Ferula

Over Ferula

Reuzenvenkel, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit Missouri botanical garden.

170 soorten van dit geslacht komen voor in het oostelijke M. Zeegebied en centraal Azië, 26 soorten in China.

Het zijn overblijvende kruiden met vaak meters hoge stengels die al vroeg in het jaar, in de voorzomer verschijnen, 1-4m.

De reuzenvenkels zijn mooi door hun zeer fijn ingesneden bladeren en trossen van 40-50cm grote schermen van kleine gele bloemen die op stengels staan ver boven het blad.

Stevige, holle en wat succulente stengels.

Ze bezitten blauwachtige dikke wortels.

Is nauw verwant aan varkenskervel, Peucedanum, waarvan een Z. Afrikaanse soort ook galbanum levert, Peucedanum galbanum, Benth. & Hooker.

Apiaceae, schermbloemenfamilie.

=Ferula asafoetida, L. (stinkend sap) (Asa foetida, Scorodosma foetidum, Bunge)

Een kruidachtige meerjarige van 2m met stevige, holle en wat succulente stengels van 5-8cm diameter aan de basis.

De bladeren zijn 30-40cm lang, driemaal of meer geveerd met een stevige schede die de steel omklemt.

Gele bloemen in grote schermen.

De plant groeit in Perzië tussen het Aralmeer en Turkestan en bij voorkeur op kiezelhoudende gronden. Reeds de plant heeft een zeer onaangename reuk. Is beschreven in 1877.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) “Aԁltiht of Antit is een gom die zo in Arabi genoemd wordt en in Indien Imgu of Imgata (waarnaar sommige het in Nederland hing noemen) vloeit uit een gewas dat Anjuden of Angeidan, ander Angiadon heet, zo Garcias ob Horto betuigt die zegt dat Avicenna deze gom Altith Almahatat noemt (anders Haltith) wat van de overzetter als Asa vertaald is in plaats van Laser en Asa dulcis in plaats van Robalcuz. Dat is een dik sap en dat dit Altith Arabum het echte Laserpitum van de ouders dat nu gewoonlijk Asa foetida genoemd wordt. Dan het kruid zelf is niet goed bekend. Voorts zo wordt er uit Indien twee soorten van dit Laser gebracht, de eerste is zuiver en blinkt en is van kleur de amber of Carabe gelijk, sterker van reuk of, zoals zij zeggen die het veel gebruiken, veel beter van reuk, de andere is onzuiver en wordt van de arme lieden alleen gebruikt en is niet zo sterk van reuk. Daarom komt het dat Avicenna zegt dat de ene soort van Asa die foetida genoemd wordt omdat ze naar prei schijnt te ruiken en de ander Asa odorata. In Duitsland worden ze naar die reuk Teufels dreck genoemd en in Brabant fierilonfonsa en ook duyvelsstront of duyvelsdreck.’ Indisch Hing.

Of via Spaans azafedida van Perzisch aza: gom, en Latijn foetida: stinkend.

Uit het melkachtige sap van deze plant komt de Gummi asa foetida of Gummi-resina asa foetida: duivelsdrek, Duitse Duvelsdreck of Teufelsdreck in 1482, Stinkasant en Engelse devils dung, stinking gum, asant, food of the gods, hing en giant fennel, Frans merde du diable; duivelsstront, in Turks Şeytantersi, Şeytan bksu of Şeytanotu (duivels kruid).

Gebruik.

Dit sap wordt van de stukgesneden wortels gewonnen, smaakt weerzinwekkend, is scherp en bitter. In Afghanistan noemt men het stinkende vinger. De Perzen noemen het echter voedsel van de goden, die het zeer vereren en in de kruiderij gebruiken. Asant is vooral geliefd bij de Indische Brahmanen die geen uien en knoflook mogen gebruiken vanwege hun afrodische werking.

Alexander de Grote bracht deze plant mee naar het westen. Mogelijk was het de vervanger van de oude Silphium (Ferula tingitana, of Ferula glauca?).

Het kruid was in de Salernoschool in 1100 bekend en lang in gebruik. Nu wordt het gebruikt tegen hysterie.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Deze Altiht of Asa foetida waarvan we denken dat het zo stinkt wordt nochtans bij de spijzen gedaan en dat heel Indien door. Want de Baneanes plegen de potten of ketels daar ze hun sappen of moes in koken met deze Asa te bestrijken en daardoor hoeven ze er geen peper of zout of enige andere specerij bij te doen. En voorwaar die vuile en afgrijselijke stank van Asa foetida vergaat door het koken en zelfs de Indianen verzekeren dat de spijzen daar een goede reuk van behouden. Sommige eten de Asa zodat ze hun verloren appetijt of eetlust weer mogen krijgen want het is in het begin wat bitterachtig net zoals gezouten olijven, dan daarna geeft het een goede nasmaak van zich. Vele zijn er die deze Asa alleen genieten en voor krachtig genoeg houden om de maag te versterken en de winden te laten scheiden. Men bevindt dat de paarden die met winden gekweld zijn nergens beter mee genezen dan als men ze deze Asa met brood of meel vermengt te eten geeft. De Indianen steken Asa in de holle tanden om de tandpijn te laten vergaan en dezelfde Indianen achten het veel omdat het nuttig is om de bijslapen lust te laten komen.’

A. Magnus verhaalt van het Silphion dat hij ook assifena noemt; ‘Het tiende kruid is door de Chaldeeën Luperar genoemd, door de Grieken Assifena, door de Latijnen Viscum querci, door Engelse mensen mysseltoe. En het groeit in bomen die er geheel mee beladen zijn. Dit kruid met een zeker ander kruid dat Martagon genoemd wordt, dat is Silphion of Laserpitium zoals het geschreven is in Duitse taal, opent alle sloten. En als de voor genoemde dingen tezamen gedaan worden en gezet in de mond van een man en als die denkt aan een ding of het zal gebeuren zet het zich op zijn hart, zo niet loopt het weg van zijn hart. Als het voor genoemde ding opgehangen wordt in een boom met een vleugel van een zwaluw zullen zich daar alle vogels verzamelen die er zijn binnen vijf mijlen. En dit is beproefd in mijn tijd. ‘Ook Dodonaeus noemt het Silphion Laserpitium, nauw verwant aan Ferula.

Uit J. Sibthrop.

Ferula communis, subsp. communis (Ferula nodiflora, L.) (in knop bloeiend) uit M. Zeegebied.

Duitse naam in Hortus Sanitatis is Birkenwurz, Engelse knotted giant fennel.

Uit Curtis botanical magazine.

Ferula communis, L. (algemeen) De plant ontwikkelt zich in weinig maanden tot 3-4m hoogte.

Gele bloemen in juli.

Uit Z. Europa, is beschreven in 1597.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De grootste en gewoonste van deze twee kruiden wordt in het Latijn Ferula genoemd, de Italianen ferola en in onze taal heeft het ook geen andere naam dan gewone Ferula of grote Ferula.’

Plinius naam voor deze plant is mogelijk afgeleid van het werkwoord slaan, omdat de stengels mogelijk gebruikt werden als een plak. Een Engels gezegde is: ‘to be under the ferule’, onder bewind van leraren of een roede van Ferula.

Ferula komt van de stam fer of ferire: smijten of snijden, van de Indo-Germaanse basis bher-, bhor of bherei: snijden, strijken of splijten. Of van Ferula, Latijn voor draagster. Of van Ferula; staf, zie de bisschopsstaf van de paus die ook Ferula heet, kruisstaf. In Singalees heet het perunkayan en in Sanskriet hingu.

Dodonaeus (b) ‘De Grieken noemen het Narthex, de Spanjaarden cananbeja.’ Zie bij F. narthex.

Dodonaeus; ‘De kleinste heet in het Latijn Ferulago en die naam heeft het ook in onze taal, tenzij dat men het kleine Ferula wilde noemen, in het Grieks Narthecya. De Fransen noemen het ook Ferula. Hetgeen dat in het midden van de eerst uitspruitende steel gevonden wordt en op een dooier van een ei lijkt is van de Grieken Enterione tou Narthecos genoemd en van de Latijnse overzetters Medulla, dat is het merg, dan de nieuwe kruidbeschrijvers hebben het liever gehad Corculum Ferulae te noemen, dat is het hartje van de Ferula. De oude Nederlandse namen zijn perckwortel of palmitory-wortel. De Grieken eten de jonge spruiten of eivormige hartjes ook veel, betuigt Bellonius en noemen het kruid zelf Arrica en een soort er van heet Denaida. Hij noemt het in het Latijn Ferula sua ova edulis ferens terwij dat het noch jong is.’

Reuzenvenkel, Engelse giant fennel, Duits Steckenkraut, Rutenkruter en Riesenfenchel.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Het hartje van Ferula of het merg uit de groene stelen genomen is zeer nuttig voor diegenen die bloedspouwen en met enige bloedgang of braken van bloed gekweld zijn of enige anderen buikloop hebben.

Dioscorides schrijft dat als het gestoten of gewreven en in de neusgaten gestoken wordt het bloed dat daaruit springt laat ophouden en zeer gauw stelpt en bovendien getuigt hij ook dat hetzelfde zeer nuttig met wijn te drinken gegeven wordt tegen de beten van de adderslangen.

Het zaad van dit kruid helpt diegene die met krampen en rommeling in de buik gekweld zijn.

Hetzelfde zaad met olie vermengt en van buiten over het ganse lichaam gestreken laat het zweet overal uitbreken.

In onze tijden wordt het hartje van deze steel en vooral in het landschap van Italië dat Pougli heet van sommige onder de as gebraden, te weten eerst met bladeren of enige linnen of wollen lap omwonden en bedekt en zo voor een lekker en smakelijke spijs gegeten mits er peper en zout bij doen en zelfs wordt het gehouden voor een ding dat heel geschikt is om de lust van bijslapen te verwekken en de kracht en bekwaamheid daartoe te vermeerderen.

De stelen van dit gewas worden in de pekel gezouten of met zout bewaard, als Dioscorides betuigt, hoewel hij daarvan bekent dat als het gegeten wordt het hoofd ontstellen en ziek maken.

Uit dit kruid worden verschillende sappen verzameld die men gommen noemt en in het ene land wordt een soort van dat sap Sagapenum genoemd en in het andere land heet een soort er van Ammoniacum en in een ander land is een andere wordt diergelijke gom Chalbanum genoemd.’

De stengel is met een wit merg gevuld, dat gedroogd gemakkelijk brandbaar is en lang en langzaam brandt en zo licht van plaats tot plaats vervoerd kan worden.

Hesiodus beschrijft dan ook hoe Prometheus het gestolen vuur vanuit de hemel met een Ferula toorts naar de aarde bracht.

Uitgeholde Ferula stengels dienden voor bewaring van manuscripten en dergelijke. Van de stengel werden dozen en bewaarplaatsen voor verschillende doeleinden gemaakt. In zo’n doos die na de slag bij Issus onder de buit gevonden werd, placht Alexander de Grote de door Aristoteles bewerkte uitgave van Homerus te bewaren.

Ook is de plant aan de God van de wijn, Dionysos geweid. De lichte en toch stabiele stengel werd met een pijnappel gekroond om als steun te dienen die anderen niet bezeren kon, (vandaar de afsluitende pijnkegels). Als de wijn dan te sterk gesproken had kon men zich zonder te bezeren op zulke thyrsoi genoemde staven steunen.

De stengel werd niet alleen als steun, ook als wandelstok en voor tuchtiging van slaven gebruikt (in water geweekt is het pijnlijk) en kinderen (dan droog en minder pijnlijk) daar komt de samenhang van het Latijnse woord ferire; slaan, en de Latijnse naam van de plant, Ferula.

Uit Missouri botanical garden.

Ferula gummosa Boiss. (gom leverend) (Ferula galbaniflua, Boiss. & Buhse.) (galbanum vloeiend) is een dik wortelend kruid met ingesneden bladeren. In het voorjaar loopt de plant al vroeg uit, waarbij het groene gewas verfrissend is als venkel.

De bloemen verschijnen in groepen van 40‑50 in een scherm.

Naam, etymologie.

Ferula soorten leveren galbanum.

(Dodonaeus) ‘Galbanum is een gom (of sap) dat ook van een geslacht van Ferula die in Syri groeit en die Mecopium genoemd wordt. Deze gom heet in het Grieks Chalbanum of Chalbane, in het Latijn en in de apotheken Galbanum en ook wel Mecopium. Het kruid zelf daar deze gom van komt heet in het Latijn Stagonitis, schrijft Plinius.’

Engelse galbanum plant, midden-Hoogduits Galbenkraut, -saft, Galigaen of Galigan, ook Muttergummi, -harz. Het woord galbanum komt van Grieks khalbane, een Semitisch leenwoord. De gom zou in Exodus 30 :34 voorkomen, in het Hebreeuws chelbenah genoemd, en in de zinnebeeldige woning der wijsheid Ecclesiasticus 24: 15-21.

Exodus 30: 34 ‘De Heere zei tot Mozes: Neem u welriekende stoffen: druipende hars, onyx en galbanum.’

Ecclesiasticus 24: 15 ‘Een heerlijke geur als de beste mirre, als galbanum, en onyx, en zoete storax.’

Gebruik.

Dit kruid groeit in Syrië, Perzië en het Heilige Land. De groenbruine gom wordt verzameld door de jonge scheuten een paar cm boven de grond af te snijden waardoor het melkachtige sap eruit vloeit wat spoedig verhardt. Deze geelachtige of bruine gom is tussen de vingers kneedbaar en ruikt sterk aromatisch. De geur is sterk balsemachtig en Gebrand is de geur scherp en onaangenaam, maar niet zo erg als dat van asa foetida. Medisch werd het gebruikt onder de naam moederhars.

Zo was het gebruik vroeger. (562, 164, 141)’Gԇalbanum is goed tegen de verouderde hoest, zwaarheid, benauwdheid en kortheid van adem en tegen dat zuchten en het dient zeer goed diegenen die van binnen gescheurd of gekwetst zijn of enig lid verkrompen of gespannen hebben in te nemen.

Deze gom met Myrrha en wijn gedronken is goed tegen alle venijn, hetzij van binnen ingenomen, hetzij van buiten met flitsen en pijlen in het lijf geschoten.

Galbanum op dezelfde manier gebruikt verwekt de maandstonden laat gemakkelijk baren en jaagt af de dode vrucht en hetzelfde doet ze van onder gezet of gebrand en de rook van onder ontvangen. Met zijn rook of reuk komt Galbanum ook te hulp de vrouwen die van het opklimmen en dat omkeren van de baarmoeder ziek zijn en bezwijming in het hoofd hebben.

Alle venijnige gedierte verjaagt ook Galbanum met zijn reuk als het gebrand wordt en als iemand hiermee bestreken is dan kunnen hem geen venijnige gedierten schaden. Galbanum vermurwt, maakt zacht en trekt doornen en splinters en koude humeuren uit en is daardoor zeer goed gebruikt op alle harde koude oude klieren en gezwellen, in de bloedzweren en in alle zalven, oliën of pleisters vermengd die verwarmen, verteren, laten scheiden, vermurwen, blaren uit laten breken en doornen en splinters uittrekken.

Galbanum met azijn en Salpeter vermengt verdrijft de sproeten en vlekken van het aanzicht en de huid en als hetzelfde in de gaten van de holle tanden gestoken wordt verzoet het de tandpijn en met olie van rozen of andere is het goed in de etterachtige oren gedaan.’

Uit www.nhm.ac.uk

Ferula narthex , Boiss.(riet, staaf)

Dit sap wordt ook gewonnen uit deze plant die ook duivelsmest of devil ‘s dung heet. Deze plant is afkomstig uit Tibet. Het kruid wordt tegen 2m groot, met groene bloemen.

Naam, etymologie.

Narthex: een Grieks woord, verwijst naar de holle, rietachtige stengel, vergelijk Sanskriet nadas: riet. Narthex, een staaf, dit zou een verwijzing zijn naar de bloemstengels. In Hebreeuws makkelhescheb. Hebreeërs Narthex was de oude naam voor Ferula communis waarvan de gedroogde stengels als spalken bij beenbreuken dienst deden.

De plant was aan Bacchus gewijd. De Thyrsos staf was een met wijnranken en klimop omgeven Ferula stengel. Bacchananten heten dan ook Narthekoporen. (zie Narthecium) Het blad werd in zout water ingemaakt en gegeten.

Uit Missouri botanical garden.

Ferula moschata Koso-Pol. (muskusachtig) (Ferula sumbul, Hook. (oor) (Euryangium) uit Centraal-Azië is beschreven in 1872.

Een grote plant uit Bokhora tot de Amur.

Het bevat in zijn wortels de zogenaamde sumbul dat vanwege zijn zenuwsterkende eigenschappen in de geneeskunde in gebruik is. Het kwam uit Rusland sinds 1535 als vervanger voor muskus. De wortels komen in diktes van 1-3cm of meer voor in de handel. Heeft een dunne papierachtige bast, sponzig, muskusgeur en smaakt bitter aromatisch. Het gebruik is gelijk aan assafoetida. Onder de naam East Indian sumbul wordt meestal de wortel van Dorema ammoniacum aangeboden..

Sumbul plant of muskroot. De naam sumbul is van Arabische origine en betekent een aar of oor dat aan verschillende geurende wortels in de Oost wordt gegeven, de voornaamste is Nardostachys jatamansi.

Uit; http://www.ebay.com/itm/Stampa-antica-botanica-fiori-FERULA-TINGITANA-1855-Old-print-flower-/230825195040

Ferula tingitana L. (uit Tanger) Meerjarig kruid,

Afwisselend geplaatste deelblaadjes.

Gele bloemen in schermen.

Komt uit Middellands Zeegebied. Zou abortieve en menstruatie opwekkende krachten hebben. Het was mogelijk de Silphium die voor medische doeleinde gebruikt werd en een er van om menstruatie te bevorderen en mogelijk als voorbehoedsmiddel of abortief.

Planten.

Ferula' s komen ook als sierplant in aanmerking. Zo werd Ferula (scorodosma) asa-foetida in een catalogus van 1918 als een van de mooiste tuinplanten afgeschilderd. Ook bij de Engelsen waar Ferula glauca, L. (blauw) als een van de sieraden uit de tuin beschreven werd. Behalve deze lijken Ferula tingitana, L. (uit Tanger) en Ferula communis, L.(algemeen) aanbevelenswaardig, de laatste lijkt het meest geschikt voor ons klimaat. Ze kiemen vaak pas een jaar na het zaaien.

Silphium.

Onder de silphium van de ouden wordt meestal Ferula glauca, Thapsia garganica (naar de berg Gargano in Apulië) of een andere Ferula soort gedacht.

Zie Silphium.

(Dodonaeus) ‘In het Grieks heet dit gewas Silphion, in het Latijn ook Silphium, maar meest Laserpitium. Het blad, zo Theophrastus schrijft, plag in het Grieks Maspeton te heten, dan Dioscorides verhaalt dat de steel Maspeton heet hoewel hij nochtans daarna op een ander plaats betuigt dat sommige de steel Silphion noemen en de wortel Magudaris of Magydaris en de bladeren Maspeton of Maspera.

Het sap van dit kruid wordt in het Grieks Opos genoemd en in het Latijn Laser, in het Arabisch Assa en van dit sap hetgeen dat uit de stelen vloeit wordt in het Grieks Caulias en van Theodorus Gaza in het Latijn Scaparius genoemd en het andere dat uit de wortels komt heet Rhizias en bij dezelfde Theodorus Gaza in het Latijn Radicarius.

Het sap van Laserpitium dat in Cyrene gegroeid is en lieflijk van reuk is en niet zeer vreemd van smaak zodat men het hier vroeger niet alleen in de apotheken en in de medicijnen, maar ook in de keuken en in de spijzen, als Plinius schrijft, gebruikt heeft en heet in het Grieks Opos Cyrenacos, in het Latijn Succus Cyrenacus of Laser Cyrenacum, in de apotheken Gummi Benzui of Gummi Belzui en Asa odorata.’

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl