Buphthalmum
Over Buphthalmum
Koeienoog. Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.
Uit O. Thome, www.BioLib.de
Een geslacht van 7 soorten uit Europa en W. Azië.
Meerjarige kruiden die soms in de border gebruikt worden.
De bloemhoofdjes zijn groot en staan op het eind van de stengel met lange gele bloemblaadjes. De bladen staan afwisselend.
Opvallende planten van gemakkelijke cultuur.
Asteracea, Inula klasse. Verder is bekend Buphthalmum inuloides (als Inula) uit Sardini.
Buphthalmum salicifolium, DC. (wilgbladige) Bladeren zijn breed lancetvormig en behaard, meestal gaafrandig, de bovenste lijnvormig, kort toegespitst en zittend.
Opstaande en vaak vertakte stengels van 30-60cm hoog.
Lang gesteelde 5-6cm grote bloemhoofdjes met strogele lintbloemen, omwindselblaadjes zijn lancetvormig en toegespitst en staan in 3 rijen in juli/augustus.
De Էilgachtigeՠblaadjes zijn licht behaard, 3nervig, wat harig en licht gezaagd, afwisselend geplaatst.
Vruchtjes zijn 3vleugelig.
Een rijk bloeiende en gemakkelijke meerjarige plant. Symbool van geduld, patience.
Uit Midden en Z. O. Europa is een half meter hoog struikje dat je dankbaar aankijkt tijdens de bloei. Is beschreven in 1759.
Շrandiflorumռ/b> heeft langere en smallere bladeren waarvan de bovenste lang zijn toegespitst, met grotere en goudgele bloemhoofdjes.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) 'Want indien men Dioscorides geloven moet heeft het Buphthalmum van de ouders bladeren die van het venkel heel gelijk zijn of, zo hij in het Grieks schrijft, marathroeide, en bovendien een gele of honigkleurige bloem.'
Buphtalmum, de naam komt van Grieks boux: een os, en opthalmos: een oog, het grote hart lijkt op een ossenoog. Isidorus XVII 9.93: “Buphthalmum florem habet croceum oculo similem. Unde et a Graecis nomen accepit.’
Dodonaeus (b) ԗe hebben dit kruid de oude naam Buphthalmum, dat is koe-ooge of rundts-ooge, willen geven als de beste die we vonden en die allerbest er mee overeen komt. Dit kruid is vanwege zijn bloemen die groot en gemaakt zijn als een koe-ooghe, in het Grieks Buphthalmos genoemd en daarna in het Latijn Oculus Bovis, in het Hoogduits Rindsz-aug en Ku-aug, in het Nederduits runds-ooghe en koe-ooghe en vroeger bijns-ooghe of beins-ooge, (bijen oog) in het Frans oeil de beufծ Vandaar de Engelse naam ox-eye, de Duitse Ochsenauge en Rindsauge, de Franse oeil-de-boeuf en de Nederlandse osseoog, koeienoog of runderoog, koedille, Frans la buphthalme feuilles de saule, Engels willow leaved ox eye.
Dodonaeus ‘Dan meest alle nieuwe kruidbeschrijvers zijn verschillend van mening in het noemen van dit kruid want sommige geloven dat het een soort van zwart nieskruid of Helleborus is, sommige andere noemen het Consiligo, andere Sesamodes en een ander geeft het de naam Helleborastrum, dat is vals of bastaard nieskruid. Al is het ook zaak dat sommige dit kruid voor de Consiligo van de ouders nemen, nochtans zo hebben ze hunne redenen op een onzekere grond gevestigd gemerkt dat bij de oude schrijvers niet eigenlijk onderscheiden wordt bevonden wat de Consiligo voor een kruid is en welke gedaante dat het gehad mag hebben. Plinius schrijft dat het in zijn tijd in Italië gevonden is geweest van dat volk dat Marsi genoemd werd en een zeer krachtige baat was om alle gebreken van de longen en van de borst te genezen en vooral van de zeugen, varkens en allerhande vee als men dat maar alleen door het oor van de dieren stak mits daar een gat in te boren of branden zoals blijkt uit het 7de kapittel van zijn 26ste boek. Columella zegt ook in het vijfde kapittel van zijn zesde boek dat ze zeer overvloedig groeit op de gebergten van de Marsi en zeer nuttig en heilzaam is voor allerhande vee en weidende beesten en leert ons het middel hoe men die in de oren van de beesten steken en hoe dat men daar een gat in maken zal. Men zegt ook dat dit ons kruid dat we nu beschrijven en koeienoog of Buphthalmum noemen sommige ziekten en gebreken van de schapen en ander vee genezen kan als men die wortels door de oren van de beesten (als die eerst doorboord en er gaten in zijn) steekt, maar daaruit kan niet voldoende volgen dat het om die oorzaak de Consiligo van de ouders is, gemerkt dat het geenszins vreemd of nieuw is dat men verschillende kruiden van dezelfde of gelijke krachten vindt. Want de wortels van zwart nieskruid (Helleborus) kunnen hetzelfde ook doen zo Plinius betuigt in het 5de kapittel van zijn 25ste boek waar hij aldus schrijft: 'Dit zwart nieskruid geneest alle vochtigheid en slijmachtige gebreken en ziekten (in het Latijn pituitae) zowel van het groot als van het klein vee als men een struikje daarvan door de oren van de beesten trekt en er in laat steken tot de volgende dag toe wanneer men dat wederom uit moet trekken op hetzelfde uur dat men het daags tevoren daarin gestoken heeft.' Wat ook waar bevonden is door het onderzoek en ervaring van de landlieden van onze tijden die met de wortels van het gewoon zwart nieskruid vele ziekten en gebreken van hun beesten en vee plegen te genezen. Hetzelfde doen de wortels van wit nieskruid ook als Absyrtus en na hem Hierocles betuigen die nochtans de worteltjes van het wit nieskruid niet in de oren, maar in de huid van de borst plegen te steken. Op die manier leert Vegetius Renatus ook de Consiligo te gebruiken in het 11de kapittel van zijn 1ste boek van de gebreken van de paarden wanneer hij spreekt van het genezen van een gebrek of ziekte tussen vel en vlees die aan de paarden komen en van hem in het Latijn morbus subcutaneus genoemd is, hoewel hij in het 2de kapittel van zijn 3de boek spreekt van de ziekte die hij Malleus noemt die wortels ook in de oorlelletjes leert steken. Alle voor vermelde dingen tonen en wijzen opmerkelijk genoeg aan dat verschillende kruiden dikwijls gelijke krachten hebben en op dezelfde manier gebruikt worden en dat het insgelijks ook geenszins volgt dat ons Buphthalmum hetzelfde gewas is met de Consiligo van de ouder en om die oorzaak alleen en nergens elders om dan omdat het de gebreken van de beesten en het vee genezen kan zoals de Consiligo van de ouders deed. Dan is het zaak dat men uit de krachten en werkingen van de gedaante en geslachten van de kruiden iets mag oordelen of zekers voortbrengen dan zou de Consiligo geen ander kruid wezen dan het wit nieskruid of Veratrum album, want Vegetius gebruikt de Consiligo gans op zoծ manier als Absyrtus en Hierocles het Veratrum album of wit nieskruid plegen te gebruiken welke mening of opinie daarin ook bevestigd wordt dat Vegetius deze manier van genezen van de Grieken schijnt genomen en ontleend te hebben. En om deze oorzaak wordt de Consiligo van meest alle schrijvers voor geen ander gewas gehouden dan voor het wit nieskruid of Veratrum album. Wat indien het waar is dan moet dit ons Buphthalmum dat we nu beschrijven zeer ver van de Consiligo verschillend wezen want het heeft gans geen gelijkenis met het wit nieskruid dat ze de Consiligo zeggen te wezen.
Uit alle voorgaande oorzaken lijkt me dat geen van deze voor vermelde namen met dit kruid overeen komen, uitgezonderd alleen de naam Buphthalmum, dat is koeienoog met wiens beschrijving die van Dioscorides gedaan is dit kruid zeer net en ongetwijfeld goed in alles overeen komt en daarom houden we dat voor het echte en ware Buphthalmum of koeienoog van de ouders. Want zo Dioscorides schrijft dat Buphthalmum voortbrengt zachte en weke of dunne steeltjes en bladeren die van gedaante op de venkelbladeren lijken of zo hij in het Grieks schrijft, marathroeide, de bloem is honingkleurig of geel en groter dan de Anthemis of kamille zulks als gans is dit gewas dat we nu beschrijven wat van dunheid en menigvuldige snippels van bladeren op de gedaante van de venkelbladeren zo ogenschijnlijk uitdrukt dat geen ander gewas dat dunne en kleine bladeren heeft dat zo opmerkelijk doen kan als dit zodat zonder enige twijfel dit kruid voor het echte en ware Buphthalmum van de ouders te houden is.
Voorts zo wordt dit gewas ook Cachla of beter Caltha genoemd. Dan de Caltha is eigenlijk de Calendula of goudsbloem waarbij ons Buphthalmum van gedaante van bloem het aller dichtste schijnt te komen.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ԁangaande dat de herders en landlieden van onze tijden de wortels van dit kruid plegen te gebruiken om de gebreken van hun beesten te genezen door die door hun oor te steken en vooral als ze enige kwaal op de borst of enige slijmerigheid in het gans lijf en eigenlijk tussen vel en vlees hebben is door ervaring voldoende bekend en hoeft met geen woorden anders dan door verzekering bevestigd te wezen. Maar waardoor dat gebeurt staat ons noch te onderzoeken. Dioscorides schrijft dat de bloemen van Buphthalmum of echt koeienoog met een was gemengd en klein gestoten alle koude en waterachtige gezwellen en hardheden week maken en oplossen kunnen. Hij schrijft ook dat sommige geloven dat de bloemen van dit kruid met enige drank vermengd en terstond nadat men in het bad geweest is te drinken gegeven de geelzuchtige mensen een goede kleur voor enige tijd lang laat krijgen. Dan deze twee krachten schijnen uit het kapittel van het Chrysanthemum geschreven en hier gebracht en ingevoegd te wezen van diegene die het Chrysanthemum en dit Buphthalmum van elkaar niet wisten of niet wilden onderscheidenծ
Planten.
Ze zijn goed te combineren met andere zomerbloeiers als lage blauwe Asters, lage Campanula, Eryngium en Salvia. Groeit overal maar houdt van een zonnige standplaats. De bloei duurt langer al je de oude bloemen weghaalt.
Vermeerderen door scheuren in april, stekken is ook mogelijk. Zaaien bij 20 graden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl