Pachysandra
Over Pachysandra
Dikkemanskruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Een geslacht van meerjarige kruiden of halfheesters, 20-45cm.
Ze zijn van waarde als grondbedekkers op schaduwrijke plaatsen vanwege de meer of mindere altijdgroene bladeren.
Bladeren staan afwisselend aan opgaande stengels, soms liggend vanuit een kruipende wortelstok en meestal wat getand. Altijdgroen of bladverliezend en 3nervig, gaafrandig en aan de top getand en staan aan de top van de twijgen dicht bijeen.
Bloemen zijn klein en wit, iets geurend in eindstandige en armbloemige trossen, opstaand. 4 bloemdekbladeren en 4 meeldraden. Vrouwelijke bloemen met klein 3hokkig vruchtbeginsel en 3 stijlen.
5-5 soorten komen hiervan voor in Oost Azië en het zuidoosten van Amerika.
Pachysandra is een sappige plant die je niet als familie van de buks aanziet. Zijn enigste overeenkomst is het groenblijvende karakter. Het lijkt op een vaste plant, een kruidachtige, maar de groene en vlezige stengels verhouten zich op den duur zodat we van een halfheester kunnen spreken.
Zijn wat giftig net als Buxus. Buxaceae, palmboompjesfamilie.
Uit botanical register.
=Pachysandra procumbens, Michx. (neerliggend) Dikke en kort gesteelde bladeren zijn omgekeerd eivormige en fijn behaard, wat getand tot gaafrandig en dof groen.
Dit is een half wintergroen plantje, stengels liggend tot opstijgend en 10-30cm lang, weinig of niet vertakt en wat behaard.
Witte en welriekende bloemen met een roze weerschijn staan in okselstandige, aarvormige trosjes in maart/april. Die bloemen liggen vrijwel op de grond als kleine kaarsjes en steken mooi af tegen het bladtapijt, hoewel dit tapijt niet zo dik is als dat van zijn Japanse broeder.
Uit Virginie tot Florida en Louisiana, wordt 10-25cm hoog.
Deze Amerikaanse plant, is beschreven in 1800.
Naam, etymologie.
Pachysandra komt van Grieks pachys: dik, en andros: man, wat een dikke man betekent. Mogelijk naar de dikke mannelijke meeldraden, Engelse thick stamen, Duits Dickmnnchen, Dickanthere. Dikkemanskruid.
Alleghany mountain spurge of American thick stamen, Duits Ysander.
Pachysandra terminalis, Sieb. & Zucc. (eindelings) Bladeren zijn 4-8cm lang en zeer kort gesteeld, glanzend donkergroen en van onderen licht groen, aan de bladvoet meestal 3nervig en verschillend van vorm, meestal omgekeerd eivormig, ook spatelvormig, de top, indien afgerond is grof getand, ook min of meer stomp toelopend en dan gaafrandig of zwak getand.
Jonge twijgen zijn wit.
Talrijke witte en geurende bloempjes staan in 3-6cm lange aren op het eind van de twijgen in april/mei.
De wit/groene vrucht is eivormig en 3hoornig.
Dit is een mooie schaduwplant, mooi in combinatie met varens. Het gewas omzoomd de bomen met een wintergroen kleed.
Groeit het liefst in de schaduw.
Groenblijvende plant met onderaards groeiende stengels.
Komt uit Japan, is daar een lage bodembedekker in rotsachtige gebieden. Het plantje zou in 1882 ingevoerd zijn terwijl de bonte ‘Variegata’ in 1859 door von Siebold naar Nederland was gestuurd, wordt 15-25cm hoog.
‘Green Carpe,’ groeit wat langzamer en vormt een dicht groen carpet, is in het geheel wat kleiner en de twijgen zijn stijver.
‘Variegata,’, met witbont blad, is zeldzaam.
Japanese spurge. Japanischer Ysander.
Planten.
Klein en nederig, zich verschuilend in de schaduw en met zijn wortels kruipend onder de grond komt het plantje wat geniepig over. Dit is bedrieglijk, eenvoud en bescheidenheid is zijn leus. Het plantje groeit zelfs onder hoge majestueuze bomen in de droogste gronden.
Bovengronds staat het blad waaiervormig op het eind van een kale stengel en blijft er enige jaren aan. Elk jaar komen er meer bij zodat dit op den duur een krans van bladeren geeft, elk met een kaal stengelgedeelte ertussen.
Dit gedeelte wordt afgesloten met een groenwit en eindstandig trosje in maart/april, goed voor bijen, dat later gevolgd wordt door een witte bes.
Snoeien van het topje in het voorjaar maakt de mat dichter.
Houdt van een niet te kalkrijke en vochtige bodem.
De plant kan heel gemakkelijk gescheurd worden. Ook is zomerstek mogelijk Neem een topstek in juni met verschillende bladeren, verwijder het onderste blad. Planten 3 bij elkaar in een potje in stekgrond, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, (dat is gezeefde potgrond zonder mest) plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. Het meeste stek moet in de winter vorstvrij worden gehouden. In buiten brengen na de ijsheiligen, half mei.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl