Alliaria
Over Alliaria
Look zonder look, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Alliaria.html
Uit A. Masclef.
Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.
Alliaria petiolata, Cav. & Gr. (van bladstelen voorzien) (Alliaria officinalis, Sisymbrium alliaria)
In vrijwel elke heg verschijnt het aangename zachtgroene blad Het gesteelde blad is breed hartvormig en groot met sterke nerven en vele tanden.
Trossen witte bloemen komen in mei.
Die worden gevolgd door vierkante opgaande hauwtjes.
Een 1 of tweejarige plant.
Look zonder look zaait zichzelf uit op beschaduwde gronden, hagen, wegranden, loofbossen, komt vaak voor in gezelschap van brandnetels. Bloeit dan het jaar erop met een recht opgaande stengel van een 30-80cm hoog. De plant is over bijna geheel Europa en West Azië verspreid. De plant wordt in de duinen frequent bezocht door de rups van het oranjetipje en klein geaderd witje.
Naam, etymologie.
Deze plant behoorde vroeger tot de uiachtige gewassen. (Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt tegenwoordig in het Latijn Alliaria en Alliaris genoemd.’
Alliaria, Latijn allium: ui, en aria, achtig, geurend naar een ui. Frans herbe a ail.
Dodonaeus (b) ‘Het wordt in Nederduits loock sonder loock genoemd alsof men in het Latijn Allium non bulbosum zei of zonder bol, in het Frans alliayre, in het Hoogduits Knoblauchkraut en Leuchel. Het is niet het Scordium, hoewel dat het daarvoor in de apotheken hier vroeger doch met grote dwaling gebruikt plag te worden. Sommige zeggen dat het in het Latijn Pes asininus plag te heten. In het Frans herbe aux auix of aux ailletz of ailae’.
Ook de naam look zonder look betekent letterlijk ui zonder ui. De plant behoort niet tot familie van de ui, maar is een kruisbloemige. In het Engels is het garlicmustard: knoflookmosterd, hedge garlic, in Duits das Knoblauchkraut, Knoblauchsrauke, Lauchhederich, Lauchel, Leuchelen, (Bock zegt; De reuk van dit kruid, zo men het stoot, ruikt het als bieslook en kres door elkaar gestoten waaruit man over de mate goede saus maakt. Is vanwege de reuk een kres en bieslook of uien, daarom het de vrouwen leuchel noemen, ook Saþkraut of sauskruid naar het gebruik, Waldknoblauch, Knoblauchhederich, Ramssen of Ramschelwurzel, (zie Allium) Frans heeft lաlliaire, herbe a lաil of l’herbe aux aillets: knoflook.
Dodonaeus ‘Anguillara heeft dit gewas Rima Maria (niet Rivia Maria) genoemd, anders Pes Asini, anders Alectorolophus Plinij, in het Hoogduits heet het soms Saltzkraut en niet Saszkraut’. Sasskraut bij Bock, Salsekraut, Salickraut en Saskraud, verder gross Taschelkraut; groot tasjeskruid, Gernsel.
(d) ‘In het Engels heet het sauce allone of Jacke bij the hedge.’
Engels heeft ook Jack-by-the-hedge, Jack-in-the-bush, dit komt van Jack of jakes: een plee, naar zijn geur. Verder penny hedge, sauce alone, dus alleen saus, ironisch, zonder vlees, garlic treacle mustard, poor manճ mustard en met een aparte naam eileber.
(e) Een soort Erysimum werd door de ouden geprezen, mogelijk is het onze tuinkers Lepidium sativum. Plinius vertelt dat de Gauls die velar noemden. Onze look zonder look heet in sommige Baskische plaatsen nog beler, veler of velar, de oude Keltische naam vehlar betekent kers. Italianen noemen het erisamo, (van Erysimum) en de Spanjaarden jaramago.
Gebruik.
De gekneusde bladeren verspreiden wel een sterke ui- of knoflookgeur en door die geur werd het dan ook als toekruid gebruikt. Culpeper noemt het een Mercuriusplant die door het landvolk als saus bij de vis gegeten werd. Het geeft, als het door koeien gegeten wordt, een sterke geur aan de melk, ook gevogelte smaakt ernaar als ze dit eten.
Vroeger werd het zo gebruikt. (164, 310) ‘De bladeren worden in maart of april geplukt om bij de sausen en spijs te doen en voor echt look te gebruiken. Lobel zegt dat dit kruid van kracht op de raket of Erysimum wat lijkt en dat dit geheel gewas heetachtig is en vochtig en van smaak, beter en lieflijker van reuk dan de wortels of bladeren van look. Waardoor dat de Engelse vrouwen de sapachtige bladeren stoten en dikwijls mengen in sausen en sapjes en zeer prijzen als ze het in de lente eten omdat jaar de gezondheid te bewaren. Door dezelfde kracht, zegt Plinius, zal dat zeer goed wezen tegen de hoest.
Het is nuttig om te doorsnijden en alle grove dikke taaie vochtigheden dun te maken en om te openen, te verteren en te genezen de wonden van de benen of schenkels.’
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl