Artemisia
Over Artemisia
Alsem, bijvoet, dragon, averuit, averone, Bijbel, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt.
Uit F. Vietz, Artemisia judaica.
Een groot geslacht, 200-400, van aromatische of bittere kruiden en kleine struiken, meestal komen ze voor in het noordelijk halfrond, soms in het zuidelijk halfrond en meestal op droge plaatsen.
Bladen staan afwisselend, vaak samengesteld en bladverliezend, vaak bedekt met fijne haren.
Bloemhoofdjes zijn klein en onaanzienlijk, veeltallig en gewoonlijk wat hangend, meestal 2slachtig en geel gekleurd, omwindselblaadjes zijn dakpanvormig.
Vruchten kantig of gegroefd, zonder vruchtpluis.
Gele of witte omwindselbladeren.
Asteracea, Helenium klasse.
Uit nl.wikipedia.
Artemisia alba Turra (wit) (Artemisia camphorata) geeft een kamferachtige geur.
Wordt en 50-100cm hoog.
De stengels zijn bij de grond verhout.
Zilvergrijze en tweevoudig verdeelde bladeren hebben 0,5mm brede bladslippen die 2-4cm lang zijn.
Bloeit in augustus met bolvormige hoofdjes met gele buisbloemen.
Groeit in Z. Europa en N. Afrika.
Witte alsem, Kampfer wermut, camphor wormwood, armoise blanche of armoise camphree.
Uit J. Kops, www.BioLib.de
Artemisia annua, L. is een eenjarige met varenachtige bladeren die afwisselend staan, 2.5-5cm lang.
Heldergele bloemen en een kamferachtige geur. 2m met een enkele stengel die afwisselend vertakt is
Werd door oude Chinese herbaristen gebruikt tegen koorts, wat niet meer gebruikt werd totdat het in 1970 weer herontdekt werd toen het Chinese handboek en beschrijvingen van ziektes uit 340 na Chr. werd gevonden die beschreef recepten voor en thee van de gedroogde bladeren tegen koortsen, niet voor malaria. Dat is later door de wetenschap bevestigd. Zou ook anti kankerwerking hebben.
Tegenwoordig worden de stengels als voedsel in saladevorm gebruikt.
Groeit over de hele wereld.
Zomeralsem, zoete alsem. Sweet wormwood, sweet Annie, Chinese wormwood, Chinees qīng hāo, Duits Einjhrige Beifuss.
Artemisia biennis Willd. (tweejarig) Een tot tweejarige plant van 30-150cm hoog.
Groene tot rood aangelopen stengel.
Veerdelig blad van 13cm lang met getande bladrand.
Bloemhoofdjes in de bladoksels met smalle buisvormige bloemen.
Rechte alsem, Zweiahriger Beifuss, biennal wormwood, armoise bisannuelle.
Uit C. Lindman met Artemisia rupestris.
Artemisia campestris L, (van Դ veld) (Artemisia campestris subsp. campestris) Bladen zijn glad van boven, zijdeachtig aan de onderkant, een of tweemaal geveerd, met smalle gepunte segmenten.
Stengels liggend voor het bloeien, vaak rood aangelopen, dun en een halve meter hoog.
Gele bloempjes in augustus en september.
Meerjarige van droge kalkhoudende zandgronden, waarschijnlijk afkomstig van de zuidelijke streken.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Kleine Averone, in het Grieks Abrotonon arrhen, wordt van Plinius Abrotonum campestre of veld Averoon genoemd of Abrotonon mas, dat is averoon mannetje, in het Hoogduits ook Stabwurtz mennelin, in het Frans auronne masle.’ Zie citroenkruid.
Wilde averuit of duinaveruit en het campestre of veld kom je tegen in het Engelse field southernwood en Duitse Feldaberreis of Feldbereis, rother Beifuss en Besenkraut en klein Stabwurz bij Bock, verder Ambroisiakraut. Onze ambrosia wat tot St. Ambrosiuskruid werd, Frans armoise champtre.
Een smalbladige vorm van bijvoet wordt bij van Ravelingen genoemd. De Hongaren noemen het sepreu fiu, dat is bezemkruid, omdat ze van de twijgen van dit kruid hun bezems plegen te maken en daarom noemen ze dat ook in Neustat van Oostenrijk Besemkraut. Dit kruid heeft anders geen naam bij de Grieken en ook de Latijnen dan Ambrosia. Plinius zegt dat die naam Ambrosia een gewone en veel voorkomende naam is en vele andere kruiden toegeschreven wordt, want het druivenkruid zelf wordt ook soms Ambrosia genoemd. De goede reuk die dit kruid heeft, zegt Lobel, heeft het den naam Ambrosia gegeven.’
Uit C. Millspaugh.
Niet verwisselen met =Ambrosia artemisiifolia. Die geeft last van hooikoorts, zaden zijn slecht voor pluimvee. Verwijderen. Common ragweed, alsemabrosia. Uit Noord-Amerika en heeft zich hier gevestigd.
Uit commns.wikimedia.org
Artemisia caucasica, Willd. (uit de Kaukasus) (Artemisia lanata) (wollig) wordt 10-15cm hoog.
Handvormig geveerde en geheel zilvergrijs behaarde bladeren met lijnvormige slippen.
Opstaande stengeltjes.
Talrijke kleine geelachtige hoofdjes in juli/augustus.
Dwarf wormwood.
Uit J. Seboth.
Artemisia genipi Stechm. (likeur) (Artemisia spicata, L. (aarvormig) uit Zwitserland is beschreven in 1790.
Een meest onvertakte meerjarige plant wordt tussen 5 en 15cm hoog.
De handvormige grondbladen staan in rozetten.
Gele bloemknopjes zitten in door bladeren onderbroken en naar boven almaar dichter wordende aar.
De binnenste schutbladen tekenen zich door een donkerbruine tot zwarte huidrand. Bloeit van juli tot oktober.
Groeit in de Alpen en Pyreneeën tussen 1700 en 3800m.
Naam, etymologie.
Engelse spiked of Alpine wormwood, Duitse Goldrauten, Schwarze Edelraute, hrige Edelraute, Genippikraut, Genepy of Genepi, harige Rapunzel.
=Artemisia glacialis, L. (uit de gletsjers) Rozetten van 3spletige en geheel zijdeachtig, grijs viltige bladeren met lijnvormige slippen, onderste stengelbladen zijn 3spletig tot geveerd.
Opstaande stengeltjes.
Ronde hoofdjes met 30-40 zeer kleine goudgele bloempjes in juni/augustus.
Houdt niet van kalk.
Uit W. Alpen tot 300m hoog, wordt 10-20cm hoog.
Naam.
Gletsjers alsem, Engelse glacier wormwood, Franse gnpi des glaciers, armoise des glaciers, Duitse Gletscherraute, Gletscher-Edelraute, Gabusen, Gruner Raut of Silberrauten.
Uit commons.wikimedia.org
Artemisia umbelliformis Lam (scherm vormig) (Artemisia mutellina Vill. (als Meum mutellina) (Artemisia laxa Fritsch, )(losse of slappe tros) Rozetten van lang gesteelde en dubbel driedelige bladeren met lijnvormige, spitse slippen, stengelblaadjes zijn meestal vijfdelig.
Opgerichte stengeltjes.
Trosjes met 10-15 geelachtige bloemhoofdjes in juli/augustus.
Een sterk aromatische en mooie rotsplant die geheel zilvergrijs zijdeachtig behaard is.
Groeit op dezelfde grond als Artemisia glacialis.
Uit de Pyreneeën en Alpen, wordt 5-15cm hoog. is beschreven in 1815.
Naam.
Witte genepi, Engelse Alpine wormwood, Duitse Echte Edelraute, Silber-Edelraute, Silberraute, Alpemalurt / delrude, Schneppi, Felsenbeifuss en in Zwitserland Genippkraut, Franse genepi en Artemisa de los Alpes.
Uit W. Woodville.
Artemisia maritima L. (van de zee)( Artemisia contra Willd.) (tegen) (Seriphidium maritimum) De aromatisch geurende plant wordt 30 tot 60 cm hoog.
De dubbel geveerde bladeren zijn rondom witviltig behaard. De bovenste bladeren zijn enkel geveerd.
Zeealsem bloeit van augustus tot oktober met gele, geurende bloemen die in trossen staan. De omwindselblaadjes zijn witviltig.
De plant komt voor op het Noordelijk halfrond noordelijk langs de kust van Groot-Brittannië en langs die van de Oostzee. Verder zuidelijk langs de kust van Frankrijk en de Middellandse Zee, Hongarije en verder oostwaarts in Zuid-Rusland, langs de Kaspische Zee en in Centraal-Siberië tot in Mongolië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘De tweede is een medesoort van het voorgaande gewas en daarom voert ze en behoudt ze de naam van Jacobea ook met de toenaam Jacobea marina, dat is zee Sint Jacobskruid. Sommige houden het voor een soort van zeebijvoet en noemen het Artemisia marina van welke mening wij hier vroeger ook geweest zijn’.
Het was vroeger een medesoort van Sint Jacobs kruid net als Santolina. Vandaar Engelse garden cypress en sea-side worm-wood, Duitse unser Frauen Weissrauch en Aschenblatt, Strand-Beifuss of Strand-Wermut, Albraute of romischer Wermuth, Frans absinthe maritime. Wordt in Engels ook old woman genoemd en southernwood old man, waar het wat op lijkt.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid heeft zijn naam van de zee en wordt door de Latijnen Absinthium marinum en ook Seriphium genoemd, door de Grieken Absinthion Thalassion oft Seriphion, door de Nederlanders zeealsem, door de Engelsen zea-wormwodez, door de Fransen seriphe of aluyne marine. Het wordt ook van sommige Santonicum, maar te onrecht genoemd, zo Dioscorides betuigt.’
Absinthium Seriphium wordt zo genoemd naar een klein Grieks eilandje wat heel dor, droog en steenachtig is en van de grote menigte van dit kruid aan de zeekant bijna grijs en wit is. Dat het Alsem ponticum genoemd wordt komt geenszins van de smaak die ze heeft die men Ponticus noemt, maar komt van het land Pontus wat aan de Zwarte Zee of Pontus Euxinus gelegen is. En bovendien, het is alzo wel te geloven dat die rouwe, bittere smaak die men in de alsem proeft van Absinthium Ponticum zijn naam heeft en dat de alsem naar die smaak genoemd zou wezen wat van meest alle navolgers van de Arabische medicijnen geloofd wordt.’
Als Cina maritima werd het in de homeopathie als kindermiddel bij het tanden krijgen en krampen gebruikt.
Gebruik.
(Dodonaeus) ‘Dioscorides schrijft dat de zeealsem in water gekookt en alleen of met rijst en met honing ingenomen de wormen, ascaridas genoemd, in darmen doodt of verjaagt en ook de ronde wormen en daarboven een lichte kamergang verwekt. Wat van Plinius ook verzekerd wordt, want hij zegt aldus; Alsem maakt de buik week en verjaagt het ongedierte uit het ingewand of darmen. Nochtans zegt dezelfde Plinius dat dit kruid de maag vijand is en schadelijk. Dat is hetzelfde als wat van de alsem gezegd wordt waarmee ze meestal vergeleken wordt.
De ossen, schapen en ander vee die van zeealsem eten worden daar zeer vet van, als Dioscorides schrijft’.
Uit W. Woodville.
=Var. cina, Berg: (van Italiaans semenza: zaad. (Artemisia cina, Artemisia pauciflora Ledebour, Weber) Flores Cinae stamt van onbekende soorten, niet van Artemisia contra, Vahl en ook niet van Artemisia glomerata, Sieber. Mogelijk van;
Artemisia cina, Schmidt. is een eenjarige plant die uit Rusland, O. Turkestan, komt. Meerstand Beifuss.
(Dodonaeus) ‘Sementina groeit rechtop met zijn steel die daarna in vele takken verdeeld en verspreid wordt waaraan vele kleine bladeren groeien, maar noch veel meer zaadjes die, al is het dat ze heel klein zijn, nochtans zo overvloedig in het getal zijn dat dit gehele gewas met al zijn takjes gans vol van zaad schijnt te wezen. Het wordt 30cm hoog. Dit kruid wordt in deze landen gezonden uit Alexandrië van Egypte en andere landen aan het zuiden gelegen.’
Het is een klein, half struikachtige meerjarige waaruit de geknotte wortelstokken vele bladige scheuten verschijnen en bloeiende stengels.
De gladde en houtige stengels dragen op hun vele twijgen vele kleine veel verdeelde bladeren, de bladeren aan de bloeistengels zijn uiterst klein.
De bloemhoofden zijn klein en veel.
De plant varieert veel.
Groeit in Perzië en Turkestan waar de bloemknoppen in juli en augustus verzameld worden. Het Levant wormzaad wordt officieel beschreven als; hoofden van 2-4mm lang, ovaal, licht plat die een 12-18 dicht ineengedrongen, glanzende schalen bevat met brede middenribben. Het lijkt op een korrel, geelgroen of groenachtig bruin, wat glansachtig poeder met een sterke geur, wat kamferachtig en smaakt aromatisch en bitter.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Semenzena wordt dit kruid in het Italiaans (om de menigte van zijn zaad) genoemd en daarom ook in het Latijn Sementina, in het Frans barbotine. Het zaad wordt overal Semen sanctum en Semen contra lumbricos (tegen wormen) genoemd, van sommige ook Semen Zedoariae, dat is zeewarzaad. In het Italiaans wordt dit kruid semen santo en sementina genoemd, in het Latijn ook Semen contra vermes (tegen wormen) of alleen Semen contra. Veel houden het voor oprecht Absinthium Seriphium. Canabel Serapionis is hetzelfde. Ze noemen het Absinthium peregrinum of ook Sceha Arabum of Semen Lumbricorum. Hoewel dat er veel zijn die geloofd hebben dat hetzelfde zaad van de zeealsem was. Zedoaria is dat zaad dat uit Syrië en andere vreemde landen gebracht wordt en is zeer verwarmend van aard en geschikt om de winden te scheiden, maar boven alles om de wormen van de buik te doden en wordt daarom in onze taal wormkruid genoemd, in het Hoogduits Wursamen, in het Latijn Santi semen of Semen Santonici’.
Duitse Sebersaat en Welsamen; buitenlandse zaden, in midden-Hoogduits Zitwersamen (zie Curcuma zedoaria, waarmee men de naam mee vergeleek) Reinsaam, Wurmsamen en ons wormzaad. Frans armoise aux graines vermifuge, armoise semen contra, sanguinette, armoise maritime, Engels Levant wormseed, Turkestan, Aleppo, Alexandria, of European wormseed.
Gebruik.
(Dodonaeus) ‘Zeewarzaad doodt de wormen door zijn bitterheid. Maar zoals dat zeer heet is zo verhit het ook zeer gemakkelijk het lichaam en bloed. En daarom is het goed het in te geven met enige verkoelende wateren of siropen waarmee zijn hitte getemperd wordt. Men mag dat de kinderen met suiker bereid zijnde in geven.’
Uit itmonline.org
Artemisia moxa, DC. (van Japans mogusa) levert katoenachtige vezels. Dit wordt bereikt door de gedroogde plant tussen de vingers te wrijven zodat dan de fijne vezels overblijven. In Japan wordt deze plant gebruikt bij de acupunctuurtechniek waartoe het gedroogde blad, zonder nerven en bladsteel, in kleine propjes gemaakt en aangestoken wordt.
Naam, etymologie.
Chinese of Japanese moxa plant.
Uit Fuchs.
Artemisia pontica, L. (uit Pontus, zuiden van de Zwarte Zee) met Pontus werd in de oudheid het gebied noordelijk van de Zwarte zee aangeduid, nu zuidelijk Oekraïne en Z. Rusland. Een gebied met weinig neerslag, een steppeplant.
Dat zie je aan de beharing die de plant een grauwe indruk geven.
Zeer smalle bladslippen.
Meter hoge plant met gele bloemen in september.
Groeit ook in Oostenrijk en is beschreven in 1570.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Deze alsem die ik in het Latijn Absinthium tenuifolium noem, (dat is alsem met tere of dunne bladeren) wordt van het gewone volk Roomse alsem genoemd en Absinthium Romanum in het Latijn en met die naam is ze meest alle meesters en apothekers bekend die deze alsem voor Absinthium ponticum gebruiken. Alsem is drievormig van geslachten, waarvan de ene eigenlijk alsem genoemd wordt met de gewone naam en zulks is meest de alsem die Ponticum genoemd wordt en uit het landt Pontus komt.
Sommige geloven dat deze soort van alsem dezelfde is die Santonicum van den ouders genoemd plag te worden, dan die groeide niet in Mysia of Thracië of in enige andere landen die omtrent het Oosten liggen, maar over de bergen die Alpen genoemd worden in Frankrijk, indien de boeken van Dioscorides goed en wel geschreven zijn.’
Kleine of Roomse alsem, edelruit, Engelse Roman wormwood, Duitse romischer Wermuth, Albraute, Frauenwermuth en Grabkraut.
Artemisia schmidtiana Maxim ‘Nana’, (Duitse-Baltische botanist Friedrich Schmidt, 1832-1908) heeft fijn, filigraan blad in zilverwit. Een mooie lage kruiper. Engels silver mound Artemisia, angelճ hair, satiny wormwood.
1. Uit EG. Oeder.
Artemisia dracunculus, L. (draakachtig) Dit is een struikachtige, recht opgaande plant die tot 90 cm. hoog kan worden.
Onopvallende groene bloemetjes.
De dragon houdt van droge gronden.
Uit zaad gekweekte planten zijn minderwaardig, niet aromatisch. Geeft echter weinig zaad, moet dan ook vegetatief vermeerder worden, sommige vormen of cv geven wel zaad zoals de Russische Estragon die ook beter bestand is tegen vorst, maar geen dragongeur bezit.
Dragon is afkomstig uit Rusland en Mongolië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Tegenwoordig wordt dit gewas in het Latijn Draco herba genoemd, in Itali dragoncellum, dragoncello en dragone, de hoveniers van Frankrijk noemen dat in targon, maar meest dragon, en met die naam is het hier te lande en ook in Engeland van de gewone man bekend. Of de ouders het gekend hebben en hoe ze dat genoemd mogen hebben weet ik niet. Dan sommige vermoeden dat het de Tarcon van Avicenna is daar hij van handelt in zijn 686ste kapittel maar hij maakt er zo weinig woorden van dat men dat niet goed mag verzekeren. In het Nederduits ook dragoen. Men zegt dat het eerst uit Frankrijk gekomen en in Nederland gebracht is. Het heeft vele namen in de Latijnse boeken, te weten Tarcon, Tarchoo, Targum, Tragum en Tragium die alle bedorven zijn. Dan aangaande het woord Tragus en Tragium, verschillende kruiden worden zo genoemd en alle omdat ze wat naar de bok schijnen te stinken. Men zei hier vroeger dat Glaucus met een kruid Draco, anders Polydos in het Grieks genoemd, wederom van de dood in het leven gebracht is geweest daar Erasmus in zijn Adagia van vermaant, maar het is waarschijnlijk dat dit ons tegenwoordig kruid dat we dragon noemen er zeer veel van verschiltծ
Dragon, Engels tarragon of esdragon, Duits Estragon, deutscher Estragon, franozsische Estragon (soms verbasterd tot Astrachan) Franse l'herbe au dragon. Het woord dragon is een verbastering van het Frans estragon dat in de 16de eeuw uit dragun targon afgeleid werd. De naam zou een verbastering zijn van het Franse esdragon, van dracunculus: een klein draakje. Dit woord was weer afgeleid van het Spaanse taragonica (modern Spaans taragona) en dit van Arabisch tarkhun of at-tarhun wat een verwijzing is naar de slangachtige wortels of naar zijn genezende reputatie tegen de beten van reptielen dat tot Latijns dracunculus werd’.
Het kruid was onbekend in oude tijden, in de 13deeeuw noemde Ibn‑el‑Beitar het als kruid en slaapwekkend middel. Het kwam hier via de Arabieren in de 13de eeuw, mogelijk via de kruistochten. De Arabisch/Perzische naam tarhun/tarchun werd in de 13de eeuw in medische teksten als tracon vermeld waaruit sinds 1592 het Spaanse taragona kwam. Verdere afleidingen gaven het Hongaarse trkony, Siciliaans straguni, in Napels stregoni en in Venetië erba stragon, in Frans kwam in 1564 estragon, in Spaans in 1762 estragn. In 1548 was het bekend in Engeland, 1806 Amerika. Maar in Capitulare de villis komt abrotanum (Artemisia abrotanum) maar ook dragantea (Artemisia dracunculus) voor. Bij Matthiola als Dragoncell.
Gebruik.
Men gebruikte het vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Van dit kruid schrijft Ruellius dat het wonderlijk voortkomt, te weten van lijnzaad dat in de wortel van radijs of in een klister van meerui of zeeui die men Scilla (Urginea) in het Latijn noemt gesloten en zo in de aarde gezet en met aarde bedekt wordt. Dan Matthiolus zegt dat hij het somt geprobeerd heeft, maar dat er zulks niet na gevolgd is en daarom verzekert hij dat diegene die Ruellius wat dat aangaat navolgen of geloven zeer bedrogen zijn. Diegene die zeggen dat dragon voortgekomen is van lijnzaad in een radijs met gaten, meerradijs, peperkruid wortel, ui of Squilla te steken betonen dat het dat vanwege zijn smaak het ook wel uitwijst, gemerkt dat dit kruid eensdeels naar zout en eensdeels naar azijn smaakt en, als Ruellius zegt, men behoeft niet veel azijn of zout tot de salade daar dit kruid in gedaan wordt, want het is smakelijk, scherp en zout genoeg van zichzelf. Andere gebruiken het in plaats van kers omdat het op die van smaak zeer dichtbij komt. Maar om bij de spijs te doen nemen sommige niets anders dan de malse toppen van dit kruid en geenszins de bladeren die ter aarde verspreidt liggen. Dan de jonge en hete mensen mogen dit kruid niet veel eten of immers heel weinig tegelijk, want het ontsteekt de lever en maakt het bloed veel te dun, doch ze mogen het met bernagiebloemen eten of met andijvie of met sla zodat het minder schade doet. Maar de koude en oude mensen mogen het vrij gebruiken en dat in koude tijden en dan is het een kruid dat het hart zeer verkwikt, de maag en het hoofd zeer versterkt en de slijmerigheid die erin schuilt dun maakt, verteert en laat rijzen.
Water van dragon gedistilleerd wordt in Engeland uitermate zeer geprezen (zegt Lobel) tegen de pest, want het laat zweten en verteert de grove taaie slijmachtige vochtigheden. En de landlieden van Italië eten dit kruid ook veel in tijde van besmettelijke ziekten en geloven vast dat het de mens van alle inwendige en uitwendige verrotting en pestachtige kwalen bevrijdt.
De bladeren van dragon zijn heet en branden in de mond en bijten op de tong en laten het kwijl en de vochtigheid uit het hoofd zeer geweldig afkomen als het gekauwd wordt waaruit blijkt dat dit kruid zeer heet en verwarmend van aard moet wezen.
Dit kruid is ook goed in de salade gegeten, doch niet alleen, maar met sla en diergelijke koudere kruiden net zoals men raket plag te gebruiken want het verbetert en matigt ook de koudheid van sla en dusdanige kruiden net zo goed als raket. '
De bloeiende stengeltoppen ruiken aangenaam kruidig, smaken zoet‑bitter. Dragonolie wordt gebruikt voor de parfumindustrie, in Zuid-Frankrijk wordt het kruid gebruikt voor de bereiding van estragon essence. Ook kan het gebruikt worden in salades, bij komkommers, inleg bij augurken, remouladesaus, bij gevogelte en azijn.
Het blad maakt de maag week en veroorzaakt een zachte stoelgang. Het is een kruid dat kan staan op zijn eigen zuiverheid, vol groen met een exquisiete geur. De speerachtige bladeren kunnen verwerkt worden in elke dis, vooral in tarragon azijn.
Medisch werd het gebruikt tegen beten van dolle honden. Hippocrates claimde dat het zo’n effect had op de hersenen, dat het die elke ziekte daar kon herstellen. De Grieken voegden het bij hun wijn toe’.
Uit plantsystematics.org
Artemisia dracunculoides L., (draakachtig) de Russische vorm kan wel van zaad geteeld worden, maar is zwakker in geur.
Een meer kruipende en krachtiger plant die zich meer dan een meter uit de wortels verspreidt.
Geeft veel meer bladeren dan zijn Franse neef die goed te gebruiken is in salades en gekookt eten bij kip, vis en eieren, een van de componenten van Bearnaise sauce. De jonge stengels kunnen gekookt worden als een soort asperges. Wordt gebruikt om een drank geur te geven die veel in Armenië, Georgië en Rusland gebruikt wordt, de Tarkhun, wat de Russische en Armeense naam is voor tarragon met een heldergroene kleur.
Russian tarragon, Duits russische Estragon.
4. uit www.waterwiseplants.utah.gov
Artemisia frigida, Willd. (in koude streken voorkomend) Bladeren zijn 2-3voudig geveerd met lijnvormige slippen.
Een geheel dicht zijdeachtig behaarde rotsplant met liggende tot opgerichte, onder aan houtige stengels
Kleine trosjes van zeer kleine, geelachtige bloempjes met dicht zijdeachtige behaarde omwindselblaadjes in juli/oktober.
Uit Minnesota tot Alaska en Siberië wordt 20-40cm hoog.
Silky worm wood, fringed sagewort, prairie sagewort.
7. Uit F. Kohler, www.BioLib.de.
Artemisia absinthium, L. (absint) De bladeren zijn 2-3voudig geveerd met lancetvormige, stompe slippen, aan beide zijden grijs zijdeachtig viltig, op droge arme gronden is het meer zilverachtig, op goede gronden meer groen. De bladen van alsem zien we wel terug als figuurmotieven in tapijten.
De recht opgaande stengel is sterk vertakt.
De kleine, 3-4mm middellijn, knikkende en lichtgele bolvormige bloemhoofdjes, als knoopjes, staan in een pluim van juli tot september.
Groeit op stenen, wijnbergen, vaak in tuinen, dorpsstraten en vaak verwildert op droge gronden
De absint-alsem wordt net zo groot als de bijvoet, 60-100cm.
De cv. ‘Lambrook Silver’, is een rustige grijze vorm die tegen een meter hoog wordt.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De Grieken noemen dit kruid Absinthion en sommige van hun komedieschrijvers noemen dat Apinthion of ook Apinon, als of men ondrinkbaar zei omdat het door zijn onlijdbare bitterheid in de dranken niet gebruikt behoort te worden. Sommige noemen dat ook Bathypicron of Barypicron als of men over bitter of zeer bitter zei. In het Latijn noemt men het Absinthium en die naam heeft het in de apotheken behouden. Apuleius noemt het Absinthium Rusticum, wij hebben het de toenaam Latifolium (dat is breedbladig) gegeven om dat zo beter van de anderen te onderscheiden’.
Absinthium, is de oude naam, waarschijnlijk stamt het van een Grieks woord apsinthion, een leenwoord van het Perzisch, dat verliezen van vruchten betekent. (meer strooien of springen) De naam kan daarvan afgeleid zijn omdat men geloofde dat deze plant het voortijdig afvallen van de in de buurt groeiende vruchten, als druiven, veroorzaakte, of als afdrijvend middel bij geboorte.
Of van Grieks a: zonder, psinthos: genoegen, ongenoegen, omdat de bittere smaak het genoegen beneemt, of ondrinkbaar wordt vanwege het bittere sap, vergelijk Nicolas Damasc. ‘ruccorum, qui fructibus insunt, quidam sunt potabiles, quidam amari, ut absinthium et centaurea’. Dit lijkt onwaarschijnlijk omdat absint bij brandewijn of jenever en wijn gedronken werd en veel verhit, Dioscorides spreekt al over de alsemwijn. Engels absint, Frans l’absinthe, Provençaals absinti, absens en eyssens.
Dodonaeus (b) ‘De overzetters van de Arabische boeken geven de beste alsem (die Ponticum van Dioscorides genoemd is) de toenaam van Romanum, dat is Roomse alsem en daarmee is ze onder de nieuwe dokters (die de barbaarse geneeskunst navolgen) ook bekend. De Hoogduitsers noemen het Weronmut of Wermut.
Door de Duitsers wordt het Wermuth genoemd, oud Hoogduits Werimote en Weramote, Wermuda bij Hildegard, Weronmuth en Wermut bij Bock, wermut staat mogelijk met warm tezamen, zou een verwarmende drank zijn. In een oud kruidboek staat: ‘es erwermet den Leib’, Het tweede deel, het od of ot, betekent schat, (vergelijk Kleinod) bezit of kracht, dat tot uot werd. Later is het woord volks etymologisch an muot geworden. Het gaf als volksmedicijn warmte verlenende kracht. (de drank) Vandaar het volksgebruik: ‘als men de handen van een kind, voor het einde van zijn twaalfde levensweek, met alsem sap over wrijft, zal het gedurende zijn hele leven door warmte noch koude gekweld worden.’ Wiegenkraut, gebruikt als slaap bevorderend middel en men legde het in de bedjes, vergelijk Galium. Naar een andere verklaring omdat het de Mut weert, bitter smaakt en dronken maakt. Een dropje wermut die in de vreugdebeker valt, staat de bekervreugde wehrend in de weg. Het ontneemt alle mut door zijn bitterheid ‘ich spur genug an meiner Armut, dat mir das essen schmackt ohne Warnmut’. ‘Ik heb genoeg aan armoede om het eten te laten bederven door wermuth’. Fuchs zegt; (Wermůt, oder Weremůt) Alsem of weermoed wordt dit kruid van onze Duitsers geheten daarom dat het zeer bitter is en derhalve vreugde en moed weert en verdrijft, letterlijk het weert moed. Symbool van bittere ellende. Engels wormwood.
Dodonaeus; ‘de Fransen noemen het aluyne, de Nederlanders alsen of alsem. De Italianen noemen het assenzo, de Spanjaards axenxios, assensios en meestal donzell, de Portugezen alosua Alsem wordt ook in het Hoogduits Elsz genoemd.
De naam Alsem is genomen uit het 6deeeuws Latijnse aloxinum, alosantus of aloxinum wat stamt uit Grieks alo oxines, het kruid werd met bittere alo vergeleken. (mogelijk verwant met Hebreeuws alua: bitter) De Franken of Goten gebruikten het bij de bereiding van een spiritueuze drank, misschien bier (zie het woord ale in het midden-Nederlands en in het Engels, oud Saksisch, alo-fat; biervat, Litouwen alus; bier, bewezen is de samenhang niet. Met ale kunnen verwant zijn Latijn almen; aluin, alta, behandeld leer, Indo-Germaans alu; wat scherp van smaak is of reuk. Dit gaf in vroeg midden Latijn aloxinum, vergelijk Spaans ajenjo, Portugees alosna en Italië assenzio. Het woord werd met de geneesplant in de 6deeeuw, mogelijk door een Byzantijnse lijfarts van de Merowingers, naar N. Frankrijk gebracht. Uit aloxine ontstond het oud-Franse aluisne of aluine. Terwijl het Frans aluine vrijwel verdrongen is door de schrift/spraaktaal l’absinthe, leefde het woord in westelijke streken in de 10deeeuw verder zoals in het oud-Hoogduits Alahsna, Aelz, Bitterals, Itsch, Eltz bij Bock, Els, Elsem, met het Nederlandse alsene (waarvan midden Noord Duits Alsene, Els, Eltz) Andere afleidingen zijn daarvan Elst en alsen, alsa, alse, alsem, als, aalst en de zachte meisjesnaam Else.
Dodonaeus (d) ‘De Engelsen noemen het common wormewood, de Bohemers Yclinck.’
Walafrid Strabo 9de eeuw noemde het kruid. Als geneesmiddel in de middeleeuwen kwam het voor onder de naam Wermuda, mogelijk of naar de vorige verklaring, of in verband met Latijn vermis (worm), ook als Wromp, Wurmk, Wurmken, Wormken en Wurmet in Zwitserland . Tegen wormen van kinderen werd het gegeven, tegen oorwormen, zelfs boeken, kleding en hout behoedde het jarenlang voor wormen. Zo werd het bij ons wormkruid en bij de Engelsen met een verandering van uot in wood tot wormwood dat op Angelsaksisch wermod teruggaat. Ook het oud-Engels wormewode of wermōd is parallel aan de Germaanse afleiding, de huidige Duitse Wermut. De naam vinden we terug in Vermoth en Vermouth, (zo ook weren of moed) waar men alsem voor gebruikte. Het gebruik tegen wormen lijkt een logisch gevolg. Dit komt mogelijk van het woord ‘wer’ wat man betekent (als in werewolf) plus ‘wōd’, wat stemming betekent, of van ‘wut’, en dan versterking van geestkracht.
Met olie gemengd werd het gebruikt tegen vlooien door daar het lichaam mee te overgieten. Mugwort, oud Engels heeft mucgwyrt, (oud-Saksisch Muggia) mogelijk stamt het uit Duits Muggiwurti, muggjo: mug, en wurti: plant, in Schleeswijk Muckert, in O. Friesland Miggert, naar het klassieke gebruik om de plant te gebruiken tegen muggen en vlooien. Bossen muggenkruid werden opgehangen en trekken duizenden insecten aan, vervolgens werd dit snel in een zak gestoken en met de insecten verbrand. In Scandinavië malort: mottenkruid. Culpeper noemt het mugwort als een Venuskruid, daarom moet het gebruikt worden op die delen van het lichaam waar zij over heerst. Hij meldt ook dat het verse kruid goed is tegen het teveel innemen van opium.
Het is bitter, Duits Bittrer, Berzwurz, Hilligbitter, Bitteralsem. Russisch polin, Sanskriet indhana.
Alsem’s zijn waarschijnlijk al in de oertijd als geneeskrachtige plant gebruikt. Dit blijkt uit de voor-Indo-Germaanse, misschien Ligurische naam Artemisia In Franse dialecten wordt het kruid dzenepi in West-Zwitsers schenepi genoemd. In de Alpen wordt van Artemisia glacialis, L. (gletsjer beminnend) de dzenepilikeur gemaakt. Deze planten worden door de Zwitsers onder de naam genipa verzameld. De planten worden hoog geprezen door de bergbewoners vanwege hun medische eigenschappen en geloven dat het een balsem is voor vrijwel elke dodelijke ziekte.
Opvallend is de naam Grabkraut in Silezië. Het kruid werd in heidense tijd bij lijkverbrandingen gebruikt, later, in christelijke tijd, sierde het de baar van de doden en tenslotte verscheen het op het graf.
Gold het kruid toch als een symbool van treur en wehmut, in een oude Thüringen kroniek uit 1481 staat dat in Erfurt 2316 maagden een processie hielden wegens de aanhoudende droogte en in hun haren wermuth-kransen droegen.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (164, 562, 164, 311, 141) ‘Haar sap gedronken voor waar maakt duistere ogen Ԩelderծ Dat hetzelfde kruid dat nuchter of voor de maaltijd ingenomen wordt de dronkenschap beletten kan en het walgen of opwerpen van de maag belet wordt van Dioscorides geschreven, voorwaar men ziet dat het de maag zeer behulpzaam is zowel na als voor de maaltijd want als die door spijs of drank overladen is die kan ze zeer gauw in hun oude stel zetten en genezen. Absinthium, zoals Platearius vertelt, is een kruid van groot geweld. Uit de voor verhaalde woorden van Galenus, die zegt dat alsem in de magen die met slijmachtige vochtigheden verladen zijn geen nut doen kan doen, willen sommige het gebruik van dit kruid in diergelijke magen gans verbieden omdat het daar in meer hinderlijk dan nut is. In de pleisters en andere dergelijke dingen als baden en nat maken die van buiten gebeuren om iets te drogen of dicht te maken is dit kruid ook zeer krachtig en bekwaam. Alsem dat met water gemengd is geneest de bloedige puisten aan de benen, met honig op de blauw geslagen leden des lichaam gestreken verdrijft of verspreidt het gestolde bloed. Alsem heeft ook zijn uiterlijk gebruik als in pappen. Het sap van alsem gestampt en het lichaam daarmee gestreken, maakt men een mooie heldere huid en effen ledematen. Tegen wormen neem je het sap van alsem en meng het met poeder van wormkruid en wat honing. Tegen het rood van de ogen en blindheid is het sap van alsem goed, ook tegen doofheid of tuiten in de oren. Water daar alsem in geweekt is en daar inkt van gemaakt om te drukken of om te schrijven bewaart het gedrukte of geschrevene dat er geen muizen aan komen, als sommige geloven, hoewel dat dit niet zo te doen is omdat de inkt waar men mee drukt geen water verdraagt. Daarom zal men dat papier met dat voor beschreven water vochtig of nat mogen maken voor dat men gaat drukken. Alsem beschermt ook vele dingen van stank en verrotting en daarom gebruikt men dat veel om de dode lichamen te bewaren tegen het verrotten dat balsemen genoemd wordt wanneer men dat met het kruid balsem of het sap ervan dat doet, maar als dat met alsem gebeurt dan zou men bealsemen mogen noemen. Als de borsten te groot willen groeien dan zal men die met een zalf van dit sap gemaakt bestrijken en ze zullen niet groter worden. De bladeren van alsem tot as verbrand en met zalf van rozen gemengd maken het haar zwart’.
Historie.
(411) Absint komt voor op de kleitabletten van Gilgamesj die alreeds in Assyrië en Babylon getuigen van medisch gebruik. In de Ebers-papyrus, 1500 voor Christus, wordt de plant ook genoemd waar de priesteressen van Isis de takken (wel van A. maritima) bij de tempeldienst in hun handen houden. De Egyptenaren gebruikten het bij hun godsdienst, het kruid was aan Isis geheiligd en werd bij optochten door de priesters gedragen. De plant wordt hier met naam genoemd, nl. Saam. De beroemde Ebers papyrus, rond 1550 v. Chr., maar mogelijk ouder, noemt het een middel tegen uha ziekte waarvan niets verder bekend is. Op vele plaatsen van de bijbel wordt laաna vermeld als symbool van bitter en treurig dat Luther met Wermut overzet, hoewel onze plant daar niet groeit, wel de verwante als Artemisia herba-alba.
Ze is voornamelijk in het M. Zeegebied inheems, komt ook vaak in Europa en Klein Azië voor. Naar de vluchtige botanische beschrijving van de ouden is het moeilijk om vast te stellen of het de gewone plant is of een verwant zoals A. pontica, A. arborescens, A. maritima, A. judaica of een ander.
(Dodonaeus) ‘Plinius zegt dat diegene die in het landschap Pontus genoemd groeit veel bitterder is dan die in Italië groeit. En Ovidius zelf betoont dat de alsem van Pontus zeer bitter is en zegt aldus:
Dit is het bitter landt, het kan me niet behagen
Want hier zijn de velden grijs die niets anders dan droeve alsem dragen’.. Men plag de alsem voor een droef kruid te houden of tenminste als een teken van ongenoegen en droefheid, daarom plag men ze op de kerkhoven bij de graven van de dode lichamen te planten.
(411) 'Theophrastus bericht dat op Pontus de schapen het άψίνυιον, apsinthion, eten, enige denken dat daardoor de schapen de gal verloren, mogelijk dat de bittere smaak de bittere gal wat vervangen zal. Daar knoopt Tabernaemontanus aan dat toornige en boze galzuchtige wijven uit een goed artsenijmiddel hun lichaam steeds met toornig en overlopende gal verzieken en zo velen in ziekte en gevaar brengen, welk kwaad ook zonder grote kosten gemakkelijk afgewend kan worden. Dioscorides kent verschillende άψίνυιον soorten, de gewoonste soort is een bekend kruid en het beste soort groeit in Pontus en Cappadocië. (Dodonaeus) Dioscorides verhaalt van drie soorten van Alsem, te weten Ponticum, Seriphium en Santonicum’. Zijn kracht is verwarmend, adstringerend en bevordert het verteren. In Propontis (Marmarazee) en in Thracië werd er een wijn uit gemaakt die voor de gezondheid nuttig was. In de kasten werd het gelegd tegen de motten. Het sap hield in boeken de muizen weg wat later nog vaak terugkomt als bij von Megenberg, ook bij onze schrijvers) en zo werd het ook gebruikt om ze van het koren af te houden.
Ook Hippocrates, Dioscorides en Theophrastus kenden de plant en geven medische toepassingen. De Romeinen zetten ze op de altaren met het Latinae festival op de berg Albanus en gaven een drank van deze plant aan de overwinnaars van hun spelen om ze gezondheid te wensen en een lang leven. Plinius zegt dat de drank een van de oudste kruidendranken is en zegt dat daarmee aangetoond wordt dat de oude Romeinen hun gezondheid voor het kostbaarste goed hielden, een bewijs hoe hoog men die drank inschatte. Naar Plinius is het ook een middel tegen zeeziekte, nausiam maris arcet in vavigationibus potum, wat 1500 jaar later bij Matthiolus nog voorkomt. Dat de kinderen de drank, duidelijk tegen ingewandswormen, liever innemen zouden smeerde men de rand van de beker met honing, dat verhaalt Lucretius. (wat we ook bij van Beverwijck nog terug vinden)
In de middeleeuwen verschijnt de Wermut in de Hortulus, een leergedicht over tuinplanten van de abt Walafridus Strabo die in 849 gestorven is. Ze werd in de tuinen geplant, vele van zijn vindplaatsen zijn nog bij ruïnes en dorpsstraten te zien als overblijfsel van een oude cultuur. Opvallend dat het in de Karolingische tijd van de Capitulare ontbreekt. H. Hildegard noemt de wermuda. Ze noemt het als middel tegen hoofdpijn, verder tegen hoesten en zijdepijn om de borst met olie ervan in te strijken, de melancholie verminderen, ogen verhelderen, hart, longen en maag versterken, het ingewand reinigen en goede vertering bewerkstelligen. Albertus Magnus en Konrad von Megenberg voegen er niets nieuws aan toe. De Gart der Gesuntheit brengt in 1585 een hele lijst. De meeste stammen gewoonlijk uit de schriften van de middeleeuwse artsen Avicenna, Platearius, Mesue en Serapion. Bock zegt dat het niet veel in gebruik is, daartegen spreekt het wat latere kruidboek van Tabernaemontanus die er wel 13 bladzijden aan wijdt en ook voor die aan Bacchus gegaan zijn dat het goed is om de alsemwijn te gebruiken. Het werd gebruikt om kleren te zuiveren van ongedierte. Het gebruik om het in eierkoeken te gebruiken is verdwenen, zie Tanacetum. Het geloof aan de appetijt werkende kracht was zo groot dat het genoeg was om de bladeren in de schoenen te leggen en te wandelen zodat de lust tot eten terugkomt. Als volksmiddel bij maag en vertering moeilijkheden is ze nog steeds in gebruik, Warmot es for alles got. In de buurt van Basler wordt de drank als abortief gebruikt, het bevat net als een andere abortief, Thuja occidentalis, het vluchtige, giftige Thujon. In Naintre gelooft men dat al het aanraken van een plant een zwangere laat aborteren. Het gebruik van deze plant is dan ook voor zwangere schadelijk.
In Steiermarken is er het geloof dat men tegen slapeloosheid het kruid onder de kussen legt. Maar dat komt al voor bij Plinius, ‘omnos adlicit olfactum aut inscio subcapitepositum’,. In Lunenborger heide is de Wormk goed tegen maagpijnen als het vroeg in de Bartholomeus nacht, 24 augustus, gesneden wordt, vergelijk de Deense naam Bartholomaeidagsblumster.
Kneipp laat de wermut-tee alleen of met duizendguldenkruid of Hypericum in een afkooksel geven tegen maag-, lever-, wormziektes en geelzucht gebruiken
Gebruik.
Het alcoholgehalte is hoog, de kleur is groen. Een versterkend bitter kan verkregen worden door 1 deel gedroogde toppen met 6 delen wijngeest te mengen en 6 dagen op 16 graden te laten trekken. Om zijn grootste werking te verkrijgen moet het wel 8 dagen voor het feest van St. Bartholomeus geplukt worden (24 augustus) dan verkrijgt men Tinctura dաbsynthe, Spaans bitter, Spanische Bitter en Absynthe. Dat doodt de wormen en zou wonden genezen zowel oude als jonge.
Alsem werd gebruikt voor likeuren, sterke drank, en om wijnen te kruiden, het maakte die wijn slaperig. Mogelijk ook om het effect van de wijn weg te nemen.
In vroegere eeuwen werden er miljoenen gallons alsemlikeur gedronken, vooral in Frankrijk. Het werd daar in 40 fabrieken gemaakt, in 5 jaar was de productie 72 575 hl.
De drank geeft eerst activiteit en aangename sensaties, inspireert tot grote gedachten maar bij gewoontedrinkers degenereert het de hersenen, beschadigt het centrale zenuwsysteem, het eindigt in delirium en dood. Wermutolie is een uitgesproken hersengif. Het is het ‘kruid van het vergeten.’
Het thujon dat de absintolie bevat veroorzaakt o.a. epilepsie.
Een Russin die door een veld ging viel in een kuil met serpenten die een glimmende steen bewaakten die hun als voedsel diende, ze likten eraan, zij werd op deze manier ook in leven gehouden. In het voorjaar bonden de slangen zich tot een ladder waar door ze eruit kon klimmen en kwam zo in de wereld van licht en groen. Toen ze weg wilde gaan gaf de slangenkoningin haar de kracht om de spraak van planten te verstaan op de voorwaarde dat ze nooit de naam wormhout zou noemen. Maar toen onverwacht door een vreemdeling gevraagd wat er naast het pad groeide, zei ze Tohornobil: wormhout, en haar mystieke krachten verlieten haar. Daarom is de Russische naam, kruid van vergeetachtigheid.
Symbool van afwezigheid.
De Franse regering vond het nodig om het gebruik te verbieden bij het leger en zeevaart. Door de volkstelling van 5 juli 1908 is de fabricatie, invoer, transport verkoop en bewaren van absint in Zwitserland verboden. Het verbod gold alle dranken die iets met absint te maken hadden omdat ze een openlijk gevaar gaven. De wet trad op 5 juli 1910 in werking.
In ons land is volgens de Absintwet van 6 dec. 1909, in werking getreden 20 juli 1910, verboden absint in te voeren, te vervaardigen, te verkopen, af te leveren etc. Wetboek van Strafrecht 7 juni 1910 Stb. 160. In Duitsland werd het in 1923 verboden. Nu wordt het weer toegestaan.
Bijbel.
Onder de naam la anah kan een zeer bittere plant verstaan worden, mogelijk de alsem. Bittere kruiden als alsem (ook Conium maculatum, de gal) is het symbool van bittere ellende en zorgen.
Deuteronium 29: 18 ‘Daat er onder u geen wortel zijn, die gif of alsem voortbrengt.’
Job 30: 4 ‘zij plukken de melde bij het struikgewas af’.
Spreuken 5: 4 ‘maar op het laatst is zij bitter als alsem’.
Jeremia 9: 15, 23: 15. ‘Zie, ik zal dit volk met alsem spijzen en met gal drenken, Ik drenk hen met gifsap’. 23: 15 ‘Zie, ik spijzig hen met alsem, Ik drenk hen met gif’. Klaagliederen 3: 15 ‘Hij heeft mij met bittere kruiden verzadigd en mij met alsem gedrenkt’,19’G҇edenk toch dat ik zo ellendig en verlaten ben, met alsem en gal gedrenkt’.
Hosea 10: 4 ‘En het gericht schiet op als een gifplant in de voren van den akker’.
Amos 5: 7 ‘zij die het recht in alsem verkeren’,6:12 ‘dat gij het recht in venijn verkeert en de vrucht der gerechtigheid in alsem’.
Openbaringen 8: 10-11 of Apocalyps als de derde engel de trompet blies, viel er van de hemel een grote ster, brandende als een fakkel en zij viel op het derde deel der rivieren en op de fonteinen. De naam van die ster was alsem, en het derde deel der wateren werd als alsem en vele mensen stierven van de wateren omdat zij bitter geworden was.’.
Oosterlingen typeren zorgen, kwaadaardigheden en bitterheid van elke soort met planten van giftige of bittere naturen. Deze ellende typeert Shakespeare ook als Hamlet zegt: ‘wormwood, wormwood’, in Hamlet III, 2,191.
Mogelijk dat in de Bijbel Artemisia herba‑alba, Asso (wit kruid) of Artemisia judaica, L. (Joods) bedoeld is. Moldenke veronderstelt dat met bittere planten de Citrullus colycinthus bedoeld is. Toch mag men aannemen dat Amos, zelf cultivator van moerbeivijgen en dus vertrouwd met het boerenbedrijf, bewust verschil maakte tussen de kolokwint en alsem (Amos 1:7) en mogelijk het Hebreeuwse woord ook zo in andere passages is bedoeld.
Folklore.
Later bewaarde het kruid in de mond genomen tegen verzoeking, verheksing, die wezens houden niet van aromatische geur. Het kruid werd in de katholieke kerk gewijd (weibund, Maria kruidweihen) en dan door het landvolk tegen toverij gebruikt.
Luther schreef al over het bijgeloof, dat men aan het bed van de moer en baby, door roken met wermut tegen het aangrijpen van de duivel behoedde en dat die het kind niet wisselen kon. Ook in vuur geworpen zou de bliksem tegen houden, aan deuren werd het gespijkerd om heksen te weerstaan. In Bremen werden zekere ziektes met een stengel op het zere deel geslagen, men geloofde dat diegene verhekst was van de demon te bevrijden. Het roken om boze geesten te verdrijven is nog lang in gebruik geweest, vooral met kerst en nieuwjaar als het goed naar geesten ruikt.
Op St. Lucasdag wordt er tegen een meisje gezegd: Neem een goudsbloem, een takje marjoraan, tijm en wat wormhout. Droog ze voor een vuur en wrijf dit tot poeder, zeef ze fijn en meng deze met een kleine hoeveelheid maagdelijke honig in witte wijn over een laag vuur. Met deze zalf bestrijk je maag, borst en lippen. Lig nu neer en herhaal deze woorden driemaal: ‘St. Lucas, St. Lucas wees vriendelijk voor me, laat me in mijn dromen mijn geliefde zien’. Als je dit gezegd hebt haast je je om te slapen en in de zachte sluimering van de nachtelijke duisterheid zal de man die je zal trouwen voor je verschijnen.
Het dal waar Bernardus het beroemde klooster van Clervaux stichtte, heette het dal van alsem, omdat dit kruid daar in grote menigte groeide of, omdat daar vroeger een spelonk van moordenaars en straatschenders was.
Legende.
De alsem is de volgende van de belangrijke kruiden. Volgens de legende zou de duivel jaloers zijn geweest op de goede krachten van de bijvoet en schiep een plant die daar veel op leek maar daarentegen veel verwarde stengels heeft, kroezige bladeren en een vale kleur en als het ware bestrooid lijkt met droge as. Vandaar dat de alsem vaak gebruikt wordt in duivelse diabolische drankjes. Ze staat onder het beheer van Mars.
9. uit www.swiatkwiatow.pl
Artemisia stelleriana, Bess. (G.W. Steller, 1709-1745, Duitse arts) Bladeren zijn omgekeerd eivormig en diep geveerd met langwerpige stompe tot zwak getande slippen, oude bladen worden vaak wat groen.
Vertakte stengels, de hele plant is sneeuwwit/wollig behaard.
Losgevormde trossen met onaanzienlijke bloemhoofdjes in juli/augustus.
Een sterk groeiende plant voor grote rots en muurtuinen.
Uit N. O. Azië, Kamtsjatka en W. N. Amerika, wordt 30-70cm hoog.
Naam, etymologie.
Deze plant werd wel oude vrouw genoemd. Een kruid dat in wit en grijs gekleed is. Vandaar de Engelse namen dusty miller, old woman en beach wormwood. (Zie afkomst, old woman zal Artemisia maritima zijn)
Naar de kleine, hangende bloemhoofdjes was de tegenhanger van volgend kruid, de oude man, Artemisia abrotanum L. Hoary mugwort.
11. uit Fuchs.
Artemisia abrotanum, L. (onsterfelijk) Het citroenkruid met fijn ingesneden blad als zijdeachtig filigraan in fraai zachtgroen, dubbel geveerd met smalle klierachtig gestippelde slippen, aan de achterkant grijs behaard, bij wrijven verspreide de blaadjes een citroengeur. Opgaand groeiend met lichtbruine en dicht vertakt twijgen. Het zwaait en kruipt, om dit tegen te gaan moet het in maart terug gesneden worden, dan kun je er ook hagen van maken.
Je zal het zelden in bloei zien en dan in augustus/oktober met gele knikkende bloemen in kleine bloemhoofdjes, iets hangend. Houdt van droge grond, vermeerderen door scheuren of stekken.
Uit Z. Europa en Klein Azië, wordt 1m hoog. Is beschreven in 1548. (164) Dioscorides schrijft dat ze in Cappadocië en Galatië, wat in Azië ligt, en in Hierapolis van Syrië in het wild groeit’. Cola’, ruikt en smaakt naar cola.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt in het Grieks Abrotonon genoemd en met die naam is het bij de Latijnen en in de apotheken bekend, in het Italiaans noemt men dat abrotano, in het Spaans ook abrotano of yerva lombriguera, in het Frans auronne en auroesne..’
De Griekse botanicus Theophrastus noemde de plant abrotonon, waarschijnlijk uit Grieks abros: teer of slank, uit Latijn/Tracisch habrtanon. Dit woord lijkt aanzienlijk te betekenen en ‘zich strekken’, zodat we hieruit een plant kunnen veronderstellen van slanke en hoge groei. Een benaming die niet op de plant past. Waarschijnlijk kan ook, waar de Latijnse vorm van af te leiden is, de Grieks naam van onsterfelijk afgeleid zijn, abrotos, (goddelijk, onsterfelijk, ambros) dit naar het frisse aanzien van de plant of geneeskracht. Sommigen leiden het af van een Grieks woord voor onmenselijk omdat het nog bitterder is dan de alsem. Frans abrotone en aurone, in Wallonia levrone, in Picardy avrogne.
Dodonaeus; ‘Het heet in het Hoogduits Stabwurtz en Affrisch, in het Nederduits averone en averruit’.
Averuit heet in het Duits Aberraute, Abraute, Aweritte. In oud Hoogduits komt Avaruza voor. Het kruid komt voor in Capitulare de vilis als Abrotanum. Dit stamt uit het Latijnse abrotonum en dit weer uit het Griekse abrotonon: staf of staafkruid, vergelijk oud-Hoogduits Stabwurz en Stavewurz bij Hildegard. Onder invloed van de ruit kwam Aberuthe, in Nederlands averuit. Stabwurtz noemt Fuchs Staubwurtz of stofkruid, dat naar de fijne zaden.
Van daaruit zijn er afleidingen in Duits met Aber-, als Abrand, Abrat, Abrusch, Aeberraute en Eberraute Ever-, als Everwort en Ewerez, Alp-,- als Alpraute, Aufrutsch en dergelijke. Eber of Aber, een woord dat ook in de Eberesche voorkomt, lijsterbes. Eber of Aber bij bijgeloof staat voor vals, niet echt, zo vals geloof, valse es. Die Eberesche (Sorbus aucuparia) is geen es (Fraxinus excelsior), maar een rozengewas.
Dodonaeus (d) ‘Het heet in Hoogduits ook Gertwurtz of Garthaglen.’ En soms komt het tot Gertelkraut omdat het veel Gerten: gaarden of twijgen draagt, Gertwurz bij Bock, Gortheel, Gartheil, Gartenhan, Garthagen is de tuin omgevende Gertwurz.
Dodonaeus (e) ‘Ze heeft noch ettelijke andere Griekse namen bij Dioscorides waarvan sommige valse of bastaard namen zijn, te weten; Aboutonon, Heracleion, Cholopoeon, Thelyphthorion, Absinthiomnon, Procampylon, Kynanchite, Thelythamnon en Absinthium Ponticum.
Grote averone wordt van Dioscorides wijfje genoemd en ook Thelypthorion en Thelythamnon, door Plinius Abrotonum montanum, dat is berg averone, want hij schrijft alzo in het 21ste kapittel van het 21ste boek; ԁ’aerone is van twee geslachten, het eerste groeit op de bergen, het tweede in de weiden (A. campestris) waarvan het ene voor wijfje en het andere voor mannetje te houden is.’ Wij noemen dat Abrotonum femina arborescens en in het Grieks Abrotonon thely, in het Hoogduits Stabwurtz weiblin, in het Frans averonne femelle.’
Dodonaeus (f) ‘Het heet in het Hoogduits ook Schoswurtz en Kuttelkraut .’
Kuttelkraut en Schosswurz bij Bock.
(Dodonaeus g) 'In het Frans wordt dit kruid ook garderobbe genoemd (mogelijk verwisseling met Santolina) in het Italiaans ook brotano en herba canforata, in het Boheems brotan en in het Arabisch ‘atsum’, Ganserkraut of Ganferkraut komt uit Kampferkraut omdat ze sterk ruikt en in plaats van kamfer in de kledingla tegen ongedierte gebruikt werd, vergelijk de Franse naam garde-robe: kleding verfrisser, gebruik bij kleren.
Citroenkruid, Engels citronella, naar de geur van de gewreven bladeren, lemon plant, Citronkraut in Zwitserland, Duits Lemonikrautl.
Andere oude Duitse namen zijn, Herrgottsholzel, Paperboom, Ruckebusch, Ruttծ, Sab-, Schabwurz of Scgabawurz, het is een schababkruid; vaarwel herfst, Weinkraut, Zwitsers Wiber-List, Wi(n)-Chrut.
Dodonaeus (j) ‘Het heet in het Engels sothernwod’. Afkomst, Culpeper noemt het southern wood een galante Mercuriusplant. Southernwood, oud-Engels sutherne-wudu: een houtige plant uit het zuiden (zie voor wood ook de alsem) De plant is afkomstig uit Z. Europa en geïntroduceerd in de vroege middeleeuwen. Andere Engelse namen zijn medicinal wormwood en old man, old man, boy’s love, oldman wormwood, lover’s plant, appleringie, garderobe, Our Lord’s wood, maid’s ruin, garden sagebrush.
Gebruik.
Dit kruid ruikt zeer sterk naar citroen en wordt wel gebruikt om muggen weg te houden. In de hoeken van het huis gezet verdrijft het ‘venynde dieren,’ in het bed gestrooid of gelegd jaagt het alle slangen weg, hetzelfde gebeurt ook wanneer men een beroking van Averone maakt. Dit werd ook bereikt door dit kruid te roken of over vlees te strooien om de muggen weg te houden Het werd met andere geurende kruiden in boeketten naar de kerk gebracht als opwekkend middel tijdens de lange kerkdiensten.
(141, 309) ‘Citroenkruid werd vroeger gebruikt in een pommade waarvan geloofd werd dat het de haargroei zou stimuleren en kaalheid zou voorkomen, vandaar ook de naam old man. Jonge mannen gebruikten dit kruid om baardgroei aan te moedigen zodat ze ouder zouden lijken. Mogelijk, vanwege de geur, dat ze het in hun vestzakje stopte als ze bij de lady’s op bezoek gingen. Symbool van scherts, plagen, jokken. De sierlijke bladeren werden ook wel in boeketten gedaan die jonge mannen aan hun meisjes gaven. Liefde te midden van het zoete is voor kinderen, maar liefde in de bitterheid van wormwood is een zeker teken van affectie. De Romeinen geloofden dat het beschermde tegen impotentie. Het werd in liefdesdranken gedaan en door mannen gebruikt om viriel te worden. Het werd in oud Griekenland en oud Rome onder de matrassen gedaan vanwege zijn afrodisiaca werking. De Engelse bijnamen boy’s love, lad’s love of maid’s love komt van hetzelfde idee. Ze deden er een takje van in een boeket die ze aan hun geliefde gaven om die te verleiden. Mogelijk heet het daarom ook kiss-me-quick-and-go, maid’s ruin geeft te denken.
Tabernaemontanus, 1588, helpt Eberraute, bij hem Stabwurz genoemd, niet alleen tegen ‘Das Keichen und Hertzgesperr’, maar todtet und treibet auss die Wurm von alten Menschen und jungen Kindern, wenn es geplvert und mit Milch oder Honig eingenommen wurde. Het werd door ‘den alten Weibern auch zu den Wurtzwischen gesamlet, darmit sie dann mancherley Aberglaubische Fantaseyen treiben, welches wir als ein unntz Fabelwerck fahren lassen’.
Het gebruik was vroeger zo. (141, 309, 310, 311, 164) ‘Averone in de kleerkasten gelegd beschermt de klederen van de motten, min of meer zoals alsem, maar geeft die een noch betere reuk.
Van buiten op enige wonden gelegd haalt uit alles dat daarin steekt, splinters, hout of ijzer, wat het ook is.
Het lijkt vooral vanouds gebruikt te zijn tegen plasmoeilijkheden, (Dioscorides, Fuchsius) opgestopte maandstonden, drijft de vrucht en nageboorte af, ook nierstenen. Gold als zeer goed middel tegen tuberculose en helpt de longen, is goed tegen de jicht, mogelijk vanwege een kramplozende werking.
Het werkt ook tegen de wormen en vervolgens als je averone in de hoeken van het huis legt verdrijft het venijnige dieren, of besproei er het huis mee of laat de rook het huis door trekken. In wijn gekookt is averone zo ook goed tegen gif.
Tegen zweren van de mannelijkheid moet je, volgens Galenus, as van dit kruid erop strooien. Vanwege zijn werking op de onderste delen van het lichaam werd het bij Fuchs, Brunfels en anderen vermeld als een afrodisiaca middel. Plinius schrijft dat als het onder het bed gelegd wordt, man en vrouw tezamen zullen komen en alle toverij weerstaat die zulke zaken tegengaan. Het is in Oostenrijk een tovermiddel voor kinderen. Diende onder het kussen gedaan tegen alle mogelijk duivelse invloeden. Als je wil dat een meisje op jou verliefd zal worden dan bind je heimelijk onder haar schortband een bosje van dit kruid, dan komt het meisje vanzelf naar je. Die liefde duurt maar enige jaren omdat het geen natuurlijke, maar aangetoverd is en dan verandert het in haat. Misschien heet de plant daarom ook in het Engels kiss-me-quick-and-go; kus me vlug en ga. In Engeland heet het ook maiden’s ruin (ruïneren van de maagdelijkheid), wat duidt op de werking als afrodisiacum. Tijdens de zondagse kerkpreek zou een takje citroenkruid door de geur iemand wakker houden, Duits Pastorenkraut . Het “Hergottsholz’, werd op Maria-Hemelvaart, 15 augustus verzameld in de rooknachten, Thomasdag, Kerstnacht, Nieuwjaar en driekoningen in de veestal tegen beheksing aangestoken.
Verder wordt het als de absint gebruikt.
13. Uit M. Vogtherr.
Artemisia vulgaris, L. (vulgair of gewoon) Het geveerde blad is aan de bovenkant donkergroen en aan de onderkant witviltig, 10cm lang.
De talrijke, langwerpige, bruingele, kleine bloemkorfjes vallen vrijwel niet op, juli tot september.
Deze plant komt algemeen voor langs de wegen, tuinen, muren, hagen en wegranden.
Meerjarige, die vrijwel niet geurt.
Bijvoet is een bossig vertakt plantje van ongeveer een meter hoog.
Bijvoet lijkt op de absint maar heeft een zilveren onderkant en groeit op purperen stengels met tamelijk smerige grijze bloemen in de zomer. Met het stoffige blad lijkt het niet zo vrolijk langs wegranden. Komt in het Noordelijk halfrond voor, tot 69ste graad N. B. het is een hakvruchtonkruid dat vermoedelijk samen met de neolithische akkerbouw verspreid werd. In Midden-Europa bevindt het zich in bandkeramiek. De oorspronkelijke plaats is niet meer te vinden omdat het door de mensen over geheel N. Europa verspreid is.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Het kruid dat in het Grieks Artemisia genoemd is heeft dezelfde naam bij de Latijnen ook en eer dat men dat zo noemde werd het in het Grieks Parthenis genoemd, zoals Plinius verhaalt. Apuleius verzekert dat het ook Parthenion genoemd is, die ook vele andere namen van dit kruid voortbrengt waarvan er vele zijn die onder de bastaardnamen die Dioscorides verhaalt ook gevonden worden. Want sommige van deze namen zijn de echte bijvoet eigen, sommige andere dienen de andere kruiden die men onder de geslachten van bijvoet plag te rekenen. Men mag dit kruid Polyclonos, dat is veeltakkig of veelstelig noemen en misschien ook niet zonder redenen Ephesia, Charistolochia, Leucopsis en Valentina. Dit kruid heeft zijn naam verkregen van de koningin Artemisia, huisvrouw van de koning Mausolus van Carie die dit kruid zeer lief en uitgekozen had en het gebruik er van het meest openbaar of kennelijk gemaakt heeft zodat het zijn oude naam verloren en in plaats van die de naam van de koningin aangenomen heeft. De eerste soort van bijvoet wordt van sommige Mater herbarum, dat is Moeder der kruiden genoemd, in het Spaans Artemisa, in het Italiaans artemisia en in het Egyptisch heet ze achaouan.’
Artemisia genoemd naar de gemalin van koning Mausoleus, 377‑353 v. Chr. Te Halicarnassus in Klein Azië, die na zijn dood een grafmonument liet oprichten, het mausoleum. Dit grafteken was een van de 7 wereldwonderen.
Plinius XXV.36: ‘Mulieres quoque hanc gloriam adfectavere in quibus Artemisia uxor Mausoli adoptata herba, quae antea parthenis vocabatur. Sunt qui ab Artemide Ilithyia cognominatam putent, quoniam privatim medeatur feminiraum malis.’.
Isidorus XVII. 9.45: ‘Artemisia herba Dianae a gentibus consecrata est, unde et nuncupata. Graece enim Diana dicitur’. Of naar de godin Artemisia die het eerste tegen vrouwenziektes gebruikt zou hebben. De godin zou zijn krachten ontdekt hebben en dit aan de centaur Chiron medegedeeld hebben. Waarschijnlijk is de plant zo genoemd naar de Griekse Godin Artemisia Ilythia, (Handelingen 19: 24,19: 27) de dochter van Zeus en Leto, door de Romeinen Diana genoemd, de godin van de kuisheid, geboorte jacht. Dit vanwege de gunstige werking op vrouwenziektes en zijn vele geneeskrachtige eigenschappen. Brunfels: ‘Sғunt qui ab Artemide Artemisiam cognominatam putent, quoniam privatim medicatur feminarum malis’., ‘alzo bevorderlijk voor vrouwenziekten’. Callimachus, die de kleine Artemis op de knie van haar vader Zeus zet, laat haar zeggen: ‘op de bergen zal ik dwalen, de steden die ik doorga zal ik alleen de vrouwen bezoeken die aan de scherpe pijnen van geboorte weeën lijden, ze roepen me om hun hulp’. Vandaar de naam Weiberkraut in Holland, Duitse Jungfernkraut en Muterkraut, Engels mother wort. In Christelijke tijden werd ze vervangen door een van de H. Margarets, meestal de H. Margaret van Antiochië: ‘als een vrouw geboorte weeën krijgt, roep me, laat haar dan het kind krijgen’. St. Margaret maakte gebruik van de moon daisy, die soms margaret genoemd wordt, een parel.
Ook in Japan is het een levenskruid, heeft veel waarde voor vrouwen. Een zekere stroom in dat land komt van een heuvel af die bedekt is met deze plant, de mensen die hiervan drinken herstellen wonderbaarlijk en zijn verzekerd van een lang leven. Saki of Japanse brandewijn zou altijd enige druppels van moederkruid in zich hebben. Ook wordt er een bier van gemaakt.
Het Japanse moederkruidfeest is op de negende dag van de negende maand. Hierbij worden deze dranken gedronken en mengen ze bloemen van het moederkruid met rijst. Koppen saki worden versierd met de bloemen die van hand tot hand gaan waarbij ze elkaar een lang leven toe wensen.
Ԩ578) Bijvoet stelt het beeld van een onttroonde kracht voor. In de oudheid en in de middeleeuwen en nog tot voor kort was het vanwege de heelkracht zeer geprezen. De plant άρτεμισία, Artemisia, is bij Dioscorides voor alles een gynaecologisch middel. Ook Plinius weet te berichten dat de Artemisia vooral vrouwenziektes geneest en zegt dat koningin Artemisia, de vrouw van koning Mausuleus, het kruid dat daarvoor parthenis genoemd werd haar naam gegeven heeft. Vele leiden, gaat Plinius verder, de naam af van Artemis Ilithya (gezondheid helpster) naar het gebruik van deze plant bij vrouwenziektes. Op een andere plaats zegt hij dat diegene die Artemisia bij zich dragen geen gif of wilde dieren kan schaden en ook de zon niet. Ook het in elk boek tot boek overgezette en in het volk doorgedrongen bijgeloof dat de wandelaar die Artemisia en elelisphacus (mogelijk een Salvia soort) aan de voet gebonden heeft niet moe worden stamt uit Plinius. Galenus en Hippocrates spreken ook over de plant als gynaecologisch middel. Het is echter waarschijnlijk dat de artemisia van de ouden niet onze bijvoet is, maar Artemisia campstris, Artemisia arborescens, Artemisia maritima of Artemisia judaica.
Dodonaeus (b) ‘Het heet in het Hoogduits Beifuss, in het Nederlands bijvoet.’
Bijvoet, Duits Beifuss, werd vroeger als middel tegen vermoeidheid bij de voeten gelegd, of door bijvoet in de schoenen te stoppen maakte het onvermoeibaar. Volgens Plinius zal een reiziger geen vermoeidheid (artemes) voelen als hij een takje van bivot in zijn schoenen had. Volgens hem zouden de Romeinse soldaten de weg naar Zwitserland gemakkelijk hebben afgelegd omdat ze bijvoet in hun sandalen hadden. ‘Artimisiam adligatam qui habet viator, negatur lassitudinem sentire’. Het volksgeloof steunt op volksetymologie. De Griekse en ook Latijnse naam Artemisia wordt door sommigen herleid van Grieks artemes: fris of gezond, want de voetganger die het draagt blijft, naar Plinius, onvermoeid. Het vermoeidheidsgevoel wordt veroorzaakt door het warm worden van onze voeten. (164) ‘Goropius Becanus in zijn boek, dat hij Vernunnus noemt, prijst zeer dat men de voeten in water daar bijvoet ingekookt is baadt of stooft wanneer men vermoeid is. Voor ons gevoel gaan onze voeten gloeien en steken. De bijvoetbladeren bevatten een vluchtige olie die, als het met warme voeten in aanraking komt, verdampt en zo de warmte afvoert, een soort eau de cologne. Verder werkt de olie gunstig op het lichaam, heeft een opwekkende werking. Zo geeft de bijvoet een verkwikking aan de vermoeide wandelaar. Gaan we nog een stap verder zien we dat kousenbanden gemaakt van bijvoet, tussen twee riemen van hazenvel genaaid (de haas is een onvermoeibare snelloper) maakt dat de drager honderd uren lang kan gaan zonder moe te worden, het sterkste paard kan het tegen hem niet uithouden’.
Het geloof dat men op reis niet vermoeid werd als men de plant aan het been bond zal bijgedragen hebben tot de vervorming van het midden Nederlands biuot, ongeveer halfweg de dertiende eeuw, tot bivoet en tenslotte tot bijvoet. Bij de Duitse Megenberg heette het in de 14de eeuw Peipoz, het werd tot Biboz en tenslotte Beifus. Verder komen voor Bifoot, Bifaut, Beibst, Biefes, Bibs, Beiwes, Baiwest, zelfs Bigfood.
Bij Hildegard von Bingen, 12de eeuw, heette het Bipoz. In de 9de eeuw verschijnt het in het oud Hoogduits als Pipoz, ook bivuz. Dat woord is verwant aan anaboz-ambosy (aambeeld) en af te leiden van het Germaanse boutan: stoten en slaan (het Engelse to beat, bonzen, vergelijk boeten en het dialect booten, het vlas booten: vlas staande breken) (349) Daarna vermoedde men dat het een kruid betekent dat voor het eten gestoten werd. Camerius verhaalt in zijn kruidboek dat het tot poeder gestoten werd en met zout vermengd aan het vee als gezondheidsmiddel gegeven werd tegen hoest. Verder dat als een mens door een hagelschot getroffen werd: ‘Neem dan verse bijvoet, stoot het met wijn druk het sap eruit, geef dan de gekwetste tweemaal daags een paar lepels vol en giet wat in de wond, het verdrijft de ontsteking en lost de hagel’. Het zou nu nog gestoten worden, vooral in gebruik bij ganzengebraad. Maar er zijn sterker geurende kruiden en dergelijke gebruiken treden in oudere tijd niet op. Zo wordt de naam eerder in de betekenis gebracht vanwege de demonen afwerende kracht die aan de plant werd toegekend, afstoten.
Dodonaeus (d) ‘Het heet in het Hoogduits Sant Johans gurtell, in het Nederlands Sint Janskruid, in het Frans ook herbe S. Jean maar die naam geven ze in Picardië en in Frankrijk aan dat boomachtig kruid dat zeer zoet van reuk en de marjolein gelijk is en die meestal averone mannetje genoemd wordt waarmee ze zich omgorden en kransjes op het hoofd maken om de vallende ziekte of Sint-Jans euvel te verdrijven’. Zie onder.
Dodonaeus (e) ‘De tweede soort van bijvoet heeft de toenaam gekregen van Leptophyllos in het Grieks, in het Latijn Tenuifolia, dat is smal van bladeren. De naam van dit kruid wordt gevonden in hetzelfde kapittel dat Dioscorides van bijvoet heeft geschreven en ook in het volgende kapittel waarin hij van de vreemde soorten van bijvoet handelt waar hetzelfde kruid ook enigszins beschreven wordt. Het schijnt dat Matthiolus dit kruid voor de tweede soort van Ambrosia gehouden en geschilderd heeft. Het heet in het Frans en in het Boheems Czernobyll.’
Frans armoise, Provençaals arsemicia.
Dodonaeus (f) 'Het heet in het Hoogduits Grosz Reynfarn.'
Het werd bij ook Dodonaeus eerst bij de geslachten van reinvaarn gesteld.
Dodonaeus (g) ‘Het heet in het Engels mugworte’.
Duitse Flegenkraut en Flaienkraut naar het gebruik om het in de zomer op te hangen waar zich ճ avonds de vliegen met menigte op zetten, dan doet men er snel een zak over en ze zijn gevangen, Magert, Muggerik en Muggert behoren tot het Engelse mugwort.
(h) Een oude naam is krabbeklootjes, naar de vorm van het blad.
(i) Engelse sailo’s’s tobacco omdat de bladen gerookt werden of fellon herb.
Verder in Duits Paps, Buk, Buck, Bukel. Bucken bij Bock, Budschen, Geissbart, Schossmolken, Pugel, Gansekraut, Mannerkrieg, gros Reinfarn.
Zweeds grabo, Deens bynke, Pools bilicza, Boheems cեrnobyl, Hongaars urom, Fins pujo. Mogusa of yomogi in Japan. Chornobyl heet het in de Oekrane en gaf zijn naam aan de stad Chornobyl, (Chernobyl) Tsjernobyl (Чорнобиль), in Rusland.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (164, 311, 309, 141) ‘Plinius zegt dat een reizende man die bijvoet bij hem draagt of aan zijn lijf gebonden heeft geen vermoeidheid voelen zal, ja zegt ook dat sommige geloven dat al diegene die bijvoet bij hun hebben door geen vergift, noch door geen toverij of schadelijk dier beschadigd kan worden, zelfs ook geen hindernis van de hitte van de zon zullen voelen. Hetzelfde kruid boven de deuren van den huizen gehangen verdrijft alle toverijen, zoo men zegt. Als je bijvoet in huis legt en rookt verjaagt dit de duivels. (De duivels en toverij waren vaak onbekende ziektes die door iemand gebracht zouden kunnen zijn wat we nu besmetting noemen.) Hij schrijft ook dat sommige bijvoet met wijn ingeven om het kwaad dat iemand van het opium of heulsap zou mogen geschieden te beletten.
Dioscorides houdt dat bijvoet nuttig is om de maandstonden te verwekken, de nageboorten en de vrucht uit te lokken, voorts ook om de sluiting, verstopping en ontsteking of verhitting des baarmoeders, als men de vrouwen baadt of laat zitten in het water daar dit kruid in gekookt is geweest. Om de maandstonden en de nageboorte af te drijven: Neem van bijvoet twee handen vol, kook het op in wijn tot een pint en laat hier een roemertje vol van drinken en maak een bad of stoving van hetzelfde kruid. Dioscorides. Tegen nierstenen en opstopping van de urine: Maak van dit kruid met wijn en water een afkooksel en laat ervan drinken. Dioscorides.
Tegen de naween van de kraamvrouwen: Neem sap van bijvoet, dooiers van eieren, varkensreuzel, gestampt komijnzaad, van elk zo veel als nodig is, vermeng dit tezamen tot een pleister en leg het onder de navel van de buik. Ravelingius.
Tegen onvruchtbaarheid die uit vochtigheid ontstaan is verpulver je bijvoet met het schaafsel van ivoor en hertshoren, meng het met nootmuskaten en honing en drink dit met de wijn waar bijvoet in gekookt is, Pandecta en Platearius. Als de onvruchtbaarheid van droogte komt dan zal dit schadelijk zijn, je kunt dit herkennen of ze vet of mager is. Daarna moet ze een bad nemen en met een spons erop duwen, zo het net verteld is, en een pessarium zetten.
De dunste of tere bladeren van bijvoet gestampt en het sap uitgeperst en dat met olie van rozen gemengd neemt weg het beven van de zenuwen en alle ander gebreken als die daarmee bestreken worden.
Dit kruid heeft een bijzondere kracht tegen de beten van de slangen en zowel inwendig als uitwendig gebruikt en ook tegen de pest.’ (Deze verbinding van slangen en peest komt vaak voor, ze waren alle twee giftig en werden met dezelfde middelen bestreden.)
Het zou ook te eten zijn waartoe de top van de bloemstengel werd gebruikt, die moet dan afgesneden worden voor de bloemknop open is. Het kruid wordt gebruikt bij gebraad als gevogelte.
De plant bevat inuline, een zetmeelachtige stof die door diabetici goed verteerd wordt. Het kruid kan zo gebruikt worden in de sla, hoewel de sla er wel bitter door wordt. Schapen die ervan aten zouden echter bitter vlees geven. Van de bladeren kan een papje worden gemaakt die, op een splinter gelegd, de huid zacht maakt waarna de splinter er na een paar dagen zo uitgetrokken kan worden.
Parthenia.
De Galliërs droegen de plant om de lendenen, de mannen tegen reumatiek en de vrouwen voor betere menstruatie. Het heeft dan ook een gunstige werking op vrouwenziektes. Bijvoet werd dan ook wel Parthenia of maagdelijke plant genoemd. Deze soorten leveren een vluchtige blauwe olie, absintolie, die aan water werd toegevoegd waardoor er een drank werd verkregen die zo sterk, in sommige uitzonderlijke producten kan zijn, dat ze zelfs fataal voor de mens kan worden, het werkt vooral sterk op de voortplantingsorganen, vandaar parthenia.
Het bloeiende kruid, dat met Johannes geplukt wordt, bevordert de maandstonden en drijft dood en nageboorte af. Sinds Mozaïsche tijd is het een bestanddeel van een afdrijvingmiddel, foetor judaicus, dat door joodse handelaren verkocht werd. Misbruik tot afdrijving kwam voor, of bij grote dosis als wormmiddel, bij overdosering tot dodelijke vergiftigingen door het in de vluchtige olie bevattende, toxisch werkende Thujon.
Moeder der kruiden.
Een van de belangrijkste van de kruiden is de bijvoet, het is de moeder der kruiden. Dit kruid moest op 4 september met de linkerhand uit de grond getrokken worden. De onder de hoofdkussens gelegde wortels zorgden ervoor dat de slaper geen last meer had van kies- of tandpijn.
Inkervingen van de bladen zijn te zien in kerken van de 13de eeuw, de zolder van Exeter Cathedral.
Het belangrijkste evenwel waar bijvoet voor gebruikt werd, was wel om zijn dons, toen vuur gemaakt werd door met vuurstenen op elkaar te slaan gaf dit een goed brandbaar materiaal. Soms wel gebruikt bij operaties als wondmiddel.
Brunfels; ‘Bijvoet is wat ook in grote achting geweest bij de ouden heidenen, Parthenis en Arthemisia genoemd vanwege een jonkvrouw welke een godin was en het diezelfde naam gaf.
Het is ook een vorstelijk kruid genoemd Basilicon Lachanon en heilzaam uit genoemde oorzaak, erg hoog aanbevolen en in eer gehad van den wijven als een moeder aller kruiden. Wij Duitsers noemen het bijvoet, Buck, zonnewende of St. Johans kruid, hoewel ook een ander kruid is welke alzo genoemd wordt. Is echter daarom alzo in het gebruik gekomen dat aan vele oorden Duitsland menigeen vlijtig is om zulke kruid te bekomen, zich daarmee te kronen en omgorden en tenslotte in dat Johannes vuur te werpen. Zulks zal een bijzondere ervaring zijn en geheim. Alzo hebben de ouden heidenen ook gegoocheld en zo hebben we wie de apen nagevolgd en is op de huidige dag zulke en dergelijke superstities geen maat noch eind. De beste tijd dit kruid te distilleren is aan eind van mei, die bladeren afgestreken van de stengel en dat van de rode Buck, dan datzelfde is de beste. Echter droog te behouden zal men ze graven na St. Johannes dag nadat ze zich bezaait. De magi graven deze wortel op St. Johannes avond zo de zon ondergaat dan vinden ze daarbij zwarte korreltjes aan de wortels hangen en dat is dan alzo heb ik zelf gezien, is een bijzonder geheim wat daarmee gehandeld wordt.
Johannesgordel.
De druden gebruikten het kruid om vee te betoveren, maagden te kronen en boze geesten uit te drijven. Het wordt in een Angelsaksische toverzegen als song of the nine magic herbs beschreven en wordt daar de oudste van de kruiden genoemd. Ook de Gart der Gesuntheit uit 1485 begint gelijk in het eerste kapittel dat het als tover werend middel gebruikt wordt, in de hoed zal de duivel je geen schade doen en als de wortel over de deur van het huis gelegd wordt kan je niets onbehoorlijks gebeuren. Konrad von Megenberg spreekt over de vermoeidheid dat onderzocht werd en waarvan hij gelooft dat het komt doordat die betoverd is. Nog uitvoeriger spreekt H. Bock in 1539 in zijn kruidboek over de misbruiken die men met de bijvoet drijft en dat velen dit op zekere dag en tijd graven en Verbena kolen en narrenstenen zoeken, anderen maken er kruisen van om zich heen en werpen het kruid met hun ziektes in het St. Johannesvuur met spreuken en rijmen. Dit apenspul en ceremonie drijven niet de geringste in Parijs te Frankrijk. Anderen hebben van Plinius geleerd dat bijvoet op salie lijkt en zullen op reis er niet moe mee worden.
De Galliër Marcellus Empiricus die op het eind van de 4de eeuw na Chr. leefde en een boek over artsenij schreef dat vele inheemse volksmiddelen bevat geeft de raad om Artemisia voor zonsopgang en wel met de linkerhand uit de aarde te halen en daarmee de lenden te omgorden, wat een middel zou zijn tegen lendenpijnen. Dit omgorden treffen we meer in het bijgeloof aan
De uit de wortels gevlochten gordel, zogenaamde Johannesgordel, werd door zieken in de vlammen van het Johannesvuur geworpen en zou het lijden van de zieken op het vuur overdragen en zo de zieke genezen. De apostel Johannes zou dit kruid om zijn gordel gedragen hebben om zich niet te vermoeien. Op het feest van St. Johannes de Doper, het vroegere zonnewendefeest, omgordde men zich met dit kruid als bescherming tegen toverij.
Bij latere gebruiken zien we dat dit gebruik stand heeft weten te houden. Men omgordde het kruid als een middel tegen pijnen, het is het St. Janskruid, St. Johanniskraut, Fuchs noemt het dan ook St. Jansgordel, Johannisgurtel, Tabernaemontanus noemt het in 1588 nog Sonnewendgurtel, Sonnenwendel, -gurtel, Gurtelkraut, ook Suwendgordel (zonnewendgordel) Sunnwendstaude. In het Frans heet het couronne de Saint-Jean, Herbe de St. Jean, in het Engels St. Johns herb, in Welsh Ilysiau Ieuan.
In 14deeeuws Engels lezen ‘na elves na evyll thynges may com therin, ne qware herbe Jon comes noyther.’. Neemt een stengel van bijvoet als die bloeit, snij die zo dicht mogelijk bij de grond af. De derde dag hecht je die met een stukje staaldraad aan de gevel van het huis zodat de toppen van de plant naar buiten staan, geen bliksemstraal zal op je neerslaan, geen kwaad in het huis komen.
Ook de in Frankrijk op Johannesdag voor zonsopgang verzamelde bijvoet beschermt tegen hekserij, evenzo bij de Tsjechen en Russen waar deze plant op die avond als bescherming tegen toverij geplukt moet worden, zo is aan te nemen dat dit bijgeloof een zeer hoge ouderdom heeft.
Kolen.
Ook is vastgesteld dat het kruid bij niet Indo-Germaanse volken met vuurriten op deze dag gebruikt werd. Wijd verspreid is ook het geloof aan geheimzinnige kolen (narrenstenen bij Bock) die op Johannesdag onder bijvoetstruiken gevonden worden, dit komt zo al voor in oude literatuur. (164) Bij Tanacetum parthenium lezen; ‘Daar wordt soms onder de vezels of haarachtige vezels van haar wortel een kool gevonden, maar gewoonlijk niet zeer groot, net zoals het dikwijls gebeurt dat men onder puin en vervallen huizen enige kolen vindt, van welke kolen nochtans veel flauwekul en ijdelheden voortgebracht worden van Cardanus in zijn boek de Subtiliteiten.’
Wie in de middag om 12 uur graaft vindt onder de wortel een brandende kool, zo gauw de klok is uitgeslagen is de kool verdwenen. Als men die stil wegneemt helpt het tegen allerlei ziektes die men vroeger toverachtig noemde, bv. Epilepsie en vierdaagse koorts, ziektes die vroeger toverachtig waren. Als je geluk hebt veranderen ze in goud. In Mecklenburg doet men het nog anders. Als men in het voorjaar de eerste zwaluw ziet zal men direct op een bijvoet gaan staan en zich er driemaal in een cirkel om draaien en men zegt, Swoelken, Swoelken Gif miՠn Koelken Unner minen linken Faut, De is mi fort Fewer gaut! Dan ligt er onder de plant een kool die verpoederd ingenomen tegen de koorts helpt. Naar het geloof in Litouwen vindt men ճ nachts tussen 11 en 12 onder bijvoet kolen die tegen koorts helpen. Die kolen worden door een zwarte hond bewaakt die het verkrijgen zeer moeilijk maakt. De magi graven deze wortel op St. Johannes avond als de zon ondergaat en zo vinden ze daarbij zwarte kolen aan de wortel hangen en dat heb ik zelf gezien en dat is een bijzonder geheimenis wat daarmee gehandeld wordt zegt Mizaldus in zijn Centuriae IX Memorabilium. Dat alleen kinderen en maagden die kolen kunnen vinden en verder dat men op die dag ze ook kan vinden onder weegbree.
Dit gegeven is natuurwetenschappelijk niet te verklaren, de verklaring dat de plant op plaatsen groeit waar kolen voorkomen is niet genoeg, dit geldt ook voor andere planten. Of dat er gallen aan zitten omdat dit van deze plant niet aangegeven wordt (zie verder ook Arctium, de klit) De verklaring van Linnaeus dat het om afgestorven plantenwortels handelt is ook niet afdoende. Datzelfde kan men van vele anderen planten zeggen. Waarom dan van bijvoet?
Mogelijk mogen we hier uitgaan dat de bijvoet het oude beroemde Johanneskruid is dat als zonnewendegordel bij dans om het vuur gedragen werd waarmee men van ziekte en onheil bevrijd werd. De ‘kolen’ als aangebrande kool van het Johannesvuur is zeker met de zonne- en vuurcultus van de zonnewending in verbinding te brengen. Gelden toch ook de in kerkelijke paasvuren, op Goede Vrijdag ontzondigt, aangekoolde houtstukken niet als geneeskrachtig bij verschillende ziektes? Met andere woorden, ‘De aangekoolde houtstukken’, de kolen zijn een overblijfsel van het reinigende vuur zelf.
Christelijk.
De bijvoet stengel lijkt op een roede waarmee gekastijd wordt. ’Weet’, zegt een legende, ‘Dat het een zwaard is, van de hemel op de aarde gedaald, het blote houwende vlammenzwaard der Cherubs, met hetwelk God de ingang van het paradijs versperde.’
13. uit agrarisch.marktplaza.nl
Artemisia lactiflora (melkwit bloeiend) Donkergroene, geveerde bladeren met ingesneden, getande en brede slippen die aan de achterkant behaard zijn.
Stevige opstaande en behaarde stengels.
Talrijke welriekende, kleine roomwitte bloempjes zijn in grote losse trossen verenigd in augustus/oktober.
Het is een sterk geurende plant die de border opsiert en gebruikt kan worden als snijbloem of in een droogboeket. Houdt van wat vochtige grond in de zon, kan tegen wat schaduw.
Uit N. China, wordt wel 150cm hoog. Is beschreven in 1828.
Pale of white flowered wormwood. Witte bijvoet.
14. uit J. Kops.
Artemisia ludoviciana, Nutt. (uit Louisiana) kleurt met zilvergroen blad de border.
De western mugwort, afkomstig uit N. Amerika, is een opgaand, soms wat klimmend kruid van een kleine meter hoogte.
‘Silver Queen’, is nog meer zilvergrijs.
Westerse bijvoet, Western mugwort, gray sagewort, prairie sage, white sagebrush.
16. uit www.nazflora.org
Artemisia tridentata, Nutt. (drietandig) (Seriphidium tridentatum (Nutt.) W. A. Weber) Bladeren zijn wigvormig met drietandige top.
Opstaande en vertakte stengels.
Dichte trossen van talrijke kleine witte bloempjes in juli/augustus.
Een zilvergrijs, viltig behaarde, aromatische plant, vooral als die nat is, voor droge en warme plaatsen.
Uit W. N. Amerika wordt 50-150cm hoog. Is beschreven in 1894-95.
Voor vele N. Amerikaanse Indianen is deze plant een van de heilige planten. Ze verbanden haar in ceremoniën in het geloof dat daardoor de boze geesten weg blijven.
Het is de nationale bloem van Nevada.
Naam, etymologie.
De Engelse big sagebrush, blue sage, black sage, basin sagebrush en Duitse Salbei Beifuss, de salieachtige bijvoet, Wsten-Beifuss, Wustensalbei.
17. uit blog.naver.com
Artemisia sacrorum Ledeb, (geheiligd) (Artemisia gmelinii Weber ex Stechm.) (naar Johan Friedrich Gmelin) ‘Viridis’,, de summer fir is een krachtig groeiende groene vorm, 1-1.50m, maar mooi piramidaal.
Een- of tweejarig.
Heeft ook mooi, sterk verdeeld blad. Russian wormwood.
Planten.
Artemisia’ s zijn welkom in de borders vanwege hun geur en fijngesneden grijze blad dat waardevol is om een heldere gloed te zetten te midden van de bloemen en bloemarrangementen. Twee grote zilverachtige Artemisia’ s zijn nu populair voor bloem arrangementen, de meter hoge Amerikaanse Artemisia ludoviciana als western mugwort en de anderhalve meter hoge Chinese Artemisia lactiflora als white mugwort. Beide planten groeien prachtig.
De meeste zijn te vermeerderen via zaad, is evenwel niet gebruikelijk. Scheuren in het voorjaar gaat goed. Afleggen is goed mogelijk De mooiere soorten worden gewoonlijk vermeerderd door zomerstek.
Neem in mei-juni 7cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Planten in 4 delen gezeefde turfgrond met 1 deel zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte, schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. Na enkele weken is het stek geworteld, in de winter vorstvrij houden. Ze houden van een droge bodem en zonnige, warme plaats.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl