Glyceria

Over Glyceria

Mannagras, vorm, grassen, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Vlotgras komt voor met 15 soorten, waarvan 2 inheems en deze beiden groeien in drassige plaatsen.

Moerasplanten die meerjarig zijn met open bloempluimen.

Glyceria soorten spelen een grote rol bij de vorming van laagveen.

Poaceae, grassen, Festuca klasse.

=Glyceria fluitans, R.. Br. (op het water drijvend)

Stengel met lange, smalle en licht groene bladeren die ruig zijn aan beide kanten, vaak gevouwen een de kiel.

Bloempluim is bijna opgaand, zeer lang en licht vertakt. Aartjes zijn dun en rondachtig, maar licht afgeplat, meestal met 2 of drie stuks bij elkaar in juli/augustus, groen en wit met purperen meeldraden.

Wortel is kruipend en meerjarig.

Zaden zijn groot.

Dit dikke en succulente gras groeit aan dijken en stilstaande wateren van Europa en N. Amerika. De lange en platte bladeren liggen vaak op het water en zijn een goed voer voor het vee, zodat ze er voor het water in gaan.

De plant groeit ook hier op drassige gronden. Kan in de zomer 1-2m hoog worden, in meer waterachtige plaatsen komen ze voor met drijvende bladeren.

Vooral deze laatste kan door zijn lange en smalle, groengele bladeren als sierplant bij de vijvers dienen. In 1897 werd er te Hazerswoude een goudbonte verscheidenheid aangetroffen, onder de naam liesgras, die geschikt is voor vochtige plaatsen.

In het voorjaar zie je dan de roodachtige knoppen verschijnen uit de waterige gronden en in de herfst verdwijnen ze weer met een rozeachtige kleur.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) Glyceria, Grieks glykys: zoet, een verwijzing naar de zoete smaak van G. fluitans.

(b)’De Hoogduitsers noemen dit kruid Himel dau, in het Latijn Caeli ros en daarom noemt Matthiolus het Mannae gramen, dat is hemels-dauw gras. Het schijnt een wilde en bastaard soort van hirs te wezen. Men gelooft dat het de Capriola en Sanguinaria van Lonicerus en Ruellius zou mogen zijn. Sommige menen dat dit het Gramen aculeatum van Plinius is, dan gemerkt dat hij er zeer weinig van vermaant daarom mag men dat niet verzekeren. De nieuwe kruidbeschrijvers hebben dit kruid voor een soort van Ischaemon of Gramen sanguinarium, dat is bloedgras, gehouden, hoewel dat ze beide wat steviger halmen hebben dan Ischemon, al is het dat er ook wel grootachtige soorten van Ischaemon gevonden worden zoals elders blijken zal. Lobel noemt de eerste soort van dit gewas Gramen Mannae esculentum, in het Italiaans gramigna di manna of capriola of sanguinella. Die wordt van sommige ook Ros caeleitis, dat is hemelsdauw, genoemd.’

De plant levert dan ook een soort manna, wat in Polen veel verzameld werd op de moerassige en drassige gronden, het wordt daar mannagrutzen genoemd. Dat manna wordt verzameld door met een zeef tegen de rijpe pluimen te slaan waardoor de zaden vanzelf in de zeef vallen. Hierna wordt het opgeslagen in manden en op droge plaatsen neergezet omdat vocht het manna spoedig bederft. Mannagras, Duits Mannagras, Polnische Grusse, Himmelsthau, of Suszgras, Franse manne de Pologne, herbe a la manna, Engels manna-grass, sweet grass, Poland manna, manna croup.

(b) Mannagras en zwenkgrassen, (Festuca) werden wel vlotgrassen, Engels float, floating of flote-grass, flooting sweet-grass, Duits Flotgras, Frans glycrie flottante genoemd, ze drijven in het water en zo;

Duits Flutender Schwaden, weisser manna of bohmischer Schwaden, Mannaschwingel, verder Entengras, Doppen, Schlabbegras, Swojegras.

Gebruik.

(Dodonaeus)’ Dan de Bohemers eten dat veel met vet vleessap gekookt, want zo gaar gemaakt is het een goede en zoete of aangename spijsծ

=Glyceria maxima, Holmb. (zeer groot) (Glyceria aquatica, Glyceria spectabilis) (water bewonend en opwindend) Overhangende en gladde bladeren zijn lijnvormig en geelachtig/groen, 1-1.5cm breed, aan de voet met ronde scheden, helder groen en op een punt uitlopend.

Opstaande stengels zijn dik.

Grote piramidale pluimen van 20-40cm lang met talrijke, lang eivormige, samengedrukte en 8mm lange, 5-8bloemige aren in juli/augustus. De dunne takjes van de aartjes zijn ruw.

Meerjarig.

Kan wel tot 2m. hoog komen aan de randen van en in de rivieren en meren.

Sterk groeiende inheemse plant met uitlopers. Het is een van onze hoogste en mogelijk mooiste grassen. Het doet denken aan de grassen van warmere gebieden en groeit meestal in overvloed. Het werd wel als veevoer gesneden en dan 3 maal per jaar geoogst.

Gedroogd werd het gebruikt als verpakkingsmateriaal en ook met andere gewassen op de daken van huizen gelegd.

Groeit in Eurazië.

‘Variegata,’ met geel gestreepte bladeren.

Naam.

Liesgras, Engels reed meadow grass, mannagrass, Frans glycrie aquatique, Duits Berstgras, Leest, Lichel, Mielitz, Minsch, Natsch, Platzegras, rothes Scilf, Wasser-Schwaden, Groer Schwaden, Groer Wasserschwaden of Riesen-Schwaden.

Uit; http://www.soortenbank.nl/soorten.php?soortengroep=flora_nl_v2&id=641

Glyceria declinata Breb.(omgebogen) Meerjarige plant van 20-60cm met kruipende wortelstok. Bloeit in juni-september met paarse aren.

Opgerichte stengels zijn aan de voet gekromd, soms drijvend.

Kort blad met stompe top.

Komt uit west en midden Europa, zelfs in noord Amerika.

Getand vlotgras, Fries boskflotgers, Blaugruner Schwaden, small sweet graas, waxy manngrass, glyverie inclinee.

Uit; http://wilde-planten.nl/stomp%20vlotgras.htm

Glyceria notata Chevall. (gemarkeerd, gevlekt) Overblijvend gras met een kruipende wortelstok.

Bloeit in mei-september met paarse aren.

Opgerichte stengels zijn aan de voet gekromd, soms drijvend.

Blad is smal en eindigt in een punt.

Komt uit zuidwest Azi, Europa en noordwest Afrika.

Stomp of geplooid vlotgras, plicate sweet grass, Gefalteter Schwaden, glycerie pliee.

Planten.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl