Fritillaria
Over Fritillaria
Keizerskroon, kievitsbloem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Vol trots laat een oma de keizerskronen zien die statig boven de andere gewassen uitsteken. Het is een plant uit de oude tuinen, in de moderne tuinen zijn ze vaak verbannen vanwege de geur. Opvallend zijn ze genoeg, het is alleen jammer dat men er altijd maar 1 en soms een paar bollen plant die geen verband met de omgeving hebben en aangebonden moeten worden. Ze komen het best tot hun recht als ze op een zonnig plekje tegen een schutting en in een groepje staan waar ze een paar jaar ongestoord kunnen groeien. De minder fors groeiende Fritillaria ‘s zijn een plaatsje tussen lage heesters waard.
Uit hortus eystettensis.
Tot de familie der lelieachtigen, Liliaceae, tulp klasse, behoort het geslacht Fritillaria.
Fritillaria is een zeer wijdverspreid geslacht dat vrijwel overal op het Noordelijk Halfrond voorkomt, vanaf de Aziatische oostkust tot aan de Verenigde Staten. Fritillaria camstschatcensis komt zowel voor in noordwest Amerika als op Kamschatka en vormt zo de overgang tussen de Amerikaanse en Eurazische vormen. Een geslacht dat tussen Fritillaria en Lilium instaat is Notholirion die voorkomt in Tibet en N. India. Ook nauw verwant aan Nomocharis.
Een 100-130 voorjaarsbloeiende soorten komen voor waaronder enkele zeer interessante. Een dozijn worden er in de tuin gekweekt en meestal door liefhebbers.
Veel van die soorten zijn vaak onderling moeilijk uit elkaar te houden. Een manier is door middel van de nectarstippen of klieren in de bloemen. De Europese en Amerikaanse zijn uit elkaar te houden door middel van de bolbekleding. Vele Europese Fritillaria ‘s hebben een bol met maar een beperkt aantal rokken, bij de Amerikaanse soorten bestaat de bol uit een groot aantal schubjes.
Een kenmerk van dit geslacht is dat ze meestal hangende bloemen bezitten, verder zijn de bloemen vaak geschakeerd.
De bollen hebben een onaangename geur, maar bevatten ook zetmeel, gelijk aan die van de aardappel.
Indeling.
Het geslacht Fritillaria wordt, volgens de Duitse botanicus Krause, opgedeeld in de volgende groepen.
Euftitillaria: de stengel heeft 1 of 2 bloemen en de helmknoppen zijn op de basis ingeplant, de stijl is gespreid.
= Fritillaria meleagris L. (parelhoen) De 3-5 bladeren staan verspreid, zijn grijs/groen en lijnvormig en spits, tot 15cm lang en 3-6mm breed.
Aan de top van de 20-30cm lange en weinig bebladerde stengel zit meestal 1 hangend klokje.
Sterke exemplaren kunnen wel tot 50cm hoog worden met twee of drie bloemen per stengel.
Hangende klokvormige bloemen van 3.5cm breed zijn vleeskleurig of geelachtig, door donker/rode vierkante vlekken schaakbordachtig getekend in april/mei.
Opvallend is de verkleuring van de bloemen in de tuin. Als er een mengsel van geblokte en witte kievitsbloemen geplant is gaat de witte kleur in de loop der jaren steeds meer overheersen. Mogelijk komt dit omdat een witbloeiende meer zijbollen geeft dan een gekleurde.
Als dit plantje ergens voorkomt dan komt die ook massaal voor. Door cultuurmaatregelen dreigt de kievitsbloem toch te verdwijnen. In 1924 werd door botanisten nog vermeld dat ze zeer veel voorkwam, in 1965 was de plant nog algemeen in de kop van Overijssel en nu is ze zeldzaam en beschermd. Toch kan ze, als ze het naar de zin heeft, veel zaad vormen en zo aardige groepen vormen in de tuin.
De kievitsbloem groeit in zuid Scandinavië, zuidoost Europa tot aan de Kaukasus, en is ook inlands. Als plant van het laagland heeft die de 800m. hoogte niet overschreden, wel komt de plant voor in lagere en vochtige bergweiden. (Dodonaeus) Dodonaeus en Ravelingen schrijven niet ze inlands is, maar wel voorkomt in Frankrijk en Hongarije. Lobel: ‘Fritillaria is ook een soort van lelie narcis die de oorsprong heeft uit het land van Orleans van waar dat ze gebracht is in Nederland en vlijtig bewaard wordt van de zeer goede en geschikte apotheker van Doornik Jan Mouton en ook elders in de hoven van Nederland die best van veel kruiden voorzien zijn.
Fritillaria of heel bruin gespikkelde Lelie-Narcisse van Xanctonge. In Latijn Lilio-Narcissus variegatus atropurpureus Xanctonicus. Enkele jaren geleden hebben we gevonden en verkregen uit ettelijke beemden die liggen bij een stadje geheten Xainctes in Xainctonghe, niet ver van Rochelle, een soort van Fritillaria die veel donkerder purper uit de rode en violette is dan de voor vermelde. Ik heb dit jaar mijnheer Jan Hoboken, griffier van Antwerpen, zo een geschonken om zijn hof die wel rijk en mooi is daarmee ook te versieren en omdat dit bij de andere specie een in de voor vermelde hof zou voegen.’
Subsoorten, Fritillaria meleagris subsp. burnatii (Zwitserse botanist Emile Burnat, 1828-1920) en Fritillaria meleagris subsp. meleagris.
Vormen.
Var. alba is geheel wit.
