Crocus

Over Crocus

Krokus, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit Redoute. Crocus sativus.

Crocus is de bloem van Aurora, de dageraad, zoals het de kleur weergeeft van het vroegste morgenlicht die de bloem omstraalt met een gouden vonk. De Grieken wisten haar schoonheid naar waarde te schatten en zagen in haar het beeld van Eos (Romeins Aurora) de verkwikkende, opwekkende frisheid van de vroege morgenstond aan wie ze de bloem wijdden.

Iridaceae, irisfamilie.

Afkomst.

Krokussoorten zijn inheems in Zuid‑ en Zuidoost‑Europa, N. Afrika, Turkije, centraal Azië tot China. De groeien van knollen en worden in verschillende plaatsen gevonden, bossen, weiden en droge plaatsen. Er zijn een 120 soorten waarvan er waarschijnlijk een 30 geteeld worden. Belvormige bloemen eindigen in een smalle buis. Er zijn vele kleuren, meest lila tot blauw, geel en wit. Grasachtige bladeren meestal met een centrale lijn over het blad.

Van daaruit zijn ze reeds vanaf de 16e eeuw naar West‑Europa gebracht, terwijl ook vele nieuwe rassen zijn gewonnen door binnen‑ en buitenlandse firma’s.

Ze lieten hun bloembekers vullen met de gouden wijn van de warme zuidelijke zon. Ze kleedden zich met het purper van de gloeiende drank uit het zuiden, kleurden zich met het zwoele purper dat paars en rood tegelijk is als het bloed van een zieltogende stier die aan de degen geregen is. Ze tooien zich met een gamma van wit, blauw, paars, purper en violet met daarin stipjes van zwart gestrooid, geel of oranje dat de kopjes van de meeldraden kleurt.

Soorten.

Naar de bloeitijd kan men het gewas verdelen in 2 groepen, de voorjaar- en herfstbloeier, een verdeling die Clusius al gebruikte. Voor botanici zijn de ongeveer 80 krokussoorten verdeeld in 14 groepen.

In groep 1 zijn de herfstbloeiers samengevat, als Crocus specio­sus, de prachtkrokus en Crocus sativus.

In de 2de groep zit Crocus biflorus.

Nr. 3 is Crocus chrysanthus met zijn soorten.

4 Crocus vernus met soorten.

Verder zijn vermeldenswaardig groep 12, Crocus angustifolius en 14, Crocus tommasinianus.

Subgenus Crociris bevat alleen;

Uit www.srgc.org.uk

Crocus banaticus. Gay. (bannaticus) (uit Bannaat, een streek in O. Europa) (Crocus byzantinus, Herb.) (uit Byzanti) (Crocus iridiflorus (bloemen als Iris) De 2-3 bladeren komen in het voorjaar na de bloei.

Bloemdekslippen zijn zacht lila, de buitenste lila/purper, de binnenste veel korter dan de buitenste, stempel is gedeeld en lila/purper in september/oktober.

Groeit het best op half beschaduwde plaatsen.

Knol is niet netvezelig. Uit Italië, is beschreven in 1830.

Byzantine crocus, autumn of fall crocus.

Serie Crocus.

Uit Fuchs.

Crocus sativus

(gekweekt, tam) (Crocus officinalis, (geneeskrachtig) bij de herfstbloeiers is de saffraan krokus wel de bekendste.

De saffraan krokus bloeit in oktober met een lila/purperen keel en met dezelfde kleur zijn de bloembladeren doortrokken die donkerder worden naar de basis toe.

De meeldraden hangen hieruit als gouden tassen. Van de stamper heeft de stijl rode en hangende stempels.

Bloemen komen voor de bladeren.

De bol is bekleed met dunne vezels.

Crocus sativus was in Nederland bijna uit de cultuur verdwenen, maar nu worden er weer wat partijtjes geteeld. De bloei kan soms wat tegenvallen. Het is een steriele triploïd mutant van de in Kreta groeiende Crocus cartwrightianus (Engelse generaal consul in Constantinopel, John Cartwright waar hij die in 1843 ontdekte) en kan alleen vegetatief vermeerderd worden. De stamvorm Crocus cartwrightianus bezit duidelijke kortere, maar ook aromatische meeldraden.

Vormen.

De cv. ‘Cartwrightianus Albus’, is een witte vorm van de saffraan krokus.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De Grieken noemen dit gewas Crocos. De Latijnen noemen het ook Crocus en Crocum.’

Ook het Griekse krokos, κρόκος betekent saffraan. Waarschijnlijk is dit afgeleid van kroke: een draad, naar de winning van saffraanstempels. Of naar zijn afkomst, de stad Coricus in Klein-Azië. De etymologie, die het woord crocus levert, licht verder in de oudheid dan bij de meeste planten het geval is. Isidorus etymologie xvii, 9.5. ‘Crocum dictum ab oppido Ciliciae, quod vocatur Corycium, quamquam et alibi nascatur, sed non tantum, vel tale, quale in Cilicia. Unde a potiori parte nomen acceptit’. Lobel: ‘Ook wil Ovidius door de fabel van de jongeling Crocus die in saffraan veranderd werd niets anders te kennen geven dan die verborgen kracht die tot Venus mysteries behoort zodanig als ook zijn de heimelijke bewimpelingen van de poëtische filosofie aangaande de transformatie van Hyacinthus, Narcissus, Daphne en veel meer anderen. Want anderszins is Croci te zeggen een draad, of lok en inslag zodanig als zijn de gele of vurige draden van de saffraan, de lokken en vlokken die in Grieks Crocides genoemd worden.’

Dodonaeus (b) ‘De Moren van Afrika geven het de naam zaffaran en daarnaar wordt het in Italië zaffarano genoemd, in Spanje acafran, safra, acafraon en in Frankrijk safran, in het Hoogduits Saffran en hier te lande in het Nederduits saffraen. De saffraan begint in de herfst te bloeien als Theophrastus schrijft nadat de eerste regens vallen omtrent de ondergang van Vergiliae. Theophrastus schrijft dat het saffraankruid weliger en beter groeit wanneer dat met de voeten getreden en belopen wordt en daarom groeit het veel fraaier en overvloediger naast de wegen en bij de fonteinen, bronnen of beekjes dan elders.’

In het Arabisch betekent het woord asfar: geel, en zaզaran: met geel verven, Perzisch zaafer. In de Semitische taal is het een attribuut van en de morgen- en de avondzon. Van die taal is het Engelse saffron, het Frans safran en het Hollandse saffraan afgeleid. Italiaans zaffereno, Spaans azafran en Portugees acafrao. Saffraan was hier in gebruik als kleur- en smaakstof, gelijk als de Curcuma of geelwortel bij de oosterlingen.

De saffraan crocus kan natuurlijk niet buiten de krokodil. Crocodil betekent krokus-vrezer, het creatuur vreest de plant omdat het een antimiddel bevat tegen zijn gif, wordt de crocodil naar een plaats gebracht waar saffraan groeit, dan zijn zijn krokodillentranen oprecht.

Saffraan uit Megenberg, naar de grootte van de planten wordt hier wel Carthamus bedoeld, de saffloer.

Gebruik.

De specerij saffraan heeft een bruinrode kleur, ruikt intensief verdovend en smaakt bitter kruidig en is zeer hygroscopisch en voelt vettig aan. Het wordt gebruikt in de in Europa bekende gerechten als Bouillabaisse, Risotto alla milanese, Zweedse Lussekatter (zoetgebak) en Paella. In Iran worden rijstgerechten met saffraan verfijnd.

Saffraan is die gele kleur die op oosterse tapijten zo sterk tot uitdrukking komt. Vanwege zijn goudkleur werd het gebruikt als goudvernis en verwerkt in goudbroden, goudrijst, het kleuren van kaas etc. Vanouds werden hier de gordijnen er roomkleurig mee geverfd. Nog wordt saffraan gebruikt door kanariekwekers, ze kleuren geler als je ze met saffraan voert. Vanaf de elfde eeuw was het bovendien de kleur waarmee de Joden zich kenbaar moesten maken. De gele Davidster uit de laatste wereldoorlog ligt ons nog vers in het geheugen.

De rijke Arabieren verven nog hun ooglid, vingertoppen en tanden goudkleurig als teken van welstand. Het was een van de kastentekens van India, het teken van de rijken. Er wordt verteld dat als de radja’s zagen dat ze de oorlog verloren hadden ze hun saffranen staatskleren aantrokken en hun ongelukkige vrouwen meenamen en zich lieten verbranden. De oude Egyptenaren omkransten hun wijnbekers met zijn bloemen en gebruikten het in hun religieuze rites.

Propertius zag het als een teken van degeneratie dat de Romeinen zo dol waren op saffraan, dat als ze naar een banket gingen, biddende dat hun haar drie maal gebaad zou zijn met saffraan. Hij verhaalt tevens dat de Italiaanse vrouwen hun haar kleurden en de priesters hen waarschuwden dat de vlamkleur een voorteken was van de komende zuiveringsvuren. Rijke Romeinen strooiden saffraan op hun huwelijksbed, mogelijk een verklaring voor de Latijnse spreuk dormivit in sacco croci (hij sliep in een bed van saffraan) waarmee een toestand van onbezorgde heerlijkheid beschreven werd. Vast staat dat in vele culturen het een gebruik was de huwelijksluier met saffraan geel te verven.

Niet alleen vanwege de kleur, maar ook vanwege de geur was het beroemd. Plinius vermeldt dat fonteinen in openbare badhuizen saffraan bevatten waardoor de geur goed verspreid werd. Keizer Heliogabalus zou gebaad hebben in water dat met saffraan geparfumeerd was. Vanwege de aangename geur werden vloeren van theaters met saffraan bedekt. Als een parfum werd het gespren­keld over de kleren van de gasten als ze het huis binnen kwamen. Plinius vermeldde het ook als verfmiddel. Het werd gebruikt om goudgeschriften te imiteren en om zilver als goud te laten schijnen.

Saffraan werd gemengd met wijn tijdens trouwceremonies, de saffraan was dan ook aan Venus gewijd en zou een liefdesdrank zijn. Het gaf de meisjes kleur op de trouwdag.

Vondel in zijn ‘Bespiegelingen’.

‘Saffraan verheugt den geest, de Roosmarijn versterkt

Geheugen en brein, dat als voorhene werkt.’

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 311, 309, 310, 562) ԓ’Sffraan laat ook plassen en verwekt tot onkuisheid of vleselijke begeerte, men doet het bij de pleisters en pappen die men bereidt om de gebreken van de baarmoeder en van de aarsdarm te genezen en insgelijks ook bij alle pleisters en zalven die men maakt om de oude gezwellen te vermurwen en te verteren en om alle oude zeren te genezen en de smart te verzoeten en is ook goed om de ontsteking en verhitting die van bloed en galachtige scherpe vochtigheid veroorzaakt zijn te verzachten. Men voegt de saffraan ook zeer nuttig bij de geneesmengsels die men tegen de gebreken der oren plag te bereiden.

Het matig gebruik van de saffraan is voor de hersens zeer nuttig en geschikt en maakt de geesten wakkerder, verkwikt de zinnen en neemt de slaperigheid en loomheid of zwaarheid van het hoofd weg en verheugt de mens en laat hem alle droefheid aan een kant stellen.

Saffraan wordt in alle landen veel gebruikt bij allerhande spijs (en vooral die zwaar van aard zijn en dik bloed plegen te maken) niet alleen vanwege zijn goede reuk en smaak, maar ook omdat hij het hart verkwikt en de zwaarheid van de spijs vermindert en bovendien alle gerechten in het aanzien lieflijk maakt.

Saffraan versterkt insgelijks ook het hart en brengt de rauwe vochtigheden van de borst tot murwheid en rijpheid, opent de longen en maakt die vrij en los van alle verstopping, ja is daarin zo goed en krachtig dat door deze saffraan dikwijls de uitterende mensen die in grote nood van het lijf waren en bijna op hun sterven schenen te liggen zo wederom verkwikt zijn geworden en hun verloren geesten wederom vernieuwd hebben dat hun leven ettelijke dagen verlengd is geweest als ze daarvan een halve scrupel zwaar of ten hoogste een hele scrupel met dikke wijn of anderen zoete wijn als malvezij of bastaard ingenomen hebben. Drie vierendeel lood van de saffraan ingenomen, zo men zegt, maakt de mensen zo vol blijdschap dat ze zichzelf te barsten lachen. Saffraan met wijn ingenomen maakt uitermate dronken en verheugt de mensen zo zeer dat ze bijna dol schijnen te wezen wat nochtans te verstaan is als men daar een grote menigte van inneemt, want anders strijdt het tegen de dronkenschap.

Men prijst de saffraan zeer tegen de verstopping van de lever en van de galblaas en ook tegen de geelzucht en daarom komt het dat Dioscorides schrijft dat saffraan de mens een goede kleur geeft.

Dezelfde Dioscorides getuigt dat de saffraan zeer nuttig gedaan wordt bij al die dranken die men bereidt om alle gebreken der inwendige leden of delen van het lichaam te genezen, maar tegenwoordig wordt het meest gemengd bij de dingen die men bereidt om de maandstonden te verwekken en de vrucht en nageboorte af te laten komen en uit te drijven waarin het zeer goed en krachtig wordt bevonden. De vrouwen die een zware arbeid hebben zullen zeer verlicht worden en tot gemakkelijk baren komen als men hen wat van de extractie van saffraan met enige drank ingeeft en daarom wordt de extractie van de alchimisten in grote waarde gehouden, want het is zeer goed om de krachten van het lichaam te versterken.

Saffraan met vrouwenmelk gemengd beneemt het lopen van de ogen.

In Ierland (daar dit gewas veel groeit) wordt de saffraan veel gebruikt van de wilde Ieren om daarmee hun onderlijfjes te verwen om die van luizen rein te houden en omdat het zeer goed is om hun de leden te versterken en de moed en dapperheid te vermeerderen.

Men pleegt de saffraan veel te gebruiken om er geel mee te verwen, maar daarboven wordt het van sommige jonge mannen lang in de mond gehouden en gekauwd en dan beademen ze de vrouwen waarvan ze denken dat geschilderd of geblanket zijn, want indien dat zo is zullen die vrouwen van stonden aan bleek worden en alle hun gemaakte of ontleende schoonheid verliezen.’

Het was vroeger een algemeen geneesmiddel waaraan wondere krachten werden toegeschreven.

De specerij zou ook een opwekkende kracht bezitten, van een vrolijk iemand werd gezegd dat hij in saffraan had geslapen. Zo goed werkt ze, ‘dat men al lachende sterft.’ Het zou werken tegen zwaarmoedigheid en neerslachtigheid. In grote hoeveelheden geeft het een verdovende reuk. Culpeper noemt de saffron als een kruid van de Zon onder het teken van de Leeuw. Om die reden sterkt dit kruid het hart. Geef niet meer dan 10 korrels per dag, want de zon, die een fontein van licht is, zal duizelen in je ogen zodat je blind kan worden. Dit versterkende middel in onnodige hoeveelheden ingenomen beschadigt het hart in plaats van het te helpen. Het verlicht de hersenen, want de zon is verheerlijkt in Aries omdat het zijn huis heeft in de Leeuw.

Veel komt de saffranen dageraad voor bij Vondel.

Vondel, Henriette Marie t’Amsterdam;

‘Zo lang ‘t hemels licht, met zijn saffranen tonen

Zich spiegelde in մ kristal van de Amsterdamse stromen

En zegende, met gras en bloemen, Gijsbrecht ‘s wei

Rook Amsterdams burgerij nooit bloesemrijker mei

De leeuwerik kwinkeleert. De bomen en prielen

Onthalen deze dag, als met herboren kelen

De koekoek houdt zijn toon, daar մ groen gulhartig lacht

De nachtegaal verheft zijn klanken uit volle kracht

En loopt gevaar, dat hij zal barsten door al dat brallen.’

Vondel, Bespiegelingen van Godts wercken;

‘Saffraan verheugt de geest.’

Mythologie.

(417) Een rol die kan spelen bij de afkomst en historie van de saffraan krokus is, dat het een lila/purperen herfstbloeier is. Het zou een natuurlijke hybride zijn, want het is niet bekend dat het zaden geeft. De afkomst van deze krokus is dan ook niet geheel zeker. In Cilicië bevindt zich een voorgebergte en niet ver daar vandaan is de Corysche holte, waarin de dal verlaging de schoonste echte saffraan groeit, Strabo 14.5,5.

(Dodonaeus) ‘Aangaande de saffraan zo verzekert Dioscorides dat de beste in het landschap van Azië Corycum geheten groeit die daarna ook Coryceus genoemd wordt. Daarna volgt die saffraan die niet ver van datzelfde Corycum gevonden wordt omtrent het landschap dat Lycia genoemd wordt en op de berg van datzelfde land Lycia die men Olympus noemt’.

Saffraan is een beroemde plant van de oudheid en werd al vermeld bij de Indiërs, Salomon, Homerus, Hippocrates en Theophrastus. Bij de Grieken gaat de bekendheid met de gele saffraankleur al terug tot de tijd der Hero mythes. De gele of met geel bestikte klederen waren als kostbare waar uit Semitische landen ontvangen, wat al voor de Epische tijd gebeurde. Vooral godinnen, nimfen, koninginnen en maagden werden met saffraangele of met saffraan versierde klederen gedacht. Jason wierp het saffraankleurige gewaad af om met de vuurspuwende stieren te strijden. Bacchus, de oriëntaalse god, draagt een saffraan kleed. De pasgeboren Hercules is in krokus gele windsels gewikkeld. Ook het haar van maagden werd in vele mythen als krokuskleurig gezien, zoals Ariadne bij Ovidius. Vergilius gaf Iris vleugels van crocus. Homerus beschreef Eos als Crocus-gekleed, krokopeplos. De morgenstond werd bij vele oude schrijvers, naar zijn bijzondere kleur, beschreven als crocea.

Een andere vraag is of de Homerische zanger die bloemen zelf wel aanschouwd had.

Als Zeus en Hera zich op de Ida verenigen, spruit de Crocus, lotus en hyacint uit de aarde, Ilias 14:347. Als ideaal voorjaarsbruidsbed van hemel en aarde tooit de dichter het met de mooiste planten uit de buurt waarvan hij gehoord heeft. Ook komt het plantje voor bij Proserpina die geroofd werd toen ze rozen, krokus en het lieflijke viooltje aan het plukken was. Net als bij Proserpina is ook Creusa, de dochter van Erechtheus, begunstigd om gouden krokusbloemen in haar schoot te vinden. Evenals de gezellinnen van Europa, als Zeus haar in stiergestalte nadert. Als Pan met de nimfen zingend strijdt, dan bloeit de krokus en hyacint. (Niet verwonderlijk dat Milton dit bloementapijt koos als boudoir voor Adam en Eva)

Griekse krokos komt voor in Homerus Ilias, boek XIV, vers 347, wat wel een Semitisch leenwoord is, Hebreeuws karkom, Aramees kurkuma, Perzisch en Arabisch kurkum.

Naar de tekst van de Homerische zanger dacht men aan de Aziatische saffraan die met een inlandse en voorjaarsbloeiende krokus werd vergeleken. Dit kan niet op de saffraan krokus slaan want dit is een najaar bloeiende krokus met lila/purperen bloemen, wat wel verward werd met de gele verfstof die van de stempels komt.

Bijbel.

Hooglied 4: 14 ‘Nardus en saffraan, kalmus en kaneel.’

In Hooglied 4: 13,14 komt het woord karkom voor of (k)carcon, wat als saffraan vertaald wordt. (Zohary) Dalman geeft als Arabisch woord voor Crocus sativus zaզaran en kurkum op, dezelfde woorden worden echter ook gebruikt voor Carthamus en de naam zaզaran geldt ook voor Colchicum die ook voor geelverven gebruikt werd.

Saffraan was hier in gebruik als kleur en smaakstof, gelijk als de Curcuma of geelwortel bij de oosterlingen.

In Sanskriet heet saffraan kurkuma en het Aramees heeft kurkema.

Curcuma.

Curcuma is de naam van de wortels, kurkuma en in enkelvoud kurkum. In oud-Mesopotamië is het met de Akkadische naam sam kurkanu gevonden: wat curcuma van de bergen betekent. Het kruid Curcuma groeit dan ook in India op de bergen. Volgens Roxburgh is Curcuma longa, L. (Amomum curcuma, Gmelein) de curcuma van Avicenna en wordt in het Hebreeuws kurkum genoemd.

Dit kruid is mogelijk de karkom of de Arabische kurkum.

Als we naar het Hooglied omzien zien we nardus, kalmus, kaneel, samen met de karkom. Dit zijn allemaal uitheemse kruiden, afkomstig richting India, mogelijk via de zijderoute.

De saffraankrokus ging in vroegere tijden van west naar oost en kurkum van oost naar west. Als aromatische stof staat de geelwortel ver boven de vrijwel reukloze saffraan en komt dichter bij de in het Hooglied gebruikte kruiden. Saffraan komt dan als inlands gewas ook te kort voor in de Bijbel.

Historie.

Het is mogelijk dat het Semitische woord een Indische grondslag heeft dat door overoud verkeer daar naar toe ge­bracht is. Mogelijk kwam de specerij zelf eerst van Perzië of Iran. In latere tijden is het vermoedelijk door de Feniciërs verspreid langs de M. Zeekusten. Na de val van het Romeinse rijk werd het minder gebruikt. De Arabieren brachten het naar Europa zoals blijkt uit de Arabische naam safran wat in het Italiaans zafferano en in het Spaans azafran werd. Die naam verdrong de al sinds anderhalf- of tweeduizend jaar gebruikte Grieks/Romeinse naam Crocus. De Arabieren voerden het met de verspreiding van de Islam in Spanje in waar het in 960 gekweekt werd. Toch zou het al in de 7de eeuw bij aartsbisschop van Sevilla voorhanden zijn geweest. In de 13de eeuw werd het meegenomen door de kruisvaarders die het naar andere Europese landen brachten.

Mythologie.

Dodonaeus: ‘Saffraan wordt Crocus, naar de jongeling Crocus, zo Ovidius getuigt, genoemd, waarvan de historie door Galenus verhaald wordt, in nono de Medicamentis secundum loca, daar hij aldus schrijft. De jongeling Crocus was met Mercurius op het veld aan het spelen en de ka werpende, en toen hij hem niet mijden kon is hij onverhoeds door Mercurius geraakt en in zijn hoofd gekwetst, waarvan hij terstond gestorven is. En van zijn bloed dat op de aarde gevloeid was, is dat saffraan gegroeid.’

Een van de Sanskrietnamen van de Crocus sativus is asrig: wat bloed betekent. Terwijl onze voorjaarskrokus ontstaan zou zijn van sommige druppels uit het levenselixer die Medea bereidde voor de oude Aeson, zie Sempervivum.

Dit geeft de betekenis van de saffraan in de oudheid weer. Het gold als de koning der specerijen, maar ook als de duurste. Dat komt door de winning. 100 gram saffraan wordt gewonnen uit 18 286 bloemen. En dan te bedenken dat een plant maar 1‑2 bloemen geeft die maar twee dagen open staan. Ook zitten de bloemen laag bij de grond en tijdens de drie weken durende oogst moet er enorm veel arbeid geleverd worden.

Crocus was een naneef van Hercules en door de centaur Chiron in de geneeskunst onderwezen. Na een ziekte vestigde hij zich in Thermophylae om de warme baden te gebruiken, samen met een andere bezoeker, een rijke weduwe uit Corinthië die al gauw door hem met haar dochter Lise werd verzorgd. Ze was door die behandeling al spoedig genezen, maar Crocus had ondertussen een hevige liefde opgevat voor de dochter die echter door haar moeder al aan een rijke bloedverwant was toegedacht. Na hun vertrek was hij dan zeer bedroefd en vond alleen rust in de postduif die Venus hem voor zijn trouw had gezonden. De argwanende moeder had al gauw de geheime bood­schapper ontdekt en schoot de duif dood op het moment dat er een briefje werd gelegd op een met winde omkranste vaas.

De pijl ging echter verder en zo vermoordde ze ook haar doch­ter. Gelijktijdig viel ook haar minnaar dood neer.

Venus vergat hen echter niet en veranderde Crocus in saffraan en Lise in Liseron blauw, nu Convolvulus (of Smilax?)

Vervalsen.

Om die stijlen helemaal zuiver te plukken en te winnen is vrijwel onmogelijk. Om die reden en vanwege de prijs werd saffraan veelvuldig vervalst.

Niets menselijks is ons vreemd en ook vervalsingen behoren tot oude praktijken die zich niet lieten onderdrukken. Plinius meldt al dat de specerij vervalst werd. Zo had Venetië in de 14de eeuw een bijzonder saffraan-ambt, het ufficio del zafferano, dit was waarschijnlijk een controle op de echtheid van de saffraan. In de middeleeuwen was in het handelscentrum Neurenberg een zeker procent versnijden toegestaan. In 1441 werd in Neurenberg de jaarlijkse saffraanschouw gehouden. Die diende voor zuiverheid. Gelijk in het eerste jaar werd 13 pond openbaar verbrand en, al gauw ging men iets drastischer te werk, zo werd op Jacobsdag 1449 in Nürnberg de handelaar Jobst Friedenkern met zijn vervalste saffraan levend verbrand. In 1456 ook Hans Kolbe, Lienhart Frey en een vrouw. In hetzelfde jaar werd Pfagerin voor hetzelfde vergrijp levend begraven. Met enkele onderbrekingen ging deze schouw door tot 1797. Later werden de straffen minder en de boetes hoger. In Frankrijk beval Hendrik II dat iedereen die saffraan vervalste lijfstraffen zou krijgen. (Dodonaeus) ‘Sommige bedriegers leggen de saffraan in wijn te weken of besproeien die er licht mee om die zwaarder te laten wegen of ze stampen het met de bloemen van Cnicus of Carthamus dat van de gewone man wilde saffraan genoemd wordt, maar dat bedrog zal men gemakkelijk door de reuk en door de verschillende kleuren ontdekken. Andere hangen de saffraan in een welput of regenbak en laten het daar een nacht of ettelijke uren in en dan bevindt men dat het de dampen van het water ingetrokken heeft en veel zwaarder weegt, maar des te erger en bederft eerder.’

Kweekplaatsen.

Het plantje werd gekweekt in het Engelse Saffron Waldon, in Oostenrijk en in Duitsland bij Bamberg, in Frankrijk bij Avignon en verder ten zuiden van Parijs en in Spanje. De kwaliteit van die gebieden was verschillend, de beste zou de Franse zijn geweest, dan de Oostenrijkse en uit Beieren, de minste was de Spaanse die met vette olie gedrenkt en met honig verzwaard was.

Vrouwen en maagden mogen in Oostenrijk de saffraan niet plukken, dat wordt alleen gedaan door mannen, knapen en kleine meisjes, anders verwelken de verzamelde stempels en verliezen die de verf leverende kracht.

Deze Crocus wordt nu uit Japan geïmporteerd.

Saffron Walden.

In Saffron Walden zou de plant geïntroduceerd zijn door Sir Thomas Smith in het midden van de 14de eeuw. Dat zou in de tijd van Edward III zijn geweest.

De traditie geeft een ander verhaal. Een pelgrim, verlangend om goed te doen voor zijn land, stal een saffraan en verborg het in de pelgrimsstaf die hij voor die gelegenheid hol had gemaakt en zo bracht hij deze plant, met gevaar van zijn leven, volgens de wetten van dat land had hij moeten sterven voor die overtreding, naar Engeland.

In the Pardoners ‘s prologue kleurde Chaucer in de Canterbury Tales (1387) zijn verhaal ermee: ‘So saffron with my predicacioun’.

Saffron Walden heeft op zijn legerjas drie saffraanbloemen. Een saffron cloak was vroeger een koninklijk kleed in oud Ierland. Saffraan werd gecultiveerd in de beroemde tuin van de bisschop van Ely in Holborn dat later bekend werd als Hatton Garden. De saffraan groeide daar zo rijk in een bepaald deel dat die bekend werd als Saffron Hill.

Het kruid werd hoog vereerd in Engeland. Zo lezen we dat de spenen van gekleurd saffraan waren en enig saffraan gekleurd snoepgoed grote aftrek had. Saffraan werd zoveel gebruikt als verfstof dat Hendrik VIII een verbod uitvaardigde dat saffraan verboden werd als haarverf. Hij verbood ook het gebruik van Crocus als een verfkleur van linnen bij de Ieren omdat die geloofden dat linnen die zo geverfd was niet zo vaak gewassen hoefde te worden als de witte en dat de verf een sanitaire kracht had.

Shakespeare in Winters Tale laat de clown zeggen ‘I must have saffron tot colour de Warden pies.’ Traditioneel wordt een saffraankleurige baard toegeschreven aan Judas, zo ook aan Kan zodat we Shakespeare kunnen verklaren in de Merry Wives als Simple om zijn meester te beschrijven zegt: ‘ hath but a little wee face, with a little yellow beard.’

Symbolen.

In vroegere tijden was een saffraan bloem op een graf een gunstig teken, zoals de bloem ontspringt uit zijn graf in de nazomer is het een embleem van hoop en leven, triomferend over de dood.

Symbool van ‘kijk uit voor overdaad’.

Symbool van huwelijk, blijheid.

25. Series Kotschyani.

Uit www.srgc.org.uk

Crocus kotschyanus, Koch. (Th. Kotschy, Oostenrijkse botanicus, 1813-1866) (Crocus zonatus) (met zones) In het voorjaar verschijnen de bladeren na de bloei.

Licht lila bloemen zijn iets donkerder geaderd, gele en behaarde keel met oranje vlekken, meeldraden zijn iets korter dan de helmknoppen, oranje stempel is gedeeld, september/oktober, een van de laatst bloeiende.

Een veel geteelde soort. Deze herfstbloeiende Crocus is afkomstig uit de bergen van Turkije Kotschy’ s krokus.

De knollen zijn groot, plat en lichtbruin gekleurd, niet netvezelig.

Door de dunne huid zijn de knollen vrijwel kaal. De lichte zavelgronden rond Obdam zijn goed geschikt voor deze teelt. Knollen die afkomstig zijn van grove zandgronden zijn vaak lelijk. Na de teelt van deze krokus treedt nogal eens opslag op, omdat de klistervorming sterk is en de klisters snel loslaten.

26. Series Flavi.

Uit www.pacificbulbsociety.org

Crocus candidus, Clarke. (witachtig) De 3-4 bladeren zijn aan de randen zwak gewimperd.

Grote ronde bloemen met stompe bloemdekslippen zijn onbehaard en sneeuwwit, aan de buitenkant wat lila geaderd, oranje/gele keel, meeldraden zijn korter dan de helmknoppen, de oranje stempel is gespleten, maart/april.

Uit W. Klein Azië, heeft een niet ringvezelige knol. Is beschreven in1856.

Troad crocus.

3.9 Series Speciosi.

Uit L. Watson.

Crocus speciosus, Bieb. (opvallend of fraai) de prachtcro­cus, is de volgende herfstbloeier uit de eerste groep.

De bloei valt in september/oktober en het blad komt in het voorjaar.

De zeer grote bloemen zijn bekervormig, als fijn geslepen glaasjes, en staan te fonkelen in alle kleurnuances tussen zeer donkerblauw en alle metaalachtige glanzende, blauw violette tinten. Alle bloemen zijn donker geaderd met een oranjerode nerf, witte keel en meeldraden, gele helmknoppen en gedeelde stempel die oranje/rood is.

De meeldraden zijn wit en hebben grote en oranje helmknoppen. Van de stampers zijn de stempels draadvormig en donkeroranje gekleurd.

De knollen maken vrij vroeg in het bewaarseizoen lange pennen. Dit moet als een nadeel worden gezien omdat de kans op beschadiging tijdens verwerken en verzenden hierdoor nogal groot is. Groeit goed in de border en kan zich door uitzaaien goed vermeerderen en zelfs onder begroeide plaatsen voldoet het goed.

De speciosus knollen zijn vaak glimmend, meestal zonder huid en ringvezelig.

Een van de mooiste herfstbloeiers is de prachtkrokus die afkomstig is uit Zuidoost Europa tot in Iran. Is beschreven in 1808.

Naam.

Large autumn crocus, prachtkrokus.

Vormen.

Een van de donkerste, met een intensief blauwe kleur is de ‘Oxonian.’ De zeer grote bloemen worden gedragen door diep violetblauwe bloemstelen en ook hier zijn de oranje meeldraden en stamper echte blikvangers.

De ‘Artabir’, is geselecteerd uit de Kaukasische vorm en werd gebracht in 1896 door Max Leichtlin, kweker liefhebber te Baden-Baden. Deze karaktervolle plant heeft lichtblauw getooide bloemen waarin de donkere nerven afsteken.

De cv. ‘Cassiope’,, met grote en metaalblauwe bloemen en diep metaalblauwe nerven op een witte grond. Van binnen is het bloempje lichter dan de buitenkant en bespren­kelt met een vleugje parfum dat laat in de herfst, oktober, de neusvleugels beroert. In 1913 kwam een witte vorm, de ‘Albusռ’,, met een gele keel.

Pollux’, met mooie lila/violet kleurige bloemen is gewonnen door C. G. van Tubergen Jr. uit Haarlem.

‘Aitchisonii’ verschilt van het type door de grotere en iets donkerder gekleurde bloemen, de grootste van alle herfstbloeiende krokussen.

Soorten, die verder nog op kleine schaal in Nederland worden geteeld zijn o.a.: Crocus goulimyi, Crocus ochroleucus, Crocus pulchellus, Crocus salzmannii en Crocus karduchorum.

32. uit www.srgc.org.uk

Crocus laevigatus, Bory. & Chaub. (glad) De 4-5 bladeren komen na de bloei.

De 1-3 bloemen zijn welriekend, op een witte grond geheel purper/rood geaderd en gestreept, gele keel en meeldraden, witte helmknoppen, gedeelde stempel die oranje/geel is in oktober/november.

Bloeit in de wintermaanden. Deze soort wordt ook wel bij de voorjaarsbloeiende species opgenomen.

Knol is niet netvezelig. var. fontenayi wordt nog wel geteeld.

Komt uit Griekenland en Kreta en is beschreven in 1838.

35. Uit L. Watson.

=Crocus nudiflorus, Sm. (naakt bloeiend) De 2-3 bladeren komen in het voorjaar na de bloei.

Bloemen zijn warm purperkleurig, witachtige keel en meeldraden, gele helmknoppen, gedeelde en oranje stempel, bloeit na speciosus in oktober/november.

Vormt uitlopers, knol is niet netvezelig.

Uit W. Frankrijk, Pyreneeën en N. Spanje. Is beschreven in 1798.

Naked flowered crocus.

38 Series speciosi.

Uit www.whiteflowerfarm.com

Crocus pulchellus, Herb. (fraai, aardig) De onbehaarde bladeren verschijnen in het voorjaar na de bloei.

Kleine en prachtige lila bloemen die van binnen purper geaderd zijn met oranje/gele keel en gele, behaarde meeldraden, witte helmknoppen, oranje stempel is gedeeld in september/november, met ringvezelige knol.

Uit de Balkan en Klein Azië. Is beschreven in 1670. ‘Zephyr.’

Mount Athos crocus.

Groep 2. de voorjaarsbloeiende vormen.

Groep 3 en 4 vinden we voornamelijk in de tuinen.

=Crocus chrysanthus, Herb. (goudbloemig) De 5-7 bladeren zijn gewimperd.

De 1-3 bloemen zijn stervormig. De kleur van de naar boven afgeronde bloemen is vlak oranje/geel. De drie buitenste bloembladen zijn aan de buitenkant vaak donkerder gekleurd, met brons of purper overgoten of dragen vedertekening. De keel is glanzend geel en de zwart behaarde meeldraden en oranje stijl. In de barre tijden vanaf februari kunnen we deze vrijwel haast tedere bloemen in de tuin verwachten.

Knol is ringvezelig.

De goudkrokus, die in zijn wilde vorm in zuidoost Europa en Klein Azië groeit en een ouder is van vele tuinkrokussen.

De goudkrokus is ca. 1841 ingevoerd.

Dit is wel de meest variabele van allen, soorten en de var. ervan zijn dan ook talrijk Van deze natuurlijke kleuren uitgaande werden door selectie een aantal soorten verkregen die zo in vorm en kleur van elkaar afwijken dat hun gemeenschappelijke oorsprong haast niet te geloven is. Een bewijs hiervoor is dat hier wel meer dan 90 cv’s van bestaan. De meeste hiervan zijn vroegbloeiend. Deze bekoorlijke en rijk bloeiende krokussen zijn vrijwel even belangrijk in de tuin als de grootbloemige krokussen. Ze zijn onverslaanbaar voor het gebruik in de wilde tuin.

De oorspronkelijke Crocus chrysanthus is wat op de achtergrond geraakt.

Snow crocus of golden crocus.

Vormen.

De Engelse veredelaar E.A. Bowles Esq te Waltham Cross, 1865-1954, heeft zich hiermede verdienstelijk gemaakt. Hij gaf zijn aanwinsten meest vogelnamen zoals bijvoorbeeld ‘Bullfinch’, Verder de ‘Golden Phaesant’, in goudgeel, ‘Moonlight’, zacht zwavelgele bloemen, ‘Yellow Hammer’ met heldergele bloemen die aan de buitenkant mooi geveerd zijn.

Ook ons land is een centrum voor vernieuwingen, waarvan natuurlijk van Tubergen, C. M Berbee, G. Hageman, P. de Jager en P. van Eeden de belangrijksten zijn.

‘E. A Bowles’, is gewonnen door van Tubergen met zeer grote prachtig botergele bloemen met purper geveerde nerven. ‘Zwanenburg Bronze’, is in gesloten toestand is de knop bruin, de buitenste bloembladen zijn brons bruin met gele aderen, de oranje gele kleur van de binnenkant is in contrast hiermee.

Een van de meest gekweekte is de cv. ‘Dorothy’.. Zijn lichtgele bloemen zijn aan de buitenkant bronsachtig gestreept. Deze soort wordt in belangrijkheid gevolgd door ‘Cream Beauty’. Hier zitten de kleine en fijne ronde bloemen op een korte steel. De zacht room/gele bloemen, waarvan de basis met grijs/brons is besprenkeld, bezitten een donkerder en purperen middennerf.

‘Blue Pearl’, is zacht en delicaat blauw op een bronzen basis, aan de buitenkant licht lobelia blauw dat zich verdiept naar het brons/gele basis.

In belangrijkheid wordt die gevolgd door de donkergele ‘Saturnus’, die aan de buitenkant donker purper gestreept is. Dit is een zeer vroegbloeiende.

De ‘Blue Bird’, dit blauwe vogeltje heeft relatief kleine bloemen met een duidelijk onderscheid in de beide bloemenkransen, de drie buitenste zijn van buiten krachtig violetblauw met witte rand en de drie kleinere binnenste zijn wit men een bronzen basis. Alle bloemblaadjes zijn aan de basis van binnen en buiten met een geelachtig grijs overtrokken. In de kleur contrasteert de oranje nerf.

Crocus x hybridus Petr. = kruising van biflorus x chrysanthus die in groei en bloeiwijze tussen beide ouderplanten in staat. In kleur variëren ze sterk, van binnen meestal zwavelgeel tot licht geel en vaak blauw gevlamd, aan de buitenkant meer of minder blauw getint. De meeste vormen vertonen de zwart behaarde helmknoppen van chrysanthus.

‘Blue Jay’, is van binnen licht purper/blauw op licht gele grond en aan de buitenkant prachtig donker violet/blauw. Gewonnen door E.A. Bowles Esq te Waltham Cross.

‘Lemon Queen’, met mooie citroen/gele bloemen is gewonnen door Messrs Barr & Sons, kwekers te Taplow, Engeland.

7. Uit Redoute.

Crocus biflorus, Mill. (tweebloemig) Opstaande bladeren.

Bloemen staan met 1-3 bijeen, gele keel en de binnenste bloembladen zijn wit of lila, aan de buitenkant zijn ze opvallend purper of bruin gestreept, meeldraden zijn zwak behaard en korter dan de gele helmknoppen, stempel is oranje/rood in februari/maart.

Op grond van zijn verspreiding treden natuurgewijze veel afwijkingen op in bloemkleur die cultuurtechnisch opgepakt en versterkt werden. De kleur varieert nu tussen wit en zacht lila, vaak met purperen strepen.

Knol in ringvezelig.

Groeit in Italië, Balkan en verder tot in Klein-Azië. Is beschreven in 1629. Subsp. biflorus.

Naam.

De Schotse crocus en in Engels Scotch crocus of two flowered crocus, Frans safran Ecossais; Schots, Duitse Schottischer Krokus.

Vormen.

De subsp. biflorus (Crocus biflorus ‘Parkinsonii’, is aan de buiten­kant matgeel/wit en gedistingeerd purperrood gestreept. De binnenste bloemblaadjes zijn wit tot lila op een oranje/gele keel.

De belangrijkste vertegenwoordiger hiervan is ‘Miss Vain’, wit en purper gestreept.

‘Weldenii Fairy’, is sprookjesachtig wit, op een purperen voet, met aan de buitenkant een grijze tint.

‘Adamii’, (J. Fried. Adam, Russische botanicus) verschilt doordat de buitenkant van de bloemdekslippen donker violetachtige strepen heeft.

‘Argenteus’, heeft smallere bloemdekslippen en is van binnen zacht lila kleurig.

‘Weldenii’, (Ludwig von Welden, Oostenrijkse plantenliefhebber) met kleinere bloemen die van het type zijn van binnen wit en aan de buitenkant zacht violet, zuiver witte keel.

12 Series Reticulati.

Uit Curtis botanical magazine.

Crocus sieberi, Gay. (Fr. W. Sieber, Oostenrijkse botanicus, gestorven in 1844) De 4-7 bladeren zijn niet behaard.

Bloemen zijn aardig lila/blauw met oranje keel, meeldraden zijn wat behaard en korter dan de goudgele helmkoppen, stempel gaaf tot wat gedeeld en oranje in februari/maart.

Knol is netvezelig.

Uit Griekenland en

Kreta is beschreven in 1831.

‘Versicolor’, heeft witte bloemen die aan de buitenkant purper gestreept zijn en driedelige stempel. Behalve de oorspronkelijke soort worden selecties of hybriden geteeld onder andere ‘Violet Queen’, en ‘Firefly’.

Sieber ‘s krokus.

14 Series Verni.

Crocus vernus, All. (voorjaar bloeiend) De 3-4 bladeren zijn onbehaard.

Meestal alleen staande bloemen met smalle bloemdekslippen, vrijwel vlak en 4-5 maal zo lang als breed, wit en meestal violet gestreept, witte en behaarde keel, stamper iets korter dan de meeldraden en zelden even lang, gele helmknoppen in maart/april.

Knol is netvezelig.

Groeit wild in de Alpendalen, de bergen van Z. Duitsland en Z. Europa, van de Pyreneeën af tot in Tsjecho-Slowakije. Is beschreven in 1785.

Var. albiflorus verschilt door de zuiver witte bloemen.

Var coeruleus heeft violet/blauwe bloemen.

Var. siculus (uit Sicilië) heeft zeer kleine witte bloemen die van binnen blauw geaderd zijn.

Var. violaceus verschilt door de violetkleurige bloemen met smallere bloemdekslippen.

De kleur varieert in tinten tussen wit en purper of gestreept, maar er komt geen geel voor. Dat geldt ook voor de kruisingen die door hybridiseren of selectie uit de soort en variëteiten gekomen zijn. De zo geschapen soorten worden als grootbloemige, Hollandse krokussen of soortkrokus over de wereld verkocht. Ze komen voor in de kleuren blauw, als Delfts blauw, als blauwe ogen in het gras, in purper als een koningsmantel of als de hemel bij zonsondergang en wit als de Mont Blanc. Een combinatie tussen die kleuren vormen de bonte.

De knol en bloem zijn groter dan de wilde maar bloeien iets later.

Voorjaarskrokus, spring crocus.

Naam, etymologie.

Over andere soorten zonder saffraan (Dodonaeus) ‘Al deze kruiden mogen zeer goed de naam van wilde saffraan voeren, in het Latijn Crocus silvestris, gemerkt dat ze wild zijn en nergens toe nuttig. Ze zijn eensdeels uit Itali gezonden en eensdeels uit Spanje en zijn hier te lande in de hoven van de liefhebbers zeer vermenigvuldigd geweest en dat alleen door het toedoen en vlijt van de zeer geleerde Carolus Clusius.’

Dodonaeus (a) ‘De eerste heet in het Latijn Crocus silvestris autumnalis, dat is wilde saffraan die in de herfst bloeit, andere noemen het Crocus montanus, dat is bergsaffraan, de Portugezen noemen die pie de borro. Diergelijk is ook de bergsaffraan daar Theophrastus in zijn zesde boek van spreekt en zegt: Ԥe saffraan en zowel de bergsaffraan als de tamme is zonder reuk, dan ze bloeien beide in de herfst met de eerste vallende regen.’

Dodonaeus (b) ‘De tweede soort heet in het Latijn Crocus silvestris major Vernalis prior: dat is eerste soort van grote wilde saffraan die in de lente bloeit.’

Dodonaeus ‘De derde is Crocus silvestris major Vernalis alter, in het Diets tweede soort van grote wilde saffraan die in de lente bloeit.’

Dodonaeus (d) ‘De vierde heet Crocus silvestris Vernalis minor primas, of eerste soort van kleine wilde saffraan die in de lente bloeit..’

Dodonaeus (e) ‘De vijfde, Crocus silvestris Vernalis minor secundus, dat is tweede soort van kleine wilde saffraan van de lente en omdat ze dubbele wortels heeft als de Gladiolus wordt het van sommige gehouden voor de Pition of Bolbine of ook Kyix daar Theophrastus van vermaant in zijn 7de boek.’

Dodonaeus (f) ‘De zesde soort mag men de derde soort van kleine wilde vroege saffraan noemen, in het Latijn Crocus silvestris Vernalis minor tertius.

Plinius verhaalt ook ettelijke soorten van saffraan in het 5de kapittel van zijn 19de boek en zegt aldus: ‘De Grieken hebben deze soorten van saffraan gekend en onderscheiden, te weten Bulbine, Setanion, Pytion en Acrocorion. Maar gemerkt dat hij er anders niets van zegt en alleen de namen verhaalt is het ons onmogelijk te raden welke soorten bij de ouders bekend mogen geweest zijn.

Saffraan van de lente met brede bladeren en witte bloemen, in het Latijn Crocus vernus latifolius albo flore. (er waren ook purperen, gespikkelde en andere vormen) De eerste, tweede en vierde soort van deze vroege saffraan groeit in Zwitserland en zijn daar Hutrieff en Leifrat genoemd. Saffraan van de lente met gele bloemen en brede bladeren is in het Latijn genoemd Crocus vernus latifolius flavo flore. Deze gele soorten zijn uit Turkije gebracht en heten daar sari safran.’

Crocus vormen, grootbloemige tuinkrokussen, ideaal crocus of Hollandse crocus hybriden, heten in Engels Dutch crocus of botanical crocus, Frans crocus of crocus botanique, safran des fleuristes of safran printanier; lente, Duitse Krokus of botanische Krokus, Bisschoffscrocus in Holland, Hutreif in Zwitserland, wald Saffer, Saffran bij Fuchs, Schneeglocklein, Vater und Mutter en kleine Zeitlose, zie Colchicum.

Matthiola: ‘Men vindt ook ettelijke vormen van de wilde saffraan welke het meeste delen op grote bergen groeien, ettelijke hebben witte, ettelijke licht purperkleurig of ook blauwe bloemen van die dat meeste deel in voorjaar bloeien. In Jura monte noemt men ze Leifrat en aan andere bergen in Zwitserland Hutreiff.’,

Gebruik.

Het is van de eerste gewassen die een heldere kleur geeft, het voorjaar verlicht en de mensen weer vrolijk maakt. Een plezierig eigenschap is, dat als je de Crocus ziet bloeien dat dan de zon schijnt, ze bloeien namelijk alleen met zonneschijn. Veel minder is bekend dat hier ook mooie herfst bloeiende soorten van zijn.

De voorjaarskrokus, vooral de zogenaamde grootbloemige Hollandse soorten in al hun kleurvariaties, maar ook de Hollandse gele Crocus is een begrip. De krokussen zijn zeer rijk bloeiend en groeien compact. Ze zijn geschikt voor perken, in het gras en voor verwildering onder struiken. De verwildering is maar beperkt en een enkele Crocus zaait zich goed uit, meestal worden de bosjes steeds dikker door de aanwas van bijbolletjes.

De Crocus is maar een bescheiden gewasje, vergeleken met de pracht en grootte van zijn broers. Maar de Crocus werkt met verfijnde middelen en heeft een bloem als een fijn geslepen glaasje dat in het voorjaarslicht fonkelt als het wit van de Mont Blanc, in het geel als een kanarie, in blauw als een Delft blauw kannetje, in purper als een koningsmantel.

Er zijn vele soorten waarvan maar een klein gedeelte in de tuin gebruikt wordt. De hoogte varieert van 10-20cm.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Sommige gebruiken de wortels van de wilde vroege saffraan met brede bladeren om van buiten op het geslacht te leggen en zeggen dat ze daarmee de plas gemakkelijk laten voortkomen, hoe dik en rauw dat die ook is. Ze worden ook gebruikt om de gezwellen van de waterzuchtige te genezen, schrijft dezelfde Clusius, en trekken uit al hetgeen dat in het lichaam of gewonde leden steekt.’

De Hollandse krokussen worden veel geplant in gazons, maar worden dan door maaien ernstig benadeeld omdat het blad er wel tot juli op blijft.

Sagen.

Een legende verhaalt dat toen Venus de prijs van schoonheid wilde verdienen ze zich opdoste met bloemengeuren waarin Aphrodite was gehuld. Volgens een andere legende dat, toen de drie godinnen om het oordeel van Paris kwamen, aan hun voeten krokussen opengingen als een brandend vuur. Zo weerspiegelt de Crocus van de eerste tijden af aan een lieflijk karakter. Zo lezen we in ҁn early calendar of English flowers:

‘The crocus hastens to the shrine,

Of primrose love on St. Valentine’. (primrose betekent hier vroeg)

De bloem van de H. Valerianus, 14 februari, is de lente saffraan, die nu volop in bloei staat.

In Engeland heet de bloem flower of St. Valentine.

Crocus vernus was, in tegenstelling tot zijn erotische karakter, een begrafenisbloem. Het is lang een favoriete bloem geweest die geplant en gestrooid werd op graven. Deze lieflijke kleine bloem barst in een zonnig uur uit zijn wintertombe. Het is een mooi embleem van de blijde hoop op eeuwigheid.

Naar zijn vroege bloei wordt deze Crocus gewoonlijk als embleem van ongeduld gezien en jeugdige blijheid, net als zijn kleine elfenbruid, de snowdrop. Het bloemke maakt zijn weg door de koude en harde winter zodat het door velen bestemd wordt als een teken van hoop en vriendschap in tegenspoed.

Soortkrokus.

De groep soortkrokus is verreweg de belangrijkste groep. Ontstaan uit kruisingen van vernus x neapolitanus en mogelijk nog andere soorten. In groei en bloeiwijze lijken ze op vernus maar hebben de grote bloemen van napolitanus.

Hier zijn tientallen cv’s van, in 1774 werden er al 20 ver­meld.

In kleur variëren ze van wit, blauw en purper, terwijl vele gestreept zijn. Elk zaaisel brengt nieuwe afwijkingen waardoor het aantal benaamde tuinvormen zeer groot is, de verschillen zijn vaak maar klein en soms alleen door directe vergelijking na te gaan.

De soortkrokus is zeer geschikt voor vervroeging (bloei vanaf eind december) en voor tuinbeplanting. Ze worden naar de kleur onderverdeeld in: blauw, wit, bont en geel.

De bekendste soort is ‘Remembrance’, een aandenken. De kleur van de bloembladen wijst op een donkerpurper met een zilveren glans dat zich naar de basis verdiept en meer lakglanzend wordt. Heeft prachtige, grote en ronde bloemen. Dit is een van de eerst bloeiende die mooi gecombineerd kan worden met de gele Crocus. Gewonnen door W. J. Eldering & Zn te Overveen. Die bracht ook ‘Jubilee’, in glanzend violet/blauw en ‘The Bishop’, in donker purper/blauw.

De cv. ‘Flower Record’, is in belangrijkheid de tweede beste blauwe, met licht spectrum/violette bloemen en een donkere basis. Is zeer goed geschikt voor vervroeging en potcultuur.

Op de voet wordt die gevolgd door de ‘Grand Maitre’. Hiervan zijn de middelgrote bloemen van een zee/lavendel/violette kleur met een zilveren gloed en een lichtere rand. Middelvroeg en rijk bloeiend.

‘Enchantress’, is lichtpaars met een zilverachtige glans overtrokken op een donkere voet, middenvroeg en rijk bloeiend.

‘Purpureus Grandiflorus’, egaal in paars op een purperen voet, een mooie ovale bloem, middelgroot en rijk- en vroegbloeiend.

De cv. ‘Vanguard’, (voorhoede) draagt zijn naam met recht en bloeit zeker als voorbode van deze soorten, vrijwel gelijk aan de gele krokussen. Ook is die ideaal voor verwildering en potcultuur. De bloemen zijn slank en niet zo groot en benaderen de wilde vorm nog het meest. De bloem heeft een helzilverig lila buitenkant, van binnen is het zacht ageratum blauw.

‘Pickwick’, is de beste bonte vorm. Dit is een ronde, middelgroot bloemige vorm met een opvallende blauw violette kleur op een grijswitte grond, aan de basis intensiever gekleurd. Middelvroeg en tamelijk rijk bloeiend.

Լb>King of the Stripedռ/b>, komt in koninklijk paars dat met lichte strepen verdeeld is, donkere voet, middelvroeg en tamelijk rijk bloeiend.

‘Jeanne D’Arcռ’, is een van de beste zuiver witte var. met een diep purperen basis. In de grote, ronde bloemen geven de oranje/gele meeldraden een fraai contrast. Lange bloem, vroeg- en

rijk bloeiend.

De ivoor/witte ‘Peter Pan’, is een zeer groot bloeiende met aan de buitenkant korte lila strepen en aan de binnenkant kleine lila strepen, opvallend is de driedelige rode stempel. Middelvroeg en tamelijk rijk bloeiend.

M. van Waveren & Zn uit Hillegom bracht de witte en paars geveerde ‘Pallas’, en de ‘White Lady’, in wit met oranje stamper, ‘Kathleen Parlow’, sneeuwwit met oranje meeldraden.

Gele crocus. Series Flavi.

Uit J. Sturm, www.BioLib.de

Meer geschikt hiervoor is Crocus flavus, Weston. (geel) ‘Golden Yellow’. Hiervan sterven de bladeren al vroeg, in juni, af.

Opstaande bladeren die gewimperd zijn

Grote goud/gele bloemen die aan de buitenkant bruin gestreept zijn, bloembuis is heldergeel, keel oranje/geel, meeldraden zwak behaard en afstaand, korter dan de helmknoppen, stempel gaaf en geel, maart/april.

De knol is niet netvezelig.

Stamt uit Transsylvanië tot Klein-Azië en Griekenland.

‘Luteus’, is de Hollandse gele Crocus. Een oude cultuurvorm die van het type verschilt door de iets minder felgekleurde bloemen die even later verschijnen.

Deze Crocus heeft eigenlijk geen rivalen. Het is de bekende populaire gele, met het geel van glanzend koper. De blijdste van alle voorjaarsbloemen die met zijn zonnige gezicht lacht naar de vrije hemel. Het is de bloem van Aurora die niet alleen de kleur weergeeft van het vroege morgenlicht zoals de zon in het oosten opgaat en je omstraalt met een gouden schijf, maar ook een van de zoetste lenteboden. Dit is de Hollandse gele Crocus met een kleur als een kanarie.

Opvallend is bij deze krokus dat de meeldraden boven de stempel uitsteken. In het voorjaar willen de vogels wel eens van de gele gloed snoepen en vernielen zo de bloemenpracht. Dit kunnen we tegengaan door wat zwart garen vlak boven de bloemen te spannen.

Excellent voor potcultuur, maar moet wel koel gekweekt worden.

Naam.

Crocus geel, goudgele Crocus, Engels Dutch crocus, large yellow crocus, yellow of yellow Mammoth, Dutch Grosse Gelbe Gartenkrokus of Krokus gelb, Frans safran grand jaune, crocus jaune; geel.

Historie.

De Grote, Geurloze, Gloeiende Gele wordt al gecultiveerd sinds de 17de eeuw.

De eerste Crocus in onze landen kwamen van de ambassadeur in Turkije, A. Ghislain de Busbecq, in 1560. Een paar bollen werden naar Carolus Clusius gestuurd naar de botanische tuin te Leiden. Rond 1620, de datum van Ambrosius Bosschaert ‘s schilderij, waren er al nieuwe var ontwikkeld als crèmekleurige die geveerd was met brons, zoals ze er nog zijn.

De Engelse botanist Gerard kende deze gele al voor 1597 waar hij het in Londense tuinen aantrof.

Stamt waarschijnlijk van Crocus flavus (Crocus aureus) af. Dit is een zeer vroegbloeiende wilde vorm uit de Balkan, Klein-Azië. Dit is waarschijnlijk de vorm waarvan Homerus zegt’. De vlammende krokus laat de bergen gloeien.’ Het is Sophocles Crocus van gouden stralen, de ochtendster van alle bloemen.

Groep 12 Series Reticulati.

Uit Redoute.

Crocus angusti­folius, Weston. (smalbladig) met netvezelige knol. Die heette vroeger Crocus susianus, Ker-Gawler. (Susa, de oude hoofdstad van het Perzische rijk) is beschreven in 1605.

Meestal met 6 gewimperde bladeren.

Deze heeft kleine en diep goudoranje bloemen met aan de buitenkant een donkere veerachtige tekening. In gesloten toestand vallen ze door de donkere buitenkant vrijwel niet op, begint de zon echter te schijnen verlichten ze in volle bloei de tuin. De bloei valt in februari. De helmknoppen van de meeldraden en de stempels van de stamper zijn oranje, oranje keel, meeldraden zijn behaard en iets korter dan de gele helmknoppen, stamper is langer dan de meeldraden en de stempel is bijna gaaf.

De kogelronde bollen zijn door een grove huid omgeven.

De goudbrokaatkrokus is afkomstig uit de Kaukasus, Krim en noordoost Turkije. Deze plant werd in 1587 vanuit Constantinopel naar Clusius gezonden en kwam in oude Engelse en Hollandse tuinen voor.

Naam.

Goudbrokaatkrokus, goudlakense krokus of kleed van goud, Engelse cloth of gold, Duitse Goldlackkrokus, Fransew safran drap d’or.

9 Series Versicolores.

Uit www.odysseybulbs.com

Crocus versicolor, Ker-Gawl. (veranderende of verschillende kleuren) Meestal met 6 bladeren.

Is opvallend welriekend, binnenste bloemdekslippen zijn wit met paars geveerde strepen, buitenste bloemdekslippen zijn witachtig met brede donker purper/blauwe strepen en aan de binnenkant meer licht paars gestreept, geel of witte keel, meeldraden zijn even lang als de stamper, stempel is gaaf tot gedeeld en oranje in maart/april.

Knol is niet netvezelig.

Uit Z.W. Alpen en Z. Frankrijk. Is beschreven in 1794.

Vormen.

Uit deze soort is de cv. ‘Picturatus’, geselecteerd. Die wordt wel de zilverlakense krokus genoemd naar de witte bloemen die paars geaderd zijn.

Naam.

Zilverlakense krokus, de Duitse Silberlackkrokus en Engelse cloth of silver crocus, zo ook Franse safran drap d’argent.

Groep 14

11 Series Verni.

Uit en.wikipedia.org

Crocus tommasinianus, Herbert. Die is zo genoemd door Dean Herbert naar zijn vriend Signor Tomasini uit Triest. De spelling behoort ook met 1m en 1 s te zijn.

De 3-5 bladeren zijn zeer smal.

De grondkleur is donker violet/blauw en onderscheidt zich van C. vernus door de glanzende keel. Interessant is de binnenkleur van bloembladen die meestal donkerder gekleurd is dan de buitenste bloembladen, van licht lila tot diep rood purper. De buitenkant is vaak zilver of crème achtig. Er zijn enkele kleurvarianten in de tinten wit, roze, violet, blauw tot purper. Dit is een van de vroegst bloeiende en soms al in januari.

Deze charmante soort zaait zich goed uit zodat men die goed kan laten verwilderen.

Knol is netvezelig.

Stamt uit Balkan en werd in 1847 ingevoerd.

Duitse Elfenkrokus. Boerenkrokus, Fries boerekrookje, Tomasini' s Crocus.

Vormen.

De oorspronkelijke soort wordt bijna niet meer geteeld, wel selecties hieruit, onder andere;

De cv. ‘Barr’s Purple’, heeft grote amethist/violette bloemen.

‘Ruby Gian’, heeft feestelijke en diep violette bloemen met lichtere basis en een lichte rand. In deze groep heeft het de grootste bloemen.

‘Whitewell’ in purper.

Overige.

5. Series Reticulati.

Uit www.bbc.co.uk

12. 6 Series Orientales.

Uit www.biblio.tu-bs.de

Crocus korolkowiietru, Maw. & Rgl. (N.I. Korolkow, gouverneur van Fergana, Turkestan)

De 10-12 bladeren zijn smal, sterk omgebogen en liggen meestal op de grond.

Mooie oranje bloemen die aan de buitenkant bruin gekleurd zijn, oranje stempel en meeldraden recht opstaand in februari/maart.

Knol is niet netvezelig.

Uit Turkestan,. Is beschreven in 1880.

15. Series Verni.

Uit www.srgc.org.uk

Crocus etruscus, Parl. (Toscane of uit Etrurie) Deze heeft blauwpaarse bloemen. De keel is geel behaard en de helmknoppen en de stempels zijn oranje.

Afkomstig uit Centraal ‑ Italië. Is beschreven in 1876.

Etruskerkrokus.

Hieruit is door de Fa. Tubergen Crocus ‘Zwanenburg’, gewonnen met licht ­blauwpaarse bloemen, die van buiten wat grijs zijn. Ze is mooier dan de oorspronkelijk C. etruscus.

Uit www.treknature.com

Crocus heuffelianus, Herb (J. Heuffel, Hongaarse botanicus, 1800-1857) De 3-4 bladeren zijn behaard.

Bloemen warm paars en wit, stempel 3delig in maart/april.

Heeft een kleine kogelvormige, netvezelige knol die uitlopers vormt.

Uit Roemenië en Hongarije.

‘Albiflorus’, heeft zuiver witte bloemen.

17. Series Versicolores.

Uit L. Watson.

Crocus imperati, Ten. (F. Imperato, Italiaanse apotheker en botanist uit Napels, 1550-1625) Meestal 4 bladeren.

Zeer grote en geurende bloemen met lila bloemdekslippen die aan de buitenkant geelachtig zijn, met 3 violet geaderde strepen, keel is oranje en meeldraden geel, helmknoppen zijn oranje/geel en de stempel oranje in februari/maart.

Knol is niet netvezelig.

Is afkomstig uit Zuid ‑ Italië. Is beschreven in 1830.

Imperati ‘s crocus.

Bijbel.

Crocus cancellatus, ‘Damascenus’ G. Maw. (met een rooster, getekend patroon) is grijs/blauw. Crocus hyemalis, Boiss. (behorende tot de winter) (Series Flavi) De wintercrocus is witachtig met lila banden van binnen en een gele bodem. Crocus vitellinus, Wahlenb. (dooier van een ei, de kleur) (Series Flavi) Is oranje/geel en Crocus zonatus, J. Gay (met zones) in licht lila, komen in Israël voor.

Hooglied 6: 4 ‘Schoon zijt gij, mijn liefste, als Tirza, lieflijk als Jeruzalem.’

Door Moldenke wordt aangenomen dat met het woord Tirzah in Hooglied een bloem bedoeld wordt. Omdat de vers begint met een speech van een man aan zijn meisje wordt aangenomen dat er geen stad bedoeld wordt, maar een bloem en noemt de Moffatversie: ‘Schoon zijt gij, mijn liefste als een krokus, liefelijk als een lelie der dalen.’

Dan niet de saffraan, de karkom, maar een ander soort.

Potcultuur.

De blauwe, witte en bonte soortkrokus lenen zich het beste voor het vervroegd in bloei brengen. Geplant in potten kunnen ze na de juiste koude behandeling vanaf begin december in de verwarmde kas worden gebracht voor het in bloei trekken. In blauw is ‘Flower Record’ en in wit ‘Jeanne d’Arc’ het gemakkelijkst voor Kerstmis in bloei te krijgen. Dit kan ook wel met de andere cultivars, maar voor alle soort Crocus geldt dat de koude behandeling zeer precies moet worden toegepast. Gele krokus is niet geschikt voor ‘Kerstbloei’, omdat een goede bloei pas vanaf half januari mogelijk is. Dit geldt ook voor de vele species. Deze bloeien buiten het eerst, maar als je probeert ze voor Kerstmis in bloei te brengen, is het resultaat matig.

De minimale koude behoefte voor krokussen is 12 weken, Meestal zal men (vooral voor de vroegbloei) echter streven naar 15 weken 9C vanwege de betere resulta­ten en de kortere kasperiode. Voor bloei in diverse perioden zijn de behandelingen als volgt.

Bloei vanaf tweede helft december: Direct na het rooien een temperatuurbehandeling geven van 1 week 34C + 2 weken 20C + 17C tot ongeveer 10 augustus + 9C tot het inhalen. De knollen worden begin oktober opgepot. Na 15 weken 9C zullen de krokussen na ongeveer drie weken bloeien. Indien niet direct na het rooien 1 week 34C gegeven kan worden, past men behandeling b) toe.

Bloei eind december ‑ begin januari: Na het rooien een temperatuurbehandeling geven van 3 ‑ 4 weken 20C + 17C tot ongeveer 10 augustus + 9C tot het inhalen. De knollen worden begin oktober opgepot. De kastemperatuur houdt men gedurende de eerste 2 weken op 15 ‑ 16C, daarna mag de temperatuur omhoog naar 18C.

Bloei tweede helft januari ‑ eerste helft februari: De volgende temperatuurbehandeling toepassen: 20C tot begin augustus + 17C tot het planten (eerste helft oktober) Na het planten 9C tot het inha­len.

Bloei tweede helft februari ‑ eerste helft maart: De volgende temperatuurbehandeling toepassen: 20C tot tweede helft augustus + 17C tot het planten (tweede helft oktober) Na het planten 9C tot het inhalen.

Bloei vanaf half maart: De volgende temperatuurbehandeling toepassen: 23C tot eind september + 20C gedurende oktober + 17C tot het planten (eind november) Na het planten 9C tot het inhalen.

Wanneer de koude periode langer duurt dan 12 ‑ 15 weken is het beter de koeltem­peratuur na 12 weken te laten zakken tot 5C. Bij bloei vanaf half februari en/of na een koelperiode langer dan 15 weken, neemt de kasperiode af van 3 naar 2 weken. Bij bloei in maart is de kasperiode nog iets korter.

Potten met geplante krokussen zijn ook goed in een bewortelingsruimte te bewaren. Om het omhoog groeien van de knollen te voorkomen, moet er een laagje van ca. 3 cm scherp zand op de knollen worden gebracht.

Huisbroei.

Voor de huisbroei kunnen de knollen worden geplant op bakjes met fijn grind en in bloempotten met grond of in zogenaamde krokuspotten met grond. Krokuspotten zijn potten met gaten in de zijwanden. In beide gevallen moet je begin oktober opplanten, ongeveer 2 cm diep in gewone en goede tuingrond. Daarna kunnen de bakjes of potten in een donkere en goed geventileerde ruimte (kast of kelder) worden geplaatst. Gedurende 12 weken moet de temperatuur in deze ruimten 10C of iets lager zijn. Bij hogere temperaturen treedt later verdroging van de bloemen op. Er dient regelmatig gegoten te worden.

Zet de bakken of potten pas in een koele kamer (ca. 13C) vlak bij het raam (niet in de volle zon), als de knollen minimaal 12 weken koude hebben gehad. De pennen kunnen dan reeds vrij lang zijn, bijvoorbeeld 6 a 7 cm en je kan voelen dat de bloemknoppen reeds vrij ver boven de knol in de pennen zitten. Het pengedeelte dat zich vlak boven de knol bevindt, vertoont dan een insnoering. Bij de genoemde temperatuur (ca. 13C) komen de bloemen snel uit. Een hogere temperatuur geeft wel bladontwikkeling, maar verdroogde bloemen. De grond moet vooral vochtig worden gehouden.

Als geen koele ruimte beschikbaar is om de koude behandeling te geven, kan je de bakjes of potten ook ingraven in de tuin of op een balkon of platje zetten. In beide gevallen moeten de potten tijdig worden afgedekt tegen vorst.

De herfstbloeiende Crocus zonatus is zonder speciale behandeling op bakjes met grind en zelfs als droogbloeier (in oktober in een koele kamer) tot bloei te brengen.

Zet krokussen nooit in een te warme kamer, evenmin in de volle zon, wel in het licht. Vergeet niet om water te geven.

Planten.

Crocus is zeer geschikt voor tuinbeplanting. Ze kunnen op verschillende tijdstippen bloeien, de species in de herfst en het zeer vroege voorjaar en de soortkrokus in maart. Vooral met de species zijn mooie kleurencombinaties te maken. Krokussen kunnen vele jaren vast blijven staan.

Je plant ze in gazons (in het voorjaar bij het maaien van het gras het krokusloof sparen!) in border, rotstuin en in perken. Ook kunnen ze onder struiken verwilderen. Elke behoorlijke tuingrond is geschikt. Er moet geen verse mest worden gebruikt. In de winter is het goed ze iets te dekken.

Vogels richten in verschillende krokusrassen in het voorjaar soms grote schade aan. Ze pikken de knoppen weg. Zwart garen boven de planten spannen houdt de vogels in de tuin bij de krokussen weg. De gele krokus bloeit het eerst en daarna de overige soortkrokus. Species geven kleinere bloemen dan soortkrokus, maar ze bloeien zeer rijk.

De jonge bolletjes worden in het najaar tot eind november geplant. De plantdiepte is 6-7cm., de plantafstand 8cm., per vierkante meter zijn zo ongeveer 100 stuks nodig. De jonge bolletjes groeien op de oude en zouden zo, na jaren, boven de grond verschijnen. Dat dit niet gebeurt komt omdat er trekwortels aanwezig zijn die de bol op diepte houdt, soms wel enkele cm. per jaar. Die wortels zijn gemakkelijk te onder­scheiden van de anderen omdat ze groter en gerimpeld zijn.

Bolvorm.

De knol kan in vorm, grootte en kleur variëren en sommige bloeien al uit knollen van een paar cm. doorsnede, terwijl anderen de grootte van begoniaknollen kunnen benaderen. Doordat de huidschillen van de verschillende soorten anders kleuren en ook andere vormen bezitten, net- of huidvormig, kan dit ook als een onderscheidingsteken tussen de soorten gebruikt wor­den. De moederknol vergaat na de bloei en een of meer daarop zittende bloeibare dochters nemen het werk over.

Bladen.

Het aantal bladeren is afhankelijk van de bolgrootte. Bij de soortkrokus is dit twee tot vier en bij de gele krokus en species twee tot tien per pen. De bladeren krijgen na de bloei pas hun maximale lengte, soms wel 30cm. Er kunnen verschillende pennen op een knol zitten en hoe groter de knol, des te meer pennen. Een tot drie bloemen komen er per pen uit. Bij de gele krokus en sommige species kan dit wel oplopen tot acht of tien zodat een aantal van twintig bloemen per knol, van de grootste knolmaat, normaal kan zijn.

Zaden.

Uit de ogen van de knol ontspruit uit een vlezige schede het gewas en de bloemen. Als je bloemen ziet verwacht je ook zaden. Die zal je bij de krokus zelden zien. Bij het opruimen van het loof is het mogelijk dat je de bruinachtig gekleurde vruchtjes ziet liggen. Het zaad lag al die tijd daarvoor verborgen in de aarde en tijdens het rijpen van het zaad komt het stengeltje steeds hoger en barst tenslotte open zodat de zaden zich verspreiden kunnen.

Kleur.

De kleur van alle soorten laat zich op 2 grondtonen terugvoeren, geel en blauw. Een rode kleur zoals bij tulpen zal je vergeefs zoeken, toch zijn er in deze twee kleuren enorm veel nuances met een veelvuldige strepentekening mogelijk.

Onderling is er grote overeenkomst tussen de soorten waardoor determineren moeilijk is, er is verschil in bloemvorm, kleur, stuifmeel en de kleur van de nerven. Zelfs is er veel verwisseling met herfsttijloos, Colchicum. Crocus bezit als een irisplant steeds 3 stuifmeeldraden en zijn de bloemknoppen door meer of minder sluitbladen omhuld, het vruchtbeginsel is onderstandig. Het loof is smal en grasachtig, bevat meestal een witte middenstreep en komt met de bloei of vlak daarna. Colchicum heeft daarentegen, als lelieachtige, steeds een bovenstandig vruchtbeginstel boven de bloembasis. Het gewas van de Colchicum is in het voorjaar duidelijk verschillend en dit lijkt meer op een hyacint zonder bloemstengel.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl