butter dock. De bladen werden wel gebruikt om er boter en crème kaas in te verpakken
(e) Dockenblatter of Doggenblatter, Drachenampfer, Hematdocken, Dogga, Dittiblatter. Engels broad leaved dock, keddle or kettle dock.
(f) Citter, bij Hildegard: Grind: hoofdzeer Grindkraut, -wurz bij Bock, Lendenwurz, Lendiblatter, Nerwelkraut, Streifwurz, Zitterwurz bij Hildegard, zie Colchicum. (e) zungen- of –kohlformig, Schweinblagde.
(g) Rotkuh, Kuhzunge, Ochsenzunge, Kuhblatte, Halbpferd, Halbross,
(h) Verder Rooden Hinnerk, Rodschink, Ruderk, Mengelworz, Menkastengel, Ohmblatter, Halber Gaul, Stupfenblatter, Zwitsers Blakta, Bupplichrut, Chrotablatter, Mistblaka, Schmalzblagga, Schwiblacka.
(i) Ridderzuring, yzer hard of bitterblad.
(j) Hungerkraut, groeit op arme grond, Strippert en Strupflattich bij Bock omdat het wordt gebruikt als je door een netel gestoken bent door het blad over de wond te wrijven. In Cornwall zegt men er deze spreuk bij: ‘out nettle, in dock; nettle, nettle, stung me’. Mogelijk wordt het veroorzaakt door de verkoelende werking. Broad-leaved dock, bitter dock, bluntleaf dock.
De wortel bevat veel looistof. Het werd vroeger gebruikt door schilders. De gepoederde wortel is een van de beste tegen tandpijnen.
Stumpfblättrige Ampfer,, Grindwurz, Ochsenzunge (vooral in Allgäu) in Beieren Scheißblättchen of Saukraut, in Oostenrijk Altes Ross, Wildes Ross of Strumpfn, in Zwitserland Blacke of Placke.
Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,
Rumex patientia, L. (geduld) de spinaziezuring is een grote sterk opgaande en bijna simpele meerjarige die tot 1,5m kan komen.
Een plant van Mars.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De tamme soort van patich heet in het Grieks Lapathon hemeron, in het Latijn Rumex sativus en Lapathum sativum, in het Frans lampe, du lapas, du lapais, lapace en ook raved, in het Italiaans lapatio en rameco, in het Spaans labaca. Het komt zelden vanzelf voort en daarom voert het de toenaam Lapathium sativum tot verschil van patich of peerdik die Lapathium silvestre heet´. De namen komen van Lapathum.
Dodonaeus (b) ‘Of, zoals sommige apothekers zeggen, Patientia, welke naam van de Franse la patience komt waarnaar dit kruid in Nederland ook patientie plag te heten’.
Van het Griekse lapathon stamt lapazein: afvoeren of purgeren. Hiervan kwam het Latijnse lapathum en het Italiaans lapazio. Dit woord werd gezien als La Passio: passie (lijden) van onze Heer, de plant kreeg de naam patientia: geduld. Sommige schrijvers beschreven dan ook hoe lang het duurde voor de ziekte genezen was, men had geduld nodig, Duits Geduld.
Patiente, Frans patience, Duits das kraut Patienta, Pazienkraut in Oostenrijk, Italiaans lapazio en pazienza, in Engels herb patience of patience dock. Symbool van patience, geduld. Afleidingen hiervan zijn peerdic, patik of patich, Duits Perdick.
Dodonaeus; Het heet in het Hoogduits Menwurtz’.
Dodonaeus (d) ‘Haar wortel is langer, geler en van smaak en van zacht makende kracht die van de rabarber van de monniken gelijk en daarom wordt ze ook Rheum Barbarum Monachorum genoemd en Joannes Tzetzes noemt het ook rabarber en sommige zeggen dat ze al hetzelfde doen kan dat de rabarber doet als men er tweemaal zoveel van inneemt als van rabarber’.
Dodonaeus © ‘Voorts zo wordt patich van de Fransen meest parelle genoemd’.
(d) Tuingroente, spinaziezuring of Franse spinazie, Duits Winter-, Englische spinat of ewiger Spinat, Gemuse Ampfer, Engels spinach dock, buckler shaped of French sorrel, Frans oseille epinard.
(e) Garten Amfer, Amper of Ampfer, Amfera, Appenzell, Amphera en Amphora bij Hildegard, Empfer, Empher, Saueramper, Sauersenf, Sauring of Sueramprich.
(f) Schweinblagde, Surblot.
(g) Rode ridder.
(h) Verder Zitterwurzel, van Citter, Krautlein, Kukuksampert, gross Ochsenzung.
Is in Schotland is het ingeburgerd waar het met andere lang wortelende soorten van dit geslacht, gebruikt werd als een vervanger van rabarber. Culpeper noemt patience of monk’s rhubarb als vervanger van rabarber vanwege zijn purgerende krachten.
Gebruik.
De ‘Franse spinazie’ is een breedbladige cv die vroeger gekweekt werd als groente. In de oudheid werd de wortel gebruikt tegen huidziektes. Het heeft de reputatie dat het vlees zacht maakt als het meegekookt wordt. Het is net als de papaja. Heeft een goede werking op de huid en zuivert het bloed, is een milde laxatief en goed voor diegene die aan dysenterie lijden.
Dioscorides vermeldt het als groente. De zaden worden gemolken door de stengel door de vingers te trekken.
De gepoederde wortel werd gebruikt om tanden te schonen.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Rumex palustris, Sm. (van de moerassen)
Bloemen staan in kransen en op afstand.
Bladen zijn lijn/lancetvormig, de wortelbladen meer rond of licht gevleugeld aan de onderkant
Meerjarig.
Groeit op moerasachtige gronden van Europa.
Naam.
Moeraszuring, Engels yellow marsh dock. Sumpf-Ampfer.
Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,
Rumex x pratensis Mert. & Koch. (van de weiden) (Rumex acutus, L (scherp) een bastaard van crispus en obtusifolius.
Bladen zijn ovaal/lancetvormig en wuivend.
Bloemtrossen zijn vrijwel bladloos en in juni/juli draagt het vele kransen dicht bij elkaar.
Meerjarig.
Groeit in moerassen.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘ De eerste soort heet hier te lande patich met een naam die van de Latijnse of Griekse Lapathon verdraaid is en in sommige plaatsen ook peerdick, in Hoogduitsland Mengelwurtz, Streyffwurtz, Grindtwurz en Zitterwurz, in Frankrijk pareille; in Engeland dock, in Italië rombice, in Spanje romaza, paradella en lapaca. In het Grieks heet het Oxylapathon, in het Latijn Rumex acutus, Lapathum silvestre of Oxylapathum, in de apotheken Lapathium acutum’.
Bermzuring, Engelse meadow dock.
Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,
Rumex sanguineus, L. (bloedrood) (Rumex nemorosus) meerjarige plant van 60-120cm hoog.
Bloeit in juni-juli met licht groene bloemen.
Rechtopstaande tengere stengels zijn soms bloedrood.
Langwerpige bladeren met soms paarse nerven.
Uit Europa, zuidwest Azië en noord Afrika.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Dat laatste en achtste heet in het Latijn Nigrum Lapathum Niger Rumex of Rubrum Lapathum alsof men zwarte of rode patich zei. Al diegene die dit kruid draecken-bloedt, in het Latijn Sanguis Draconis, in het Frans sang du dragon noemen of daarvoor houden doen heel kwalijk en zijn in hun mening zeer ver van de waarheid verdwaald want het droog en tezamen ineen gedrongen en geklonterd sap wat in de apotheken met name van drakenbloed, in het Latijn Sanguis Draconis, verkocht wordt, wordt niet verzameld uit een dusdanig kruid als deze onze zwarte patich, maar uit een gans ander en verschillend gewas’.
Bloedzuring, drakenbloed, draeckenbloet, Fries reade surk, Frans sang de dracon, Engels bloodwort, bloody dock, red veined dock of bloody veined dock. Hain-Ampfer of Blut-Ampfer.
Uit D. Oskamp, www.BioLib.de,
=Rumex scutatus, L. (schotel of schildachtig) meerjarig kruid van 30-50cm hoog met schildvormige bladeren. Groene bloemen in juni-augustus. Uit Europa.
Rumex scutatus subsp. gallaecicus Lago.(uit Galicië, Noordwest Spanje)
Naam.
(Dodonaeus) ‘Het zesde is genoemd in het Latijn Silvestre Lapathum, dat is wilde patich en is het Agrion Lapathon van Dioscorides dat hij voor het vierde geslacht van patich rekent. Vele noemen het Oxalis Romana en Acetosa Romana, dat is Roomse zuring, doch met weinig reden, maar beter Oxalis rotundifolia of ronde zuring. Roomse zuring is van Lobel Oxalis sativa Franca rotundifolia repens genoemd. Ze is zeer mals en lieflijk in het moes en groeit veel in Frankrijk rondom Parijs en Orléans en ook in Beieren’.
Spaanse zuring, Duitse Schild-Ampfer, Englischer of franzosischer Sauerampfer, romischer Sauerampfer, Suerampfelle in Zwitserland, Surkrut, Engelse buckler shaped, French sorrel, leaf-shield sorrel. Frans oseille ronde.
Rumex tuberosus uit L. Reichebach.
Uit Lobel. ‘Knobbelachtige zuring, In Latijn Oxalis tuberosa.
Geenszins dient hier vergeten de vreemde zuring met die knobbelachtige wortels die van de Oenanthum of rode steenbreek gelijk en wel waard om te zien en ook van bladeren, stelen en zaad de hof zuring gelijk is die zij ook van vorm geheel representeert. Deze wordt weinig in Nederland gevonden maar is voor een geschenk gezonden geweest uit Italië aan de heer Brancion van doctor Pancius zaliger gedachten, dokter van Ferrara.’
Oseille tubereuse.
Planten.
Zaaien bij 20 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl