Cordia

Over Cordia

Knoflookboom, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.


Uit www.zimbabweflowers.co.zw

Cordia is genoemd naar vader Enricus Cordus, 1486-1535 en zijn zoon Valerius Cordus, 1515 tot 1544, Duitse botanisten.

Een groot geslacht van bomen of struiken maar meestal zijn het kruiden.

Ze groeien met 300 soorten in warme landen.

Bladen staan meestal afwisselend en zijn gesteeld en ruig.

Bloemen staan in dichte hoofden, groepen of schorpioenachtige clusters en zijn wit of oranje.

Boraginaceae, ruwbladige, Cordia klasse.

=Cordia africana Lam. (uit Afrika) Is een loofboom uit Tropisch Afrika.

Een snel groeiende bladverliezende boom, 25m.

De stam vertakt zich meestal een paar meter boven de grond, vormt een brede kroon.

Bast is grauw tot donkerbruin.

De twijgen zijn meestal wat behaard, vooral de jonge.

Bladeren staan afwisselend aan 2-10cm lange bladstelen, leerachtig, ovaal tot breed ovaal, 6-21cm lang en 4-16cm breed, spits toelopend, onderkant bruinachtig behaard.

Bloemen staan in brede schermen, bloemkelk is 7–9mm lang en aan de opening 4–7mm breed, wit.

De steenvrucht is 12-8mm, geelachtig tot donkerbruin, eivormig, vruchtvlees is eetbaar.

Uit Tropisch Afrika, Jemen en Arabisch schiereiland.

Levert waardevol hout dat vrij goed tegen termieten en rot bestand is, meubels, waterwerken. Schaduwboom.

De eerste beschrijving is van Jean-Baptiste de Lamarck in 1792. lange tijd was nog het synoniem Cordia abyssinica R. Br. in gebruik.

Uit www.discoverlife.org

Cordia alliodora Oken (naar ui geurend, de geur van hout en bast) wordt tot 30 m hoog.

Heeft een cilindervormige kroon met etages van horizontale takken.

De bast van jonge bomen is groenachtig bruin en wordt bij het ouder worden van de boom lichtgrijs of bruin en is licht gegroefd bij een volwassen boom.

Bloeit met witte bloemen in 10-30cm brede pluimen.

Wordt vaak gebruikt als schaduwboom in koffieplantages en voor constructie en timmerhout. Het hout is makkelijk te bewerken en wordt zowel buitenshuis als binnenshuis gebruikt voor algemeen timmerwerk, meubels, spoorwegen, bruggen, fineer, boten en is zeer goed geschikt voor de productie van papier.

Naam, etymologie.

Knoflookboom, Duits Dominika-Rosenholz, Engels Ecuador laurel, cypre, salmwood en Spanish elm, Frans le bois de rose, bois de Chypre, Cypre arbol de ajo, Spaans ajo ajo, alatrique, canalete, cap, laurel blanco en laurel negro, bocota is een Spaanse naam die voor verschillende soorten van dit geslacht gebruikt wordt.

Uit Krauss, www.BioLib.de

=Cordia myxa, L. (Myxa; lijmachtig, de vrucht) Ronde en toegespitste gaafrandige bladeren

Kleine, witte en geurende bloemen.

Grote bladeren van 15-20cm lang.

Wordt een 6-20m groot.

Groeit in Egypte tot aan zuidoost Azi en de Maleise archipel. Was al in het Midden Rijk, 4000 jaar geleden, bekend. Is beschreven in 1640.

(Dodonaeus) 'Deze boom groeit veel en overvloedig in Syrië en in Egypte en was in Italië hier vroeger heel vreemd, maar tegenwoordig is het daar in de hoven algemeen genoeg en is in tijden van Plinius er eerst gebracht geweest zoals hij betuigt in het 28ste kapittel van zijn 15de boek waar hij zegt; 'Nu beginnen de Myxae, dat is sebesten, binnen Rome te groeien, te weten die op Sorbus bomen geënt zijn.

Naam, etymologie.

(141, Dodonaeus) (a) ‘Deze vrucht of bes is hier te lande van de apothekers en van de gewone man met de Arabische naam sebesten genoemd, in het Grieks Myxon en Myxarion en anders heeft hetgeen bij de Latijnen. Dan de boom zelf is van Plinius Myxa genoemd geweest. Men zou mogen vermoeden dat dit de boom is die Matron Parodus bij Atheneus Amamyxis noemde, dan dat is moeilijk om te verzekeren gemerkt dat in sommige boeken Amamaxis geschreven staat.

In Italië heet dit gewas sebesteno en de vruchten sebesten, in het Latijn ook Sebestae die daar van Egypte droog gebracht worden net zoals hier te lande. Ook wordt er een soort van vogellijm van gemaakt en naar dit slijmerig of snotterig vlees heten ze Myxaria en Myxa Aeginetae en Sebesten officinarum, zegt Lobel.’

De vruchten werden in de middeleeuwen Jujabae nigrae, Myxae en Sebestens genoemd.

De boom draagt een eivormige en oranjerode eetbare vrucht die gedroogd zwart zijn. Ze worden in Engels sebestenae, Assyrian plum of sebestens plum genoemd. Ook myxae, jujube nigrae of jujuben. Franse mapou rouge en sebestier.

(b) De zaden kwamen gedroogd wel naar Europa en werden gebruikt bij hoesten en heesheid en werden bekend als zwarte borstbessen, in het Duits schwarze Brustbeeren, Sebestenpflaumen en Myxabaum.

(c) Uit het hout, rozenhout, zouden mummiekisten van de oude Egyptenaren gemaakt zijn. Ook andere soorten uit dit geslacht leveren dit rozenhout. Cyprushout of rhodoshout. Het hout is een van de beste om vuur door wrijving te maken. Franse bois de cypre. Lignum rhodium was eerst de naam voor Convolvulus scoparius en later voor Cordia.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘De sebesten zijn zeer dik en klevend of taai van stof en daarom geven ze het lichaam meer voedsel dan sommige andere vruchten, maar daarmee doen ze het lijf dat kwade, te weten dat ze het ingewand en de enge doorgangen of tere adertjes van het ganse lichaam gemakkelijk verstoppen en er enige opblazingen en winden laten verzamelen.

Het vlees of binnenste merg van de sebesten tien drachmen of anderhalf ons zwaar tegelijk ingenomen maakt de buik week.

Het taai klevend vlees van deze vruchten is ook goed om er lijm van te maken.

De vruchten van dit gewas worden de pruimen in alles van krachten gelijk te zijn en zijn voor alle mensen geschikt en nuttig en zeer goed gebruikt in de hete koortsen en vooral als de buik verstopt is, want sommige zeggen dat ze in koude en hitte middelmatig gesteld zijn, dan hun vlees of merg wordt om alle hete galachtige vochtigheden af te jagen net zo goed gehouden als Cassia. Ze zijn ook zeer bekwaam om de wormen te doden, de brand en snijding van de plas te verzoeten, te weten als men veertig van deze vruchten in vet vleessap kookt en in het begin van de maaltijd eet en dan zijn ze goed tot de blaas en nieren die verhit zijn en tegen de druppelplas. Die 's avonds gegeten benemen de snottering van het hoofd.’

De vruchten, die de boom in zulke grote hoeveelheden draagt dat de takken ervan doorbuigen, lijken op kleine krieken en zijn lichtrood, zeer glad, glimmend en week. Ze zijn gevuld met een slijmerige stof dat gebruikt wordt voor het plakken van zakken, papieren bloemen en kransen voor een bruiloft, vliegers.

Lotus.

Dit zou de lotus zijn zoals aangegeven werd door Herodotus, 4.77. Skylax in Periplous 10, kenden de lotuseters als een volk dat in W. Libi leefde. Hun hoofdvoedsel was een smakelijke, voedzame en zoete kleverige vrucht die net als druiven in trossen groeit en die eens, na geperst te zijn en gemengd met graan (Plinius 13.32, Theophrastus 4.3.1) het voedsel was voor een leger dat tegen Carthago optrok.

Cordia is later verward met Zizyphus lotus, van de laatste wordt een wrange cider gemaakt. Bovendien heeft die een harde pit in plaats van kleine pitjes.

(Dodonaeus) ‘Daar groeit ook een lotusboom in Afrika en die verschilt van de Italiaanse (zie Celtis) enigszins aangaande zijn vruchten, als Plinius duidelijke genoeg aantoont in het 17de kapittel van zijn 13de boek en zegt: ‘Afrika, te weten aan die kant daar ze het dichtst bij ons is, brengt een mooie Lotos boom voort die ze Celtis of Celtin noemen en die in Italië vandaar ook gebracht is algemeen genoeg geworden is, doch enigszins veranderd is door de verscheidenheid van de aarde. Van grootte is hij de perenboom gelijk al is het zo dan Nepos zegt dat hij een korte of lage boom is. De bladeren zijn vaker gekerfd en dieper doorsneden anders zouden ze de bladeren van Ilex gelijk schijnen te wezen. Men vindt er ettelijke verschillende soorten van deze boom die toch meest alle aangaande hun vruchten van elkaar verschillen, want ze hebben vruchten zo groot als een Faba (of als onze erwt) die van kleur op saffraan lijken, doch sommige zijn anders en anders gekleurd, te weten eer ze rijp zijn net zoals in de wijnbessen ook gebeurt. En deze vruchten groeien heel dicht bijeen aan de takken net zoals de vruchten van Myrtus en niet zoals krieken, immers zo ze in Italië plegen te groeien. Van smaak zijn ze daar zo aangenaam en zoet dat het land daar ze groeien en de inwoners ervan naar deze boom Lotus genoemd worden, te weten Lotophagorum terra, dat is het landschap van diegene die de vruchten van de boom Lotus eten omdat diegene die daar uit vreemde landen komen en door de zoetheid van deze vruchten gelokt en verlekkerd zijn hun vaderland vergeten en van dat land niet scheiden willen en ook niet kunnen. Men zegt dat diegene die deze vrucht eten geen ziekten of gebreken in de buik of darmen voelen. Ze is het best als men de binnenste kern er uitneemt welke kern in een apart geslacht van deze boom hard en beenachtig is. Daaruit wordt ook een sap of wijn geduwd die op honigwijn lijkt die niet meer dan tien dagen lang goed blijven kan, zoals dezelfde Nepos betuigt die ook zegt dat deze bessen gestoten of gestampt en met Alica of gort vermengt in kuipen of tonnen verzameld, opgesloten en voor spijs bewaard wordt. Zelfs men weet dat met deze vrucht gehele legers gevoed zijn geweest die door Afrika heen en weer trokken. Het hout van deze boom is zwart en wordt gezocht om er pijpen of fluiten van te maken. Van de wortel maakt men hechten van messen en meer andere fraaie kleine werken. Zo'n aard en gebruik heeft deze boom in Afrika. ‘ Dit zijn de woorden van Plinius die op die plaats ook schrijft dat de beste en meest geachte Lotusboom omtrent de Syrtes en in het land van de Nasamones groeit. Maar dezelfde in het 7de kapittel van zijn 5de boek zegt dat er een eiland is niet ver van de kleine Syrtis, Menynx genoemd, wat naar de menigte van deze bomen die daar groeien Lotophagitis genoemd wordt.

Dan Strabo in het 17de boek verzekert dat niet alleen dit voor vermelde eiland Menynx, maar ook de kleine Syrtis zelf Lotophagitis heet: ‘In het begin, zegt hij, van Syrtis ligt een langwerpig eiland dat Cercinna genoemd wordt en een ander kleiner dat Cercinninitis heet en daaraan paalt de kleine Syrtis die Lotophagitis Syrtis genoemd wordt. Deze inham is in het omgaan omtrent de duizend en zeshonderd stadin breed, dan de ingang of de mond ervan is breed omtrent de zeshonderd stadiën van welke stadiën acht in een Italiaanse mijl van duizend schreden of dubbele treden gaan. Aan het hoofd of uitstekende bergen die aan beide zijden van deze inham of kolk zeewaarts strekken liggen twee eilanden bij het vaste land, te weten Cercinna en Menynx die beide van grootte gelijk zijn. De Menynx is het landschap van de lotuseters of Lotophagi, zoals sommige menen, daar Homerus van vermaant en tot teken van deze waarheid vindt men daar het altaar van Odysseus en de zoete vrucht die men noch Lotos noemt, want daar groeit een grote menigte van de boom Lotos die zeer uitnemende goede vruchten draagt.’ Dit schrijft Strabo aangaande deze boom.

Theophrastus in zijn 4de boek beschrijft die boom ook en zegt dat er vele soorten van zijn die van elkaar in de gedaante van de vrucht alleen verschillen en die vrucht is zo groot als een Faba (niet als onze boon, maar als onze erwt zoals we elders uitvoeriger aangetoond hebben) en eer ze rijp is haar kleur verandert zoals de wijndruiven en dat deze vrucht in het landschap van de Lotophagi veel gegeten wordt en aangenaam van smaak en zoet is, gezond in het eten en de buik totaal geen hinder doet en hij zegt ook dat deze vrucht daar zoeter en beter is als de kern er uit genomen is en dat er ook wijn uitgeduwd wordt.

De Lotus boom blijft zeer lang, ja tot in de eeuwigheid leven, zoals dezelfde Theophrastus betuigt wat ook blijken kan uit de woorden van Plinius in het 44ste kapittel van zijn 16de boek die daar zegt dat op de plaats of plein van de kerk van Lucina te Rome een Lotus boom in zijn tijden noch stond die bij de vierhonderd en vijftig jaren gestaan had dat men wel wist zonder nochtans te weten wanneer hij er gezet of gezaaid was want dat hij ouder was dan die kerk van Lucina blijkt daaruit dat die kerk daarnaar zijn naam Lucina luco gekregen heeft. Nochtans is er een andere Lotus boom te Romen, zegt dezelfde Plinius, die noch veel ouder is (doch nochtans men weet niet goed hoeveel) die Lotus capillata heet omdat de heidense geestelijke maagden, Vestales genoemd, hun haar dat ze afsneden daar plegen te brengen. Maar er stond noch een anderen boom in Vulcanal (dat Romulus gesticht heeft) die zo oud als de stad Rome in Plinius tijd was, zo Massurius bij dezelfde Plinius betuigt, dat is bij de negen honderd jaren.

Matthiola; ‘Deze boom groeit in grote menigte in het eiland Pharis en van de vrucht hebben zich de inwoners van diezelfde oorden gevoed en zijn vandaar Lothophagi genoemd geworden. Niet minder groeit het op het land als namelijk in Afrika, dan men leest dat het leger van Opheli toen het wilde naar Carthago trekken zich van deze vrucht, in mangel andere spijs, opgehouden heeft, zulke menigte van deze boom is aan diezelfde oorden.’

Naam.

Deze boom noemen wij Lotusboom naar de Griekse naam Lotos, dat is in het Latijn Lotus en, zo Plinius hem in het Latijn noemt, Celtis of immers zo hij in Afrika in de tijd van dezelfde Plinius heette. De Italianen noemen hem perlaro en die van Trente bagolaro. Dan behalve deze Lotus die een boom is worden er noch ettelijke andere soorten van gewas Lotus genoemd die geen bomen, maar driebladige kruiden. In Egypte is er ook noch een Lotos dat een watergewas is en heeft een steel als een Faba of boon van Egypte, (Nymphaea) zo Theophrastus betuigt, en ook diergelijke vruchten want die vrucht groeit in een knobbel of hoofd tezamen verzameld net zoals de Egyptische bonen. De bloem is de witte lelie van smalheid van bladeren gelijk. De wortel van deze Lotus, Corsion genoemd, is rond en zo groot als een kweeappel en met een zwarte schors bedekt zoals de kastanjeschil en het binnenste ervan is wit en gekookt of gebraden mag het voor een goede en aangename spijs strekken. Men eet het ook wel rauw of niet gekookt, dan gekookt of gebraden is het beste en aangenamer om te eten.

Homerus.

De vergeetachtigheid die in Homerus verhalen veroorzaakt werd, wordt soms verklaard als door de kracht van de drank. Maar het eten van de lotus is niet hetzelfde als het drinken van de lotus.

Wanneer in oude mythische tijden een koning van een appel proefde die aangeboden werd door een mooie koningin kwam dit neer op het aanvaarden van de dood door haar toedoen (zie Malus) Daarom zal de behoedzame Odysseus, die heel goed wist dat de schimmen van koningen en krijgers in de onderwereld wegkwijnden vanwege een appel, geweigerd hebben te proeven van de lotus.

Uit davesgarden.com

Cordia obliqua, Willd. (scheef) kendal is een vrij lage boom uit de laagland moessonbossen van India tot Australië en Polynesië.

Gebruik.

Het weinig duurzame, witte en zachte, doch wel taaie hout wordt wel voor prauwen en gereedschapsstelen gebruikt.

De bast vindt toepassing tegen de rodeloop en koorts. Clammy cherry.

Uit A. Ypey, www.BioLib.de

=Cordia sebestena L. (sebesten-achtig) is een tot 10m hoge boom.

Bladeren zijn afwisselend geplaatst, eivormig of breed-elliptisch tot hartvormig, tot 20 cm lang, stijf en ruw.

Oranjerode bloemen zijn bijna het hele jaar aanwezig, groeien in eindstandige, schermvormige pluimen, 2,5cm groot.

Vruchten zijn eivormige, witachtige, tot 3cm grote steenvruchten met een grote, harde pit en een dun laagje zoet en slijmerig vruchtvlees.

Uit Caribisch gebied, Venezuela en Florida.

Sebestenboom, Engels geiger tree.

Uit commons.wikimedia.org

Cordia subcordata, Lam. (bijna rond)

De kou is een 8–10 m hoge, groenblijvende boom met een brede, dichte kroon en een tot 60 cm dikke stam.

De bladeren zijn afwisselend geplaatst, eivormig tot elliptisch met stompe uiteinden, lichtgroen en glanzend aan de bovenzijde en dof aan de onderzijde, 8–20 x 5–16 cm groot.

Draagt het hele jaar door bloemen in kleine trossen aan de uiteinden van de takken en in de bladoksels, een groene kelk en een lichtoranje bloemkroon van 2,5–4 cm breed.

De vruchten zijn bol- tot eivormig, 2-3 cm groot en bruin, hard en houtig als ze rijp zijn. Vaak groeien aan een boom tegelijkertijd rijpe en onrijpe vruchten. Elke vrucht bevat tot vier witte, smalle, 1–13 cm lange zaden met een eetbare kern. De vruchten blijven drijven, waardoor ze via de oceaan overal worden verspreid.

De salimoeli, is een meestal kromme boom uit de strandbossen van oost Afrika tot Polynesië.

Kou in Hawaï, tou in Polynesië, tou tree van Tahiti.

Gebruik.

De boom is vooral bekend geworden om zijn bijzonder fraai gevlamde donkerbruine en duurzame kernhout. Dit is echter slechts in kleine afmetingen te verkrijgen, zacht en niet lang houdbaar. Het wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de vervaardiging van meubels, luxe draaiwerk en muziekinstrumenten, kopjes, schotels.

Planten.

Vermeerderen door zaad of stek van stevig hout.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl