Hedera

Over Hedera

Klimop, vorm, Bijbel, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit Fuchs, kruipende en bloeiende vorm.

Een geslacht van altijdgroene klimmende struiken die klimmen door middel van de hechtwortels. Bladen staan afwisselend en zijn lang gesteeld, gaaf of spaarzaam getand en 3-7 lobbig, aan vruchttaken meestal ongedeeld.

Ze geven onaanzienlijke bloemen in de herfst, de gele meeldraden vangen de laatste gloed van de oktober zon, 5tallige bloemen, tweeslachtig, groen/geel in eindstandige en tot trossen verenigde schermen, stijlen zijn vergroeid.

De vrucht is een zwarte, zelden geel, rood of witte 3-5zadige bes. Ze rijpen voor het voorjaar.

Bij elk verticaal obstakel zal de klimop omhoog gaan, zijn die er niet dan is het een bodembedekker.

Ze groeien vrijwel overal, het best op wat humusrijke en zwak zure gronden in de zon als in diepe schaduw.

10 soorten komen voor in Europa, N. Afrika en van W. Azië door Centraal Azië naar Japan. Sommigen beschouwen het allemaal vormen van 1 soort.

Araliaceae, klimopfamilie.

=Hedera helix. L.(veilige plaats voor slangen)

Lyrisch.

Klimop heeft een donkere en zwaarmoedige kleur. Het gewas bloeit in tijden dat andere bomen het voor gezien houden, kruipt over grafzerken en ruïnes en trekt zich terug in de schaduw. De eeuwige geeft echter een rijkheid aan de stam waaraan het zich optrekt. Dit is altijd de eik of bomen die in de winter van hun bladerdos worden beroofd. De klimop en eik vertegenwoordigen man en vrouw.

De klimop is fotogeniek, vooral in herfst en winter als het de takken bezet heeft. Dan schijnt er een rode gloed over het blad, de witte ribben worden sprekend en de zwarte bessen staan als kerstversiering aan de struik.

Als het een boom met zijn groen bedekt is het tot een gevaarlijke vijand van de boom geworden. Vele bomen zijn zo vanonder tot boven bekleed en in talloze armen verdeelt de plant daar zijn macht. Klimop slingert zijn groene takken door de eeuwen heen. Heeft overal zijn beschermende armen uitgebreid als een zinnebeeld van trouwe aanhankelijkheid. Door zijn omhelzing wordt het voorwerp van zijn liefde niet gewurgd. Klimop omvat de dunne tak met dezelfde innigheid als de dikke stam. De stengel is zo zwak, dat die zichzelf niet rechtop kan houden. Een boom wordt door die plant dus niet afgeknepen. De tak groeit dan ook nog recht omhoog en zal de gastheer dus niet bedreigen. De hechtwortels dringen ook niet door in de onderlaag.

Het gevaar zit hem in de volle wasdom van de klimop. De plant zoekt gaten in het loof van zijn gastheer. Voelt de bladerdos dat het lichter wordt, dan wordt de klimop gevaarlijk, dan komen er hangende takken tevoorschijn die de boom zwaarte geven en daardoor wordt de boom topzwaar en zorgt zo voor een gemeenschappelijk graf.

De top gaat wijd uitstaan als een teken van overwinning, met de duisternis onder het groene blad zorgt dit voor de dood van zijn gastheer.

De hangende takken zijn zijn victorie, de struik bloeit in al zijn macht en versiert de omstrengelde boom als een groene atoombom. Mooi is dan het bos als een fijn gepunte klimop daar hangt, kruipt, zweeft of klimt en guirlandes vormt langs de twijgen en oude muren. Het is dan een ‘vogelboom,’ allerhande kleine zangertjes nestelen er in, ook duiven en uilen, de spin weeft er zijn web.

De klimop die een oud huis omgeeft, maakt het huis alsof het bewoond wordt door een kunstenaar. Zulke huizen vallen op, eerbiedig kijk je ernaar, het is een soort sprookjesland die je dagelijks groet.

Met monstrueuze stengels omklemt de plant grijze muren en klimt met harige fiberarmen omhoog. Tegen de gevels aan hecht het zich in de spleten en gaten in voegen, bij oude huizen kan de plant die voegen openbreken. Als een bruidskleed omhult ze oude torens, met zijn groene sluier omhult het de graven. Klimop geeft het de herinnering dat wij op het kerkhof en vervallen monumenten van het verleden zoeken. Zelfs het witte lijkkleed van de natuur hindert het gewas niet, ook onder de sneeuw blijft het groen.

Vondel, De Vaderen;

‘Ik, oud en vruchteloos slecht d’olle Eik, die naakt

Mismaakt en bladerloos geen schaduw langer maakt

En tot de wortel toe verdort, niet om te verslimmen (slechter)

Alleen voor de veyl verstrekt een ladder om te klimmen.’

Bloei.

De bloei is heel bijzonder. De hangende takken bezitten opeens geen hechtwortels meer en komen dus vrij in de lucht te hangen. De bladeren zijn ook opeens anders gevormd, meer eirond en niet meer gelobd en zitten rondom de stengel. Aan deze takken verschijnen tegen de herfst de bloemen en in het voorjaar de zwarte bessen. Die andere groei wordt door de kwekers gebruikt om die stekken en zo een heel andere klimop verkrijgen (de Arborescens vormen) Die gestekte vormen groeien bolvormig en struikachtig, ze klimmen niet meer en bloeien elk jaar. Pas uit het zaad hiervan komt de oorspronkelijke klimmende plant weer terug.

Groeit in midden en W. en Z. Europa.

Soorten.

Twijgen met hechtwortels en het eerste jaar met 5-6stralige grijze sterharen bezet.

De klimop, met zijn mooie altijdgroene en leerachtige en vijflobbige bladeren, 4-10cm in diameter met spitse lobben, zijlobben afstaand, donkergroen met lichter afstekende nerven, van onderen geel/groen, bladen van vruchttwijgen ongedeeld en meestal breder dan lang met toegespitste top, zeer donkergroen.

Bloeit in september/oktober met groen/gele bloemen in lang gesteelde en soms tot trossen verenigde 5-8stralige schermen.

Vruchten 5-7mm in diameter, eerst groen en in het voorjaar zwart.

Deze plant is zeer geschikt om op donkere plaatsen te groeien, groeit als een van de weinige planten van het licht af. De klimop klimt met hechtwortels en hoeft dus niet geleid te worden.

Vormen.

Van Hedera helix is een bolronde ’Arborescens, vorm. Verder een hele reeks van bladvormen, een 400, bonte, gekroesde, donker en licht generfde, kleine en grote bladen etc., de Hedera helix cv’s.

‘Woerner,’ is een grootbladige cv. die in de winter purperkleurig kleurt. In de huiskamer zie je ook vele vormen, die zijn meestal minder winterhard.

‘Conglomerata,’ is een niet klimmende vorm, een dwergvorm van 40cm. De blaadjes zijn maar een paar cm groot en over de middennerf opgevouwen. Ze staan mannetje boven mannetje of vrouwtje boven vrouwtje. Eerst staan de stengels rechtop maar als de plant ouder wordt vallen de stengels wat uit elkaar. Dit in tegenstelling tot de hierop gelijkende cv. ‘Erecta,’ die slechts 30-50cm hoog wordt, hier blijven de scheuten wel rechtop staan. Een mooie plant voor rotswerk en bloemsierkunst.

‘Chicago,’ met groene en wat bruin gekleurde blaadjes.

‘Chicago Variegata,’ heeft roomwitte bladeren.

‘Golden Chicago,; heeft goud/gele blaadjes.

‘Cristata’, heeft gegolfde bladeren die wel gekroesd lijken.

‘Glacier,’ groene bladeren met grijs/groene vlekken en witte vlekken langs de roze rand.

‘Green Ripple,’ heeft klein en gekroesd blad met lichtere grijsachtige nerven.

‘Jubilee,’ met donker groene bladeren met grijze en witte tekening.

‘Pittsburgh.’ met helder groene blaadjes.

‘Shamrock,’ met kleine blaadjes.

‘Luziim; met donkergroene en geel gevlekte bladeren.

Hedera helix var. sagittaefolia heeft pijlvormige bladeren van 5cm lang en 3cm breed, donker groen.

Variegata heeft licht groen gekleurde bladeren.

Uit; https://www.boskoops.nl/hedera-algeriensis-gloire-de-marengo.html

Hedera algeriensis Hibberd. (uit Algerije)

Var. algeriensis. Algerijnse klimop of Algerian ivy. Krachtige altijd groene klimmer. Stengels zijn roodachtig met haren.

Bladeren als gewone Hedera en 12-20c, breed en bij niet bloeiende takken 5-12cm breed

=’Gloire de Marengo,’ is eigenlijk afkomstig van de Canarische eilanden.

Het is een bontbladige vorm met crème en verschillende soorten groen en meest geschikt voor de kamers, is niet geheel winterhard.

Rode bladstelen en die kleur loopt wel eens door het blad. Algerijnse klimop.

Uit www.simply-green.eu

Hedera hibernica Bean. kwam vroeger in Ierland (het oude Hibernia) in het wild voor, nu niet meer. Groeit aan de kusten langs de Atlantische Oceaan. (Hedera helix ‘Hibernica.’

Dit is een grootbladige uitvoering van Hedera helix, een van de snelst groeiende.

Irish ivy, Atlantic ivy.

Hedera canariensis Willd. (uit de Canarische eilanden) (Hedera helix ssp. Canariensis, Willd.

Bladeren 8-15cm lang, zwak 3-5 en zelden 7lobbig en soms bijna ongelobd met spitse top, matglanzend donkergroen met geel/groene afstekende nerven, van onderen bleekgroen.

Twijgen en bloemschermen zijn bezet met 15-20stralige schubharen.

Bloeit in augustus/september met bleekgroene bloemen in grote eindstandige schermen

Vruchten zijn gemiddeld 8mm in diameter en staan soms met 30-40 bijeen die in het voorjaar zwart worden.

Uit Canarische eilanden, en N. Afrika, Madera wordt 15m lang.

Is bij ons niet voldoende winterhard en lijkt qua bladvorm het meest op ‘Hibernica’ maar is zwakker gelobd. Aan de vruchtdragende twijgen zijn de bladeren eivormig.

=Var. algeriensis (uit Algerije) ‘Gloire de Marengo,’ (Variegata) met grijs/groene bladeren met sterk opvallende, room/witte vlekken.

Algerian ivy, Canary Islands ivy.

Uit www.plantes-et-jardins.com

Hedera colchica, Koch. (uit Colchis)

Een klimmer, maar klimt niet zo gemakkelijk als de helix.

Deze vorm heeft grotere bladeren, bloemen en vruchten dan de vorige soort.

Stamt uit de Kaukasus en kan 20m lang worden.

Kaukasische klimop.

Ook de’Arborescen,’ vorm valt op door zijn zeer grote blad. Jammer dat de plant zo slecht vertakt, ook de bessen vallen er vrij vroeg af.

Vormen.

‘Dentata,’ is de vorm met getande bladeren en cv. ‘Dentata Variegata,’ is een krachtige groeier met grote gelobde bladeren die afgebiesd zijn met een roomwitte rand. Het gladde en glanzende bladen die wel van kunstmatige gemaakt lijken te zijn.

‘Ravenhorst,’ heeft rode bladstelen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Plinius verhaalt dat sommige van mening zijn dat de Helix van de andere soorten van klimop nergens in verschilt dan alleen in de ouderdom en dat die klimop die in zijn jeugd Helix (of zo hij schrijft Helice) op de duur in de echte klimop verandert. De derde of de onvruchtbare soort van grote veil wordt in het Grieks Helix genoemd en van sommige in het Latijn Hedera Helix, maar van Plinius Helice. De medesoort van deze met bladeren van verschillende kleur wordt van sommige Trachia genoemd als of men harde Helix zei.

De kleine of lage soort van veil mag kleine veil genoemd worden, in het Hoogduits Kleyn Ephew, lierre petite in het Frans en Lobel noemt het Helix of Provoluta sterilis Hedera, dat is liggende of wentelende onvruchtbare klimop, kleine veyl is ook een naam voor Glechoma.’

De onvruchtbare is de niet bloeiende vorm die eerst kruipt en met bloei pas gaat hangen en ander blad krijgt wat dus niet opgemerkt is.

Hedera helix, de specifieke naam helix is door Linnaeus aan de klimop gegeven omdat dit gewas een veilige plaats was voor slangen. Helix is de wetenschappelijke naam van een omhulsel als dat van de slang.

Dodonaeus (b) ‘In Nederland noemt men deze kruiden ook wel soms ieve, yeve en iesten bladeren, weche, clem, clim, velue, veyl, ebich, maar meest clijf of cleef, in Brabant ook eerdtvel, in Engeland ivi of ivie, in Hoogduitsland Ephew, Maur Epheu of Baum Epheu.’

Iwa, Iwe en dergelijke namen zijn vroeger voor de klimop en Taxus gelijknamig.

In de middeleeuwen was het ive, ifte, iewe, weluwe of weghe in Dyetsche, ieve of yf, in de 16de eeuw ook ieft, iloof, eiloof, eyckloof en heylloo, in Dyetsche velouwe. Duits Efeu of Epheu bij Bock, in het oud-Hoogduits Ebahewi of Ebah en in het midden-Hoogduits Ephou, Ebe-hou, ook Yve, Ywemboom, Ywenlo en Iwenloff komen voor. In Oostenrijk Eppich. Angelsaksisch, omstreeks 1000, stond de naam als ifig gespeld en is nu bekend als ivy, zie Midsummer Night's Dream iv, 1,48. De eerste letters betekenen eeuwig, omdat het altijd groen is, iwa, iwe of ewig, eiloof: eeuwig loof, vergelijk Immergrun en Wintergrun.’

Dodonaeus (b) ‘In Frankrijk heet het lierreծ

Frans heeft lierre dat uit hierre of l’ierre en door heru uit Hedera vervormd is (zie Clematis en Lonicera)

Dodonaeus 'In Spanje heet het yedra, in Italië Hedera en iedera en in het Latijn Hedera, in het Grieks Kittos en Kissos. Het heeft ook deze volgende namen die onder de bastaardnamen gereken worden, te weten in het Grieks Kitharon, Kissaron, Chrysocarpos, Potice, Corymbethra, Kyssion, Dionysion, Ithytherion, Persis, Kemos, Aiplenos en in het Latijn Silvae materծ

Italiaans edera, Spaans yedra, Portugees hera.

Hedera, Latijn van Grieks hedra: zitten, zit steeds vast op zijn gastheer. Of Grieks helissein: winden.

Isidorus XVII.9.22: ‘Hedera dicta, quod arboribus reptando adhaereat. Alli hederam aiunt vocatam, quod hoedis supra lactis abundantiam in escam a veteribus praebebatur.’

Verwant met aanhechten, Latijn haerere, of met eo, versieren, eventueel zitten omdat ze op de bomen zit. Mogelijkerwijs verwant met haedus: bokje omdat ze die als voer dient. Sommige oude schrijvers verzekeren dat de bladeren van veil de geiten zeer aangenaam om te eten zijn en die veel melk laten krijgen.

Dyetsche. Klimop of weghe of Hedera arborea wordt zo genoemd omdat het aan de bomen hangt, of van eten, want het wordt door de geiten gegeten en maakt in hen veel melk.’

Onder Anabasis, dat in Grieks opstijgen of klimop betekent, verstaat Plinius, 26.20, een Equisetum soort en zo komt ook zo’n woord voor bij Hesychius. Het lijken synoniemen voor Hedera te zijn.

Normaal is het Grieks voor klimop kissos. Een sage laat deze rankende plant ontstaan uit de danser Kissos, Bacchus zoon, die door Gaea in de klimop wordt veranderd.

Of een Keltische woord voor koord, hedra, een verwijzing naar de stengels.

Dodonaeus (d) ‘De grote soort die van ons grote klimop genoemd wordt, in het Latijn Hedera major, is van Theophrastus Hypsos kissos genoemd, in het Latijn Assolens of Assurgens Hedera of (zo Gaza overgezet heeft) Hedera exelsa als of men opstaande hoog groeiende en hoge klimop zei. Het schijnt dat Plinius het Rigens Hedera noemt. De nieuwe kruidbeschrijvers noemen de klimop die om de bomen groeit in het Latijn Hedera arborea als of men zei boomveil en die langs de muren en wanden groeit Hedera muralis, dat is muurklimop of wandklimop. Andere zijn nochtans van mening dat allerhande klimop die ergens op klimt (hoedanig dat het ook is daar het op groeit en er vast aan blijft hangen) Hedera arbores of boomveil toegenoemd behoorde te wezen en dat tot verschil van de kleine veil die langs de aarden kruipt.’

Boomveil, de naam werd verwisseld met viool, Duits Mauergrun, -winde, -violen, -winde.

Dodonaeus (e) ‘De witte soort van grote veil die een dichte tros bessen voortbrengt is in het Grieks meestal Corymbia genoemd, maar van die van Athene Acharnice ardeuomene, dat is op het Latijns Acharnia irrugua of veil van Acharnen die met water besproeid is. Het meest bekende geslacht van klimop heette vroeger Hedera alba en Hedera Femina en van sommige Hedera irrugua als of men witte veil, veil wijfje of met water besproeide veil zei. De medesoort er van die niet zulke dichte trossen heeft is van Plinius Selinitis of Selinitium genoemd.’

Dodonaeus (f) ‘Hedera nigra, Hedera mas van Plinius, zwarte veil en veil mannetje en eigenlijk Dionysia, in het Hoogduits Schwartzer Eppich, in het Frans lierre noire. De zwarte soort van grote klimop is van sommige Dionysia genoemd, als Dioscorides schrijft en van andere Bacchia, omdat de poten daarvan hunne kransen plegen te vlechten daar ze hun hoofden mee kroonden en versierden, als Plinius betuigt in het 34ste kapittel van zijn 16de boek.’

Dyetsche, ‘Met de klimop plag men de poten te kronen als een teken van scherp verstand en subtiele geest, daarom zegt de grote Albertus dat de grote Alexander zijn ridders met klimop bekroonde.’

Voor de lauwerkrans bij de Grieken opkwam was een krans van klimop het symbool voor dichterlijke wijding en een bijzondere beloning voor dramatische dichters. Dit was een speciale vorm met gele vruchten, de var. poetarum: (der dichters) De gouden klimop van Vergilius.

Horatius zingt in zijn eerste ode: ‘Mij vergezelt de klimop, de krans van het dichter hoofd, bij de goden.’ Bij een symposion: drinkgelag, omkransten de aanwezigen zich met klimop om het hoofd koel te houden en tegen dronkenschap te vrijwaren. Klimop en wijnstok voelen voor elkaar antipathie, de wijn maakt dronken en de klimop behoedt. Met deze plant werden de poten gekroond als teken van scherp verstand en subtiele geest. Daarom eiste Simmias van Thebe de klimop als sieraad voor de grafstede van Sophocles en Dioscorides wenste daarmee het graf van Machon te versieren. De klimop werd gezien als een eeuwig vernieuwende en verjongende plant, het vernieuwende natuurleven, van onvergankelijke jeugd en kracht, zoals het hart in de dichter moet wonen om hem onsterfelijke roem te bezorgen.

Horatius zingt:

‘Me doctarum hederae praemina frontium

Dis miscent superis.’

‘Mij voert te midden van de goon

De klimop, de geleerde kroon.’

(g) Klimop is de tegenwoordige naam, (te) simpel en duidelijk, grote klim, Klimmerblad, klimmerkruid, angelklim, klijf, wederklim of wederwind, Klimmup in Duitsland, Auflauf.

(h) Overige. Klimmend, Duitse Wallenwinde in midden-Noordduits, Mauerpfau, Slingpaum, Waldeppich, Wallewinde, Engels barren yvi, bent wood of bind wood.

Oude Duitse namen zijn; Abheu in Zwitserland, Ebechhen, Ebho in oud-Hoogduits, Ebich, Evig of Ewig bij Hildegard, Eiglaf, Eiloof, Epheu, Epich, Epope, Ifflof in midden-Noordduits, Ifen, Ifflof, Ilaub, Ilof, Ilouf, Ingrun, Ivesche of Iwenlof, Weehe, Yfen, Yloff, Ive, Ywenboum, Ywenlof. Verder Grotvadersbleder, Boomtod, versmoort de boom, Schappaleskraut.

Russisch bljutsch.

Symbool van ik hou je vast.

Gebruik.

Het blad en bes bevatten saponinen, zeep, wat gebruikt werd voor het wassen van donkere kle­ren. De bes werkt sterk laxerend en is vooral voor kinderen dodelijk. De schermbloemen ruiken eigenaardig, naar rottende stoffen en zijn zo aantrekkelijk voor allerhande vliegen die ze bestuiven. Vroeger werden gedroogde bladeren in een waterachtig afkooksel, 5 gram op een kwart liter water, tegen chronische catarre, scrofulen en andere ziektes gebruikt. Ook werden verse bladeren op brandwonden en etterende wonden gelegd.

In sommige streken haalt men met Matthes, 24 februari, water uit een bron en liet daarin drie klimopbladeren zwemmen. Zwemmen ze naar elkaar toe betekent dat een huwelijk in het komende jaar.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 309, 311) Ԅe groene bladeren van veil in wijn gekookt helen de grote wonden en zweren en genezen de kwade voort etende zeren.

Die bladeren als tevoren gebruikt genezen ook de blaren en bleinen en zeren van de huid die van het vuur of van heet water verbrand zijn en maken dat die een mooi littekens behouden.

Het sap van de bladeren en insgelijks ook van de bessen door de neus opgehaald laat niezen en zuivert de hersens en trekt daardoor uit het hoofd de taaie fluimen en andere rauwe en koude vochtigheden daar de hersens mee verladen zijn.

Hetzelfde sap in de oren gedaan stelpt dat veroudert vloeien van etterachtige vochtigheden uit de oren en geneest alle oude zweren, smarten en schurft ervan en insgelijks ook in de neusgaten opgetrokken geneest de stinkende puisten of gezwellen van de neus.

Gom of traan van veil doodt de luizen en neten en waar dat het gestreken wordt daar laat ze het haar uitvallen en maakt de plaats kaal, want ze is zo heet van aard en krachten dat ze geleidelijk aan verbrandt en blaren maakt eer men dat gewaar kan worden. Dit is hetgeen dat Galenus van de veil geschreven heeft.

Al hetzelfde nochtans noch wat meer schrijft Dioscorides van veil want hij zegt dat vijf bessen van veil gestoten en met olie van rozen in de schors van een granaatappel verwarmt of gekookt verzoeten en laten vergaan de pijn en weedom van de tanden als die olie gegoten of gedruppeld wordt in het oor aan die kant die vrij van pijn is.

Hij betuigt ook dat die bessen goed zijn om het haar zwart te laten worden.

Die bessen zijn ook geschikt, zegt hij, om de maandstonden te verwekken als men ze klein stoot en van onderen insteekt.

In onze tijden wordt veil zeer zelden gebruikt, dan alleen de bladeren er van worden gelegd op de lopende gaatjes of puistjes en zeertjes die sommige vanwege hun gezondheid in de huid van hun benen of van enige andere leden van hun lichaam plegen te laten maken en Fontanellen op het Italiaans noemen, want om die gelegd trekken ze alle humeuren en vochtigheden van de andere leden op die plaats daar die gaatjes zijn en ze beletten dat die niet zweren of ontsteken, te weten als ze vers geplukt en noch geenszins droog geworden zijn.

Het is zeer zorgelijk van binnen gebruikt van alle vrouwen en vooral van de zwangere en die kort van kind geleegd zijn.

De steeltjes van de veilbladeren met honing nat gemaakt en in de vrouwelijkheid gestoken verwekken de maandstonden alzo wel als de bessen en jagen de dode vrucht af.

De bessen van veil gestoten en van onder gebruikt laten bij de vrouwen hun maandstonden komen, zoals gezegd is, maar ingenomen nadat ze hun maandstonden gehad hebben het gewicht van een drachme beneemt alle hoop van te mogen ontvangen.

Het gebruik van veil is niet al te zeker en moet geenszins te onbedacht gebruikt worden want de bessen of het sap van veil met enig nat ingenomen maken weekheid van hart en beroeren de zinnen en het verstand als men er wat te veel van inneemt.

De bladeren van veil gestoten met azijn en rozenwater en zo aan de slag van het hoofd gehouden en aan het voorhoofd genezen de waanzin en razernij.

Sommige snijden de bessen om het sap te hebben en gebruiken dat in holle tanden die daarvan breken en vermorzelen, maar de naaste tanden moeten met was bewaard zijn omdat e niet gekwetst zouden worden.

De rook van veil verjaagt de vleermuizen.

Sommige houden dat de kransen van veilbladeren de dronkenschap beletten als men die op het hoofd doet als men wijn gaat drinken want zoals ze geloven, veil drijft de dampen van de wijn neer.

Diegene die miltzuchtig zijn genezen met te drinken uit een kroes die van veilhout gemaakt is. De kroezen van veilhout gemaakt zijn zeer nuttig om te weten of de wijn gewaterd is of niet, want het water zal in de kroezen blijven en den wijn zal uitlopen, zo men voor zeker houdt.’

Uit F. Krebs.

Teelt.

Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ԏm de veil hoog te laten groeien zal men hem omtrent enige hoge boom zetten of aan een oude muur die hij nochtans tenslotte bederft. Veil zal mooie bessen dragen als ge het poeder van aluin of as van gebrande oesterschelpen er op strooit. Zwarte veil zal wit worden als ge de wortel acht dagen lang de wortel nat maakt met witte aarde dat in water gebroken is.

Historie.

60 miljoen jaar geleden kwam de klimop al voor. Fossiele vond­sten tonen aan dat het gewas in al die jaren weinig veranderd is.

Bij de oude Egyptenaren was de klimop gewijd aan Osiris. Men verhaalt dat, toen de kist waarin zijn lichaam lag, naar de kust van Byblos dreef dat die aan de oever in een heideplant bleef hangen. Die bleef eraan hangen en, net als de klimop van Dionysus, er snel om heen groeide en zo groot en sterk werd dat de koning van Byblos er een zuil in zijn paleis van liet maken.

Vruchtbaarheids beelden.

(349) Hedera had oktober als zijn maand en was belangrijk omdat het, net als vier andere heilige bomen, een rode verfstof leverde. Theophilos, de Byzantijnse monnik, zegt dat ‘dichters en beeldende kunstenaars gek waren op de klimop vanwege de geheime machten die het bezat.’ In maart, wanneer het sap opkomt maak je met een boor op een paar plaatsen gaten in de stam van de klimop. Uit deze gaten komt dan een rubberachtig vocht dat vermengt en gekookt met urine een bloedrode kleur aanneemt die men ‘lak noemt en die bij het schilderen en verlichten gebruikt kan worden. De rode verf werd gebruikt bij de gezichten van manlijke vruchtbaarheidsbeelden (Pausanias 2.2.5) en om heilige koningen te kleuren. In Rome bleef dit gebruik bestaan in de vorm van het roodverven van het gezicht van de zegevierende generaal. Engelse koningen bewerken hun gezicht bij staatsplechtigheden nog steeds met een rouge om er gezond en welvarend uit te zien.

Bacchus.

Bovendien heeft de klimop, met de plataan en wijnstok, een vijfvingerig blad, dat de scheppende hand van de aardgodin Rhea uitbeeldt. In de oudheid was de klimop in Egypte aan Osiris gewijd en in Griekenland aan Dionysus (Bacchus) die, hoewel algemeen bekend als god van de wijn, oorspronkelijk een vegetatiegod en doodsdemon was, als zodanig was de klimop aan hem gewijd.

Zeus verkoos op de aarde een vrouw te hebben, een koningsdochter die hij zeer lief had. Zijn echte hemelse vrouw, Juno, merkte zijn bedrog en was daar zeer boos over. Ze verkleedde zich als een arme bedelaarster, ging van de Olympus af en bereikte haar gehate mededingster om die in het verderf te storten. Vriendelijk vroeg ze: ‘Ik geloof dat je geliefde de koning der hemelen is, maar hij heeft je bedrogen. Als je je van mijn woorden wilt overtuigen, vraag hem dan in zijn hemelse heerlijkheid voor je te verschijnen.’ De ongelukkige koningsdochter verzonk in gepeins en begon haar man te wantrouwen. Toen hij weer kwam vroeg ze op vriendelijke toon. ‘Je zegt telkens dat je me bovenal lief hebt, maar als ik je vertrouwen wil zweer me dan dat ik alles wat je vraag zal doen.’ Zeus willigde dit verzoek tenslotte in om haar gerust te stellen. Nauwelijks had hij haar verlangen gehoord of hij verdween met de onzalige gedachte dat geen sterfelijke zijn majesteitelijke verschijning verdragen kon. Maar zij volhardde in haar wens en Zeus die nu nijdig werd trok zijn hemels kleed aan en verscheen in donder en bliksem. En zie, de trouwe geliefde werd ter plaatse gedood en in as veranderd. Bacchus nu werd geboren te midden van de vlammen, waarin zijn door Zeus gedode sterfelijke moeder Semele stierf. Alleen de sterfelijke aardbewoners hadden het vuur van de hemel te duchten. Het godenkind werd terstond door snel opschietende klimop, die opschoten uit de zuilen van het paleis en door Zeus opgetrokken om hem te redden, in koele schaduw gehuld en aan de blikken van de jaloerse Juno onttrokken. Vandaar zijn naam, ‘De door zuilen beschaduwde.’

De gewoonte om de beeldzuilen van Bacchus met klimop te versieren gaf hen de bijnaam van kissophoros, (kissos: de klimop) de klimopdragers.

Zeus had, na de dood van Semele, de knaap aan de Nysiache nimfen, die deze berg bewoonden, toevertrouwd. Dezen hadden, evenals bij zijn geboorte, het klimoploof over de schedel van de berg heen gespreid zodat Juno hem nimmer ontdekken zou. Waar men in de oudheid klimop in buitengewone rijkdom zag woekeren daar had Bacchus vertoefd en zelfs in Indië, zegt men, vonden de soldaten van Alexander de schedel van de heilige berg Meros met het groene loof van de klimop omkranst. Zijn soldaten die deze plant niet meer gezien hadden sinds zij hun vaderland verlaten hadden waren nu zo verrukt dat zij de klimop onder luid gejuich plukten, terwijl zij liederen ter ere van Bacchus zongen en ze zichzelf er mee bekransten.

Ontstaan van de druivenstok.

Dodonaeus: ‘Klimop wordt in Grieks Cissos genoemd naar een jongeling Cissus genaamd die in de maaltijden waar de Goden verzameld waren voor Bacchus danste en hem vaak kuste en omhelsde. Die op een tijd toen hij aan het dansen was ter aarde neergevallen is en gestorven. Toen de aarde dit merkte heeft terstond voortgebracht en laten groeien de klimop die de naam heeft van de jongeling Cissus en toen die opgroeide zichzelf om de wijngaard gewonden heeft ter nagedachtenis aan de jongeling Cissus die Bacchus, dat is de God van de wijn, plag aan de hals te hangen.’

Het ontstaan van de wijnstruik door Nonnos van Alexandrië, 360-420 na Chr.

Dionysus was ontroostbaar over het heengaan van zijn vriend Ampelopsis. Hij vergat de dans. De zinnen omnevelt door de woede van zijn gewonde liefde zong hij nog slechts bittere gezangen. In droeve stilte waren de laatste metalen sidderingen van zijn tamboerijn verstorven. Bij het horen van Dionysus klachten stiet de wenende Tantalide, wiens schoot slechts ongeluk gebaard had, een diepe zucht en liet haar tranen nog sneller vloeien. Het gekreun van de pijnboom verenigde zich met de klachten van de even oude lariks. Zelfs Phoibos boom met nooit gesneden haren, de laurier, liet zich ontbladeren door de woeste winden. Op deze droevige snikken keerden de godinnen van het noodlot op hun schreden terug. En Atropos verhief haar stem zeggende: ‘Nog leeft uw vriend voor u, o Dionysus, en zal de bittere wateren van de Acheron niet overschrijden. Ontroerd is zelfs ‘t onwankelbare noodlot door uw klachten. Ampelos, hoewel verdwenen, is niet gestorven, want in een verrukkelijke drank zal ik uw vriend veranderen, in een zoete nectar. Gij zelf, o’ Dionysus, zult uw kroon van kronkelende slangen afwerpen en u omgorden met guirlandes van druiven, en uw toewijding zal niet minder zijn dan die van Phoibos wanneer hij in zijn hand de stengels der wenende hyacinten draagt. En hoger dan hij door zijn bloemen zult gij uw vriend Ampelos doen roemen, door een brouwsel dat voor de mens beeld en gelijkenis zal zijn van de hemelse nectar. Daar waar uw vriend geboren werd zullen de hellingen zich met purperen druiven bedekken. O, Ampelos, slechts daarvoor hebt gij de god der vreugde Dionysus de smart doen kennen, opdat de wijn, die uit u geboren gaat worden door zijn honingzoete droppen genot schenk aan de stervelingen, een plengoffer aan de goden.’

Zo gesproken te hebben keerde de noodlotzwangere Atropos terug naar haar zusters. En voor de ogen van Dionysus voltrok zich een heerlijk wonder. Ampelos, de zoete dode, bewoog en kroop als een slang en, plotseling van vorm veranderd, werd hij een prachtige heester. De romp werd tot een stevige wijnstok, de handen schoten als slanke ranken op en diep in de bodem wortelden de voeten. De gouden krullen van zijn haar werden tot druiventrossen en zijn eigen bloed kleurde purper, zijn slanke hals werd tot een guirlande van ranken, als twijgen bogen zich zijn schoon gewelfde armen en als tastende jonge verliefden speelden zijn vingers met de wind.

Dronkenschap.

Bacchus droeg een prachtig gewaad van pantervellen en tijgerbont. Hij werd gevolgd door wilde uitgelaten vrouwen die wijn bekranste staven droegen, de Thyrsusstaf. Naar oeroud gebruik maakte men de wijn door toevoeging van terpentine langer houdbaar, vandaar stelt de knop van de Thyrsusstaf een dennenappel voor. De vrouwen gingen swingend, zingend en onvermoeibaar door, onderwijl Heil Bacchus roepende, iedereen die met de god spotte werd in woede gegrepen. In de tijger en panter, zowel als het gevolg van razende vrouwen werd de wildheid aangeduid waarin overmatig genot van wijn ontstaat.

Zijn cultus was berucht vanwege de heftigheid en zelfs gewelddadigheid waarmee die gepaard ging. De maneaden of bacchanten raakten door hun god bezeten en gingen zich te buiten. Ze vielen zelfs mensen en dieren aan en scheurden ze soms in stukken, aten het rauwe vlees en zoogden jonge dieren aan hun borst, speelden met slangen. Soms hield het gevolg nachtelijke danspartijen op hoge bergen.

Een terugkeer naar de oertijd. Mogelijk is de razernij, ‘mania’ veroorzaakt of versterkt door een drank die vermengd is geweest met het sap van klimopbessen.

Bacchus wordt ook vaak voorgesteld als met klimopbladeren omkranst. Dat zou hem tegen dronkenschap behoeden, dit werd zo ook door de mensen gebruikt. De vrouwen die zich aan Bacchus hadden overgegeven liepen recht naar de klimop om er enkele bladeren van af te scheuren en op te eten. Klimop werd dan ook wel Bacchia genoemd. Bacchus of Dionysus was dan ook voortdurend beneveld en stierf en herrees bij tijd en wijle.

Beide struiken, klimop en druif, lijken op elkaar. De kleine zwarte trosjes van de klimop lijken op druiventrosjes. Ze bezitten beiden een enorme groeikracht en kunnen heel oud worden. Maar de wijndruif verliest zijn bladeren, de klimop niet, de klimop is een wilde plant, de ander wordt gekweekt, de een geeft bedwelming in ruwe staat, de ander na fermentatie, in de winter groeit de klimop nog en geeft als laatste bloem en een bes in het voorjaar, een omgekeerde cyclus van de druif. De klimop kruipt als een slang over de grond, groeit op koele plekken, bij de graven, de ander op droge warme plaatsen in de zon. Ze verhouden zich als de onderwereld tot de bovenwereld en als natuur tot cultuur.

Sage.

Al als knaap toonde Bacchus de in hem wonende goddelijkheid. Eens werd hij, toen hij aan de kust sliep, door scheepslui geroofd en ingescheept. Hij wachtte tot ze op volle zee waren. Vergeefs vroeg hij hun naar het dichtst bij gelegen eiland Naxos te brengen, zijn thuisland. De ruwe zeelieden hoorden hem niet, ze hoopten een hoog losgeld te vangen. Alleen de vrome stuurman had medelijden met de knaap en wou aan zijn verzoek voldoen. Dit was tegen de zin van de rest van de bemanning en zetten hem in het vooronder. Toen de goddelijke knaap het bedrog ontdekte sprak hij in tranen: ‘Met welk recht is het dat oude mannen een kind op deze manier behandelen?’ Ze spotten op zijn smart en roeiden verder. Plotseling stond het schip als vast geworteld midden in de zee stil. Vergeefs sloegen de roeiers de riemen in het water, vergeefs hesen ze de zeilen. Uit de kiel groeide een druiven- en klimoprank en overgroeiden het roer, de mast en het zeil. Vertoornd stond de tot dan toe vredige Bacchus voor de goddeloze scheepslui en sloeg grimmig met zijn thyrsosstaf. Bij die aanblik overkwam hen een dodelijke schrik, angst en waanzin. Ze sprongen overboord en werden in dolfijnen veranderd. Alleen de vrome stuurman werd het leven gered. Hij bracht het schip naar Naxos waar voor Bacchus het eerste altaar opgericht werd. Zo gauw hij volwassen was trok hij alle landen door tot in het verre Indi en leerde de volkeren de wijnbouw. De vorsten die hem weerstonden sloeg hij met ziekten van het lijf en geest. Toen zijn vader Jupiter met de geweldige titanen vocht stond Bacchus hem in de vorm van een leeuw terzijde. Hij werd door de reuzen gegrepen en gold als verloren. Alleen Minerva was bij hem en nam het kloppende hart uit de borst en bracht die naar zijn goddelijke vader die de al in de aarde gezonken lieveling weer levendig maakte.

Een betekenisvol symbool. Licht hierin niet de betekenis dat de druif in vele delen (stekken) versneden en in de aarde gestoken weer groen wordt en vruchten voortbrengt?

De offers die men Bacchus bracht bestonden uit geiten en zwijnen, beesten die als vijanden van de ‘goede god’ golden omdat ze de druif schade veroorzaken.

Bijbel, Lentefeesten.

Ook werden er te Delphi en Attica lentefeesten gevierd waarbij dansende, zingende en fluit spelende priesters Semele, een van de vele belichamingen van de oermoeder, aanriepen. Ze smeekten haar de jonge Dionysus uit een aardheuvel voor de dag te laten komen. Het feest had zijn oorsprong in een oud Kanaanitische rite, waarbij adoranten moesten huppelen en hinken. Het woord daarvoor was pesach. De Joden noemen een van hun feesten nog bij die naam. (Pesach of Pashah, beter Pessach, volledig Chag Happessach, het Hebreeuwse woord voor verschoningsfeest)

Ook de Chag Hammazzoth, het feest van de ongezuurde broden, geld als verlossing van de Isralieten uit Egypte, de vrijstelling van de eerstgeborenen, en de geboorte van de staat Isral.

Of er ook een oud voorjaarsfeest aan ten grondslag ligt? De Pentateuch beveelt dat het feest met de eerste volle maan van het voorjaar, zeven dagen lang van de avond van de 14de tot aan de avond van de 21ste Abib (naar de Babylonische uittocht Nissan genoemd) gevierd wordt.

Deze plant is inheems in Isral en groeit daar in de maquis van Galilea. Zelfs is er een plaats Hedera. Naar zijn omschrijving moet ze dan zeker in 2 Makkabeeën 6:7 voorkomen waar het woord K’Soos voor klimop staat.

҅n zij werden door een bittere noodzaak gedwongen om des Konings geboortedag alle maanden te houden met het eten van opgeofferde ingewanden en als de feestdag van Bacchus gekomen was, werden zij gedwongen klemmerkransen te dragen en in Bacchus feest om te gaan.’

Grieken.

De oude Grieken hadden het gewas aan Bacchus gewijd, omdat het altijd groen is en het lijkt alsof de plant altijd jong blijft. Of omdat de klimop alles omvat waar het met zijn takken bij kan, net als Bacchus dat doet die met de wijn het verstand van de mensen omstrengelt.

Homerus beschrijft zijn helden dan ook al drinkende uit bekers van klimophout. In de oudheid draaide men bekers uit dit hout om de wijn te filteren. Cato zou gezegd hebben dat wijn, in een kop gemaakt van dit hout, erdoorheen zou zakken omdat er een grote antipathie was tussen wijn en klimop. Als overblijfsel hiervan geloofde men in de middeleeuwen dat lepels van klimophout gemaakt zouden vrijwaren van keelpijn.

Culpeper vermeldt de ivy onder het beheer van Saturnus. Verder, dat de bessen, volgens Plinius, ingenomen voor men begon te drinken vrij zou houden van dronkenschap. Tegen dronkenschap is de snelste genezing een drank van dezelfde wijn die met een handvol gekneusde klimopbladeren gekookt werd en gedronken.

Klimop krans.

Bij de bacchanalen, die ter zijner eren gevierd werden, volgden de maenaden of bacchantinnen de optocht. De klimop was het voornaamste sieraad van de thyrsusstaf, het enige wapen van de vrolijke schare. Door dit gebruik werd de klimop ook het zinnebeeld van vrolijkheid en scherts.

Een bos van klimop werd dan ook vroeger in Engeland buiten de taveerne geplaatst als een indicatie dat daar wijn werd verkocht.’Aҁlwaar men wyn te koop had, wierden daar van kransen tot een teken opgehangen; daarom is het Latijnse spreekwoord, dat goede wijn geen veil-krans van noden heeft.’ Goede wijn behoeft dus geen (klimop) krans, is nog een bekende uitdrukking. In de General Prologue van de Canterbury Tales vertelt Chaucer (1387):

‘A garland hadde he set upon his heed

As greet as it were for an ale-stake.’

Men veronderstelt dat hij de ale-stake bedoelde als de bos die het teken was voor een taverne.

Een uil in een klimopbos verenigt wijsheid en aan­spraak.

Symbool van trouw.

Te Rome, waar de Bacchusdiensten evenzeer in zwang waren werd op 17 maart een feest gevierd dat men de Liberalien noemde, de bijnaam van de god Liber die de naam gekregen had omdat op die dag de 16jarige jongelingen het gewaad van knaap met die van man verwisselden. In die dagen zaten in de straten van de stad zelfs oude vrouwen met klimop omkranst en verkochten honigkoeken, omdat Bacchus behalve als god van de wijn ook als uitvinder van de honigbouw vereerd werd.

De Romeinen gebruikten de klimop bij hun Saturnaliën, waar takjes van klimop naar kennissen en relaties werd gestuurd als een symbool van vriendschap. Samen met de hulst is dit gebruik overgenomen in de Christelijke en Engelse kerk. Die laatste begon ze te gebruiken tijdens Kerstmis, ten tijde van Henry IV (1422‑1461) De plant is immergroen en sterft niet waar ze zich omwond, echte liefde blijft ook immer jong en verandert niet. Om die reden slingerde klimopranken rond het altaar van de huwelijksgod Hymen.

Door zijn verstrengelende eigenschappen is de klimop dan ook het zinnebeeld van trouw en vriendschap.

‘Midsummer Night' iv, 1, 48;

‘So doth the woodbine the sweet honeysuckle

Gently entwist; the female ivy so.’

Driespruit.

Het blad is een embleem van constantheid, pas getrouwden in Griekenland kregen daarom een klimopkrans.

Theocrites, de idylledichter geeft aan Priapus, de zoon van Aphrodite, die voor tuinbeschermer en schepper der bevruchtende krachten werd gehouden, een klimopkrans met gele kroon. Van zijn verering is het afkomstig dat de opperpriester van de Grieken aan het bruidspaar een klimoptak overhandigt, zinnebeeld van een onverbreekbare band, van de band die hen samenbindt terwijl daarentegen de priesteressen te Athene elkaar eraan herinnerden geen klimop in de tempel van Juno te brengen als een aanwijzing dat nuchterheid een noodzakelijke voorwaarde is voor huwelijksgeluk. Horatio, ode 4, heeft in de inleiding een uitnodiging: ‘Ik heb voor jou een grote hoeveelheid klimop, waarmee je kan opsieren.’

De mooie altijdgroene bladeren bezitten de magische tekens na de dood, de driespruit. Door dit teken werd het door de Grieken bij hun inwijdingsrituelen en op hun kerkhoven gebruikt, een memento mori dat je in de het opgewekte begin ernstig gedachten zou toevoegen.

Toen later het christendom doordrong werd het gewoonte om de lijken op de groene bladeren van de klimop te leggen om daarmee aan te duiden dat de in het geloof aan Christus gestorvenen nimmer ophouden te leven.

Klimop geld als symbool van trouwe aanhankelijkheid en voor de eerste christenen was dit het symbool voor het eeuwige leven. Heden ten dage worden graven nog beplant en in Duitsland gebruikt men klimopbladeren als ondergrond voor grafkransen.

Met een klimopblad kan een man zijn geliefde herkennen. Neem op 31 oktober, de vooravond van Allerheiligen, tien klimopbladeren. Gooi er 1 weg en leg de negen anderen onder je hoofdkussen en ga slapen. Dan zal je van je aanstaande vrouw dromen.

Bij een meisje werkt dat ook. Pluk een paar klimopbladen en zeg dan:

Klimop, klimop, ik bemin u

Op mijn boezem leg ik u

De eerste jongeman die iets zegt tegen mij

Mijn aanstaande man wordt hij.

Isolde.

De mooie Isolde stierf aan een gebroken hart door het verlies van de brave Tristan. Ze werden in dezelfde kerk begraven. In opdracht van de koning werden de graven apart van elkaar gezet. Al gauw ontsprong van de tombe van Tristan een klimoptak en een ander van het graf van Isolde die naar elkaar toegroeiden zodat op het laatst de verliefden, vertegenwoordigd door de verstrengelende klimop, weer verenigd waren onder het beschermde dak van de hemel.

Druïden.

De Druïden plukten bladeren van klimop die ze op het voorhoofd van de zieke enige tijd lieten liggen. Op open wonden houdt het blad de lucht van de wond weg en bevordert daardoor de genezing. Dit wordt nog wel toegepast op winterhanden.

In de middeleeuwen dichtte men het allerlei geneeskrachten aan de plant toe die het niet bezat. Men hing zieke zwijnen kransen om hun nek zodat ze gezond zouden worden en de gezonde zwijnen bekranste men daarmee om ze tegen boos getover te behoeden. Als het uur nadert dat zwijnen hun jongen willen werpen gaan ze naar de klimop en eten de bladeren zodat dit gemakkelijker gaat.

Ook werd aan huisvarkens een klimoptak om de hals gedaan, dat bewaarde ze voor betovering waarom men ook het St. Antonius-zwijn met een klimoptak om de hals naar de slachter voert.

De Oost Pruisische boer heeft geen klimop in zijn kamer omdat die onvrede in het huiselijk gezin brengt.

Oude klimop.

De Eschenheimer toren te Frankfort aan de Main, door Lodewijk de Beier in 1364 gebouwd, is als een bruidskleed door klimop omhult. Men wilde de toren vele malen afbreken, maar, volgens de sage mag er geen steen van de ander worden weggenomen voordat de heelrijke klimopranken de weerhaan van de toren bereikt hebben.

Klimop verfraait de roest der eeuwen, het is de vernis van de oudheid.

Klimopplanten van 200-300 jaar zijn niets ongewoons. In Montpellier was er 1 van 2 meter in omvang wiens ouderdom op 450 jaar geschat wordt. De oudste en grootste vind je in Duitsland bij de rune van het slot Sebenstein of Wildstein dat in 1092 door Eckbert van Nueunburg gebouwd is. De hoofdstam is meer dan twee voeten in omvang en aan beide kanten staan twee iets dunnere stammen. Onder het volk gaat hij door voor duizendjarige boom.

De meeste vormen van helix zijn machtige klimmers die grote hoogtes kunnen halen, soms tot meer dan 30m. Er zijn exemplaren met een stamomtrek van 200cm waarvan de leef­tijd geschat wordt op 450 jaar. Zo een is de klimop die rond een eerbiedwaardige es groeit bij de ruinen van Fountains Abbey, met zijn stam van 95cm in omtrek. Zo een is die groeit tegen de gebroken muren van het oude Richborough Castle, Kent, waarbinnen het woord werd gepredikt in oude heidense tijden.

Al die verhalen van oude en dikke klimop zijn maar jongelingen vergeleken bij die de Zweedse zeevaarder Nordenskjold op Spitsbergen in reusachtige kolenlagen vond.

Sage:

Waarom de klimop altijdgroene bladeren gekregen heeft.

In grauwe voortijd was de klimop in de zomergroen en in de winter kaal, als elke andere struik. Toen groeide hij nog op de bodem en van klimmen wist hij niets. Daar stond nu in een haag een oeroude eik. Hol was zijn stam, vrijwel twijgloos zijn takken. Alsof hij zijn armen naar hulp uitstrekte zo deinde zijn kale takken in de lucht heen en weer. Zonder beschutting stond hij daar in weer en wind. Dat bedroefde een klimop die kruipend zijn ranken om een wortel legde. Vol medelijden wond hij er zich omheen en groende de stam met zijn blad. Beschut en als verjongd stond de boom daar nu. Hierop spraken de andere klimopbladen ‘Laten wij hetzelfde doen wat onze zuster deed.’ En iedereen omrankte de dichts bijgelegen eikenboom. Vlak daarop kwam een plantenengel die door het woud wandelde. Daar zag die de oude eik van klimop omgroent. Geroerd bleef die staan en sprak het verlossende woord: ‘Groene en medelijdende klimopranken, tot loon van je edele daad zal je ook, wanneer de koude winter komt, groen blijven wanneer de barre koude alle andere bladeren bevroren heeft.’

Kunst.

Zijn mooie bladeren, die met de lobben van een blad altijd in de insnijding van een ander liggen zijn als een kunstig blad mozaïek ineen gevoegd. Om hun edele vorm zijn ze dan ook veel gebruikt als motief in de versieringskunst op muren en schilderijen. Zo worden er klimopbladeren afgebeeld als een versiering van de Notre Dame te Parijs uit de 13de eeuw.

Planten.

Klimop wordt gebruikt als grondbedekker tegen stenen, boomstronken en oude muren, vooral tegen vochtige muren die daardoor droog blijven omdat het met de bladeren de regen tegen houdt. Het blad vormt een van de muur afstaand vlak, houdt het huis droog en de wind weg en isoleert het huis. De klimop hecht zich aan bomen vast door een fijnmazig netwerk van borstels. Klimop bezit geen houtige stengels, de stengels zijn dus rekbaar.

Tegen muren aan worden ze gekweekt waar ze heel goed gesnoeid kunnen worden. Het oude blad wordt er in april afgeknipt, dan is de plant binnen een maand weer met mooi en fris heldergroen blad getooid.

Klimop is vrijwel altijd te vermeerderen. Neem een scheut met twee ogen, verwijder het onderste blad en steek de scheut in de een pot, of meerdere tegelijk in een pot, plaats dit onder plastic. Binnen een paar weken zijn ze geworteld.

De bloeiende vorm gaat een stuk moeilijker. Neem in augustus een 10cm lang topstek. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Licht verwonden, dat is ongeveer zoals je met de nagel over het oog van de plant gaat. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Gebruik 1 of 2% ibz groeistofpoeder. Planten in 3 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na een ruime maand is het stek geworteld, in de winter vorstvrij houden.

Bontbladige vormen moeten goed op kleur geselecteerd worden, ze lopen soms weer groen uit.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/