Var. major verschilt door de forsere groeiwijze en grotere, 3.5cm lange bloemen
In de tuinen komen nog meer kleurvormen voor die grotendeels ontstaan zijn uit kruisingen van meleagris met latifolia en lutea.
De verschillende cultuurvormen die gebracht zijn door J. Eckhart uit Uitgeest zijn dan ook naar de mythologie genoemd, zoals ‘Aphrodite,’, een goddelijke witte en krachtig groeiende, de bloem van liefde en schoonheid. ‘Adonis,’ die eigenlijk rood behoorde te zijn, maar wit is met purperen vlekken. ‘Artemis,’, de godin van jacht en kuisheid is groen gevlekt op een zedige, donkerpurper grond. ‘Charon,’ de vaarman aan de Acheron, de grens van het dodenrijk, is de donkerste tuinvorm. ‘Pomona,’, de Italiaanse godheid van het ooft, heeft lieflijke bloemen met een witte grond en violet schaakspel. ‘Jupiter,’, de hoofdbaas van de goden, heeft rode bloemen. ‘Mars’, de god van de oorlog, heeft een opgeblazen, diep purperen kleur. ‘Orion,’, de reusachtige jager, is dof purper, geblokt met roze.’Poseidon,’, de Griekse zeegod, is grootbloemig wit als het schuim van de zee met purperen vissen. ‘Saturnus,’, de oud Romeinse zaadgod, heeft mooie bloemen in hel violet/roze met roze korrels. ‘Venus,’ de Romeinse tegenhanger van Aphrodite, lijkt niet op aphros, het schuim van de zee, maar is roze met grijs/purperen stippen.
Opmerkelijk is de cv. ‘Lutescens’, die wordt tijdens de bloei geleidelijk aan geel.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Sommige hebben dit kruid Fritillaria genoemd en met die naam is het overal goed bekend. Die naam hebben ze dat gegeven naar de gelijkenis die de bloem heeft met een schaakbord wat, zo ze menen, in het Latijn Fritulus plag te heten. Maar dat is onzeker en het schijnt veel eerder dat (als het blijkt uit het 5de boek van de Epigrammata van de poet Martialis in het Epigramma wat hij aan Galia schrijft) Fritillus of Fritillum een verkeersbord was of immers een bord waarop men met teerlingen in oude tijden plag te spelen als de geleerde uit zijn woorden goed gemerkt hebben.’
De naam Fritillaria is botanistenlatijn van 1570 en stamt van Latijn fritullus: een dobbelbeker. Italiaans frittelaria. Het woord is mogelijk verwant met Latijn fritinnire: sjilpen, en verwijst naar het gerammel van de dobbelstenen. Clusius vermeldt in zijn boek over Hongaarse en Oostenrijkse planten, 1583, dat de naam Fritillaria uitgevonden was door een apotheker te Orlans. In kruidboeken wordt de keizerskroon steeds Corona imperialis genoemd terwijl de naam Fritillaria voor de kievitsbloem behouden bleef.
Dodonaeus (b) ‘Daarom is het zeer te duchten dat men dit kruid te onrechte Fritillaria noemt, want die naam strijd tegen de mening van diegene die willen aantonen dat deze bloem zo regelmatig geplekt en getekend is met verschillende plekken en op een schaakbord of dambord lijkt, wat wel enigszins waar is, maar om dat uit te drukken zou men een betere en bekwamer naam moeten zoeken dan Fritillaria, gemerkt dat deze bloem met het Fritillum geen gelijkenis heeft, maar wel met een dambord of schaakbord waarvan men dat een naam in onze taal zou mogen geven.’
De hangende bloemklokken zijn groot en bruinrood, met vierkante vlekken, als een schaakbord, Duitse Schachblume. Bij de Fransen lijkt de bloem meer op een dambord, vandaar damier.
Dodonaeus;’Daarom noemen we dat liever in het Latijn Meleagris omdat deze bloem op de veren of pluimen van de vogel die Meleagris heet en in onze taal patrijs of veldhoen van Barbarijen zo niet van kleur, maar immers van verschillende schikking en gesteldheid en ook van grootte van plekken wat schijnt te lijken. Want de vogels die Meleagrides genoemd worden hebben veren of pluimen die met de verschillend kleurige plekken geschakeerd zijn.’
Fritillaria meleagris, Grieks meleagris: parelhoen, de bloem is gevlekt als een parelhoen, Duits Perlhuntulpe, Frans fritellaire pintade; parelhoen, Engels pheasant’s lily Gerard, 1596, meldt: ‘Turkie of ginney-hen floure, checquered daffodil,’
(d) Kievitsbloem, Duitse Kiebitzei heet zo omdat de bloei begint met de komst van de kievit en de gesloten bloem wel wat op een kievitsei lijkt, lichte vlekken op een donkere ondergrond. Ook Kuckuckstulpe omdat de aan de tulp verwante bloem bloeit met de komst van de koekoek.
(e) Slangenhoofd naar de bloemvorm. In Engeland heet het dan ook snakes head. Dat slaat op de volgende opmerkelijke eigenschap: zolang de bloem nog niet bloeit kan de stengel zich bij koud weer buigen en daarbij de knop plat tegen de grond drukken. Symbool voor hardnekkige doch afgewezen minnaars, vervolging.
(f) De kievitsbloem die door Lobel Lilio-narcissus variegata genoemd werd heeft de bloem van een lelie en de bol van een narcis. Ze was ook eens bekend als Narcissus caparonius en zo genoemd ter eren van Noel Capron, een apotheker uit Orleans die haar ontdekt had. Hij werd in de Bartholomeus nacht vermoord. Een Engelsman was daar zo geroerd over dat hij in 1824 schreef dat ze in elke tuin behoorde te groeien als een ‘memento,’ dat we door vervolging van anderen ons eigen geluk verruilen.
(g) In Engeland heeft het vele namen. Lazarus Bell was origineel gespeld Lazar’s bell en werd zo genoemd naar de kleine lamp die de leprozen bij zich droegen. Death bell naar de donkere en sombere kleur van de bloemen, zo ook widow veil. De naam drooping tulip is vanwege de hangende vorm en zijn gelijkenis met een tulp. Froccup is toad’s heads of frog cup: kikkerkop, vanwege zijn gevlekte bloemen.
Turks mutafan lale, zie Tulipa.
De leper Lily is de officiele bloem van de Zweedse provincie Uppland waar het overvloedig voorkomt in de weiden van Kungsngen, en geeft zo zijn Zweedse naam, kungsngslilja.
Sage.
Vondel, Byschriften op de twalef maenden;
‘De kievitsbloem en keur van schone tulpen.’
Fritillaria was een arme jongeling die voor zijn rijke heer Meleager zeldzame, kostbare hoenderen uit Afrika haalde. Hij deed dit met zo grote trouw en vlijt dat het zijn leven kostte. Daarom werd hij door de goden beloond en in een bloem veranderd. Het parelhoen heet ook Meleagris, de bloembladen lijken op het verenkleed van het parelhoen.
Uit www.cgf.net
Fritillaria messanensis Raf. subsp. gracilis Ascherson, (uit Messina, Itali, en sierlijk) heeft een stengel met 7-10 lijnvormige bladeren, de onderste 4-9cm lang en 3-7mm breed, vaak tegenstandig, de overige afwisselend of de bovenste in kransen van 3, stengel is 15-30cm hoog.
Hangende bloemen zijn breed klokvormig, bladeren 22-32mm lang, schaakbordachtig en purperen ondergrond, op de rug met een groene rand, mei-juni. Naar de standplaats is de typische kleur meer met groene strepen op de rug bezet.
Groeit in warme gebieden van Midden-Europa tot M. Zee op 600-1700m hoogte, Kroatië, Bosnië, Montenegro tot N. Albanië.
Het is een ondersoort van Fritillaria messanensis Raf. die ook in Italië voorkomt.
Zarte Schachblume.
Uit; http://www.itmonline.org/arts/fritillaria.htm
Fritillaria cirrhosa D. Don. (klimmen met ranken) Komt uit Tibet, zuid Azië, Himalaya.
Vormt bollen van 2cm.
Stengel van 60cm lang en meestal met 1 bloem aan de top, soms 2 of 3.
Smal lancetvormige bladeren meestal tegenoverstaand en soms in kransen van 13cm lang.
Klokvormige geelgroene tot bruinpurper bloemen die dof purper gevlekt zijn. Yellow Himalayan fritillary.
P2. etilium: de stengel is sterk bebladerd, met schutbladen in een kuif aan het eind van de stengel. Tot deze groep behoort Fritillaria imperialis.
26. Uit hortus eystettensis.
Fritillaria imperialis, L. (keizerlijk) Bladeren zijn lancetvormig en toegespitst, glanzend heldergroen, de bovenste in kransen, tussen de bovenste bladeren en de bloemtros is een kaal stengelgedeelte.
De plant kan wel een meter tot anderhalve hoog worden en bezit, als een van de weinige in deze groep, een bloemscherm waarin 12-15 bloemen zitten.
Op het eind van de stengel is boven de bloemen een kuif van bladeren aanwezig. Bij grote bollen ontstaat een tweede stengel die meestal geen bloemen draagt en dan dus ook niet de kenmerkende kuif bezit.
Aan de top staat een krans van 4-6 cm lange, hangende bloemen in april/mei. De bloemkleuren variëren van geel naar oranje en rood, waarbij het rood naar bruinrood neigt. Een duidelijk kenmerk is de zeer penetrante geur die het gehele gewas verspreidt.
De keizerskroon is oorspronkelijk afkomstig uit Perzië, Afghanistan, Kasjmir en W. Himalaya. Zijn verspreidingsgebied is groot en van naturen uit zijn er al verschillende variëteiten. bekend. Is beschreven in 1596.
De keizerskroon groeit daarop plaatsen die in de winter met een dikke laag sneeuw bedekt zijn. Bij het smelten van de sneeuw heeft de plant een 4-5 weken de tijd om te bloeien en zaad te vormen, want hierna volgt een hete en droge zomer.
Vormen.
De bloem en de hele plant en bol geurt meestal onaangenaam. De lucht heeft veel weg van een bunzing, das of vos. Eeuwen geleden was echter al een type beschreven die reukloos zou zijn. Pas in de vorige eeuw werden een gele en een paarse vorm herontdekt, die beiden de pregnante lucht missen, dit zijn de Fritillaria imperalis var. inodora (reukloos) en de purperen var. inodora purpurea. Vermoedelijk door een ziekte als Fusarium zijn ze vrijwel zeker niet meer verkrijgbaar.
F. von Hartenfels beschreef in 1746 12 vormen, rode, gele, ook witte en zelfs een gevulde en met dubbele of drievoudige kroon. Bruine en witte vormen worden vrijwel niet aangeboden.
De belangrijkste cultivars zijn de uit 1665 stammende, heldergele ‘Lutea’, de rode ‘Rubra Maxima’, de oranje’Aurora,’ en ‘Premier,’, en de donker bronsrode ‘William Rex,’ Deze laatste stamt uit 1746 en is volgens de overlevering genoemd naar stadhouder Willem III. De daarbij horende cultivar 'Maria Regina' is naar Willems vrouw genoemd, deze laatste heeft de tand des tijds niet doorstaan.
Naast deze cv’s komt er een aantal bijzondere vormen voor binnen deze soort. Zo is er de ‘Prolifera,’ ofwel kroon op kroon. Deze heeft niet een, maar twee of soms drie kransen van bloemen boven elkaar. De eerste krans draagt gemiddeld 5 bloemen en in de tweede bevinden zich nog eens 2-3 bloemen.
Ook apart is ‘Slagzwaard,’ Deze heeft geen ronde, maar een platte steel, een natuurlijke vergroeiing van twee stelen. Dit soort vergroeiingen zien we ook bij de bandwilg. Een dergelijke vergroeiing wordt ook wel fasciatie genoemd, fasces is zwaard. Tenslotte kent dit gewas een aantal bontbladige var, te weten ‘Aureomarginata,’ met gele rand die al in cultuur is sinds 1665 en ‘Argenteovariegata,’ met een witte rand, die pas in 1771 kwam.
A. Munting: ‘Hiervan zijn me in haar aard en natuur enige veranderlijke bezienswaardige soorten bekend, te weten: Corona imperialis flore rubro, keizerskroon met een rode bloem. Flore pallido rubro met een bleek rode bloem. Flore albo met een witte bloem die tot nog toe weinig gezien, doch evenwel in Duitsland zeker te vinden is zoals me door geloofwaardige lieden gezegd is. Flore luteo met een gele bloem. Binis florum ordinibus praedita met twee ordenen van bloemen boven elkaar versierd. Corona imperialis flore duplic, of keizerskroon met een dubbele bloem. Laticaulis, keizerkroon met een brede steel. Maxima, zeer grote keizerskroon. En Corona imperialis Chinensis folio variegato of keizerskroon uit China met bonte bladeren, mooi om te zien die binnen Brussel in de hof van de eerwaardige heer Godenis te vinden is. Waarvan tot noch toe vanwege de ongewone zeldzaamheid een bol niet onder de honderd dukaten te krijgen is.’
Naam, etymologie. Uit hortus eystettensis.
(Dodonaeus) (a) ‘Omtrent het begin van april van het jaar 1576 zijn deze lelies in de hof van keizer Maximiliaan en andere grote herenhoven in Oostenrijk geplukt en bloeiend getoond.
Men zegt dat deze lelie in Turkije en in het land daar ze gewoonlijk groeien lale en turfani genoemd worden, dan de Italianen noemen het Corona Imperiale, dat is keiserskroon, maar ze zijn hier te lande met de Latijnse naam Corona Imperialis overal voldoende bekend. Deze bloem wordt hier te lande gewoonlijk Corona Imperialis genoemd en in Turkije meestal tou-fai, soms tulai, tuyschiachi of tuschai wat zoveel betekent al of men koning lelie zei, sommige geven het de toenaam turfani of turfanda wat een gewone naam is die de Turken alle grote en wonderbaarlijke dingen geven. Ze is van Clusius eerst naar Nederland gezonden geweest die het uit Constantinopel ontvangen heeft waar het uit Perzië gezonden was en waar het in het wild schijnt te groeien. Daarom geeft hij het de naam Lilium Persicum, dat is lelie van Perzië of de Perzische naam toufai.’
De pronkende keizerskroon heeft zijn trotse naam naar de bloemen die uitgezakt en vooroverhangen rondom de stengel op de kelk van een kroon lijkt.
‘Es sieht die holde Kaierkrone
Von ihrem hoch erhabnen Throne
Bestandig auf die Erd hinab,’ aldus Brockes.
Matthiola: ‘Men vindt noch een ander geslacht van deze lelie welke kleinere en langere bladeren heeft, echter veel bloemen die soms bij 60 gevonden zijn geworden, de wortel wordt soms zo groot dat men ze met twee handen nauwelijks begrijpen kan. Zulke aard is eerst van Constantinopel naar Wenen gekomen onder de naam Sultan Zambach, daarvan kan men verder bezien Carolus Clusius in observationibis Pannonicis libro 2, kapittel 4.’
Naar die kroon van bloemen is het de corona imperialis, de Franse couronne imperiale, Engelse crown imperial, kaiser’s crown, de Duitse Kaiserkrone en onze keizerskroon. In Italiaans giglio regio, corona imperiales, in het Turks tusai, goc buynuza.
Ze wordt ook wel paasklok genoemd, de bloemen zijn als hangende klokken met bloei in de Paastijd.
De keizerskroon heet soms des pauzen kroon, Diadema papale. Het is een apostelplant omdat er soms 12 bloemen aan 1 steel hangen. De keizerskroon kan ook aan de H. Maagd Maria opgedragen worden. Zij is de keizerin van de hemel en aarde, de keizerin der koninginnen, de keizerin van de profeten en evangelisten.
Symbool van majesteit.
Historie.
Uit zijn Oriëntaalse groeiplaats kwam de plant naar Constantinopel. De Turken gebruikten grote sommen gelds om ze te telen en brachten de cultuur op huidige hoogte.
In een dertiende-eeuws poortgebouw van de stad Winchester, Engeland, staat een beeltenis van de Madonna met een Fritillaria tak in haar hand in plaats van de gebruikelijke Madonnalelie. In Engeland was de keizerskroon dus eerder bekend dan in Wenen. Mogelijk is deze plant door terugkerende kruisvaarders meegenomen. Verder is het gewas in Engeland niet in gebruik of bekend geweest. Shakespeare noemt de plant in Winter Tale 4, 126: ‘The crown imperial; lilies of all kind.’
De eerste bloeiende keizerskroon zag men in Italië in 1553. Het is een van de bolgewassen die door O. Ghiselin de Busbecq vanuit Constantinopel naar Wenen zijn gebracht. Clusius plantte ze in 1573 op in de hoftuin waar ze voor het eerst bloeide op 5 april 1576. In 1580 bloeiden er mooie keizerskronen die in het bezit waren van de landgraaf Wilhelm von Kassel. De nog steeds gekweekte cv. Duplex werd door Clusius in 1594 naar Leiden gebracht. Aan de voorkant van Clusius Rariorum Plantarum Historia, gepubliceerd in Antwerpen in 1601, staat Adam aan de ene kant in de eenvoud van het kostuum van Eden van die tijd, aan de andere kant Salomon in koninklijk gewaad die in zijn hand een boek draagt. Adam is bij de middeleeuwse herbaristen een man van botanische wetenschap en gaf de planten een naam en Salomon schreef veel over planten van de machtige ceders tot de lage hysop op de muren. Boven Adam staat in een pot een Turkse lelie, ernaast een Fritillaria. Salomon wordt geassisteerd door cyclamen en de keizerlijke Fritillaria.
Zeer snel kwamen ze vanuit Wenen naar de mooie tuinen van vorsten en goede burgers. Er heerste grote rivaliteit onder de voorname tuinbezitters wie de meeste bloemen bezat, men telde de bloemen per stengel. In Clusius tuin stond er een met 50 klokken, terwijl in de tuin van hertog Wilhelm von Braunsweich er een bloeide met slechts 40 bloemen. Een rijke Engelse specerijenhandelaar telde zowaar 72 bloemen aan een plant. Anderen wisten een geheim middel waardoor ze het getal van de bloemen op 400 konden brengen. Brockes bezong een keizerskroon met 200 bloemklokken. Dai wordt veroorzaakt door fasciatie, waarbij de steel plat wordt en dubbel en zo een groot aantal bloemen krijgt. Clusius noemt zo’n gewas een pauwkroon. Alle tuinlieden van vorstelijke heren moesten keizerskronen planten. De keizerskroon gold als een symbool van rijkdom. Dit werd voornamelijk veroorzaakt doordat de keizerskroon zich slecht laat vermeerderen. Uit 1 dikke bol krijgt men 2 nieuwe bollen, de vermeerdering gaat zo maar langzaam. In vele Vlaamse bloemenwerken van de 17de eeuw is ze de hoofdbloem van het doek. In de loop van de volgende eeuw zakte de belangstelling in en kon men de plant alleen nog maar in de boerentuinen terugvinden. Zodoende is de keizerskroon een van de karakteristieke planten uit de oude tuinen.
Uit Redoute.
Folklore.
De Perzische lelie was een koningin wiens schoonheid de koning niet verheugde, maar er jaloers door werd. In een moment van kwaadheid en achterdocht verdreef hij haar uit het paleis. Zij, als ze dwaalde over de velden, was zeker van haar onschuld en huilde zo erg vanwege dit onrecht dat haar lichaam ineenkromp tot de afmeting van een plant. Toen tenslotte, door goddelijke tussenkomst, haar voeten vast wortelden waar ze stilhield en veranderde in de keizerskroon die nog steeds in zijn bloem de waardigheid draagt die ze had in haar menselijke vorm.
De grote geel/rode bloemen hangen als klokken in een krans aan de stengel. Dat die bloemen hangen zou komen omdat dit de enigste bloem was die niet wilde buigen toen Jezus op weg was naar Golgotha. Sindsdien heeft de plant berouw en buigt zijn bloemen voor altijd. De parelende druppels nectar, die aan de basis van elke bloem zitten, zijn de tranen die ze sindsdien vergoten heeft. Deze druppels nectar lijken nooit te vallen en zijn zo groot, dat, als men tegen de stengel tikt, de druppels eraf vallen (bruidstranen). Ze zouden braak verwekkend zijn.
De keizerskroon bloeide op de weg waar Christus ging terwijl hij zijn zware kruis sleepte. Op een ogenblik wankelde Hij en dreigde te vallen en een hand raakte de kelk van de keizerskroon aan, terwijl hij zich staande probeerde te houden. Maar de trotse plant wilde dat niet, de zware stengel zou kunnen breken, zijn kuif van smalle bladeren aan de top kon in de war komen en van de vijf kelken, met zorg geschikt en symmetrisch geplaatst, zou er zeker een verloren gaan. Christus ging verder en zuchtte over de onvriendelijke plant. Maar van dat ogenblik af was het de keizerskroon vreemd te moede, want wat was er met de bloemen gebeurd? Nu hingen ze in plaats van dat ze stonden, de korte stelen hadden zich naar beneden gebogen. Wat vond de plant zich nu lelijk en huilde dikke tranen. Ze huilt nog altijd omdat de fraai getekende kelken zich naar de aarde richten en niet naar de zon. Als je je bukt en in de kelk kijkt zie je de tranen op de bodem van de bloem en verwonder je erover dat ze niet vallen maar blijven hangen. De onaangename en sterke geur die om de plant hangt komt nog van het huilen van de plant, die daarom treurt en niet om haar onvriendelijke daad.
Gebruik.
De zetmeelrijke en hoogst onaangenaam ruikende en zeer scherpe en giftige wortel werd vroeger in de artsenij gebruikt. Na koken is dit wel eetbaar en werd wel gekweekt voor zetmeelwinning. Dit werd wel in Frankrijk gedaan en er zou 6300 kg van een ha gewonnen kunnen worden. In de 17de eeuw had men daar veel zetmeel nodig voor het stijven van de halskragen.
Uit L.van Houtte.
3. Theresia: de bloemen staan in bloeiwijzen, de helmknoppen zijn klein en op de basis ingeplant, de stijl is ongedeeld of zeer kort gevorkt. Tot deze groep behoort Fritillaria karelinii Fischer (Russische botanist S. G. Karelin in 1840)
4. Amblirion: de stengel draagt 1 bloem, de helmknoppen staan rugzijdig ingeplant rechtop, niet veranderlijk, de stijl is ongedeeld. Tot deze groep behoort Fritillaria persica L. (uit Perzië)
19. Uit Redoute.
Fritillaria persica, L. (Perzië) Het blad en de stengel zijn blauw berijpt.
Dit is een statige plant die van 20 tot zelfs 150cm hoog kan worden.
De purperen en naar beneden hangende, belvormige bloemen staan met 10-40 stuks of meer in de eindstandige tros, een aarvormige bloeiwijze, en geven een zachte geur. De buitenkant van de bloem is soms wat stoffig overtrokken met purperen lijnen maar nooit gevlekt. De Perzische
Fritillaria bloeit eind april, begin mei.
De dof purperen Perzische Fritillaria is minder bekend dan beide voorgaande soorten.
Komt van oorsprong uit het Midden-Oosten, het Oostelijke Middellands Zeegebied tot Iran. Is in 1596 beschreven.
Fritillaria persica wordt slechts in kleine aantallen in Nederland geteeld; wel is er veel import vanuit Turkije.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) Deze soort wordt nu hier te lande lelie van Perzië genoemd en in het Latijn Lilium Persicum of ook Lilium Susianum. Het schijnt dat deze lelie bij de ouders niet bekend is geweest, immers ze is onlangs in deze landen van ver gebracht en in de hoven van de liefhebbers onderhouden. Het wordt in Italië panatzi di Persiano of pennachio Persiano genoemd en in Turkije sulam giule omdat het eerst uit Susa gekomen is en daarom heeft Clusius dat de naam Lilium Susianum willen geven al of men lelie van Susa zei.’
Perzische keizerskroon, Persian lily, Adiyaman, Duitse Perzische Fritillaria, Persische Schachbrettblume.
Vormen.
Door van Tubergen is een selectie op de markt gebracht van een bestand die groeit bij Adiyaman, in Turkije. Deze heet dan ook ‘Adiyaman,’ en heeft diepgekleurde, pruim purperen gekleurde bloemen aan een stengel van een meter hoogte. Deze bol kan alleen voortgeteeld worden door zaad en geeft geen bijbollen.
Historie.
Het is een van de bolgewassen die door Busbecq, vanuit Constantinopel, naar Wenen zijn gebracht. Begin april 1576 kwam die in Wenen aan en bloeide daar voor het eerst in 1583. Het voorkomen van deze plant op Cyprus is gebonden aan begraafplaatsen van de Mohammedanen die dit gewas blijkbaar gebruikten tijdens begrafenissen. Mogelijk naar de vrijwel zwarte kleur.
5. Uit L. Van Houtte.
Liliorhiza: de bollen zijn veelschubbig, de helmknoppen staan aan de rugzijdig ingeplant, meer of meer veranderlijk, de stijlen zijn 3voudig gevorkt. Tot deze groep behoren =Fritillaria biflora Lindl (tweebloemig), chocolate lily uit Californi, Fritillaria camschatcensis Ker-Gawler (uit Kamtsjatka), Fritillaria sewerzowii Regel. (Russische reiziger botanist Nikolai Alexejewitsch Sewerzow, stierf in 1885)
30 . uit www.studiobotanika.com
Fritillaria camschatcensis, Ker-Gawler. (uit Kamschatka, O. Rusland) Linnaeus noemde dit gewas Lilium camschatcense L. De bol is lelieachtig.
De 10-15 bladeren zijn lancetvormig en glanzend groen, de onderste staan in kransen, de bovenste verspreid.
De stengel geeft 1-3 bloemen.
De knikkende bloemen zijn klokvormig en ca. 3cm lang, zwart/rood en aan de voet gestippeld in mei.
Uit O. Siberië en Japan, Canada wordt 25-50cm hoog, zie Lilium.
Van de zwarte lelie zijn in Alaska grote velden aanwezig. De zwarte lelie vormt daar een van de summersights die een enorme indruk achterlaten bij de toeristen.
De bollen zouden daar gegeten worden door de Eskimo’s. Zijn bollen, die door de bewoners saranne wordt genoemd, zijn bijzonder voedselrijk
Verder komt de plant voor in Japan en in Amerika van Alaska tot Washington. Naar zijn standplaats houdt dit gewas van de schaduw van Picea excelsa, de naalden van deze den zouden nodig zijn voor een optimale groei.
Naam.
Het is de Engelse black lily, chocolate lily naar de bruine bloemen, Indian rice, wild rice, Northern rice root en rice lily vanwege de rijstachtige bolletjes die rond zijn wortels gevormd worden. Ook soms bekend als skunk lily, dirty diaper en outhouse lily vanwege de verschrikkelijke geur, Duitse Schwarze Lilie, zwarte lelie.
Uit Curtis botanical magazine, var ionica.
Fritillaria pontica, Wahl. (uit Pontus) De 6-8 bladeren zijn donkergroen en breed lancetvormig, stomp, de onderste tegenoverstaand en tot 7cm lang en tot 8mm breed, de middelste verspreid en de bovenste in kransen.
Opstaande stengels met 1 bloem.
Hangende en klokvormige bloemen zijn 2.5-3cm lang, wijn/rood en geelgroen getint, bijna niet gevlekt in april/mei.
Uit Macedonië, Griekenland en Klein Azië, wordt 30-45cm hoog.
3. uit www.srgc.org.uk
Fritillaria tubiformis, Gren. & Godr. (buisvormig) De 4-7 bladeren staan verspreid en zijn lancetvormig, blauwgroen en tot 8mm breed, de onderste stomp, de bovenste spits.
Opstaande stengels met 1 bloem.
De hangende bloemen zijn klokvormig en 3.5-4cm lang, purper/bruin en onduidelijk gevlekt in augustus.
Kleine bol.
Uit Z. O. Frankrijk en N. Italië, wordt 15-30cm hoog.
Subspecie moggridgei (John Traherne Moggridge, Engelse botanicus, 1842-1874) verschilt door de bredere bladeren die tot 1.5cm breed zijn en de gele, onduidelijk rood/bruin gevlekte bloemen.
Subspecie tubiformis.
6. uit www.redbook.ru
Fritillaria ruthenica, Wickstr. (Russisch) De 6-20 bladeren staan verspreid en zijn lijn/lancetvormig, spits, de onderste 10-12cm lang en 3-4mm breed, de overige kleiner.
Opstaande stengel met 1-4 bloemen.
Breed klokvormige bloemen hangen en zijn 2.5-3cm lang, donker wijnrood en van binnen groen en bruin/rood gevlekt, april/mei.
Uit de Kaukasus, Z. Rusland en Siberië, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1826.
7-9. Uit Curtis botanical magazine.
Fritillaria aurea, Schott. (goudkleurig) De 4-5 bladeren zijn blauwachtig/groen, de onderste staan verspreid en zijn breed lancetvormig, stomp en tot 4cm lang en ca. 1cm breed, bovenste bladeren tegenoverstaand of in een krans geplaatst, lijn/lancetvormig en spits.
Opstaande stengels met 1 bloem.
Kleine bloemen van 1.5-2cm lang zijn klokvormig, hangend en goudgeel met bruin/rode vlekken in maart/april.
Uit Klein Azië wordt 10-20cm lang. Is beschreven in 1876.
7-9. uit www.imagejuicy.com
Fritillaria lutea, Mill. (geel) De 5-10 bladeren staan verspreid en zijn blauw/groen en lijn/lancetvormig, de bovenste lijnvormig, 1-1.5cm breed.
Opstaande stengel met 1 bloem.
Kleine hangende bloemen zijn breed klokvormig en 3-3.5cm lang, zwavelgeel met paarse vlekken en van binnen citroengeel in april/mei
Uit de Kaukasus, wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1812.
7-9. uit Curtis botanical magazine.
Fritillaria latifolia, Willd. (breedbladig) De 5-7 bladeren zijn lang lancetvormig en blauwachtig/groen, de onderste tot 10cm lang en 1.5-2cm breed, de bovenste tegenoverstaand of in kransen
Dit soort is zeer variabel in bloei en groei. De stengels kunnen 35cm hoog worden maar er zijn ook planten waarvan de bloemen zich maar op een paar cm. boven de aardoppervlakte openen. Een zeer apart verschijnsel.
Opstaande stengel met 1 bloem.
Grote, hangende bloemen zijn klokvormig en ruim 4cm lang, geelachtig/groen en wijnrood getint en meer of minder duidelijk gevlekt in april/mei.
Groeit in de Kaukasus tot Klein-Azië en wordt 20-30cm hoog. Is beschreven in 1604.
Broad leaved fritillaria.
Vormen.
Hieruit zijn verschillende soorten geselecteerd wat eigenlijk jammer is. Het tikje onregelmatige heeft een bepaalde charme.
De cv. ‘Erasmus,’ heeft olijfgroene bloemen die aan de binnenkant van een bruin schaakbord zijn voorzien.
12. uit www.rhsprints.co.uk
Fritillaria pyrenaica, L. (uit de Pyreneen)De 8-10 bladeren staan verspreid, opgericht en zijn lijn/lancetvormig, tot 8cm lang en de onderste 2cm breed, de bovenste tot 4mm.
Opstaande stengels met 1 bloem.
Hangende en klokvormige bloemen zijn 3-3.5cm lang, wijn/rood met onduidelijke groene vlekken in mei/juni.
Kleine bol.
Wordt 15-40cm hoog. Is beschreven in 1596. Komt uit Spanje.
Var. concolor heeft witte bloemen.
Pyrenean fritillaria.
15. uit Curtis botanical magazine.
Fritillaria armena Boiss (uit Armenië) (Fritillaria tulipifolia, Bieb. (tulpbladig) Glanzend blauw blad.
Stengel met 1 bloem.
De tulpvormige bloem is gevlamd als een tulp en niet gevlekt of schaakbordvormig. Aan de binnenkant is de bloem roestbruin, aan de buitenkant donker glanzend blauw en geveerd met purper.
Een van de mooiste en opvallendste vormen.
Is afkomstig uit de Kaukasus en wordt 20 cm hoog. Is beschreven in 1822.
Tulip leaved fritillaria.
22. uit linnet.geog.ubc.ca
Fritillaria affinis, Sealy. (verwant) (Fritillaria lanceolata, Pursh (lancetvormig, het blad) De 4-10 bladeren staan meestal in een krans, lancetvormig en 10cm lang, 1-2cm breed.
De brown lily heeft een opstaande stengel met 1-3 bloemen.
Hangende klokvormige bloemen van 2.5cm lang zijn groen en donker wijn/rood gevlekt in april
Van dit gewas kan men eigenlijk niet van bollen spreken, er zijn maar een paar schalen die een plant leveren en weer afsterven. De bol is, net als vele Amerikaanse soorten, bedekt door rijstachtige bijbollen waardoor de naam rijstbollenlelie ontstaan is, Engels brown lily.
Komt uit W. N. Amerika, Brits Columbia tot Idaho en Californië en wordt 30-45 cm hoog en is pas in 1980 ingevoerd.
Fritillaria affinis var. affinis en F. affinis var. tristulis.
Checker lily.
27. Uit hortus eystettensis.
=Fritillaria recurva, Benth. (teruggekromd) De 7-15 blauwachtige bladeren zijn lijnvormig en spits, de onderste staan in kransen.
Opstaande stengel met 3-9 bloemen.
De klokjes zijn vlakker gevormd en scharlakenrood, van binnen ingelegd met geel en rode vlekjes. De 3-8 hangende smal klokvormige bloemklokjes van 2.5-3cm lang ontspruiten uit de bovenste bladoksels en hebben teruggebogen bloemtoppen in april/mei.
Bol is lelieachtig.
Deze schoonheid en opvallende verschijning is met de keizerskroon vergelijkbaar.
Opvallend is deze Amerikaanse vorm die in vochtige plaatsen van Californië en Z. Oregon groeit, wordt 30-60cm hoog. Is beschreven in 1870.
Scarlet fritillaria.
Fritillaria uva-vulpis Rix. (vossenbes)(Fritillaria assyriaca, een soort waar het veel op lijkt) (uit Assyri) groeit in Turkije, Iran en Irak.
Enkele glanzend groene en smalle bladeren omhullen de ca.20- 25 cm hoge bloemsteel.
De bloeiwijze bestaat uit klokvormige knikkende bloemetjes, purperachtig van kleur en gehuld in een groen waas. De topjes van de bloemblaadjes zijn goudgeel zo ook de keel.
Bloeitijd: april-mei
Vossendruif, fox’s grape, Glockelilie.
Uit Curtis botanical magazine.
In Nederland worden in hoofdzaak cultivars van de soorten Fritillaria imperialis, Fritillaria meleagris en Fritillaria persica geteeld. Daarnaast wordt nog een aantal botanische soorten geteeld waaronder Fritillaria acmopetala, Fritillaria assyriaca, Fritillaria michailovskyi, Fritillaria pontica, Fritillaria verticillata, =Fritillaria pallidiflora,
Uit Curtis botanical magazine.
=Fritillaria graeca en Fritillaria aurea.
Volgens de cijfers over 1986 werd in Nederland ca. 29,5 ha Fritillaria imperialis en Fritillaria meleagris geteeld. De totale export van alle soorten tezamen bedroeg 8,2 miljoen stuks.
Plantkundige eigenschappen.
Ook bij het planten doen zich eigenaardigheden voor. Doordat de bol geen huid heeft droogt die gemakkelijk op. Dat uitdrogen kan de oorzaak zijn van groeistoornissen. Een hiervan is dat niet alle bollen in het voorjaar boven de grond een gewas vormen, ze blijven zo liggen als ze geplant zijn, het tweede jaar staan ze er wel allemaal.
Plant de bollen direct na ontvangst om uitdroging te voorkomen.
Fritillaria meleagris heeft een bol die bestaat uit twee schubben waartussen zich de centrale hoofdknop bevindt. Gedurende de zomer wordt de hoofdknop aangelegd en bij het planten is de bloem, evenals bij de tulp, in aanleg aanwezig. Vroeg in het voorjaar (half april) bloeien de bloemen die (wit of geblokt) naar beneden hangen aan 20 tot 25 cm lange stengels. Het komt voor dat er twee bloemen aan een stengel hangen, het komt ook voor dat er op een bol twee stengels groeien die beide bloemen geven.
Vermeerdering.
De vegetatieve vermeerdering door middel van de bol, geschiedt door afsplitsing van klisters. Grote bollen produceren meestal een of twee grote bollen met een aantal in grootte variërende klisters, die het plantgoed vormen. Zonder speciale ingrepen vermeerdert een partij zich door de vorming van klisters. Omdat er verschillen bestaan in de snelheid van die vermeerdering en er soorten zijn die goed reageren op een kunstmatige ingreep, is een methode ontwikkeld waarbij de bollen in de zomer gedwongen worden tot het vormen van adventiefknoppen. De grootste en best gegroeide bollen worden daartoe na het rooien gesneden of geparteerd en krijgen een temperatuurbehandeling. Met een mes verdeelt men de bollen overlangs in parten. Er ontstaan dan segmenten die men eveneens weer in een paar stukjes kan verdelen. Na deze behandeling moet men de bolstukjes gedurende 20 minuten ontsmetten. Na het uitlekken bewaart men de partjes op dezelfde wijze als lelieschubben in vermiculite en plasticzakken bij 25C tot aan de planttijd in september. Op de parten zijn dan intussen talrijke groeipunten ontstaan alsmede enige wortelvorming. Na drie jaar hebben zich hieruit weer leverbare bollen ontwikkeld.
Een wat snellere methode is de bollen van onderen in te snijden, en de bol heel te laten zoals bijvoorbeeld bij hyacinten. Drie sneden zijn voldoende en na het ontsmetten kunnen de bollen meteen worden geplant. Ook het in horizontale plakken snijden van de bol geeft een redelijke vermeerdering, waarbij een normale bewaring van de stukken tot de planttijd voldoende is.
Het is namelijk gebleken dat een zeer vochtige bewaring gemakkelijk leidt tot een flinke Fusarium aantasting dat veel plantgoed vernietigt.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl