Delphinium

Over Delphinium

Ridderspoor, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt

Uit salvaeco.org.

Een groep van schitterend harde planten die in borders gekweekt worden vanwege de statige bloemtrossen en sierlijke bladstengels. Het zijn planten van een opvallende schoonheid en tonen hun kleuren in allerlei zeldzame nuances van blauw. De ridderspoor is bekend vanwege de intens blauwe kleur, ze zijn geladen als elektrische blauwe bloemen. Kobaltblauw is hard en een moeilijke kleur in de tuin.

De speren hebben soms geweldige afmetingen, 10 cm tot 2meter. De bloemvorm is licht en sierlijk gespoord, de stengel is recht en de bladen met fijne slippen, een echte ranonkelachtige. Ze lopen al vroeg uit in een fris zachtgroen.

De riddersporen bezitten grote waarde als snijbloem, de bloem houdt lang. Er zijn hoge en lage, vroege en late enkele en gevulde een en meerkleurige in kleuren tussen wit en roomwit, blauw, donkerpurper en roze in vele combinaties. Volle dubbele bloemen komen in een aantal soorten voor.

Een geslacht van een- of meerjarige, opgaande en vertakkende kruiden. Bladen zijn palmachtig gelobd of gedeeld. Bloemen zijn groot en onregelmatig en staan in een opvallende tros of pluim. Dubbele vormen zijn bij veel soorten gewoon.

250 soorten komen uit de noordelijke gematigde zone en de bergen van N. Afrika waarvan er enkele zijn die een veel grotere belangstelling hebben dan de anderen.

De eenjarige behoren nu tot Consolida.

Ranunculaceae, ranonkelachtige.

Vaste ridderspoor.

De vaste ridderspoor is de nicht/neef van de Consolida ճ en volgt in kleurverscheidenheid. Ze kleuren van vrijwel rood tot puur wit, van de lichtste en meest kuise lavendelkleur door elke denkbare schaduw van blauw tot diep indigo. Ze zijn als een slanke minaret opgebouwd waaronder weer andere kleine torentjes opduiken.

(164) ‘Ander geslacht van hoog opschietende riddersporen is van Clusius Delphinium elatus caeruleo flore genoemd en groeit veel overvloediger dan de eenjarige soort en soms een mannen lengte hoog of hoger, meer getakt en met meer en groter bladeren die nochtans ook zeer dun gesnipperd zijn. De bloemen lijken op die van de voorgaande genoeg, maar zijn veel groter en van kleur soms heel blauw en soms uit de blauwe purperachtig. ‘Deze plant komt bij Dodonaeus niet voor, wel bij van Ravelingen.

=Delphinium fissum, W. & K. (gespleten) Lijkt wat op hybridum, de verschilpunten zijn; ronde stengels die zacht behaard zijn, lijnvormige bladslippen en veeldelig, langere en dichter gevulde bloemtrossen, mooie blauwe bloemen, kroonblaadjes zijn blauwachtig en de bovenste 2spletig en de onderste 2delig in juni/juli, zaden zijn smal langwerpig.

Uit Servië, Roemenië, Bulgarije en Macedonië, wordt 60-100cm hoog.

Uit C. Oudemans.

Delphinium formosum, Boiss. & Huet. (mooi bloeiend) Lang gesteelde bladeren zijn handvormig en 5-7delig met ingesneden/gezaagde slippen, bovenste bladeren 3-5delig.

Opgerichte, dikke stengels zijn vertakt en onderaan behaard.

Sterk vertakte en veelbloemige trossen van lang gesteelde en diep violet/blauwe bloemen met kantige bloemsteeltjes, kroonblaadjes zijn zwart/purper, de bovenste aan de top geel behaard, de onderste 2delig met goud/gele baard, gewimperde kelkbladeren, sporen zijn ongeveer even lang als de kelkbladeren in juli/augustus.

Jonge vruchtjes zijn behaard.

Uit Kaukasus en Klein Azië, wordt 80-120cm hoog.

‘Caelestinum’, verschilt door de hemelsblauwe bloemen.

‘Centiflorum’, verschilt door grotere trossen en grotere bloemen, kelkbladeren zijn langer dan de sporen.

Showy larkspur.

Uit shop.alpine-peters.de

Delphinium likiangense, Franch. (gebergte Li-kiang in Yunnan) Lang gesteelde en diep 5delige bladeren met ingesneden slippen, bladsteel is aan de voet verbreed.

Opgerichte en alleen onder aan bebladerde stengels met 1-2 bloemen.

Grote violet/blauwe bloemen met blauwe kroonblaadjes, de onderste 2delig en behaard, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, rechte, dikke en stompe sporen zijn korter dan de kelkbladeren in juli/augustus.

Uit China, wordt 20-40cm hoog.

Uit en.wikipedia.org

Delphinium luteum Heller (geel), is een meerjarige die in de rotsachtige, nevelige heuvels van de kust van Sonoma County, Californië groeit.

Geeft gele cornucopia gevormde bloemen.

Yellow larkspur.

Uit L. Watson.

Delphinium montanum, DC. (uit de bergen) (Delphinium elatum subs. montanum) Handvormige en 5-7deligige bladeren zijn aan beide zijden behaard, 3delige ingesneden slippen, schutblaadjes zijn veeldelig, de bovenste gaaf.

Opstaande en meestal onvertakte stengels.

Trossen van helder violet/blauwe bloemen met donker purperen kroonbladen waarvan de bovenste wat behaard is en de onderste 2delig en gebaard, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, sporen zijn even lang als de kelkbladeren in juli/augustus.

Uit Alpen en Pyreneeën, wordt 35-60cm hoog. Is beschreven in 1819.

Dauphinelle des montagnes, Pyrenean larkspur.

Uit www.wildflowers.org

Delphinium ochroleucum, Stev. (okergeel/wit (Delphinium nuttallii subspecie ochroleucum M. J. Warnock) (Thomas Nuttall, Engelse botanicus, 1786-1859). Bladeren zijn 3-5delig en behaard met zeer veel fijne en veeldelige slippen, bladstelen zijn aan de voet verbreed, schutblaadjes ongedeeld.

Opstaande en behaarde stengels.

Lange en dichte trossen van lichtgele bloemen met geelachtige kroonblaadjes, de onderste 2delig met gele baard, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, rechte sporen die langer zijn dan de kelkbladeren in juni/augustus.

Uit de Kaukasus, wordt 50-80cm hoog. Is beschreven in 1823.

Uit commons.wikipedia.org

Delphinium pylzowii, Maxim. (Pylzow, Russische officier en plantenverzamelaar) Handvormige en veeldelige, behaarde bladeren met lijnvormige, spitse slippen, schutblaadjes zijn ingesneden.

Opgerichte en zelden vertakte stengels zijn zijdeachtig behaard en tot bovenaan toe bezet met bladeren.

Kleine 1-5 bloemige trossen van grote en lang gestelde donker violet/blauwe bloemen met donker violette kroonblaadjes, de onderste zijn 2spletig en behaard, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, rechte sporen of aan de top omgebogen van ca. 2.5cm lang, meestal langer dan de kelkbladeren in juli/augustus.

Uit China, Kansu en Nan-Schan, wordt 25-30cm hoog. Is beschreven in 1877.

Delphinium speciosum, Bieb. (fraai) uit Kaukasus, Klein Azië en Turkestan wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1816.

Opgerichte en meestal onvertakte stengels zijn behaard en tot bovenaan toe bebladerd.

Bladeren zijn 5delig en behaard met ingesneden slippen, schutblaadjes zijn gedeeld, de bovenste gaaf.

Lange trossen van grote violet/blauwe bloemen met donker purperen kroonblaadjes, de onderste 2delig met gele baard en witachtig behaarde randen, sporen zijn even lang als de kelkbladeren, kelkbladeren zijn aan beide zijden behaard en zo ook de bloemsteeltjes in juni/september.

Uit www.alpinegardensociety.net

Delphinium tatsienense, Fransch. (uit Tatsien) Bladeren zijn diep 5delig en behaard met 3delige ingesneden slippen, de bovenste zittend, schutblaadjes zijn veeldelig en de bovenste gaaf.

Dunne en opgerichte stengels met weinig bladeren.

Losse trossen met veel violet/blauwe bloemen, bovenste kroonblaadjes zijn geelachtig en onderste blauw, 2lippig met goud/gele baard, dunne, rechte en spitse sporen zijn veel langer dan de kelkbladeren in juni/augustus

Uit Szechuan wordt 50-70cm hoog. Is in 1896 beschreven.

‘Colibri’, met ultramarijne bloemen.

‘Libellule,’ met zacht turkoois/blauwe bloemen.

‘Oiseau-mouche’, met donker gentiaan/blauwe bloemen. Deze drie zijn gewonnen door V. Lemoine & fils uit Nancy, Frankrijk.

Uit pwinkel.home.xs4all.nl

Delphinium vestitum, Wall. (bekleed of sterk behaard) Bladeren zijn 5-7delig en dicht behaard, wigvormige en grof gezaagde/gekartelde slippen, gelobde schutblaadjes, de bovenste gaaf.

Opstaande en behaarde stengels die zelden vertakt zijn.

Flinke trossen van violet/blauwe bloemen met donker blauwe kroonblaadjes waarvan de bovenste dicht behaard zijn en de onderste 2spletig, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, sporen zijn meestal korter dan de kelkbladeren in augustus/september.

Uit Himalaya en Turkestan wordt 50-90cm hoog.

3. uit www.picturingplants.com

Delphinium nudicaule, Torr. & Gray. (naakte stengel) Bladeren zijn meestal wortelstandig, dik en vlezig, 3-5delig met gekartelde slippen.

Dunne en opgerichte stengels zijn vaak bruinachtig gekleurd en vertakt, meestal met weinig of geen bladeren.

Lange en los gevormde trossen van kleine scharlaken/rode, lang gesteelde bloemen met gele kroonblaadjes die wat rood getint zijn en ongeveer even lang als de kelkbladeren, rechte sporen van 1.5cm lang zijn langer dan de kelkbladeren in juni/juli.

Knolvormende wortels.

Uit Californië, wordt 30-50cm hoog. Is beschreven in 1869.

‘Aurantiacum’, verschilt door de mooie oranje kleurige bloemen.

Groeit het beste in humusrijke zandgrond op goed doorlatende en beschutte, warme plaatsen. In de winter kunnen ze slecht tegen grote vochtigheid.

Naam.

Dwarf red larkspur, red larkspur, orange larkspur en canyon delphinium, nacktstengelige Rittersporn.

4. uit www.plantgenera.org

=Delphinium cardinale, Hook. (kardinaalsrood) Handvormige, 5delige bladeren met 2-3delige, gave tot gespleten slippen die wat behaard zijn, bovenste bladeren zijn diep 3delig, schutblaadjes lijn/lancetvormig.

Opgerichte en dunne, wat behaarde stengels.

Vrij lange trossen van scharlaken/rode bloemen die aan de buitenkant wat geel of oranje gevlekt zijn, kroonblaadjes zijn geelachtig, de bovenste ongeveerd even lang als de kelkbladeren, de onderste gaaf tot ongeveer 2slippig met gele baard, rechte sporen die spits en langer zijn dan de kelkbladeren in juli/augustus.

Mooie maar weinig sterke plant met vlezige wortels, moet in de winter bedekt worden.

Uit Californië, wordt 60-90cm hoog. Scarlet larkspur.

5. uit www.sciencephoto.com

Delphinium przewalskii, Huth. (Nikolai Michailowitsch Przewalski, Russische botanicus en plantenverzamelaar, 1839-1888) Bladeren zijn diep 3-5delig met diep ingesneden, stompe slippen, schutblaadjes zijn gelijk aan vorm als de bovenste bladeren.

Opstaande en vanonder af aan vertakte stengels.

Meestal eindstandige, hemelsblauwe bloemen met zwart/bruine kroonblaadjes, de onderste zijn 2speletig en wit gewimperd met gele baard, rechte tot zwak gebogen sporen van ca. 2cm lang en even lang als de kelkbladeren in juni/augustus.

Uit W. Mongolië, wordt 15-30cm hoog.

6. uit www.plantgenra.org

Delphinium semibarbatum (Delphinium zalil, Aitch. & Hemsl. (Zalil) Handvormig/geveerde bladeren met stijve en fijne slippen.

Opstaande en wat behaarde stengels zijn weinig vertakt.

Los gevormde trossen van donker zwavel/gele bloemen, de onderste kroonblaadjes zijn 2delig, rechte en spitse sporen die even lang zijn als de kelkbladeren in juli/augustus.

Uit Perzië en Turkestan wordt 40-80cm hoog, is beschreven in 1887. Geeft een verf van de bloemen voor de bereiding van tapijten.

Zalil.

8. uit www.plantgenera.org

Delphinium brunonianum, Royle. (Robert Brown, Latijn Bruno, Engelse botanicus 1773-1858) Hartvormige en 5delige bladeren, slippen zijn breed wigvormig en ingesneden/gezaagd, bladstelen zijn aan de voet verbreed, schutblaadjes 3delig, de bovenste gaaf.

Opgerichte stengels die wat klierachtig behaard zijn.

Korte en los gevormde trossen van grote en de bovenste wat behaarde, de onderste 2delige bloemen, kroonblaadjes zijn zeer donker purper, de bovenste wat behaard, de onderste 2delig met goudgele baard, kelkbladeren zijn aan de buitenkant behaard, sporen zijn meestal recht en zeer kort, half zo lang als de kelkbladeren.

Alle delen van de plant geuren naar muskus.

Uit Kasjmir en Himalaya wordt 25-40cm hoog. Is beschreven in 1864.

10. uit www.plantgenera.org

Delphinium cashmerianum, Royle. (uit Kasjmier) Hartvormige en 5delige bladeren met ingesneden/gezaagde slippen zijn lang gesteeld, de bovenste kort gesteeld tot zittend, schutblaadjes zijn 3delig en gezaagd, de bovenste gaaf.

Opgerichte stengels.

Kleine en los gevormde, vertakte trossen van lang gesteelde en 2-3cm grote, donker violet/blauwe bloemen met donker violette kroonblaadjes, de bovenste is kaal, de onderste 2delig met witachtige baard, sporen zijn veel korter dan de breed eivormige behaarde kelkbladeren in juni/juli en vaak nog eens in september.

Hele plant is zacht behaard en wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1875.

Cashmere larkspur.

12. uit www.goert.ca

Delphinium menziesii, DC. (Archibald Menzies, Engelse plantenverzamelaar, 1754-1842) Bladeren zijn 5delig met 3spletige, lijnvormige en spitse slippen.

Opgerichte en dunne, wat behaarde stengels zijn bebladerd.

Kleine trossen van hemelsblauwe bloemen met iets gebogen sporen van 1.5cm lang, langer dan de kelkbladeren in mei/juni.

Bolachtige, vlezige wortels.

Van Brits Columbia tot Idaho en Californi wordt 30-60cm groot. Is beschreven in 1826.

Menzies larkspur.

15. uit www.northcreeknurseries.com

Delphinium exaltatum, Ait. (hoog opgroeiend) Bladeren zijn 3-5delig met wigvormige, 3spletige en spitse slippen.

Sterk groeiende soort met stevige opstaande, bebladerde stengels en meestal dof purper gekleurd Lange en aan de voet vertakte trossen van purper/blauwe bloemen met geelachtige kroonbladen die bruin geaderd zijn, de onderste 2spletig en gebaard, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, rechte tot zwak gebogen sporen zijn meestal even lang als de kelkbladeren in juni/juli.

Uit Atlantisch N. Amerika, wordt 80-175cm hoog. Is beschreven in 1758.

American bee of tall larkspur.

16. uit L. Watson, subsp. montanum.

Delphinium elatum, L. (verheven) Handvormige en 5-7delige bladeren, schutblaadjes zijn smal lijnvormig

Sterk groeiende plant met opstaande stengels die vaak wat purperachtig gekleurd zijn.

Ongeveer 30cm lange trossen van violet/blauwe bloemen met violet/bruine kroonblaadjes, de bovenste zijn kaal, de onderste 2delig met gele baard, de sporen zijn meestal recht, spits en even lang als de kelkbladeren in juni/juli.

Is een vaste plant uit Z. Europa, van de Pyreneeën tot Siberië en wordt 80-150cm hoog. Is beschreven in 1597.

‘Leucopetalum’, heeft witte bloemen.

‘Pyramidatum’, verschilt door de dieper ingesneden bladeren met smallere slippen, de bloemtros is aan de voet sterk vertakt waardoor een mooie piramidale vorm ontstaat. Deze vorm heeft een grote invloed gehad op de vorming van de elatum hybriden.

Dit was de enigste gekweekte vorm tot meer dan een eeuw geleden. Toen verschenen de Amerikaanse vormen in vele soorten in alle kleurnuances, van helderwit tot diepblauw azuurblauw tot diepste violet.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dat dit kruid een medesoort van Lycoctonon of wolfswortel is merkbaar genoeg. Daarom zal men het Aconitum Lycoctonon flore Delphinij noemen, dat is wolfswortel met bloemen als die van riddersporen of eerste paarse wolfswortel.’ (Delphinium elatum)

(b) Delphinium is de naam van de eenjarige, Consolida, zie daar. Delphinium is afgeleid van het Griekse delphin: een dolfijn, een verwijzing naar de gelijkenis van de sporen met een dolfijnhoofd. Of naar Delphi waar zich het orakel van Apollo bevond, de plant was aan hem gewijd. De aan Apollo gewijde ridderspoor ontving de naam Delphinion: de bloem van de Delphische Apollo.

Ridderspoor, Duits Rittersporn, de blauwe kelkbladen lopen in een spoor uit, Franse eperon de chevalier betekent hetzelfde.

Frans dauphinelle komt van de dauphin: dolfijn, zie Consolida.

Engelse larkspur, zie Consolida.

Duitse Bergrittersporn, hohe Rittersporn, Engelse common bee larkspur, candle larkspur, Franse pied dloutte.

Symbolen.

Delphinium bloem, Symbool van ridderlijkheid.

De ridderspoor is een koninklijke plant omdat de kelk naar achteren is gekeerd als een helm van een edelman. Door die bloemvorm heeft ze haar ridderlijke symbool gekregen.

De ridderspoor is een plant van een opvallende schoonheid, ze tonen hun kleuren in aller­lei zeldzame nuances van blauw. De ridderspoor is bekend vanwege de intens blauwe kleur, ze zijn gela­den als elek­trische blauwe bloemen. Symbool van lichtheid.

Van de eenjarige roze vormen zijn de bloemen wat verfrommeld, symbool van grilligheid.

De dubbele vormen zijn vol en beladen met bloemen, symbool van wuftheid.

De purperen, symbool van hooghartigheid.

Nauw verwant of een var. ervan is:

Delphinium elatum subsp. alpinum (uit de Alpen) (Delphinium alpinum, W.& K.) wordt 50-100cm hoog.

Handvormige en 5-7delige bladeren met wigvormige, ingesneden slippen.

Opstaande stengels die weinig of niet vertakt zijn.

Veelbloemige trossen in diep blauw, kroonblaadjes zijn violet/bruin, de onderste met gele baard in juli/augustus.

Alpine bee larkspur. Alpen Rittersporn.

Hybriden.

De meeste vaste Delphinium’ s van de tuin zijn hybriden die verkregen zijn van verschillende soorten als elatum, formosum, grandiflorum en sulphureum. Helderrood en geel zijn er niet, wel is er een gele vorm uit Afghanistan en een rode uit Californië, maar die zijn niet winterhard.

Nu zijn ze opnieuw gekleed in een meer opvallende robe.

Uit een paar soorten schiepen de kwekers een vrijwel nieuwe bloem en binnen een verbazend korte tijd verschenen er Delphinium’s van 3m. hoog tot een halve meter en variëren in blauw en zelfs in rood, geel en ros tot wit.

Het huidige aanbod van vaste Delphinium’ s valt in twee groepen uiteen. De Elatum groep en de Belladonna groep. Ze vragen veel zon, niet te nat, veel mest of compost.

Mooi zijn ze in compositie met Phlox, Chrysanthemum maximum en Rudbeckia meest op de achtergrond.

Elatum groep.

Ontstaan uit kruisingen met elatum en var van exaltatum, cheilanthum en mogelijk met meer soorten. Bij vele vormen met roomwitte bloemen heeft bijvoorbeeld ochroleucum een aandeel gehad.

De naam van de eerste is ontleend aan de Delphinium elatum L. (verheven)

De eerste kwekers die met kruisen begonnen waren de Franse kwekers Vilmorin die elatum als basis legden en Lemoine in Nancy die in 1857 voor het eerst Delphinium -hybriden aanboden. Mogelijk gebruikten die elatum x formosum.

Via Vilmorin bereikten de eerste meerjarige Engeland. Daar kende men tot dan toe slechts eenjarige. Hier bracht men de Siberische grandiflorum in. Vooral J. Kelway selecteerde vooral op kleur en maakte de plant populair bij de Engelsen. De Fa Blackmore and Langdon legde zich meer toe op het ontwikkelen van ziektevrije en stevige rassen.

In Duitsland ontwikkelde K. Foer­ster prachtige rassen met hemelse namen als ‘Berghimmel’, ‘Gletscherwasser’, en ‘Kirchenfenster.’.

In Nederland wat het de fa Ruys van kwekerij Moerheim die probeerde een rood ras te krijgen en ontwikkelde Delphinium x ruysii ‘Pink Sensation,’ de beroemde ruisroze Delphinium.

Na de eerste wereldoorlog kwamen uit Amerika de Amerikaanse soorten als nudicaule, cardinale en scopulorum met de al in Europa ontwikkelde cv’s wat tot spectaculaire resultaten leidde. C. Barber werd bekend met zijn naar indianenstammen genoemde rassen als ‘Apache’, ‘Biloxi’, en ‘Cayuga.’

Het zijn sterk groeiende planten met forse stengels en grote, 5-7delige bladeren met ingesneden slippen, lange en meestal vertakte trossen met 3.5-6cm grote bloemen in alle tinten van blauw, violet, purper paars, lila, wit en lila/roze met hoofdbloei in juni/juli.

Het aantal tuinvormen loopt in de honderden, geen enkele komt zuiver uit zaad terug, elk zaaisel brengt nieuwe afwijkingen in grootte van de bloemen, kleur en dergelijke voort. Vermeerderen dus door scheuren en stekken.

‘Elatum’, is een hoog opgaande groep die weinig vertakt is. Dit maakt ze zeer geschikt als achtergrondbeplanting. De meestal enkele meters hoge stengels hebben grote en volle bloeiwijze waarop enkele tot halfgevulde bloemen staan ingeplant.

Deze groep wordt in tweeën verdeeld.

Var simplex zijn alle vormen met enkelvoudige bloemen.

Hier heeft W. van Veen uit Leiden er vroeger wat op de markt gebracht als ‘Koningin Wilhelmina,’ met grote hemelsblauwe bloemen die purper gestreept zijn, ‘Mr. K.T. Caron,’ is gentiaan/blauw en purper gestreept.

Verder Blackmore & Langdon uit Bath, Engeland met ‘Lord Landsdown,’ met grote hemelsblauwe en wat purper gekleurde bloemen met wit/geel hartje, ‘Mrs Townley Parker,’ is hemelsblauw met wit oogje.

Semiplenum omvat de half gevulde vormen.

‘Amos Perry’, met tamelijke grote bloemen van zacht hemelsblauw met lila binnenbloem en geelachtig/groen hartje. Is gewonnen door A. Perry te Enfield, Engeland.

‘Corry’, met grote donkerblauwe bloemen met purper/blauwe binnenbloem, hartje sepia met geel. Gewonnen door F. Koppius uit Alphen a/d Rijn.

‘Duke of Connaught,’ met grote indigo/blauwe bloemen met licht paars hart.

‘Dusky Monarch’ met grote indigo/blauwe bloemen met licht paars hart.

‘King of Delphiniums,’ is een van de mooiste met grote bloemen en prachtig indigo/blauw met purper overgoten en geelachtig hartje. Deze drie zijn gewonnen door J. Kelway & Son, Langport, Engeland.

‘Ida’, met 6.5cm grote kobalt/blauwe bloemen met amethist/blauwe binnenbloem en groenachtig hartje.

‘Van Veens ’s Triumph,’ met lange trossen van lila/mauve bloemen. Beiden gewonnen door W. van Veel uit Leiden.

‘The Alake,’ met grote trossen in donker/paars, hartje is wit met purper. Gewonnen door Messrs. Clark uit Dover.

‘Rev. E. Lascelles,’ met 5cm grote hemelsblauwe bloemen met licht paarse binnenbloem, groot wit hartje met paarse vlekken. Gewonnen door Mr. Walters, Esq. te Bath.

‘Blue Bird,’ met 5cm grote donker hemelsblauwe bloemen met bruin hartje en blauw gevlekt. Gewonnen door Messrs Tucker uit Oxford.

‘Norah Ferguson,’ met 6cm grote, zacht hemelsblauwe bloemen met lila/mauve getinte binnenbloem en wit hartje. Gewonnen door G. Ferguson Esq te Weybridge.

‘Mevrouw Visser_Hooft’, met zeer lange trossen van licht blauwe bloemen met lila/roze binnenbloem en vroegbloeiend. Gewonnen door B. Ruys, Dedemsvaart.

‘Millicent Blackmoore,’ met grote lavendelblauwe bloemen met bruinachtig hartje.

‘Blue Gown,’ met 6cm grote donker hemelsblauwe bloemen wat mauve getint en donker hartje.

‘Lady Eleanor,’ met 6-7cm grote vergeet me niet blauwe en wat licht mauve gekleurde bloemen met wit/mauve hartje.

‘Mrs Newton Less,’ met zeer lange trossen van grote hemelsblauwe bloemen met mauvekleurige binnenbloem en bruin hartje en licht mauve gestreept. Deze 4 zijn gewonnen door Blackmore & Langdon uit Bath.

Tot de var. pleniflorum behoren alle vormen met dubbele bloemen. Ook hiervan zijn vele vormen Tot deze groep behoort de Pacific Giants.

De introductie van de Pacific Giants door de Californische kweker Reinelt heeft een enorme verandering gebracht in de kweek van riddersporen. Vroeger werden ze langs ongeslachtelijke weg vermeerderd wat veel tijd en zorg vroeg en nu worden ze in april gezaaid en hetzelfde jaar zijn er bloemen in september, en het jaar erop in de goede tijd, juni.

De bloeiwijze is langer, de bloemen zijn groter en het kleurenspectrum is aanzienlijk uitgebreid. Ook het oog wordt versterkt of ontbreekt. Nu zijn er duizenden cv ‘s.

De Duitsers selecteerden meer op windgevoeligheid en de Engelsen op bloemrijkheid. Zo vormt een Duitser meer een luchtige toorts waar de wind doorheen blaast en zal de Engelse een dichte massa bloemen dragen die echter door de wind platgesla­gen wordt. Toch zijn het dan goede snijbloemen.

Ook is er veel geselecteerd op vatbaarheid voor ziektes, vooral meeldauw is een probleem.

Ze zijn er in lengtes van 20 cm tot meer dan 2m. Vrijwel allen hebben vlezige, dikke tot knolvormige wortels.

Pacific Giant typen zijn meer dan een meter hoog met slanke bloemaren die vanonder tot boven bezet zijn met bloemen. Vaak zijn het forse bloemen die meestal gevuld zijn, zelfs het oog gevuld.

‘Astolatռ,’ is roze met een zwart midden.

‘Black Knight,’ diep violetblauw met een licht oog.

‘Camelliard,’ is lavendelblauw met wit midden.

En ‘Good old Galahad,’ is sneeuwwit in lange trossen.

Uit dezelfde tijd stamt de lieflijke ‘Guinevere,’ met haar mauveblauw kleed die samen gaat met ‘King Arthur’ in violet met wit oog.

‘Pacific White’, is eindeloos wit.

“Summerskies,’ is hemelsblauw met witte ster.

Belladonna groep.

Delphinium x belladonna (zeer mooie vrouw) is ontstaan door kruisingen met cheilanthum met een var. van elatum en gewonnen door J. Kelway & Son te Langport, Engeland. Staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in. Belladonna larkspur.

Het Belladonna type omvat meer laagblijvende, meter hoge en wat bossige groeiwijze waardoor ze vrij stevig zijn. Het zijn mooie en gewoonlijk vanonder af vertakte, rijk bloeiende planten Ze zijn zeer gracieus voor kleine borders. Van cultorum verschillen ze door de lossere en sierlijke groeiwijze en bloeien in juni/september verscheidene weken achter een. Hun schoonheid ligt in de blauwheid.

Wat kan een betere sier en vorm maken dan Belladonna, een van de mooiste en slankste Delphinium’ s. Samen met witte lelies is het alsof witte wolken tussen de blauwe hemel staan of de beschuimde toppen van de golven uit de tropische zee tussen het groen verschijnen.

‘Lamartine,’ is donker violetblauw met wit oog.

‘Capri,’ is zacht hemelsblauw en aan de buitenkant wat purper, het hartje is geel met purper/wit.

‘Mevr. J. S. Brunton,’ heeft diep hemelsblauwe bloemen met een ultramarijne buitenkant, hartje lila met geel.

‘Mrs Thompson,’ bloeit rijk met helderblauwe bloemen en witachtig hartje. Deze zijn gewonnen door B. Ruys van kwekerij Moerheim te Dedemsvaart.

‘Grandiflorum,’ met grote en hemelsblauwe bloemen die aan de buitenkant ultramarijn zijn en een geel met lila hartje. Gewonnen door Max Leichtlin uit Baden-Baden.

‘Persimmon,’ groeit zeer gemakkelijk met grote hemelsblauwe en purper gekleurde bloemen met groenachtig wit hart. Gewonnen door James Kelway & Son te Langport, Engeland.

‘Nassau,’ met 4.5cm grote donker hemelsblauwe bloemen is gewonnen door Goos & Koenemann uit Niederwalluf a/d Rhijn, Duitsland.

Var albiflorum verschilt van het type door de zuiver witte bloemen. Hiertoe behoren de volgende vormen.

‘Moerheimi,’ van Ruys heeft helder witte bloemen.

‘Sceptre Blanc,’ witte bloemen met geel hartje. Gewonnen door F. Gerbeaux uit Nancy, N. Frankrijk.

Var ruysii van 90-150cm is waarschijnlijk een mutatie en gewonnen door Ruys, verschilt van het type door de zalmkleurige bloemen.

17. uit C. Morren.

Delphinium grandiflorum, L. (grootbloemig) (Delphinium chinense) (uit China) Handvormige, veeldelige bladeren met ver uit elkaar staande, lijnvormige en 1-2mm brede, wat grijsachtig behaarde slippen, schutblaadjes zijn ingesneden, de bovenste gaaf.

Dunne en opgerichte stengels zijn meestal vertakt en onderaan vaak fijn behaard.

Los gevormde trossen van 3-4cm grote hemelsblauwe bloemen met geelachtige kroonblaadjes, de onderste met gegolfde rand en blauwe baard, kelkbladeren zijn aan de achterkant behaard, rechte sporen die meestal langer zijn dan de kelkbladeren in juni/augustus.

Uit N. China en O. Siberië, wordt 40-60cm hoog. Is beschreven in 1816.

“Albiflorum,’ heeft helder witte bloemen.

‘Chinense,’ verschilt door de hogere groeiwijze en bladslippen die breder zijn dan 2mm met rijkere bloei met grotere bloemen. Hiertoe behoren de vormen albiflorum met witte bloemen, exalcaratum met hemelsblauwe bloemen zonder sporen waardoor die wat op Cineraria lijken, lilacinum met lila kleurige bloemen, pumilum wordt niet hoger dan 20-30cm.

‘Blue Butterfly,’ wordt maar een dertig cm. hoog en is geschikt als voorgrondbeplanting. Hiervan is ook een witte vorm.

Chinese ridderspoor, large flowered or Siberian larkspur.

24. uit ru.wikipedia.org

Delphinium cheilanthum, Fisch. (als Cheilanthus) Bladeren zijn 5delig met meestal 3spletige, lancetvormig en spitse, fijn behaarde slippen, de onderste schutblaadjes zijn veeldelig.

Opgerichte en sterk vertakte stengels die tot bovenaan toe bebladerd zijn.

Flinke trossen van grote hemelsblauwe bloemen, bovenste kroonblaadjes zijn blauwachtig en onbehaard, aan de voet geel, onderste violet/bruin met gele baard en meestal gaaf, kelkbladeren zijn alleen aan de achterkant behaard, sporen zijn recht tot zwak gebogen en even lang als de kelkbladeren in juni/juli.

Uit Siberië, wordt 80-150cm hoog. Is beschreven in 1819.

‘Albiflorum,’ verschilt door de witte bloemen.

‘Chauveri,’ verschilt door de grotere en dieper hemelsblauwe bloemen.

25. uit en.wikipedia.org

Delphinium parishii Franch. (hemelsblauw) (Samuel Bonsall Parish, 1838-19268. Botanist uit California(. Handvormige en diep 5delige bladeren met 3delige ingesneden slippen zijn lang gesteeld en aan beide kanten behaard, kleine schutblaadjes die lijnvormig zijn.

Opstaande stengels die zelden vertakt zijn, bebladerd en onderaan behaard.

Lange en los gevormde trossen van grote hemelsblauwe bloemen met blauwe kroonblaadjes, de onderste 2delig en gewimperd met gele baard, kelkbladeren zijn 1.5-2,5cm lang, zeer dunne sporen die wat gebogen zijn en even lang als de kelkbladeren in juli.

Uit Szechuan, wordt 60-80cm hoog. Parish’s larkspur.

26. uit pwinkel.home.xs4all.nl

Delphinium maackianum, Rgl. (Richard Otto Karlovich Maack, een 19de eeuwse Russische, Est, naturalist en botanist, 1825-1886)

Handvormige en 3-5delige, behaarde bladeren met gezaagde slippen, bladstelen zijn aan de voet verbreed, schutblaadjes zijn ei/lancetvormig en vaak blauw gekleurd.

Opstaande en meestal behaarde stengels die bovenaan vertakt zijn.

Los gevormde en vertakte trossen van violet/blauwe bloemen met bruin/violette kroonblaadjes, de bovenste wat behaard en de onderste 2delig en dicht behaard, sporen zijn langer dan de kelkbladeren in juli/augustus.

Uit Siberië, wordt 80-100cm hoog.

27 Uit Favourite flowers of garden and greenhouse

Delphinium hybridum, Willd. (bastaard of hybride) Bladeren zijn diep 3-5delig en behaard, veeldelige slippen, bladsteel is aan de voet breder.

Opstaande en kantig gegroefde stengels zijn behaard.

Niet vertakte 20-50bloemige trossen van diepblauwe bloemen met het bovenste kroonblaadjes aan de top blauw, de onderste diep 2spletig en gebaard, kelkbladeren zijn ruim 1cm lang en van binnen wit behaard, rechte sporen van 1.5cm lang zijn iets langer dan de kelkbladeren in juni/juli

Jonge vruchtjes zijn behaard, zaden eivormig.

Wortel is wat knolvormig verdikt.

Uit Kaukasus, Krim en Z. Rusland wordt 60-100cm hoog. Is in 1794 beschreven.

‘Cyaneum,’ heeft 3delige bladeren met lang gesteelde slippen en hemelsblauwe bloemen.

‘Longecalcaratum,’ verschilt door de grotere bladeren en violet/blauwe bloemen met 2-2.5cm lange sporen.

Uit M. Vogtherr.

Delphinium staphisagria, L.(druivenblad van het veld) is een tweejarige van 1,5m hoog.

Licht blauwe bloemen in juli.

De plant is afkomstig uit Z. Europa en is in 1596 beschreven.

(164) ‘Het luiskruid of Staphis agria heeft een rechte zwartachtige of donker groene steel die hoger dan vijf en veertig cm opschiet waaraan grote bladeren groeien die diep gesneden zijn in zessen of zeven en op de bladeren van de wilde wijngaard of Labrusca veel lijken. De bloemen komen op korte steeltjes voort en zijn in vijf of zes bladertjes verdeeld en zijn blauw van kleur of gelijk wede of pastel plag te verven of mooi hemelsblauw. En als die vergaan dan volgen er ettelijke hauwtjes of graskleurige blaasjes na die van grootte op een Cicer lijken waarin driekantige bruine of zwartachtige kernen of zaden besloten liggen die van binnen wit merg hebbende wat zeer scherp en brandend van smaak is en de mond waterachtig maakt en tot zeveren of kwijlen verwekt en deze zaden of kernen worden bewaard en gebruikt.’

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid heet in het Grieks Staphis agria, dan Galenus noemt het Astaphis agria, in het Latijn heet het ook Staphis agria, zo Marcellus schrijft of, in de apotheken Staphisagria, in het Engels stavis aker, in het Italiaans staphusaria. Naar de gedaante die de bladeren van dit gewas met die van wilde wijngaard of Labrusca hebben is dat Staphisagria in het Grieks (want Staphis is de naam van alle druiven en Staphyle betekent een tros druiven) in het Latijn Vitifolia genoemd geweest.’

Het Griekse staphys betekent een rozijn of gedroogde druif, en agria: wild, naar de gelijkenis van het blad met die van de druif. De zaden worden staverzaad en stephanskruid, Duits Stephanskorrels of –korner, Engels stavesacre genoemd, die namen zijn uit staphisagria ontstaan.

Dodonaeus (b) ‘In Slovenië groeit het op vele plaatsen in het wild en ook in Griekenland daar het tegenwoordig Psirococcon, dat is kern om de luizen om te brengen, genoemd wordt. Marcellus noemt het ook Pedicularis en Peduncularia in het Nederduits luys-cruydt en daarnaar heet het gepoederd zaad luys-poeder, in het Hoogduits Leuszkraut en Speichelkraut, in het Frans herbe aux poulx of herbe aux pouilleux, in het Spaans yerva pioinenta, caparas of paparraz en yerva piolkayra. Het wordt van sommige in het Grieks Triphyllon genoemd en Stesion, Phhteiroctonon, dat is luizenmoordenaar, Phtheirion, Apanthropon, Poleyeides en Pseudopathes, welke namen nochtans onder de onechte en oneigen gerekend zijn.’

Luizenkruid, Engels louse wort, lice bane en bij Bock Lauswurz, Lause-Rittersporn.

Dodonaeus; ‘Plinius in het 13de kapittel van zijn 26ste boek schijnt het Uva Taminia te noemen, dan in het 1ste kapittel van zijn 23ste boek bekent hij dat het te onrecht en vals met die naam genoemd wordt en zegt aldus: ԁstaphis of Staphis wordt van sommige met dwaling en kwalijk Uva Taminia genoemd. Het heeft noch ettelijke andere namen, te weten Granum capitis, Rosa Regis, Pituitaria en Passula montana, dat is kwijlkruid en bergrozijn, Passula muntila of Passula menthula en daarnaar bes munte of luys munte in het Nederduits en niet naar de gelijkenis van de Menthe of munt, maar met bedorven namen van Passula montana, dat is berg rozijn.’

Bij Gessner Bissmuntz, Brechrosinen; braakrozijnen, Speichelkraut.

d) Giftig, rattenpeper, Duits Rattenpfeffer, Mausesame of Wolfskraut, ons wolfskruid.

Gebruik.

De Romeinen noemden de plant om de werking tegen ongedierte pedicularia (pediculus: luis)

De vruchten bevatten harde zaden die de vorm van een piramide hebben. Die zaden ruiken sterk narcotisch en smaken als ze gestampt zijn onaangenaam bitter en zijn uiterst scherp. Ze werken vooral giftig op de ademhalingswegen, hart en ruggenmerg. Vergiftigingsverschijnselen lijken op die van akoniet, dat wil zeggen dat de dood volgt door verlamming van het ademcentrum. Ze werden vroeger als drastisch afvoer en braakmiddel gebruikt. Later in zalven en in poedervorm tegen ongedierte en ook wel onder de naam staverzaad tegen hoofdluis en ander ongedierte bij de mens.

Zo was het gebruik vroeger. (562, 164) ‘Tegen tandpijn: Neem van het zaad zo veel als nodig is, stamp het klein, bindt het in een doekje en leg het in even azijn te weken en hou het aan de pijnlijke tand, hierdoor zal ge veel vochtigheid kwijt worden. Dioscorides.

Vijftien zaden van luiskruid dat eerst gestoten of klein gewreven is en met mede of honingwater vermengt en te drinken gegeven laten met kracht overgeven en braken en jagen daardoor af vele taaie en grove slijmerigheid en fluimen, maar die ze ingenomen hebben zullen daarna moeten wandelen en mogen geenszins stil blijven en men moet er wel goed op letten en bemerken of ze geen nood van wurging krijgen door het gebruik van deze zaden en om dat te verhinderen moet men ze steeds mede te drinken geven als ze het minste letsel in de mond gewaar worden of voelen, want deze zaden brengen de mens in zeer grote nood van wurging of verstikking doordat ze de keel branden en ontsteken wat ons Dioscorides vermaand en gewaarschuwd heeft.

Men plag die zaden of kernen ook te stoten en er poeder van te maken dat luispoeder genoemd wordt wat met azijn vermengt en op het hoofd of andere delen van het lichaam gestreken de luizen verdrijven en ombrengen kan. Als ook met dezen zaden in azijn geweekt de onreine luizige kleren bestreken worden dan vergaan en sterven de luizen.

Dioscorides verhaalt ook dat die zaden van luiskruid met olie vermengt en op de huid gestreken niet alleen de luizen ombrengen, maar ook alle kwade kriebels, schurft en jeuk genezen.

In Italië maakt men niet alleen luispoeder en luiswater en luiszalf van het zaad van dit kruid, maar ze maken daarvan ook een Electuarium of likking tegen de schurft, melaatsheid en meestal om de achterblijvende maandstonden te verwekken en nemen daarvan de zwaarte van een drachme ‘s morgens vroeg met nuchtere mond.

Andere maken een draad die een tijd lang geweekt heeft in olie daar luiskruid in gekookt is en dan binden ze die draad rondom het hoofd van diegene die luizig zijn en daardoor (zeggen ze) worden de luizen omgebracht en het ganse hoofd wordt net en rein.

De wortels of zaden van luiskruid met meel vermengt en gekookt en bij het koren gelegd brengen de muizen en ratten om als ze daarvan eten.’

Planten.

De meerjarige worden vermeerderd door scheuren in herfst of voorjaar. Ook door stekken in մ voorjaar van de grondscheuten. Of door zaaien in januari/maart bij 20 graden, zaad bedekken. Om zo veel mogelijk bloemen te krijgen moeten ze om de 3 jaar verplant worden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl