Crataegus
Over Crataegus
Meidoorn, vorm, bomen, struiken, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Een geslacht van houtachtige planten die gekweekt worden om hun mooie bladeren, aantrekkelijke bloemen, decoratieve vruchten en pittoreske vormen.
Een 500 soorten komen voor, 22 in Europa.
Dit is een groot geslacht die wijd verspreid in de gematigde zone van het noordelijk halfrond voorkomt en het meest overdadig in N. Amerika waar al enkele honderden soorten beschreven zijn. Volgens Rehder komen er in Amerika al 800 soorten voor.
Het zijn vroeg uitlopende struiken of kleine bomen die meestal gedoornd zijn, 5-15m.
Meidoorns hebben aantrekkelijk blad dat bij de meeste soorten een briljante kleur krijgt in de herfst. De bladverliezende bladen staan afwisselend, zijn gezaagd en vaak gelobd.
De bloem staat in tuilen en zijn meestal wit, in cultuur zijn er veel rode en soms roze vormen, 5 kelk en 5 kroonbladen, 5-25 meeldraden, 1-5 stijlen.
Vrucht is appelvormig, besvormige steenvruchten, rood, geel of zwart met 1-5benige hokken die elk 1 zaad bevatten. Ze zijn van sommige soorten geschikt voor het inmaken van jams en jellies. Meestal zijn het mooie opvallende vruchten die soms tot diep in de winter blijven zitten. De vruchten, verzacht door de vorst, leveren een aangenaam voedsel op voor de vogels.
Er zijn dorens met dorens. Dorens met extra grote dorens en dorens zonder dorens, dorens met brede dorens, dorens met smalle en dorens met rode dorens en dorens met gele dorens.
Rosaceae, Pomaceae, appelklasse.
Uit the silva of North America.
Groep Molles.
Bladstelen en steunblaadjes zijn geklierd en bladeren zwak gelobd met brede bladvoet en dubbel gezaagde bladrand. Bloemen staan in rijke tuilen. Vruchten zijn groot met week vruchtvlees en 3-5 gladde stenen.
2. =Crataegus arkansana, Sarg. (uit Arkansas) (Crataegus mollis) wordt 8m hoog.
Bladstelen zijn tot 3cm lang en geklierd.
Bladeren zijn 4-7cm lang en 3-5.5cm breed, langwerpig/eivormig met 5-9lobben die met de top spits zijn, scherp gezaagd, matglanzend donkergroen en van onderen alleen langs de nerven blijvend behaard met iets lichtere kleur.
Twijgen zijn eerst behaard en later kaal, glanzend bruin/rood met tot 3.5cm lange dorens.
Bloeit in mei met witte bloemen in behaarde tuilen, 2cm in diameter met 10 meeldraden met gele helmknoppen.
Vruchten tot 16mm in diameter en bijna rond, scharlakenrood met 3-4 stenen die in oktober rijp en gauw afvallen.
Arkansas hawthorn. Arkansas-Weidorn.
3. Uit NGSImages.
=Crataegus mollis (Torr. & A. Gray) Scheele (zacht, bladeren zijn zacht behaard (Crataegus arnoldiana, Sarg. (Arnold, van het arboretum? Engelse botanist Joseph Arnold, 1782-1818) Bladstelen zijn tot 2.5cm lang en geklierd. Bladeren zijn 6-9cm lang en 3.5-7cm breed, eirond, zwak 5-11lobbig en soms bijna ongelobd, scherp gezaagd, matglanzend donkergroen en van onderen blijvend behaard en iets lichter van kleur.
Twijgen zijn eerst wat behaard en later kaal, glanzend rood/bruin en groeien iets zigzag met tot 6cm lange dorens.
Bloeit in mei in kort gesteelde, schermvormige tuilen, witte bloemen van 2cm in diameter met 10 meeldraden met gele helmknoppen.
Vrucht is tot 16mm in diameter, bijna rond en scharlakenrood met blijvende kelk die in augustus rijp wordt en gauw afvalt, 3-4 stenen.
Komt uit O. N. Amerika en wordt 6m hoog. Is beschreven in 1905. Downy hawthorn. Donzige meidoorn.
4.
Crataegus submollis, Sarg. (tamelijk zacht) Bladstelen zijn tot 3.5cm lang en geklierd.
Bladeren zijn 3.5-7cm lang dun en breed ovaal, 7-9 en soms 11lobbig met de top en lobben spits en de rand scherp dubbel gezaagd en van onderen langs de nerven blijvend behaard, soms bijna kaal.
Twijgen zijn minder behaard dan de mollis en worden snel kaal, bruin/rood met tot 7cm lange en dunne dorens.
Bloeit in mei in viltig behaarde tuilen met witte bloemen van 2.5cm in diameter met 10 meeldraden.
Vrucht is tot 18mm in diameter en breed ovaal, glanzend oranje/rood met 5 stenen en gauw afvallen.
Uit O. N. Amerika, wordt 8m hoog. Quebec meidoorn.
5. uit www.studiobotanika.com
Crataegus pedicellata, Sarg. (met korte steeltjes)(Crataegus ellwangeriana, Sarg). (=Crataegus coccinea) (Amerikaanse 19de eeuwse kweker George Ellwanger) Bladstelen zijn tot 3.5cm lang en spaarzaam geklierd.
Bladeren zijn 6-9cm lang en 5-8.5cm breed, stevig, ovaal en soms bijna rond met talrijk gepunte lobben, ongelijk en soms dubbel gezaagd, bovenkant voelt wat ruw aan en de onderkant is blijvend behaard of kaal en glad .
Twijgen zijn eerst behaard en later glanzend bruin met kleine lichtgekleurde lenticellen en dorens tot 5cm lang.
Bloeit in mei in viltige behaarde tuilen, witte bloem is 2.5cm in diameter met slipvormige klierachtig gezaagde kelkbladen en 10 meeldraden.
Vruchten zijn tot 18mm in diameter met 3-5 stenen, in september rijp maar vallen gauw af
Een vrij brede en hoge struik of kleine boom met afstaand groeiende takken die opvalt door de donkergroene bladeren met mooie herfstkleur.
Uit midden en O. Amerika, wordt 6m hoog.
Groep Dilatatae.
Bladeren zijn gelobd en dubbel gezaagd met een brede bladvoet die geheel kaal worden. Bloeiwijze is behaard en niet viltig, bloemen met 20 meeldraden en roze helmknoppen. Rode vruchten met 4-5 gladde stenen.
Groep Pruinosae.
Bladeren zijn zwak gelobd en kaal. Bloemen staan in rijke tuilen met 20 meeldraden. Vruchten zijn berijpt met gladde stenen.
7. uit www.pittstate.edu
Crataegus pruinosa, K. Koch. (dauwachtig, als met een waas overtogen) Bladstelen zijn tot 2.5cm lang
Zeer zwak gelobde bladeren die bij het uitlopen rood gekleurd zijn, 3-6.5cm lang en bijna even breed, eivormig met spitse top en de rand is dubbel gezaagd, blauw/groen en van onderen iets lichter.
Opvallend door de rijke bloei in mei in kale en zelden iets behaarde tuilen, 2cm in diameter en lang gesteelde, met brede spits toelopende kelkbladen en 20 meeldraden met roze/rode helmknoppen.
Mooi door de ronde en met een waslaag bedekte vruchten van 12mm in diameter met afstaande kelk, purper/rood met 5 stenen.
Is hier een breed uitgroeiende struik met kale twijgen, bladstelen en bladeren zijn met talrijke en tot 5cm lange dorens voorzien.
Komt uit O.N. Amerika en wordt 6m hoog.
Frosted hawthorn.
Groep Coccineae.
Glanzende bladeren. Vruchten met geel vlees en smalle kelk.
9. uit www.tahi.hu
Crataegus coccinioides, Ashe. (besrood-achtige vrucht) Bladeren zijn 5-9cm lang en 4-8cm breed, breed eivormig, zwak gelobd en de lobben vaak puntig toelopend, rand is ongelijk en vaak dubbel gezaagd, iets bruin gekleurd en van onderen langs de nerven spaarzaam behaard.
Twijgen zijn eerst spaarzaam behaard en later kaal, glanzend bruin/rood met 3.5cm lange dorens
Bladstelen zijn tot 3.5cm lang.
Bloeit in mei in behaarde tuilen, witte bloem van 2cm in diameter, kelkbladen zijn klierachtig getand met 20 meeldraden met roze helmknopen.
Vrucht is tot ruim 2cm lang met iets opstaande kelkbladen die in oktober rijp worden en gauw afvallen met 4-5 stenen.
Een hoge brede struik of kleine boom met een brede kroon die scharlakenrode herfstbladeren heeft tot oranje.
Uit Midden en N. Amerika wordt 7m hoog. Is beschreven in 1683. Kansas hawthorn, large flowered cockspurthorn.
Groep Rotundifoliae.
Planten met grote en tot 7cm lange dorens. Bladeren zijn rond eivormig en zwak gelobd die geheel kaal worden met zwak geklierde bladsteel en steunblaadjes. Bloemen staan in meestal kale of iets behaarde tuilen. Vruchten met 2-3 gladde stenen die niet berijpt zijn.
13. uit wisplants.uwsp.edu
Crataegus chrysocarpa, Ashe. (gouden vrucht) Bladstelen zijn tot 2.5cm lang en spaarzaam fijn geklierd.
Bladeren zijn 3-6cm lang en 2.5-5cm breed, rond eivormig en meestal zwak 5-9lobbig die op de top puntig toelopen, de eerste soms afstaand, ongelijk dubbel gezaagd, matglanzend donkergroen en van onderen lichter.
Bloeit begin mei met kale of spaarzaam behaarde tuilen, witte bloem is 2cm in diameter en staan met 10-15 bijeen, ongeveer 10 meeldraden met gele helmknoppen.
Vrucht is tot 8mm in diameter, scharlaken/rood met blijvende kelk en 2-3 stenen.
Een breed vertakte struik die soms sterk gewapend is met 8cm lange en sterke dorens, jonge twijgen zijn eerst wat behaard en later kaal.
Valt op door de vroege bloei en vroeg rijpende vruchten die er enige tijd aan blijven met een mooie bruin/rode herfstkleur van het blad.
Komt uit midden en N. Amerika en wordt 4m hoog.
Rundblattriger Weidorn. Fireberry hawthorn.
Groep Crus-gallii.
Bladeren zijn niet of zeer zwak gelobd en aan de basis wigvormig toelopend. Bladstelen zijn klein en niet geklierd. Bloemen staan in talrijke tuilen met 10-20meeldraden. Vrucht is rood met 1-3 gladde stenen.
19. Uit J. Kerner.
Crataegus crus-galli, L. letterlijk vertaald is dit de hanenspoor. Bladstelen zijn tot 1.5cm lang.
Bladeren zijn 3-8cm lang en 2-2.5cm breed, breed eivormig en leerachtig, scherp ongelijk gezaagd, glanzend donkergroen en van onder iets lichter.
Bloeit eind mei, begin juni met talrijke kleine witte bloemen in rijke tuilen, 1.5cm in diameter met meestal 10 meeldraden met roze helmknoppen.
Vruchten zijn tot 12mm in diameter, scharlaken/rood met meestal 2 en zelden 3 stenen.
Net als vele Amerikaanse bomen showt ze in de herfst rijke oranje/rode tinten.
De plant vormt een lage en ronde, vlakke en dichte kroon met zeer sterk afstaand groeiende takken met dunne en iets gebogen ruim 6cm lange dorens.
De hanenspoor groeit in O. Amerika en wordt 10m hoog. Is beschreven in 1691.
‘Salicifolia’, wijkt af doordat de takken meer horizontaal staan, bladeren dunner en elliptisch zijn, smalle bladeren als een wilg. Dit is een karakteristieke boom die geschikt is als solitair. De horizontaal groeiende takken spreiden zich breed uit.
Naam.
Hanendoorn, -spoor, dit naar de mooie dorens, Engels cockspur thorn of scarlet thorn, Frans epine ergot de coq en Duitse Hahnedorn.
23. uit www.blog.org
Crataegus x lavallei Herincq. ex Lavallei. (Franse botanist Pierre Alphonse Martin Lavallee, 1836-1884) = kruising tussen crus-galli x pubescens.
Bladstelen tot 1.5cm lang.
Glanzend zwartgroen bladeren van 6-10cm lang en 3-4.5cm breed met de grootste breedte boven het midden, ongelijk gezaagd met brede en vaak afstaande tanden, vanonder donzig behaard en vooral langs de nerven die ook uitspringen.
Deze vorm heeft twijgen met weinig, maar zeer lange doorns.
Bloeit eind mei, begin juni met grote witte of crme/witte bloemen in viltig behaarde, schermvormige tuilen, 2cm in diameter met fijn gezaagde kelkslippen, 5-10 meeldraden met crème/witte helmknoppen.
Vruchten zijn iets behaard met blijvende kelk, kelkslippen zijn teruggeslagen, 3-4 en aan de binnenzijde iets gegroefde stenen.
Een bekende meidoorn die een kleine boom vormt of een hoge brede struik van 5-7m met een onregelmatige vaasvormige kroon.
Carriere hawthorn.
Groep Mexicanae.
Bladeren zijn groot, gezaagd of getand en soms gelobd. Bloemen staan in viltig behaarde en kort gesteelde tuilen. Vrucht is groot, sappig en groen of oranje met 2-3 ongegroefde stenen.
25 Uit L. Watson.
=Crataegus pubescens (Kunth) Steud. forma stipulacea Stapf (zacht harig en van steunbladeren voorzien) Bladstelen zijn tot 12mm lang met sterk ontwikkelde steunblaadjes.
Ei/lancetvormige bladeren die aan de bloeitwijgen 4-9cm lang en 2.5-5.5cm breed zijn en soms zwak gelobd en ongelijk, soms dubbel gezaagd, aan twijgen vaak 5-9lobbig met stomp toelopende lobben die eerst aan beide zijden behaard zijn en later kaal worden aan de bovenkant, donkergroen en aan de onderkant langs de nerven aanliggend behaard.
Een hoge struik met eerst behaarde en later kale twijgen.
Bloeit in mei met witte bloemen in iets viltig behaarde tuilen, 2cm in diameter met tamelijk lange kelkslippen en 10-15meeldraden.
Groen/gele en soms oranje vruchten van ruim 2cm in diameter met 2-3 stenen die net als de bladeren er lang aan blijven.
De soort pubescens komt hier niet voor, wel de bovenstaande vorm, hoewel nog sporadisch
Uit Mexico wordt 10m hoog.
Mexikanischer Weidorn, Engels Mexican hawthorn, tejocote. De vrucht wordt in Mexico gegeten, rauw of gekookt, lijkt op de crabapple, maar wat meer bruine harde zaden. Het is een hoofdingrediënt van de Ponche, de traditionele Mexicaanse hete bowl die met Kerst opgediend wordt en Nieuwjaaravond, als met Allerzielen waarvan de vrucht in kandij wordt en als offers aan de doden gegeven, rozenkransen en altaar decoraties worden er van gemaakt.
Uit en.wikipedia.org
Crataegus x grignonensis, Mouillet. (Arboretum de Grignon, Frankrijk, gesticht door M. Mouilefert, professor te Grignon) =kruising tussen pubescens x crus-gallii.
Bladeren zijn kort gesteeld en 3.5-7cm lang, iets leerachtig en zwak 5-9lobbig, gezaagd/getand, mat glanzend donkergroen en van onderen blijvend behaard, vooral langs de nerven.
Twijgen zijn eerst rood/bruin en behaard, later kaal.
Bloeit in mei/juni in kleine tuilen, witte bloem van 2cm in diameter.
Vruchten zijn tot 8mm in diameter, bijna rond en glanzend bruin/rood met 1-3 stenen.
Wordt wel gekweekt als straat- parkboom met een dichte kroon en ongedoornde grijze takken.
Groep Punctatae.
Meerjarige takken zijn grijs of grijs/bruin. Bladeren zijn zelden gelobd met 6-9 paar zijnerven. Bloemen staan in viltig behaarde tuilen. Vruchten zijn geel of oranje/rood met 5 ongegroefde stenen.
26. Uit J. Jacquin.
=Crataegus punctata, Jacq. (gevlekt, de vruchten) Bladstelen zijn tot 1.5cm lang.
Bladeren zijn 4.5-10cm lang en 3.5-5.5cm breed, meestal omgekeerd eivormig en aan 1jarige twijgen soms gelobd, lobben afstaand en net als de top puntig toelopend, aan vruchttwijgen meestal ongelobd, matglanzend donkergroen en van onderen kort viltig en soms spaarzaam behaard met vooruitspringende nerven.
Twijgen zijn eerst iets behaard en later kaal.
Bloeit eind, begin juni met witte bloemen in rijke en viltig behaarde tuilen, 2cm in diameter met iets gefranjerde kroonbladen en ongeveer 20 meeldraden met bijna gaafrandige lange kelkslippen.
Vruchten zijn tot 2cm lang die in oktober rijp worden en er gauw afvallen met 5 stenen.
Een hoge struik of kleine boom met afstaand groeiende takken, en met tot 3.5cm lange, wat gebogen, grijze dorens.
Uit Midden N. Amerika, wordt 10m hoog. Is beschreven in 1746.
'Aurea, met gele vruchten.
Dotted fruited thorn. Punktierter Weidorn.
Groep Flavae.
Bladeren zijn zwak gelobd met geklierde rand en bladstelen. Bloemen staan in weinig bloeiende tuilen. Vrucht is geel tot oranje/rood met 3-5 ongegroefde stenen.
32. uit www.pfaf.org
Crataegus aprica, Beadle. (zon liefhebbend, dus vroeg rijp) Bladstelen zijn tot 1.5cm lang en met dikke klieren bezet.
Bladeren zijn 2.5-4.5cm lang en soms bijna even breed met spitse of stompe en soms wat afgeronde top, rand is soms zwak gelobd en klierachtig gezaagd, matglanzend donkergroen en van onderen iets lichter met mooie herfstkleur.
Twijgen zijn eerst behaard en aan de top bruin, later kaal.
Bloeit in mei in gedrongen en weinig wit bloeiende tuilen met korte en behaarde bloemstelen, kelkslippen zijn klierachtig gezaagd, 10 meeldraden.
Vruchten zijn bijna rond en tot 12mm in diameter, dof oranje/rood met 3-5 stenen.
Een breed uitgroeiende struik met slanke en tot 3.5cm lange, iets gebogen dorens.
Uit Z. O. N. Amerika wordt 6m hoog. Is beschreven in 1905.
Groep Macranthae.
Planten met zeer grote dorens. Bladeren zijn zelden en dan zwak gelobd en gezaagd met iets ingezonken nerven. Bloemen staan in veelbloemige tuilen. Vrucht is kleine met diep gegroefde stenen.
33 Uit L. Watson.
=Crataegus calpodendron Medik. (waterpot en boom) (Crataegus tomentosa, L. (viltig behaard) Bladstelen zijn 1-1.5cm lang en behaard.
Bladeren zijn 6-12cm lang en 3-5.5cm breed, elliptisch en soms met de grootste breedte boven het midden, top is zwak ingesneden of gelobd, eerst aan beide zijden behaard en later van boven kaal en dof groen, van onderen spaarzaam blijvend behaard.
Twijgen zijn eerst kort viltig behaard en later kaal, grijs/bruin, dorens zijn zelden aanwezig en dan tot 3.5cm lang.
Bloeit begin juni in tot 10cm brede en losse iets viltig behaarde, witte tuilen met zeer smalle bloemstelen, 14mm in diameter met smalle en fijn gezaagde, teruggeslagen kelkbladen.
Vrucht is oranje/rood en 8-10mm in diameter met 2-3 stenen.
Groeit eerst zuilvormig op en vormt later een brede, vertakte struik die opvalt door de mooie herfstkleur.
Uit midden en N. Amerika, wordt 6m hoog. Is beschreven in 1763.
American black thorn of pear thorn.
35. uit www.rareplants.de
Crataegus succulenta var. macracantha, Lodd. (grote dorens) Bladeren zijn 5-10cm lang en 3.5-7cm breed, eivormig, top spits en soms afgerond, rand is ongelijk dubbel gezaagd en boven het midden vaak ingesneden of zwak gelobd, glanzend donkergroen en van onderen kaal of bijna kaal.
Twijgen en de tot 2cm lange bladstelen zijn kaal.
Bloeit eind mei met witte bloemen in behaarde rijke tuilen, 2cm in diameter met lang geslipte en fijn geklierde kelkbladen, ongeveer 10 meeldraden.
Vruchten is ruim 8mm in diameter, scharlakenrood.
Een zeer breed uitgroeiende struik, vaak meer breed dan hoog, met glanzend bruine twijgen en grote, ronde, glanzend bruine knoppen, soms zeer sterk gedoornd met tot 12cm lange iets gebogen dorens.
Uit O. N. Amerika wordt 5m hoog.
Long spined thorn. Saft Weidorn.
36. uit www.kew.org
Crataegus persimilis Sarg. (gelijk door) (Crataegus x prunifolia, Baumg) (met Prunusachtig blad) =kruising tussen crus-galli?
Bladstelen zijn tot 1.5cm lang en evenals de smalle steunblaadjes geklierd.
Meestal breed elliptische en glanzend groene bladeren die in de herfst van geel tot rood verkleuren, 5-10cm lang en 3.5-6cm breed, boven spaarzaam en van onderen langs de nerven behaard, top is meestal spits en de rand ongelijk groot gezaagd.
Twijgen zijn heldergroen met lenticellen, later glanzend olijf/bruin.
Bloeit eind mei in rijke en viltig behaarde, witte tuilen met meestal 10 kroonbladen, kelkslippen zijn even lang als de kroonbladen.
Talrijke felrode vruchten die er tot oktober aan blijven van 8mm in diameter.
Een kleine boom die tot 8m hoog komt met eerst opgaande en later meer afstaande, groeiende takken en met tot 5cm lange, flauw gebogen dorens.
Is beschreven in 1818.
Pruimbladige meidoorn, plum leaved thorn. Pflaumenblattriger Dorn.
Groep Douglasianae.
Ongedoornde planten of met weinig dorens. Bladeren zijn gezaagd of zwak gelobd. Vruchten zijn klein en zwart/rood met 3-5 stenen die aan de binnenkant met vlakke en brede groeven bezet zijn.
37. uit calphotos.berkeley.edu
Crataegus douglasii, Lindl. (David Douglas, 1798-1834, Engelse plantenverzamelaar) Bladeren zijn 5.5-10cm lang en 3.5-6cm breed aan deze jarige twijgen elliptisch en aan vruchttwijgen soms breed eivormig, zwak gelobd, gezaagd met iets naar voren gerichte tanden, glanzend donkergroen en onderkant iets lichter met vooruitspringende hoofdnerf en zeer zwak langs de nerven behaard.
Twijgen zijn kaal of zeer spaarzaam behaard, later glanzend bruin en met zeer kleine lichte lenticellen bezet, dorens zijn spaarzaam en tot ruim 1.5cm lang.
Knoppen zijn glanzend donkerbruin en rond eivormig.
Bloeit in mei in veelbloemige tuilen, witte bloem is 1cm in diameter met 20 meeldraden, kelkslippen zijn soms klierachtig gezaagd.
Vrucht is breed/elliptisch en tot 12mm lang, zwart met 3-5 stenen.
Lijkt op het voorgaande soort en vormt een hoge struik of kleine boom met een wat ronde kroon, opmerkelijk door de herfstkleur en de zwarte vruchten.
Uit midden en W. N. Amerika wordt 12m hoog. Is beschreven in 1830.
Douglas’s haw thorn, black hawthorn. Oregon-Weissdorn.
Groep Sanguineae.
Bladeren zijn duidelijk gelobd en scherp gezaagd. Vruchten zijn zwart, geel of rood met 3-5 diep gegroefde stenen.
38. Uit S. Pallas.
Crataegus sanguinea, Pall.. (bloedrood) Bladstelen tot 1.5cm lang.
Bladeren zijn 5-8cm lang en 3.5-5cm breed, eirond en leerachtig aan 1jarige twijgen vaak 5-7lobbig en aan de vruchttaken zwakker gelobd en soms wel ongelobd, rand is soms dubbel gezaagd en glanzend groen, van onderen langs de nerven blijvend behaard of bijna kaal en heldergroen, in de herfst scharlakenrood.
Twijgen zijn eerst verspreid behaard en later kaal, glanzend bruin/rood.
Bloeit eind mei in tuilen, witte bloemen van 1.5cm in diameter met 20 meeldraden met roze helmknoppen.
Vrucht is 1cm in diameter en rond/ovaal, helderrood die in augustus/september rijp wordt.
Kleine boom of hoge struik met grijze takken en weinig dorens van 3cm lang.
Komt uit N. China en O. Siberië en wordt 7m hoog. Is beschreven in 1810.
Redhaw hawthorn. Rode meidoorn.
Crataegus x dsungarica, Zab. (kruising tussen songarica en wattiana, daarvan ook vermoedelijk de naam) Bladstelen zijn 2-3cm lang.
Bladeren zijn 5-10cm lang en 4.5-9cm breed, aan twijgen 5-9lobbig en dan met grote bladachtig vergroeide steunblaadjes, lobben en top zijn spits, rand is gezaagd met iets naar voren gerichte tanden, glanzend donkergroen en van onderen lichter.
Bloeit zeer rijk in schermvormige tuilen, room/witte bloemen van 2cm in diameter met 20 meeldraden met gele helmknoppen, kelkbladen zijn gaaf, 3-5 stijlen.
Vrucht is tot 14mm in diameter en zwart.
Een zeer brede en hoog opgroeiende struik die opvalt door de rijke bloei en mooie zwarte vruchten.
Uit N. China en Z.O. Siberië, wordt 6m hoog.
Groep Cordata.
Bladeren zijn 3-5lobbig. Bloemen staan in talrijke tuilen met gaafrandige kelkbladen, 20 meeldraden met gele helmknoppen. Vruchten zijn klein en koraal/rood met afvallende kelk en 3-5stenen zonder groeven aan de binnenkant.
40. uit stephendanko.com
Crataegus phaenopyrum, Med. (donkere peer) Bladstelen zijn 1.5-3.5cm lang.
Glanzend groene, kleine en bijna hartvormige bladeren die laat afvallen zijn 4-7cm lang en 3-5.5cm breed, 3-5lobbig met bijna vlakke en soms hartvormige bladvoet en spitse top, scherp gezaagd, aan vruchttwijgen soms ongelobd en 2.5-5cm lang en 2.5-4cm breed, glanzend donkergroen en van onderen iets lichter.
Bruin/rode twijgen met tot 5cm lange dorens.
Zeer rijke bloei in schermvormige tuilen, witte bloem van 1-1.5cm in diameter met ongeveer 20 meeldraden en gaafrandige kelkbladen.
Kleine koraalrode vruchten van 5-7mm in diameter.
Een hoge struik of kleine boom met een bijna ronde kroon.
Uit Oost en Midden-Amerika wordt 7m hoog.
Washington hawthorn. Washington-Weissdorn.
Groep Nigrae.
Bladeren zijn 5-11lobbig en behaard. Vruchten zijn zwart of zwart/rood met blijvende kelk en 3-5 stenen met holten aan de binnenkant.
43. uit scotlandwildlife.blogspot.com
Crataegus nigra, Waldst. Et. Kit. (zwarte vruchten) Bladeren zijn 5-9cm lang en 3.5-7cm breed en eivormig, 7-13 en meestal 7-11lobbig, de laagste geplaatste lobben zijn hoogstens tot op de helft van het blad ingesneden, ongelijk gezaagd, donker grijs/groen en van onderen behaard en langs de nerven dichter, grijs/groen.
Twijgen zijn eerst viltig behaard en later kaal en bruin, takken zijn spaarzaam met dorens bezet die zijn niet langer dan 1cm.
Bloeit eind mei in 10-14 bloemige, dicht viltig behaarde tuilen, witte bloemen van 1.5cm die bij het uitbloeien wat roze worden, kelk is dicht grijs viltig behaard, 5 stijlen.
Vrucht is 8-10mm in diameter met week, sappig vruchtvlees, zwart dat in september rijp wordt.
Hongaarse meidoorn uit Z. O. Europa haalt 5-7m. is beschreven in 1819.
Black fruited thorn, Hungarian hawthorn. Ungarischer Weissdorn.
44. Uit L. Watson.
=Crataegus pentagyna, W.&K. et. Kit. (met 5 stampers) Bladstelen zijn 1.5-4cm lang.
Bladeren zijn 3.5-4cm lang en 3-6.5cm breed, eivormig en 3-7lobbig, lobben zijn gaaf en aan de top groot ongelijk gezaagd, de laagst geplaatste zijn iets over de helft ingesneden, matglanzend donkergroen en van onderen blijvend kort behaard, soms bijna kaal.
Twijgen zijn eerst behaard en later kaal, grijs/bruin met glanzende, bruine, eironde knoppen en dorens tot 1cm lang die zelden voor komen.
Bloeit in mei/juni in grijs viltige en tot 6cm brede tuilen, witte bloemen van 12-15mm in diameter, 20 meeldraden met roze helmknoppen.
Vrucht is ruim 1cm lang en zwart/rood met stevig vruchtvlees en 4-5 stenen.
Uit Z. O. Europa, Kaukasus en Perzië, wordt 6m hoog. Is beschreven in 1810. Small flowered black hawthorn.
Groep Azaroli.
Bladeren zijn hoogstens 7cm lang en meestal aan beide zijden behaard, diep ingesneden of gelobd, de lobben meestal gaaf en aan de top gezaagd of getand. Vruchten zijn groot en rond of peervormig, geel tot rood met 2-5 stenen zonder holte aan de binnenkant.
De tot deze groep behorende soorten vallen op door de grijs gekleurde en zeer diep ingesneden bladeren.
Het best te vermeerderen door zaad omdat enten op C. monogyna op de duur niet doorgroeien.
47. Uit L. Watson.
=Crataegus tanacetifolia, Pers. (met blad als Tanacetum) Bladstelen zijn tot 1cm lang met tamelijk grote, ingesneden steunblaadjes.
Bladeren lijken veel op de volgende soort en zijn tot 6cm lang met 5-7 smalle lobben die aan de top klierachtig gezaagd zijn, van onderen blijvend wit viltig behaard.
Jonge twijgen zijn viltig behaard en later bijna of geheel kaal.
Bloeit in mei/juni in 5-8bloemige en viltig behaarde tuilen, tot 2cm in diameter en wit of crème/wit met klierachtig gezaagde kelkbladen.
Vruchten zijn 2-2.5cm in diameter met 5 stenen en oranje/geel, iets behaard.
Een opgaand groeiende struik met zeer weinig dorens.
Komt uit W. Azië en wordt 5m hoog. Is beschreven 1789.
Tansy leaved haw thorn.
48. uit www.albion-prints.com
Crataegus orientalis Pall (oosters) (Crataegus laciniata, Ucria. (gelobd, van slippen voorzien) Bladstelen zijn tot 15mm lang, bruin en grijs viltig behaard.
Bladeren zijn 3-6cm lang en eivormig, 5-9lobbig met gave lobben die alleen aan de top wat ingesneden of gezaagd zijn, dof donkergroen en kort grijs behaard, van onderen grijs viltig behaard.
Twijgen zijn blijvend grijs wollig behaard.
Bloemen van 1.5-2cm in diameter staan in viltig behaarde schermvormige tuilen, wit met teruggeslagen viltig behaarde kelkbladen.
Vrucht is ruim 1.5cm in diameter en bijna rond, iets afgeplat en oranje/rood met 4-5 stenen.
Komt uit Z. Europa en W. Azië en wordt 7m hoog. Is beschreven in 1810.
Uit www.irisbg.com
Crataegus x celsiana Bosc. (Franse botanist Jacques Philippe Martin Cels, 1740-1806)(Crataegus x dippeliana Lange. (Duitse botanist Leopold Dippel) = kruising van pentandra x tanacetifolia. Bladeren zijn tot 8cm lang en eivormig, 5-7lobbig die hoogstens tot op de helft van het blad zijn ingesneden en min of meer stomp toelopen, van boven spaarzaam behaard en aan de onderkant kort viltig behaard.
1.5cm lange dorens aan de wat glanzende bruin/rode twijgen.
Bloeit in mei/juni met bloemen tot 2cm in diameter, crème/wit met grijs behaarde kelk en bloemstelen, kelkbladen zijn spits en gaafrandig, 20 meeldraden met rode helmknoppen.
Vrucht is bruin/rood.
Het is een hoge struik of kleine boom die afwijkt omdat de bladen ondiep gelobd zijn zonder klieren.
49. Uit T. Premier.
Crataegus azarolus, L. (uit zachte wervel, wervelspel) Bladstelen zijn tot 2cm lang.
Bladeren zijn 3-7cm lang en eivormig met 3-5 diep ingesneden smalle lobben, soms tot de hoofdnerf gedeeld, top en lobben iets ingesneden verder gaaf, eerst aan beide zijden viltig behaard en later van boven zeer spaarzaam behaard en glanzend donkergroen, van onderen blijvend viltig en iets lichter gekleurd, in de herfst geel.
Jonge twijgen zijn fijn viltig behaard en later bijna of geheel kaal en bruin/rood.
Bloeit in met rijke en fijn behaarde schermvormige tuilen, bloemen van 2cm in diameter en crème/wit, kelkbladen zijn fijn behaard en min of meer stomphoekig, 20 meeldraden met roodgekleurde helmknoppen, stijlen 2-3.
Vruchten zijn 1.5-2cm in diameter, bijna rond en licht oranje/rood met 1-2 stenen.
Uit Z. Europa en N. Afrika wordt 10m hoog met een brede kroon. Is beschreven in 1640.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Mispels zijn tweevormig, als Dioscorides schrijft. Het eerste geslacht groeit op dorens en is niet zo algemeen, maar wordt van hun Aronia genoemd daar wij de Azarolen voor houden, de andere groeit in Italië en dat zijn onze gewone mispels. (Mespilus)
Deze andere minder algemene mispelboom wordt in Griekenland eigenlijk Mespilos en Mespile genoemd en van Galenus voor de echte, ja enige mispel gehouden en van Dioscorides voor de eerste soort, sommige noemen het in het Grieks ook Aronia. Daarom zal men deze boom vreemde mispelboom of Azarool boom mogen noemen en meestal omdat de Italianen omtrent Napels deze mispels in hun taal azarolo of ook azaruole noemen. Dan haar oude Griekse naam was Tricoccos naar de drie stenen die in elk van deze vruchten gevonden worden alsof men ze in onze taal driesteen of mispels met drie stenen noemde tot verschil van de gewone mispels die meest wel vijf stenen hebben. Deze soort heet in het Frans op sommige plaatsen tarnotes, te Montpellier pommet, in het Latijn bij sommige Maluot azaroluid.’
Engelse azarole thorn, Neapolitan medlar, parsley leaved hawthorn, Duitse Azarolbaum, -birne, welsche Mispel.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Mispelboom of Azarolen zijn de maag aangenamer en worden zowel gekookt als rouw gegeten en deze mispels worden soms in suiker gekonfijt of in honig bewaard en op welke manier ze bereid zijn ze zijn de mond aangenaam en behaaglijk van smaak en daarboven zijn ze ook bijster goed voor de vrouwen die kind dragen want ze versterken de maag en weerstaan die walgingen en lusten daar de zwangere vrouwen zeer aan onderhevig van zijn. De Azarolen of mispels met drie stenen zijn beter en lieflijker om voor spijs te gebruiken dan de gewone en beschadigen minder als men er suiker met of na eet of zoethout of iets anders dat goed voor de borst is, dan met suiker en gember smaken ze best.’
Groep pinnatifadae.
Bladeren zijn groot end iep gelobd of veerspletig en lang gesteeld. Bloemen staan in losse gesteelde en eindstandige tuilen. Vruchten zijn groot en rond of peervormig met 3-4 stenen zonder holten aan de binnenkant.
Crataegus cuneata Rehder. (wigvormig) (Crataegus spathulata) Bladverliezende struik van 15m hoog.
Bloeit van mei tot juni.
Winterhard. Kan groeien in zware klei, tolereert droogte en sterke wind, geschikt voor bonsai Chinese meidoorn, Chinese hawthorn, sanzashi
50. uit www.agroatlas.ru
Crataegus pinnatifida, Bunge. (liervormig gesneden) Bladstelen zijn 2.5-6cm lang
Bladeren zijn 6-12cm lang en 4.5-10cm breed, stevig en eivormig met 5-9 lobben waarvan de onderste tot over de helft zijn ingesneden, lobben zijn vaak overal even breed en aan de top afgerond, soms plotseling toegespitst, ongelijk gezaagd met naar voren gerichte tanden, glanzend donkergroen en soms iets behaard langs de nerven, van onderen langs de nerven behaard met spaarzaam baarden in de nerfoksels, grijs/groen.
Bloeit in mei, begin juni in grijs wollige behaarde schermvormige tuilen, bloem is 1.5cm in diameter en wit met afstaand wollig behaarde kelk en bloemsteel, 20 meeldraden met roze helmknoppen, 3-4 stijlen.
Vrucht is tot 1.5cm in diameter en bijna rond en donkerrood.
Een hoge struik of kleine boom met eerst behaarde en later kale bruin/rode twijgen die met zeer kleine lenticellen zijn bezet.
Komt uit N. O. Azië en wordt 6m hoog.
Var. major komt meer voor en heeft grotere en steviger bladen die minder gelobd zijn, vruchten tot 3cm lang.
Chinese hawthorn. Chinees Shan Zha. Chinesischer Weissdorn.
Groep Oxycanthae.
Bladeren zijn 5-7 lobbig en kaal. Bloemen staan in rijke tuilen met 1-2 en zelden 3 stijlen. Vrucht is donkerrood met 1-2 stenen die aan de binnenzijde gegroefd zijn.
45. uit L. Watson,
De bekende in ons land zijn de eenstijlige, Crataegus monogyna, Jacq. (met een stijl) Crataegus oxyacantha L (scherpe vrucht) en de tweestijlige meidoorn Crataegus laevigata. DC. (glad of effen) Het verschil zit hem in de steenvrucht, de eenstijlige heeft er een en de tweestijlige meestal twee.
Het blad van de tweestijlige is meestal minder diep ingesneden en elke bladlob is gepunt/getand. De eenstijlige bloeit ongeveer twee weken later. Kruisingen tussen deze twee dragen de naam Crataegus x media. (er tussen in)
Crataegus monogyna, de eenstijlige meidoorn, Duitse eingriffelige Weissdorn.
Bladsteel is zeer dun en tot 3mm lang met tamelijk grote en getande steunblaadjes.
Bladeren zijn 3-7cm lang en in algemene omtrek eivormig, meestal 5-7lobbig of veerdelig met gave of iets getande en naar voren gerichte puntige lobben.
Bloeit in mei in veelbloemige schermvormige tuilen, bloemen zijn 12-14mm in diameter met behaarde kelk en 1 stijl die aan de voet behaard is.
Vrucht is rood en bijna rond met 1 steen.
Een hoog opgroeiende struik of kleine boom die zeer dicht vertakt is met eerst wat behaarde en later kale grijs/bruine twijgen met in dorens eindigende korte zijtwijgen.
Uit W. Europa, W. Azië en N. Afrika. Engels midland hawthorn.
Speciale verzamelingen zijn van meidoorns in het Arboretum te Wageningen en Zuiderpark in Den Haag.
Crataegus monogyna ‘Stricta’ is een zuilvormig straatboom van 6-7m. en zakt later wel eens wat uit, maar kan volledig op de stam teruggesnoeid worden. Bloemen zijn enkel en wit en geeft kleine en onopvallende rode vruchten. Op droge en zonnige plaatsen kan het blad verbranden.
‘Compactaռ’, groeit compact en is een bijna doornloze struik met korte, stevige takken die een bijna ronde kroon vormt. Bladeren zijn iets groter dan van de soort.
‘Albovariegata’, heeft wit gevlekte en kleinere bladeren dan de soort en is een zwak groeiende vorm met dunne overhangende twijgen.
‘Bicolor’, is tweekleurig wit met roze rand.
‘Lutescens’, heeft gele bladeren.
‘Rosea’, heeft roze bloemen.
‘Laciniata’, heeft ingesneden bladeren.
‘Inermis’, is ongewapend.
‘Flexuosa’, met gedraaide takken die niet gedoornd zijn.
‘Pteridifolia’, heeft diep gelobde bladeren die naar de top steeds breder worden en daar diep getand of ingesneden zijn, meer breed dan lang.
46.
Crataegus laevigata, DC. (glad of effen) (Crataegus oxyacanthoides) Bladstelen zijn tot ruim 2cm lang met goed ontwikkelde steunblaadjes.
Bladeren zijn 2.5-6cm lang en eirond of eivormig en meestal 3-5lobbig, soms bijna ongelobd, de lobben hoogstens op een derde van het blad ingesneden.
Twijgen zijn eerst behaard en later kaal en iets glanzend rood/bruin met tot 2cm lange dorens Bloeit in mei/juni met 5-12bloemige tuilen met bloemen van 15mm in diameter, wit en geurend, 20 meeldraden en 2-3 stijlen.
Vrucht is scharlakenrood en ei of peervormig met meestal 2 en zelden 3 stenen.
Deze soort is goed te onderscheiden van de vorige door de meer afstaand groeiende takken, grotere dorens en minder diep gelobde bladeren met meer afgeronde of stompe lobben, de kortere bladstelen en iets grotere bloemen met 2-3 stijlen en iets eerdere bloei.
Komt voor in de meeste delen van N. en Centraal-Europa. Zweigriffelige Weissdorn.
Uit J. Paxton.
‘Plenaռ’, is een hoge brede struik met goed gevulde zuiver witte bloemen.
Het meest bekend is Crataegus laevigata ‘Paul’s Scarlet’. Paul bloeit met dubbele rode bloemen en vormt een boom van matige omvang. Werd gevonden omstreeks 1860 in de tuin van C. Boyd, bij Waltham Cross.
=’Rosea’ is een struik of kleine boom met sterk afstaande takken en enkele roze bloemen die i n dezelfde tuil soms wit zijn.
‘Punica’, bloeit zeer rijk met enkele karmijn rode bloemen tot 2cm in diameter.
‘Gireaoudii’, vormt een hoge breed uitgroeiende struik met glanzen donkergroene bladeren die opvalt doordat het St. Janslot roze en lichtgeel gekleurd is. Witte bloemen.
‘Xanthocarpa’, met bladeren die meestal tot op de helft zijn ingesneden, gele vrucht met donkere stippen.
Naam, etymologie.
(a) Crataegus, komt van het Griekse krataigos, kratos: kracht, een verwijzing naar de sterkte en hardheid van het hout. Of het betekent geit, die de jonge twijgen eten, of geitenkop, mogelijk vanwege de sterke geur van de bloemen die met de geitenbok vergelijkbaar is. Of van Latijn creta: krijt, dat op de witte bloesemwolken zou kunnen slaan.
(Dodonaeus) ‘Men gelooft dat de hulst van Theophrastus Agria genoemd werd en dat het naar de mening van velen in het Latijn Aquifolium of Aquifolia plag te heten. Maar Plinius in het 28ste kapittel zijn 27ste boek heeft de Crataegos in het Latijn als Aquifolium vertaald welke Crataegos nochtans langwerpige bladeren heeft zoals mispelbomen en is van Athenaeus in zijn tweede boek voor hetzelfde gewas met de kriek gehouden.’
De naam Crataegus heeft vanouds niets van doen met de meidoorn.
(Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande heet dit gewas gewoonlijk haghedoren of witte hagedoren, in Hoogduits Hagdorn.’
Het Engelse hawthorn is zo genoemd naar de haw, of dit laatste is een verbastering van hagu dat in oud-Engels hagathorn of haegthorn was, hag: levende omheining, vergelijk Duitse Hage en verder oud-Hoogduits Haco: Haken, de haagdoorn, Duits Hagedorn, dorn van Sanskriet dri, oud-Hoogduits Zeran, Gotisch teiren: bezeren. Duitse Eggendorn, Hagenboum en Hanelpeffe bij Hildegard, Hage, Hachtun, Haichtun (tun: tuin) Hagdorn, Haginbaum en Hanelpeffe bij Hildegard, Haweide, Haweife of Haweike, Heckdorn, Hegdorn.
Dodonaeus ‘In Frankrijk heet het aubespine, in Italië bagnia en amperlo, in Spanje pirlitero.’
De Franse naam aube-epine verwijst naar zijn voorjaarsbloei, of de morgen van het jaar, aube betekent de komst van de dag, het witte of grijze twilight, voor zonsopgang, of van alba spina: en zo ook witte doren.
Dodonaeus (d) ‘Ze noemen het in het Latijn Spina acuta of Oxyacantha naar de Griekse naam want Dioscorides die dat beschrijft noemt het Oxyacantha met welke naam Galenus deze hagedoren onderscheiden heeft want in het boek De.simpl,medic.facult. zegt hij aldus: ‘De boom Oxyacanthus is de wilde peerboom van gedaante en van krachten ook vrij gelijkծ Sommige noemen het in het Latijn Spina vallaris en Spina sepicularis. Men vindt er sommige, zoals dezelfde Dioscorides ook vermaant, die deze boom Pyrina noemen of Piryacanthe.
Maar is Clusius is van mening dat deze Oxyacantha niet de echte Oxyacantha van Theophrastus is, maar wel de tweede of vreemde soort van haagdoren die van Dodonaeus voor de echte Pyrina gehouden wordt en van andere Pyracantha genoemd is want (zoals Anguillara zegt) Theophrastus schrijft dat Oxyacantha altijd groen is en Dioscorides voegt erbij dat ze bladeren heeft als de wilde perenboom en bessen als de vruchten van Myrtus, vol sappig, rood en breekbaar. Welke tekens in de witte haagdoren niet zo opmerkelijk zijn.’
De plant lijkt dus niet zo bekend geweest te zijn bij de ouden en slaat de naam mogelijk op Pyracantha of vuurdoorn, ook is de Oxyacantha tweevormig, want Dioscorides beschrijft een andere dan Galenus beschrijft die met de Berberis zou overeenkomen en ook wordt de roos Oxyacantha genoemd.
Dodonaeus (e) ‘De naam dorens schijnt de voor beschreven gewone soort van haagdoren eigenlijk toe te komen zodat alle stekelige kruiden en heesters daarnaar de toenaam dorens gekregen en behouden hebben. Dan hoe het is, deze gewone witte haagdoren is de echte Spina Appendix van Plinius, zoals de hooggeleerde Clusius met vele goede redenen betoont. Sommige noemen het Spinus in het Latijn. Enige noemen het in het Latijn Alba spina naar de Franse en Nederduitse naam, in Hongarije galaginya fa, in Italië acuta spina en ook oxyacantha, in het Frans espine blanche, in het Engels handthorntre en may’.
De meidoorn, de bloeiende doren van mei, Engelse may bush, kortweg de May, het is de whitethorn, de tegenhanger van de blackthorn, Prunus spinosus, Duitse Weissdorn of Witdoren. De Italiaanse bianco spino en de Spaanse espino blanco.
(Dodonaeus f) ‘Ze heet ook Sorbus aculeata Cordi, anders Rubus canis, Canina sentis of, als Lobel zegt, Cynosbatos Tragi, in het Spaans ook espino de maivelas, Enige houden het voor een soort van mispel die Aronia toegenoemd is. De rode vruchten worden in Nederland ook jopen of joopen genoemd net zoals de vruchten van de rozen ook plegen genoemd te worden, in Brabant spilkorenծ.’
Duits Jeepkes, onze jopen, waarvan jopenbier of in de 16de eeuw juppen bier, jeupenbier gemaakt werd. De Jopengasse in Danzig waar men in de 18de eeuw jopenbier brouwde. Ook joopenboom, jeupen, joepen, jeepenboom, Vlaams hupedoorn. Kiliaan vermeldt ‘Joopken’ als Hollands. De Vlaamse vorm maakt identiteit resp. verwantschap met oud Hoogduits hiufo, noord Hoogduits hiefe, oud Saksisch hiopa, Angelsaksisch hopa, doornstruik, Engels hip duidelijk, mogelijk van hop.
(g) Het werd ook wel lեpine noble genoemd naar het idee dat deze plant de doornenkroon van Jezus heeft geleverd, Duitse Christdorn.
(h) Naar de bessen, unser lieben Frauen Birnchen, Hundsdorn bij Bock, Mehlbeerboom, Mehlbaum, Mehlfasschen, Mohlerbrot, Wibelken, Hohnappelchen, Haneklesschen, Heinzelmannerchen, Vogelbeer, Zwitsers Butzenbeeri, Schmalzbeier, Subeeri.
(i) Engels quick, quickthorn en quickset, voor de quick: dat is levend, azzy tree (zie Azerolus) en bird eagles.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘De vrucht van meidoorn stopt de buikloop en de maandvloeden van de vrouwen, als Dioscorides betuigt. De binnenste kernen van deze vruchten gestoten of tot poeder gebracht en met enige drank ingenomen breken of vermorzelen de steen en drijven hem uit de nieren of blaas.
De gestoten wortel van deze haagdoren pleistervormig opgelegd trekt alle doorns, ijzeren, stralen en angels uit de wonden. Enige zeggen dat de zwangere vrouwen die de wortel veel behandelen gemakkelijk van kind misvallen en dat als ze die pleistervormig op de buik leggen de levende en dode vrucht in korte tijd afdrijft.’
Meidoorn of hagendoorn werd veel gebruikt om er hagen van te maken, maar zal door het geregelde snoeien niet sterk bloeien. In een haag vormt de meidoorn dicht ineengedraaide takken. Het gewas bekroont de lage haag met de stekelige dorens en vormt een onneembare barrière rond het kleinste domein. Het geeft die een vriendelijke bescherming en veiligheid.
De vrucht werd gebruikt om varkens vet te mesten.
Het hout is uiterst hard en werd gebruikt om er handvaten, kammen, molenstaven, kamraden en dergelijke van te maken. Geschaafd en gepolijst werd dit hout wel als op- en inlegwerk gebruikt. Het is mooi geaderd en gebruikt om er wandelstokken van te maken die in hete kalk donkerbruin gebeitst werden.
Glastonbury thorn, var. praecox. Bekend als ‘Biflora’, vanwege zijn tweemaal bloeien, eens in de gewone tijd en eens in de winter.
Deze meidoorn heeft, vanwege zijn bloei, de ouden geïnspireerd.
Het anonieme metrical lyfe of Joseph of Arimathia’ 1502, slaat op drie hawthornes die groeien op de heuvel Werall, of Weary-all Hill, die de pelgrims moeten beklimmen te Glastonbury waar:
‘Thre hathornes also, that groweth in Werale
Do burge and bere grene leaves at Christmas
As freshes as other in May,’ maar verhaalt niet dat de kerstbloeiende meidoorn ontstaan is uit de staf van Jozeph van Arimathea. Dit laatste komt weer van een legende die stamt van de katholieke C. Eyston, 1667-1721. In 1722 werd dit verhaal afgedrukt door Thomas Hearne in ; ‘story and Antiquities of Glastonbury’. Ook stond er een walnoot die geen blad draagt voor het feest van St. Barnabas.
Zo verhaalt men, dat: ҅en cultivar van de gewone meidoorn, die Glastonbury doorn genoemd wordt, gedurende de winter bloeit, men gelooft dat de struik bloeit op Kerstmis De knoppen komen op de 24ste, bloeit met Kerst en de volgende dag is ze verwelkt. Deze vorm bloeit soms wel met Kerstmis, maar meestal in februari.
Opvallend detail is ook hier dat Glastonbury een oeroude, heilige plaats van de Kelten is. De hoge gronden waar de Abdij staat werd in vroegere dagen het Isle of Avelon genoemd. De Avelon van koning Arthur?
De Abdij aldaar, nu een rune, zou de verblijfplaats geweest zijn van Joseph van Arimatea. Volgens de legende kwam die in Engeland aan met 12 volgelingen en richtte de eerste Christelijke tempel in dat land op. Hij had de Heilige Graal bij zich, de schaal of kop die bij het laatste Avondmaal gebruikt werd. Ze reisden lang en ver en kwam met kerst te Glastonbury aan. Joseph wist dat ze het eind van hun reis bereikt hadden en als een teken stak hij zijn staf diep in de grond. Die begon onmiddellijk te bloeien, gelijk als Aarons staf. Zijn staf was dus van hem afgenomen en hij had hem niet meer nodig. Hij maakte hier zijn rustplaats en bouwde daar een kapel, die na vele veranderingen en aanpassingen de grote abdij van latere jaren werd.
Deze meidoorn werd dan ook zeer vereerd. De plant bestond uit enkele stammen. Tijdens de regering van Jacob I gaf men grote sommen geld uit voor loten van de Glastonbury thorn zodat er heel wat meidoorns in Engeland zijn die bewijzen kunnen dat ze van Jozef van Arimatea afstammen. De verkoop van zijn bloemen, twijgen en stekken bracht het daarbij gelegen klooster leuke sommen op.
In de regering van Elizabeth had ze twee stammen en de ene werd door een begeesterende Puritein omgehakt. De heiligschennende houthakker werd door een straffende splinter eenogig gemaakt.
In de tijd van Karel I werd de overgebleven stam omgehakt, maar een bewoner van de plaats hield, uit pure verering, een twijg die op de 25ste december bloeide. Er zijn nog steeds twee oude stompen in de abdij die bloeien in de winter, soms in januari of februari.
De oudst bekende staat in East Anglia en is bekend als ‘The Hethel Old Thorn’, in een begraafplaats van het kleine dorp Hethel, zuidelijk van Norwich, in Norfolk. Het zou meer dan 700 jaar oud zijn en geplant in de 13de eeuw.
Een andere beroemde meidoorn is die van Cawdor Castle, bij Inverness, de scène van de Macbeth tragedie. Het kasteel staat daar al sinds lang verloren tijden. De eerste heer van Cawdor kreeg in een droom te horen dat hij een ezel met goud moest bepakken en het dier los moest laten en waar die stopte om te rusten moest hij een kasteel bouwen. De dromer deed zo en de ezel stopte onder een meidoorn De hemelse bedoeling werd zo precies uitgelegd dat de architect de eerste toren bouwde met de meidoorn als middelpunt. Eenmaal per jaar gaat lord Cawdor met zijn gasten naar de stam en drinkt op de meidoorn zodat ze ook gelijk het huis het goede wensen.
In Gaelic folklore markeert de meidoorn, Schots/Keltisch Sgitheach en in Iers sceach, de ingang van de andere wereld en is sterk verbonden met feeën. Folklore verhaalt dat het zeer ongelukkig is om de boom om te hakken in elke tijd als het niet bloeit, in die tijd wordt het gewoonlijk gesneden en versierd als May bush, rond 1 mei, beltane, een oude Keltische feestdag. Ze worden vaak gevonden bij clootie wells; heilige bronnen, en deze holy wells zijn soms bekend als ‘Pag trees’,vanwege de kledingstukken die eraan gehangen worden als een onderdeel van rituele genezing. Als alle vruchten vallen was ‘welcome hawsՠ’ ens een gewone uitdrukking in Ierland.
Tudor.
De meidoorn was voor de roos, het badge van Tudor. In het wapen van het huis Tudor is een kroon geplaatst te midden van meidoorntakken met bessen. Hierover gaat het volgende verhaal.
De wrede koning Richard III had vele vijanden en eindelijk landde Hendrik Tudor met zijn leger in Z. Wales (1485) Richard rukte direct op, maar verloor de slag en zijn leven te Bosworth. Het verhaal vertelt nu dat hij trachtte te vluchten en daarbij zijn kroon in een meidoornbosje verborg. De kroon werd toch gevonden en door Lord Stanley werd die naar de nieuwe koning Hendrik VII, Hendrik Tudor, geplaatst, die het gebeurde in zijn wapenschild opnam terwijl het spreekwoord ontstond: ‘Cling to the crown though is hangs on a bush.’
Er is een boom die over een heilige bron groeit in County Wicklow waaraan de mensen stukken kleding leggen op de dag van St. Kevin.
St. Guilbert.
St. Guilbert (Guibertus of Witbertus) is de patroon van het stadje Gembloers (Frans Gembloux, provincie Namen) Op een dag plantte hij zijn staf, -Guibert was een abt- in de grond. De staf was een bloeiende meidoorn die de Walen heden, na ca. 1500 jaar, nog buisson de St. Guibert noemen. Op zijn feestdag, de 23ste mei, gaat te Gembloers de zogenaamde nachtelijke processie uit en iedereen draagt brandende fakkels en kaarsen en loopt de bedevaartweg die vier uren duurt. Deze weg loopt voorbij de wondere doornstruik. Hier blijft de processie stilstaan terwijl jongens op de doorn kruipen en bloeiende takken naar de omstanders werpen die ze naar huis dragen en ze godvruchtig als amulet bewaren. Begrijpelijk dat de buisson de St. Guibert, die men heden ziet, een plaatsvervanger is van de oorspronkelijke vorm.
Ermeliedoorn.
Ermeliene overleed te Meldert in Belgisch Brabant, anno 598. Op een dag werd zij door de wulpse heer van Bevekom (Frans Beauvechain) achtervolgd en ze verborg zich in een kudde schapen na haar wandelstok in de grond gestoken te hebben. Terstond werd de stok groen en kreeg bloemen en bladeren. De achtervolger kwam wat later ter plaatse en omdat hij haar niet zag vroeg hij de herder of die geen jonge maagd voorbij had zien gaan. ‘Ja zeker, was ‘t antwoord, ‘maar het is al even geleden want zie ze heeft hier dat boompje geplant en die staat al in volle bloei.’ Als het zo lang geleden is, is alle vervolging nutteloos dacht de jonge heer en hij trok naar Bevekom.
Dagobert.
De meidoorn was ook de Dagobertshaag bij Klingenmunster in de Rheinpflaz. Koning Dagobert, de Frankenkoning uit de 7de eeuw, zou zich voor zijn vijanden achter een meidoornhaag verscholen hebben. Die groeide op tot een krachtige boom die in 1817 door de bliksem getroffen en 6 jaar later door een storm geheel vernield werd. De heilige boom genoot onder het volk een bijzondere verering. Zieken genazen in zijn buurt, paarden die driemaal om de boom gevoerd werden, genazen. Wie maar een bijl in de buurt had, vertelde men, verloor een arm en wie de bijl tegen de boom legde zou gauw ten gronde gaan.
St. Brigida.
Merkwaardig is de meiboom van het Limburgse plaatsje Noorbeek, dicht bij de Belgische grens. Daar is de meiboom gewijd aan St. Brigida, de beschermheilige van het dorp. Daar blijft hij een jaar lang bij het Brigida kapelletje staan, de andere meibomen worden overal in Limburg na een maand opgeruimd. Vooraf wordt vergunning voor het kappen gevraagd, terwijl de kerk bijdraagt in de onkosten. Het is een onversierde meiboom want, volgens de legende, hield St. Brigida niet van versiering. Dit maakte ze kenbaar door een versierde boom om te laten vallen.
Mariadoorn.
Bij de gemeente Oevel, bij Geel, ligt een straat die men de ‘noevenstraat’ noemt. Een eerbaar meisje, Dimfna Verriet, werd aldaar door vier boeren aangerand, die haar wilden verkrachten. Zij riep Maria aan die haar uit de handen van de booswichten verloste. Deze Dimfna liet aan een doorn, die daar groeide, een Mariabeeld hangen. Later werd er een kerk gebouwd waar Maria onder de titel van ‘’Lelie onder de Doornen’ vereerd wordt, vergelijk het Hooglied ‘gelijk een lelie onder doornen.’
Te Eekloo vond men voor de 15de eeuw een Mariabeeld op een bloeiende doorn. Men had er een kapel gebouwd en de dienst werd opgedragen aan nonnekens, ‘de zusterkens van Onze Lieve Vrouw in de Doornen.’ In 1570 werden ze verjaagd en verscholen ze zich te Gent. Op 18 augustus 1823 werd plechtig het Mariabeeld in een kapel van de oude Relkollettenkerk geplaatst
Drie edele jonkvrouwen besloten om een kerk te laten bouwen. Dat zou moeten gebeuren in de buurt van Tienen, bij het plaatsje dat nu Hakendover heet. Dadelijk ging men aan ‘t werk, maar toen de werklieden de volgende dag terugkwamen, was alles weer afgebroken. Dat ging tot driemaal zo door. Tot op een nacht, na Driekoningen, aan de drie jonkvrouwen een engel verscheen die hen naar een nabijgelegen veld bracht dat geheel met sneeuw overdekt was, behalve een ruimte die afgebakend was door een rode draad waarbinnen een prachtige meidoorn bloeide. Hierin zat een vogel die in zijn snavel een brief had waarop stond: ‘Dit is de plaats die de Heer heeft uitgekozen voor zijn heiligdom’. Bij de bouw van de kerk mochten er maar twaalf werklieden zijn, er waren er steeds dertien, behalve bij de maaltijden en uitbetaling. Die dertiende man was Christus zelf. Vele bedevaartgangers hebben deze plaats gevonden. Sommigen proberen een takje van de haagdoorn mee te nemen.
H. Laurentius.
De H. Laurentius moest naar zijn martelplaats vervoerd worden, maar waar bevond hij zich? Men zocht en nergens was hij te vinden. Toen werd bevolen dat de inwoners van het huis, waarin hij zich verborgen hield, een tak met hagendoornbessen uit het venster naar buiten moesten steken. Maar zie, op de dag van de terechtstelling staken uit al de huizen zulke twijgen.
Heilige doornenkroon.
‘Omdat de boom de doornenkroon geleverd had die op Zijn hoofd gezet was, bezit de meidoorn vele deugden. Wie hier een takje van draagt kan geen enkel leed deren, zelfs het huis waarin zich dit takje bevindt zal door geen kwade geest betreden worden.’ Alzo sprak J. Mandeville ca. 1360.
Volgens de legende werd de doornenkroon van een meidoorn gemaakt. 400 na Chr. schreef Marcellus Empiricus ‘Salutaris herba, id est Spina alba, qua Christus coronatus est.’ De kroon werd in Constantinopel bewaard maar aan de Venetires overgedaan voor een hoeveelheid geld. In de 13de eeuw gaven die de kroon, om de gunst van Louis van Frankrijk te winnen, aan de koning die er de Heilige Kapel in Parijs voor liet bouwen. Toen in de achtste eeuw Karel de Grote voor het relikwie knielde bloeide de meidoorn opnieuw en vervulde de lucht met zijn geur. Omdat Christus bloed op de takken gevallen was, had de meidoorn vele krachten. Sir John Mandeville schreef dan ook dat geen donder diegene zal treffen die een tak op hem draagt, geen ongeluk mag hem deren, geen geest zal in zijn huis komen.
Er is nu zelfs nog geloof dat de boom kreunt en trilt op Goede Vrijdag, een overleving van voorgaande sage.
Folklore.
De meidoorn was met bovennatuurlijke krachten begiftigd tegen allerlei duivelse invloeden. In Frankrijk en Engeland tegen bliksem en magische krachten. Het was een ideale haag vanwege de dorens. Meidoorns behoren toe aan elfen en mogen niet gestoord of geveld worden, dat kan je leven kosten. Snij de eenzame doorn, die zal bloeden of schreeuwen. De meidoorn wordt fairy thorn (elfendoorn) genoemd en ervan dromen brengt geluk. De mei mag niet voor mei gesneden worden en in huis gebracht, dat brengt ongeluk.
De naam van de heks in het Engels: hag en is hetzelfde als haw, de hawthorn. De overeenkomst ligt niet in de magische kracht van de heks maar alleen omdat ze onder hagen zit. Eenzame bomen in het veld die niet hoger groeien zijn behekst en hier moet je ‘s nachts niet bij komen. Een vurig wiel komt uit het bosje en zal je vernietigen als je te dichtbij komt. Eenzame bomen zijn meestal veldmarkeringen en ontmoetingsplaatsen. Sommige boeren hangen in Engeland de nageboorte van hun dieren aan de meidoorn.
De bladeren verzamelen brengt ongeluk maar ze te branden is een remedie tegen meeldauw in tarwe. De bladeren werden in ale (bier) gedaan om een sprakeloze man te genezen.
De fijn gestoten wortel als omslag trekt splinters en doornen uit. Men zegt ook, dat de wortel een voortijdige geboorte kan opwekken als de buik daar driemaal mee geslagen of gewreven wordt.
Als de meidoorn met vele bloemen bedekt is ziet men er een rijke korenoogst in. Als ze in de herfst vol met vruchten beladen is dan komt er een strenge winter met veel sneeuw.
Bloeit de meidoorn dan moet je je paard dood jagen, dat wil zeggen dat het de allerhoogste tijd is om te zaaien.
Er wordt verhaald dat de schaapherders de meidoorn bij zich hadden bij de roof van de Sabijnse maagden. Romulus had deze takken bij zich om de vrouwen bijeen te krijgen.
Ellert en Brammert.
‘t Is een honderd jaar of wat geleden dat Դ bij het grote veld lang niet zuiver was. Als de zon onder was waagde niemand zich meer buiten de deur. Het was al vrijwel nauwelijks vertrouwd dat een mens alleen overdag zich op ‘t veld waagden. Twee rovers stroopten de hele omtrek af en alles konden ze gebruiken. ‘Ik weet niet of ze gedoopt waren, ‘t zal er misschien niet van gekomen zijn. Maar namen hadden ze, het waren Ellert en Brammert. Ze zagen er ruig uit, de scheerbaas kregen ze alle weken niet op de stoep en een schoon hemd kregen ze pas aan als ze de ander over de kop stroopten.
Ze waren ruig, sterk en voor de duivel niet benauwd. De duivel kwam Ellert op een avond eens achterna op ‘t Grollerhout. Hij wou hem tot kwade daden aanzetten. Dan moet Ellert gezegd hebben: ‘Als jij de duivel bent, ben ik je maat. Ga zitten en praat wat.’ Gelijk zette hij zijn been tussen de bokkenpoten en voordat de duivel het in de gaten had zat hij boven op hem op een hagendoorn. ‘Hoe gaat het?’ zei Ellert. ‘Het gaat mij niet en ‘t zit mij niet,’ zei de duivel. Dan zei Ellert: ‘als de pannenkoeken vanonder gaar worden dan moeten ze gekeerd worden’, meteen grijpt hij de duivel bij zijn staart. Maar dan krijgt hij een stuk van de hagendoorn in de ogen en kan een tijdlang niets zien en zo is de duivel ontkomen. Dat is nog altijd jammer want als er een was die hem de baas kon, dan was het Ellert.
Lyrisch.
De inlandse meidoorn is het symbool van de Hollandse voorjaar, als de aarde een sprookje is en het leven een vreugde. Symbool van zoete hoop. Een bloeiende meidoorn is een pracht, mooier dan een Japanse kers en vol beladen in wit, soms in roze of in rood. Geen blad is meer te zien, de takken buigen door.
De meidoorn is geen bosreus maar een kleine bladverliezende boom van hoogstens 7m. of grote struik. De kroon staat in het winterse silhouet als dooreen gevlochten terwijl die in de meest gevallen meer breed dan hoog is. De meidoorn geeft in de winter een mengeling van donkerbruine takken als een zwarte spot in het landschap. Zijn stam is vol kwasten, de schors is dik en doorgroefd en in de lengte doorploegd met rimpels zodat ze een eerwaardig en bejaard uiterlijk heeft. Zijn wortelgestel is niet uitgebreid waardoor de boom vaak scheef waait. De lichte kleur van zijn bast, een bruine schaduw tot rood alsof er bloed in zijn aderen stroomt, het verschil met de blackthorn of slee. Het is een boom van Mars.
De meidoorn is al op jonge leeftijd eerwaardig want veel ouder dan honderd vijftig jaar wordt deze boom niet. In mei wordt deze eerbiedwaardige patriarch overdekt met een weldadig witte hoofdbedekking wat past bij zijn status. De boom is een feest voor de ogen, met sneeuw in mei die op wintersneeuw lijkt ofschoon het sneeuwt als het alle dagen warmer wordt.
Het prachtige en delicate groen van de ontluikende bladeren geven het een groen symbool van voorjaar. De bloemen ontluiken als zilveren bollen in zettingen van emerald. De kleine en tere roosjes worden gewiegd in de jonge blaadjes zodat de boom gekroond wordt met het diadeem van de mei. De meiboom is dan bekleed met de bruidsluier, het bruiloftskleed die in de bruidsnacht een sneeuwval van bloemblaadjes geeft.
De geur is bijzonder, een geheimzinnige mengeling van odeurs en zweemt tussen honig en drek in en trekt vliegen aan, maar wordt ook besnuffeld door duizenden bijen. De bloem heeft een warme en zware reuk dat sommige mensen herinnert aan een doodskamer. Lange tijd geloofde men dat de meidoorn de geur van de Grote Plaag, die Londen teisterde, bewaarde. Botanisten verhalen dat het een substantie bevat, trimethylamine, die ook gevonden wordt in rottende vis.
Het was op een meidoorn dat Maria de luiers van haar kindje droogde. Daarom ruiken de bloemen zo goed. Ze verspreiden ook vaak een pisreuk, om dezelfde reden.
Na de huwelijksnacht zwelt de vruchtbodem op en wordt in de herfst karmozijnrood geverfd.
De bladeren worden in de herfst mooi geel gekleurd.
Dauw.
Het dauwtrappen of dauwtreden is een in verschillende delen van ons land nog voorkomend volksgebruik om met Hemelvaartsdag of Pinksteren Գ morgen vroeg naar buiten te gaan. Dit hangt waarschijnlijk samen met het oude geloof dat de dauw toverkracht zou bezitten, waarvan ook vele Duitse volksgebruiken getuigen. Dauw helpt tegen zomersproeten. Op de 1ste mei morgen gaat de boer of boerin naar buiten en bevochtigt een doek met dauw en drukt die uit in de karnton, dan komt er veel boter. Kinderloze vrouwen wentelden zich in de meidauw of namen voetbaden in de hoop dat hierdoor hun levenswens in vervulling zou gaan. Bij de Engelsen is er het geloof dat de dauw op de eerste meimorgen een onvergankelijke schoonheid geeft. Vooral dat op de meidoorn valt is een kostbaar toverwater dat meer nog dan ander dauw parelende een verjongende kracht geeft. Dauw wassen is voor de meisjes zo een must en beschermde tegen hekserij. Hiervoor ging men voor dag en dauw naar buiten om een dauwbad te nemen. Degene die het laatst aankwam moest trakteren. De dauwdruppels die van meidoorntakken vielen werden zeer gewaardeerd als een kostbaar toverwater, zoals ook uit een oud rijmpje blijkt
‘Het dauw die op de meidoorn ligt
Mooi meisje was uw aangezicht
Wie het doet en weer doet elke keer
Verliest haar schoonheid nimmer meer.’
Meiboom.
Door de Grieken werden bloeiende takken van de meidoorn gebruikt bij een huwelijk. Toen Hera een bepaalde bloem aanraakte zouden Ares en zijn tweelingzuster Eris verwekt zijn. Die bepaalde bloem is waarschijnlijk een meidoornbloesem geweest. De meidoorn wordt in de Europese volksmythen met wonderbaarlijke verwekkingen in verband gebracht, haar zuster in de Keltische literatuur is de sleedoorn, een symbool van tweedracht en Ares tweelingzuster Eris. De meidoornbloesem werd met godin Flora ‘s verering geassocieerd.
De datum waarop de meidoorn in bloei komt trok vanouds al de aandacht. Het was van belang dat deze datum op 1 mei zou vallen, de tijd van het lentefeest. Door de invoering van de Gregoriaanse kalender is die datum echter 12 dagen opgeschoven en komt de boom nu tegen het midden van mei, eind mei in bloei. In mei, de trouwmaand, staat de meidoorn dan ook volop in bloei.
De bloeiende takken werden het jonge paar vooruit gedragen en sierden het bruiloftsvertrek, de bruid droeg een guirlande van zijn witte bloemen. De takken werden op het altaar van Hymen, de god van huwelijk, gelegd. Het altaar werd verlicht door brandende fakkels van meidoornhout. De Hellenen stemden Artemis gunstig met huwelijksoffers waarbij ze ter ere van haar toortsen van de kuise meidoorn droegen.
Voor iedereen symboliseert de meidoorn de verandering van het voorjaar in zomer. Het is een Iers geloof dat de zon op deze 1ste mei extra vroeg verschijnt. Ze noemen hun meidag Samhradh: de zomer. De meidoorn spreekt over seks en vruchtbaarheid die zoveel mogelijk beschermd moet worden in deze kritische tijd. De beschermende planten waren van oudsher de meidoorn en in hogere gebieden de lijsterbes. In Frankrijk werd de boom voor de ramen van de jonge meisjes gezet. De zoete geur van de bloemen maken een suggestie van seks.
Die boom was een bezield wezen, de ziel van het voorjaar en de vruchtbaarheid woonde in die boom. Bij de meifeesten haalde men die boom in een optocht uit het bos met zoveel mogelijk spannen en wagens met ossen ervoor als om aan de boom te laten zien hoe zwaar men de oogst in gedachten had. De boom werd met water besprenkeld wat zou helpen voor voldoende regenval. Na geplant te zijn werd die versierd met linten, eieren, het symbool van leven en groeikracht. Soms kwam boven op de boom een haan te staan, het symbool van vruchtbaarheid.
Zie Shakespeare: Henry VI, 2, 5 scene: ‘Gives not the hawthorn bush a sweeter shade’. Vooral in Engeland werd de meidoorn als mayboom gebruikt.
De may-bough hing over de huizen en met de may-pole zijn deze overblijfselen van oude gebruiken. In een paar plaatsen van Engeland werd de meikoningin, May-day Queen, gekozen en gekroond met meidoornbloemen, haar escorte voor die dag werd gekroond met de meer mannelijke eik. De dag werd gevierd als een vakantiedag. In sommige plaatsen werden May-day sporten gehouden. Die dag werd op het platteland met blijdschap gevierd. Op andere plaatsen versierden de jeugd zich met witte takken van het voorjaar en vertegenwoordigt door de meikoningin dansten ze vrolijk door de huizen en strooiden bloemen uit.
Vier eeuwen daarvoor leken de straten van de steden ook op bloembogen door de takken die iedereen uit zijn deur stak. De jongelui beleefden de maying na middernacht en werden vergezeld door muziek. Ze verlieten de stad om hun geest te vernieuwen. Ze keerden terug in een blijde optocht met de schoonheid en geur van de bloemen, ze droegen meidoorn, berken en andere bomen. Kransen van wilde bloemen en boeketjes droegen ze in hun handen waarmee ze het huis versierden.
In the Knight ‘s Tale vertelt Chaucer (1387):
‘So maken hym a gerland of the greves
Were it of wodebynde or hawthorn leves
And loude he song ayeyn the sonne shene
May, with alle thy floures and thy grene
Welcome be thou, faire, fresshe May
In hope that I som grene may
woodbine of hawthorn leaves.’
In the Knight’s Tale zegt hij verder:
‘To doon honour to May.’
Mei ceremonies werden door alle bevolkingsgroepen van de middeleeuwen gehouden. Eden werden gezworen bij de boom. Eind 13de, begin 14de eeuw leken de kerken dit gebruik toe te staan, meer dan ertegenin te gaan. Het blad wordt afgebeeld in kerken en kathedralen als in het chapter house van Southwell Minster, met andere may day of magische planten, eik, klimop, boterbloem, zilverschoon, esdoorn en hoofden met kronen van meidoorn. Ze werden gedragen door de man in groen, Jack in the green, de Robin Hood.
De puriteinen haatten dit gebruik. Tijdens de Great Rebellion werd de meiboom verboden, 16-17de eeuw.
Toen Charles de II de troon besteeg werd de beroemde meiboom van het strand met veel gejuich opgericht en was er blijdschap tussen de mensen. Toen de vreugde was afgelopen werd de boom aan Isaac Newton gegeven en door zijn aanwijzingen werd het de ondersteuning van de toen grootste telescoop ter wereld. In het begin van deze eeuw is het meigebruik vrijwel verdwenen.
Vondel, Zegezang ter eere van Gillis van Vinckenroy;
‘Daar reeds de meibomen staan
Voor մ huis geplant, en heldere kransen
De straat versieren, met hun glansen
Van flikkerend goud en lachend groen?
Vondel, Geboortekrans;
‘Van bloemen zich alszins verspreide
April van nieuws de velde beklede
De leeuwerik en de koekoek beide
Verkondigen de aanstaande mei
De jeugd van մ jaar, de bloem der tijden.’
Vondel, Geboorteclock;
‘En zondert kuise bies, versmaad in alle andere tuinen
Op Pindus heuvelen en spitse kruinen
Zuig godenlekkernij, och of na mijn dood
Veldgodinnen, violet, wit, purper, blauw en rood
Lavendel, inkarnaat, en paars, en geel schakeerden
En weefden tot een pels en ճ dichters uitvaart vierden
Met Flora ‘s dierbaarste dracht. Maar zeg met lieve lent
En zoete koele mei, nooit was mijn oog gewend
Zoveel schats en prachts te zien geopend op ‘t evend
Hoe zijt ge vol ziels, vol juichings en vol levens?
Zij antwoord: verwondert u welke bloeilust mij ontvonkt?
Aanschouw die daar die met haar zwangere lichaam pronkt’.
In Richard Wagners Gotterdmmerung staat (Akt 2, Scene 3):
Gro Glck und Heil lacht nun dem Rhein,
da Hagen, der Grimme, so lustig mag sein!
Der Hagedorn sticht nun nicht mehr;
zum Hochzeitsrufer ward er bestellt.
Bertolt Brecht dicht in de Dreigroschenoper (3de akte, ‘Lied aus der Gruft’:
Nun hort die Stimme die um Mitleid ruft
Macheath liegt hier nicht unter’s Hagedorn
nicht unter Buchen nein in einer Gruft
hierher verschlug ihn des Geschickes Zorn.
Van Wilhelm Raabe is er een Ballade Der Hagedorn.
Oprichtingsboom.
Een van de vormen van de meiboom was de oprichtingsboom die geplant werd bij de bouw van een huis.
De oprichtingsmaie bij bouw van een huis was een boom die met eieren, bonte linten en dergelijke versierd was, waarin vaak geld opgehangen was, het drinkgeld, dit geld werd ook wel gekregen van de bouwbaas. De maie werd onder muziekgeschal feestelijk rondgeleid en aan het huis vastgebonden. In de kransrede wordt aan de vrouw van de eigenaar gevraagd om deze boom tot de aller zwaarste te maken.
Dit is een gebruik dat nog steeds in stand wordt gehouden als er een nieuw huis wordt gebouwd, zo gauw als men de nok bereikt wordt er een tak opgeplant. Dit symbool van het nieuwe leven werd dan ook ingewijd, waaruit de meiwijn en het zogenaamde pannenbier is ontstaan.
Holland.
(215) Onze voorouders vierden hun meifeest ter ere van de overwinning van de zomer op de winter met het planten van een meiboom als symbool van vruchtbaarheid. In voor Christelijke tijd dacht men de meiboom als zetel van de vegetatie geest. (zie Betula) Later gold de meiboom als teken van verering. De jeugd zorgde voor een versierde boom voor het huis van de schoolmeester, die wel begreep dat het hun om een vrije dag te doen was. Ook was er eigen belang bij als de schutters hun meiboom plantten voor de kolonel van de schutterij. Ze hoopten toch op een feestelijk maal of tenminste een geldelijke beloning. Vooral in Den Haag had de bevolking plezier in het planten van meibomen, door diegenen die ze eer wilden bewijzen. Tot 1795 werden elk jaar de meibomen geplant voor de Staten van Holland, de Staten Generaal en de prins van Oranje. Gebruikelijk was het een wimpel, met een Latijnse opschrift, aan de boom te bevestigen. Het meeste bekijks hadden bomen Գ avonds als de kronen met kaarsen verlicht waren. Ook in andere plaatsen was het feest rond de meiboom. Zeer bekend was in de middeleeuwen de meiboom die elk jaar voor de abdij van Rijnsburg, een rijk vrouwenklooster bij Leiden, geplant werd. De abdis, met talrijke vooraanstaande genodigden, kwamen op de eerste meidag kijken naar het dansen en zingen van de dorpsjeugd rond de met klatergoud, koek en eieren versierde boom. Waren de dansers tenslotte moe gedanst, dan werden ze onthaald op een vaatje kloosterbier en andere versnaperingen. Het meest bekende liedje, dat sinds eeuwen bij het lentefeest gezonden wordt, ‘he!, het was in de mei’, waarvan het eerste couplet luidt:
‘Daar ging een patertje langs de kant
Hei! Դ was in de mei!
Hij vatte een nonnetje bij de hand
Hei! ‘t was in de mei
Zo blij
Hei! ‘t was in de mei.’
Een oud mei liedje brengt ons bovenstaande in herinnering:
‘De meiboom wordt geplant
Versierd met groene kransen
De jonkheid hand aan hand
Ziet men met vreugde dansen.’
Verkwikken.
Voor de huwbare meisjes werden hier en daar takken aan het huis bevestigd, dat waren de meitakken of meien.
De takken spreken voor zichzelf, want de verschillende takken hebben een symbolische betekenis.
Ziet men een dennentak aan een huis bevestigd dan wil dat zeggen: gestadige liefde. Een berkentak stelt goed en schoon voor. Een tak van een meidoorn betekent: een stekelig karakter. Een meisje dat de jongens graag voor de gek houdt wordt met een stropop en de trotse van het dorp met een vogelverschrikker versierd. Zij die er meer dan 1 geliefde op nahield, vond dan een bosje russen aan haar venster. Het laat begrijpen dat de meisjes op meimorgen vroeg bij de hand zijn om te kijken hoe de jongens over haar denken en, ....als het niet naar haar zin is, het huldeblijk snel te laten verdwijnen.
Steenlegging.
Bij de Romeinen was de meidoorn aan de godin van de deurdorpels gewijd, een godin die het huis beschermde. Een bouwoffer, een gebruik om bij de bouw van een huis, paleis, tempel of brug, religieuze ceremoniën te verrichten is of was bij bijna alle volkeren bekend. Meestal werd daarbij een dier, haan, big, schaap of kikker geofferd. Dat gebeurde door het slachten en met het bloed de pilaren, drempel, muren te bestrijken of te besprenkelen of die met kalk te vermengen. Of het gebeurde door het offer levend onder of in de fundamenten te begraven. Opgravingen leren dat over de gehele wereld skeletten van mensen en dieren onder huizen, tempels en oude kloosters worden gevonden. Bekend is het weglopen in oudere tijden van het werkvolk bij een bouw als er bekend werd dat men offers nodig had om de bouw te laten doorgaan. Waarschijnlijk is het dieroffer een verzachting van een mensenoffer. Een andere verzachting is het inmetselen van een haarlok of vaatwerk, waarschijnlijk gevuld met bloed of een bloed voorstellende vloeistof. Sommigen denken dat het inmetselen van een lamp ook een verzachting van een mensenoffer is.
Over de bedoeling bestaat verschil van mening. Of het is een verzoening met de aardgod op wiens terrein inbreuk wordt gemaakt. Of dat de geest van de gewelddadig gedode aan die plaats blijft gebonden en als beschermgeest fungeert. De bij de offering uitgesproken formules bevestigen nu eens de eerste dan weer de tweede zienswijze. De vele verhalen over bouwwerken die aldoor mislukken totdat het vereiste offer is gebracht spreken mede over de eerste opvatting. Misschien is de zogenaamde steenlegging een vervanging van genoemde gebruiken.
Christelijk.
De eerste steen is een beeld van Christus 1 Corinthiërs 3,10,11. ‘Niemand kan een ander fundament leggen, dan hetwelk gelegd is, en dat is immers Jezus Christus’. Hij is bovendien de hoeksteen die aanvankelijk door de bouwlieden werd verworpen. Zo is ook het altaar van een stuk steen, de hoeksteen die verworpen is. De 5 wijdingskruisen symboliseren de wonden van Christus. De 4 kruisjes op de hoeken de vier werelddelen die door Christus dood verlost werden. De vijfde in het midden herinnert eraan dat dit in Jeruzalem, het middelpunt der wereld geschiedde Jeremia 5,5.
Planten.
Zo werd het vroeger geteeld. (Dodonaeus) ‘De manier van haagdoren te zaaien om er de hoven mee te omtuinen en af te schutten is aldus zo Petrus Hondius aangemerkt en aangetekend heeft: De rode vruchten worden geplukt als ze doorrijp zijn en een donker bruine kleur beginnen aan te nemen en men begraaft ze tezamen in een pot of liever in een mand over hoop in de aarde en als ze zo een geheel jaar door bewaard zijn geweest en gesmoord dan worden ze nuttiger gezaaid en met zekere hoop van wasdom dan wanneer dat ze vers van de bomen genomen zijn.
De tweede soort groeit zeer goed van kleine afgesneden takjes die in de aarde gestoken worden.ՠ
Dat klopt eigenlijk nog steeds, de vuurdoorn wordt gemakkelijk gestekt en de meidoorn wordt gestratificeerd.
De meidoorns zijn gewillige bomen en groeien op alle gronden, wel gevoelig voor strooizout.
Ze wortelen oppervlakkig en waaien zo gemakkelijk scheef. Snoeien verdragen ze slecht, dan vormen ze vele waterloten. Door de vele insecten en rijke vruchten is de meidoorn een geliefde gastheer voor vele vogels. Over het algemeen groeit de meidoorn het best op en goed losgemaakte vruchtbare kalkrijke zandgrond of leemhoudende bodem. Hoewel hun licht eis niet groot is moeten ze voor een goede bloemontwikkeling en vruchten tamelijk veel licht hebben.
De boom wordt momenteel nogal bestreden omdat er een bacterie op kan voorkomen die het zogenaamde perenvuur veroorzaakt. Deze ziekte kan overslaan op fruitgewassen en dan hele aanplantingen verwoesten. Om die reden zijn de bekende meidoornhagen in Zeeland vrijwel met de grond gelijkgemaakt. Nu gaat men meer over tot het snoeien van de haag, het perenvuur gaat vaak over via de bloemen en een gesnoeide haag geeft vrijwel geen bloemen.
Beide inlandse soorten worden van zaad vermeerderd, ze komen zelden zuiver afzonderlijk voor. Direct nadat de vrucht rijp is, juli, schoon maken, stratificeren en in maart zaaien.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl