Magnolia

Over Magnolia

Beverboom, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt

Deze groep omvat een 210 soorten die in noord en centraal Amerika, Himalaya ‘s en oost Azië voor komen.

Het zijn houtachtige planten die gekweekt worden om hun opvallende witte, roze of purperen bloemen, ook vanwege het mooie blad.

Magnolia ‘s zijn bladverliezende of wintergroene bomen of struiken met tamelijk stevige takken. Bladen staan afwisselend en zijn gaaf.

Bloemen eindstandig en alleenstaand, groot en tweeslachtig. Bloemknoppen en jong blad zijn gevoelig voor nachtvorsten.

Sommigen kunnen meer dan 20m worden zoals Magnolia grandiflora die in Amerika wel 60m. haalt, anderen maar een meter hoogte.

De magnolia verschijnt in sterk contrasterende vormen, er is een Japanner die verschijnt als een Italiaanse populier, een vrijwel fastigiata vorm. Aan de andere kant is er in Amerika de zo genoemde umbrella-tree, Magnolia grandiflora, (grote bloemen) die de naam niet alleen heeft vanwege de vorm, maar schaduw verschaft door zijn geweldige bedekking van bladeren.

Sommige zijn als bosbomen zo hoog en anderen niet meer bosjes, weer anderen met onaanzienlijke groene bloemen. Toch is de hoofdkracht van de magnolier, zoals de Fransen zeggen, de zoete zware en geurige wasbloem. Die, als de bloem vol groeit, de boom of struik als een berg van maagdelijke witheid bedekt. Symbool voor natuurlijke liefde, waardigheid.

Magnoliaceae.

Uit Redoute bij Bonpland.

Deze soorten bezitten vrijwel allemaal grotere bloemen en grotere bladeren dan enig andere boomgroep. Ze dragen de grootste bloemen van alle houtige gewassen van de gematigde zone. Ze worden bevrucht door tussenkomst van een kever. De opvallend grote en symmetrische bloemen zijn meestal verborgen in grote huidachtige bijbladen die de eindknop en zeer grote bloemknoppen omhullen. Tegen een blauwe hemel lijken de bloemen als die van een lotus. Hoewel ze primitief zijn hebben ze een waardigheid die je zelden ziet bij planten. Ze zijn de ware aristocraten van de tuinen.

Dit was een van de eerste loofbomen die ongeveer 80 000 000 jaar geleden ontstaan zijn. De overgang van coniferen naar loofbomen kun je nog zien in de kegelvormige en schubbige vrucht.

Sommigen bloeien voor het uitkomen van de bladen en anderen gelijk of erna. De N. Amerikaanse soorten bloeien in de zomer en de O. Aziatische soorten bloeien voor of met de komst van de bladeren. In onze tuinen zien we dus meestal de O. Aziatische soorten.

Groenblijvende vormen zijn over het algemeen vorstgevoelig.

De eerst gecultiveerde was M. virginiana die al in de 17de eeuw in Europa werd ingevoerd.

Magnolia subgenus Magnolia.

Bloemen komen na de bladontwikkeling en bloemknoppen hebben meestal 1 knopschub. Vruchtstand symmetrisch.

1 . =Magnolia macrophylla, Michx. (groot bladig) Bladeren zijn meestal tot 45 cm lang en 18cm breed, soms wel tot 70cm lang, van boven frisgroen en onderkant licht blauw/groen en behaard, elliptisch of ovaal met toegespitste top.

Bloemen zijn bekervormig en wit, kroonbladen zijn gewoonlijk tot 20cm in doorsnede met een onaangename geur, omgekeerd eivormig en aan de binnenkant met bruin/rode vlekken in juli.

Een hoge struik of kleine boom die al spoedig vertakt en zo een brede kroon vormt.

Komt uit O. N. Amerika, Mexico, en wordt 10-15m hoog. Is beschreven in 1800.

Er zijn 3 subspecies; de laatste wordt wel als apart soort beschouwd; Magnolia macrophylla subsp. macrophylla. Bigleaf Magnolia uit Z.O. N. Amerika, boom van 20 m.; bladeren 50-90cm lang, vrucht 4-10cm lang met meer dan 50zaden. Magnolia macrophylla subsp. ashei (Wetherby) Spongberg. (Amerikaanse botanist William Willard Ashe) Ashe Magnolia uit N.W Florida, struik of kleine boom van 12m, bladeren 25-60cm lang, vrucht 4-5cm lang met minder dan 50 zaden. Magnolia macrophylla subsp. dealbata (Zuccarini) J. D. Tobe.(wit bestoven) Mexican Bigleaf Magnolia, uit Mexico, boom van 20m, bladeren 30-60cm lang, vrucht 8-15cm lang met meer dan 70 zaden.

Naam.

Grootbladige magnolia, great leaved Magnolia, bigleaf magnolia of large leaved cucumber tree.

2. Uit W. Hooker.

Magnolia fraseri, Walt. (Schotse botanist John Fraser, 1750–1811) die veel in de Appalachian Mountains verzamelde) Bladeren zijn 20-35cm lang en soms langer, donkergroen en van onder blauw/groen met afstekende middennerf en aan de voet hartvormig geoord, vandaar de oude naam M. auriculata. (geoord)

Bloeit eind mei/juni met witte bloemen.

Komt uit Z. O. N. Amerika en wordt 10-15m. Is beschreven in 1786.

Er zijn 2 var.; Magnolia fraseri var. fraseri. Appalachian Mountains, Magnolia fraseri var. pyramidata (Bartram) Pampanini. (piramideachtig) uit de Coastal Plain.

Naam.

Berg magnolia, Ear leaved umbrella tree, Fraser magnolia, mountain magnolia, Indian physic, long leaved cucumber tree.

4. Uit J. Saint-Hilaire.

Magnolia tripetala, L. (drie bloembladen) (Magnolia umbrella) (schermvormend) Bladeren zijn 30-40cm lang en 15-20cm breed licht of geel/groen en van onder grijs/groen met licht gekleurde middennerf.

Eindstandige bloemen met een aangename geur, kelkbladen zijn teruggeslagen en groen, de kroonbladen zijn 10-12cm in doorsnede en crème/ wit, wasachtig en meer opstaand.

Jonge exemplaren lijken veel op obovata, later staan de takken meer af en schermvormig, vandaar de naam umbrella tree.

Komt uit N. O. Amerika en wordt 10-12m hoog.

Paraplu magnolia, Umbrella magnolia.

5. uit J. Saint-Hilaire.

Magnolia x thompsoniana, Sarg. (Engelse kweker James Thompson) = kruising tussen tripetala x virginiaca. Is beschreven in 1808.

De bladvorm lijkt op tripetala, zijn 20-25cm lang en 8-10cm breed en glanzend groen, van onder blauw berijpt.

Bloeit in juni met licht gele bloemen van 10-12cm doorsnede de kroon en bloembladen gewoonlijk teruggebogen of opstaand.

6. Uit flickriver.com

=Magnolia obovata, Thunb. (omgekeerd eirond) (Magnolia hypoleuca) (van onderen wit) Knoppen zijn kaal.

Bladsteel is soms wel 5cm lang en bij de bladvoet breed uitlopend.

Bladeren zijn zeer groot en soms wel 40-45cm en glanzend fris gekleurd, van onderen lichter en behaard, ovaal.

Jonge twijgen zijn glanzend olijf/groen met duidelijk zichtbare lenticellen.

Vlak na het blad komen rond begin juni de zeer grote bloemen die zo sterk ruiken dat ze niet in een vaas geplaatst moeten worden omdat de meloenachtige geur te hinderlijk is. Bloemen zijn 12-14cm in doorsnede, kelkbladen zijn karmijnrood met teruggeslagen crème/witte kroonbladen, meeldraden zijn aan de basis purper/rood.

Een van de mooiste soorten die bij ons als kleine boom van 6-8m voorkomt met een gladde en grijze stam en losse, brede kroon. De stam is gevoelig voor zonnebrand zodat de kroon goed ontwikkeld moet zijn.

Komt uit Japan en wordt 20-30m hoog. Is beschreven in 1790.

Grootbladige magnolia, Japanese bigleaf magnolia.

Uit; http://www.nutragreenbio.com/product/magnolia-bark-houpu-extract-magnolol-honokiol

Magnolia officinalis Rehder & Wilson. (geneeskrachtig) Boom met grote ovale bladeren van 2-40cm lang en 11-20cm breed.

Wordt 5m, in China 20m hoog.

Dikke bruine bast

Winterhard.

Geurende crème bloemen van 10-15cm met 9-12 bloembladeren in mei-juni.

Var. officinalis en var. biloba.

Verschilt weinig van Magnolia obovata, alleen in de vrucht waar die van officinalis een rode basis heeft, wordt wel gezien als een subspecie van Magnolia obovata.

De aromatische bast wordt er wel van afgestript in die Chinese medicijnen gebruikelijk is en bekend als hou po. Houpo Magnolia.

9. uit macgardens.org

Magnolia x wieseneri Carrire (Oostenrijkse professor in de botanie, Julius Ritter von Weisner, 1838-1916) (Magnolia watsonii, Hook. (sieboldii x hypoleuca) (Joseph Hooker, directeur van de Royal Botanic Gardens, zag deze magnolia op een tentoonstelling in Parijs, hij beschreef het en gaf er een afbeelding van in Curtis’s Botanical Magazine en noemde het Magnolia watsonii ter eren van William Watson, de assistent curator die zo behulpzaam was bij de Botanical Magazine. Bladeren zijn 12-20cm lang en 6-9cm breed, van boven donkergroen en onder blauw/groen en behaard, ovaal of omgekeerd eivormig.

Bloeit gelijk met of even na de bladontwikkeling met schotelvormige, 11-14cm doorsnede, crème/witte bloemen die aan de buitenkant wat roze getint zijn. Bloemen zijn in knop vrijwel rond en openen zich geleidelijk, de bloembladen zijn naar binnen gebogen, meeldraden zijn karmijnrood.

Is een zeer mooie struik of kleine boom met sterk afstaande takken.

Komt waarschijnlijk uit China en Korea en wordt 6-8m hoog. Is beschreven in 1891.

10. uit Curtis botanical magazine.

Magnolia sieboldii, K Koch. (Duitse Philipp Franz von Siebold, 1796–1866, arts te Deshima, onderzoeker van Japanse flora en fauna).( Magnolia parviflora (kleine bloemen) Bladeren zijn 10-15cm lang en 8-10cm breed, heldergroen en aan de onderkant grijs/groen, omgekeerd eivormig.

Bloemen zijn 7-10cm in doorsnede en schotelvormig, crème/wit waartegen de rode meeldraden zeer mooi afsteken.

Het is de kleinbloemige magnolia die uit Korea en Japan stamt en tot 10m komt maar groeit bij ons niet zo sterk en meer geschikt voor de kleine tuinen, meer een brede struik. Is beschreven in 1888.

Er zijn 3 subspecies; Magnolia sieboldii subsp. japonica. Japan, lage struik, bloemen met 6 bloembladen en groen-witte meeldraden. Magnolia sieboldii subsp. sieboldii. Japan, Korea, O. China, boom of grote struik, bloemen met 9-12 bloembladen en roodachtig purperen meeldraden, bladeren smaller, meestal niet groter dan 16cm. Magnolia sieboldii subsp. sinensis. Z.W. China (Sichuan); bloemen als subspecie sieboldii; grotere bladeren, meest tot 22cm.

Siebolds magnolia, Oyama Magnolia, in Chinees Mongnan, nationale bloem van N. Korea. Een van de hardste vormen, groeit zelfs in Finland.

11. Uit D. Ehret.

=Magnolia virginiana, L. (uit Virginia) Het blad is helder groen, 12-30cm lang en 7-12 cm breed en aan sterk groeiende scheuten soms nog langer, van onder grijs/groen, breed eivormig met een spitse top.

Heeft groengele bloemen die niet zo opvallen in juni/juli. De bloemen komen laat in het voorjaar, eind mei/juni/juli, na het uitkomen van het blad. Ze zijn ongeveer 5-8cm lang, groengeel en daarom weinig opvallend. Ze worden gevolgd door 8cm grote ‘komkommers’.

Toch zou deze boom in gebruik kunnen komen als laanboom. Het is een opgaande boom met spreidende takken en kan een geweldige omvang halen. Groeit op tot een statige boom die in zijn thuisland, de loofwouden van oostelijk Noord-Amerika, tot 25m hoog wordt.

Komt uit O.N. Amerika en wordt 20-30m hoog. Is beschreven in 1736.

Het is een in ons klimaat winterharde boom die vrij van ziektes is. In Duitsland, in de Forstbotanischen Garten in Hannover Munden, staat er een van 20m van een 100 jaar oud met een stamomvang op borsthoogte van 1.9m en een kroondoorsnede van 17m.

Groeit op wat meer zure gronden. De moerasmagnolia, sweet swamp geeft middelgrote komvormige 7cm brede, roomwitte en zeer geurende bloemen in juni/september.

Deze boom kan als een van de weinige tegen schaduw en vochtige gronden. Symbool van volharding. Veel hybriden.

Moeras magnolia, Sweetbay magnolia, sweet swamp, white bay of beaver tree.

15. Uit G. Ehret.

Magnolia grandiflora L. (grote bloemen) wordt 30m hoog bij een breedte van 12-15m.

Grote, donkergroene, lepelvormige en wat leerachtige, tot 20cm lange en 7cm brede bladeren met een roodbruine onderkant die hij het hele jaar door behoudt.

Witte bloemen van 20-30cm groot met een sterke, aangename geur.

Vruchten zijn roodbruine kegels die niervormige zaden bevatten.

Komt uit de zuidelijke staten van N. Amerika, van de kust van North Carolina naar het zuiden tot centraal Florida en naar het westen tot Oost-Texas.

Wordt in Zuid-Europa veel in parken geplant.

Southern magnolia, bull bay. Staatsboom van Mississippi.

Naam, etymologie.

In 1703 beschreef Charles Plumier (1646-1704) een bloeiende boom van Martinique in zijn Genera. Hij gaf de soort, plaatselijk bekend als ’Talauma,’ de naam Magnolia, naar Pierre Magnol, 1638-1715, professor in de plantkunde te Montpellier en schrijver van diverse botanische werken. De Engelse botanist William Sherard, die botanie studeerde in Parijs onder Joseph Pitton de Tournefort, een leerling van Magnol, was waarschijnlijk de eerste na Plumier die de geslachtsnaam Magnolia aannam. Hij was in ieder geval verantwoordelijk voor het taxonomische deel van Johann Jacob Dillenius ‘s Hortus Elthamensis en van Mark Catesbyճ beroemde Natural history of Carolina. Dat waren de eerste werken na Plumierճ Genera die de naam Magnolia gebruikten en deze keer voor sommige bloeiende bomen uit de gematigde zone van N. Amerika. Carolus Linnaeus, die bekend was met Plumier ‘s Genera, nam de naam Magnolia in 1735 op in zijn eerste editie van Systema naturae, zonder een beschrijving, maar met een verwijzing naar Plumierճ werk. In 1753 nam hij Plumier ‘s Magnolia op in de eerste editie van Species plantarum. Omdat Linnaeus nooit een herbarium specimen zag, als er al een was, van Plumier ‘s Magnolia en alleen er een beschrijving van had en een vrij slechte afbeelding moet hij dezelfde plant genomen hebben die beschreven was door Catesby in zijn 1731Natural History of Carolina, en plaatste het in de synoniem van Magnolia virginiana var. foetida, het geslacht was bekend als Magnolia grandiflora. De soort die Plumier origineel Magnolia noemde werd later beschreven als Annona dodecapetala door Lamarck en is ook Magnolia plumieri en Talauma plumieri genoemd en is nu bekend als Magnolia dodecapetala.

Na de Spaanse verovering van Mexico, Philip II gaf zijn hofarts, Francisco Hernandez, in 1570 opdracht om een wetenschappelijke reis te ondernemen. Hernandez maakte vele beschrijvingen van planten met tekeningen, publicatie werd vertraagd door verschillende oorzaken. Tussen 1629 en 1651 werd het materiaal herzien door de leden van de Academy of Lincei (1651) en verwerkt in drie edities als Nova plantarum historia Mexicana. Dit werk bevat een tekening van een plant met de inlandse naam Eloxochitl wat vrijwel zeker Magnolia dealbata is (Magnolia macrophylla subspecie dealbata). Dit zou dan de eerste beschrijving van een Magnolia zijn uit de Nieuwe Wereld die bij ons kwam. Het is onzeker of er vroegere beschrijvingen waren van Engelse of Franse missionarissen die naar N. Amerika waren gezonden. De eerste introductie is wel goed beschreven. Het was de missionaris en plantenverzamelaar John Bannister (1654-1693) die Laurus tulipifera, foliis subtus ex cinereo aut argenteo purpurascentibus opstuurde vanuit Virginia in 1688 naar de bisschop van Londen, Henry Compton. Die is nu bekend als M. virginiana (sweetbay magnolia). Dus was de eerste magnolia al in Europa te vinden voordat Charles Plumier zijn Talauma op Martinique ontdekte en het de naam Magnolia gaf.

De eerste Aziatische soorten die door Westerse botanisten beschreven werd waren Magnolia denudata, Magnolia flora, Magnolia coco en Magnolia figo. Al gauw hierna verzamelde in 1794 Carl Peter Thunberg en beschreef Magnolia obovata uit Japan en gauw hierna werd Magnolia kobus verzameld.

Toen het aantal toenam werd het geslacht verdeeld in subgenus Magnolia en subgenus Yulania. Magnolia bevat de altijdgroene Amerikaanse soorten Magnolia grandiflora en Magnolia virginiana, de type soort. Yulania bevat verschillende bladverliezende Aziatische soorten als Magnolia denudata en Magnolia kobus, ook de bladverliezende Amerikaanse Magnolia acuminata (cucumber tree). Na DNA onderzoek zal het geslacht wel opnieuw veranderd worden.

(a) Magnolia, Duits Magnoliebaum, Franse magnolier, laurier-tulipier en de Engelse magnolia of laurel leaved tulip tree

(b) De Amerikaanse vormen worden beverbomen, Duits Biberbaum, Frans arbre de castor en in Engels beaver-tree genoemd omdat de bevers de schors van de bast vreten en het hout gebruiken voor hun bouwwerken.

Sweet swamp of white bay, beaver tree of swamp sassafras. De naam heeft die omdat de bast en de wortel aromatisch bitter zijn en sassafrasachtig ruiken, moerassasafras. Engels cucumber tree, Frans arbre a concombre, Duits Gurkenmagnolie.

Gebruik.

Magnolia' s zijn kenmerkend vanwege hun bittere, helende en aromatische delen. De bast zou de gewoonte van het tabak roken afleren als het gekauwd wordt. Het wordt tegen koorts gegeven, reuma en malaria. Het hout laat zich goed bewerken. Het daaruit gesneden hout lijkt op dat van Liriodendron, alleen is het magnoliahout 20% zwaarder. Het is prima voor piano ‘s en orgels, voor buiten- en binnenbekleding. Vrijwel geen ander Amerikaans hout laat zich zo goed politoeren.

De Indianen verhalen ervan dat, als je onder deze boom gaat slapen als die bloeit, je nooit meer wakker wordt. Of iemand dat ooit geprobeerd heeft, weet ik niet, maar ja bij ons vertellen ze dat van de Taxus en in Azië van de upas.

Magnolia subgenus Yulania.

Uit Curtis botanical magazine.

Magnolia acuminata, L. (toegespitst) is een van de grootste magnolia ‘s en een die het beste tegen koude kan.

Eenvoudige grote bladeren zijn bladverliezend, ovaal, 12-25cm lang en 6-12cm breed met gladde randen en donzig aan de onderkant.

Bekervormige bloemen zijn echter niet opvallend, klein, geelgroen en licht geurend eind april tot en met juni.

Bosmagnolia of komkommerboom, Gurkenmagnolia, arbre aux concombres, cucumber tree naar de onrijpe vruchten die groen zijn en gevormd als een kleine komkommer, later donkerrood, 6-8cm lang en 4cm breed die opensplijten zodat je de helderrode zaden kan zien, 10-60 per vrucht.

Lichte hout werd gebruikt om er meubels en troggen van te maken.

Groeit in Canada, Appalachia tot Pennsylvania en New York. Hout als Liriodendron.

Uit J. Saint-Hilaire.

=Magnolia acuminata (L.) L. var. subcordata (Spach) Dandy (half hartbladig) (Magnolia cordata, Michx. (hartbladig) uit Z. Amerika is beschreven in 1801.

Het werd lang als een var van de vorige beschouwd, maar die heeft eironde bladeren. Kroonbladen zijn iets smaller en met een helderder kleur.

17. uit Curtis botanical magazine.

Magnolia salicifolia, Maxim. (wilgbladig) Wijkt van de rest af door de smalle, ovale bladeren.

Bladeren als wilg, 10-12cm lang en 4cm breed, bij het uitlopen wat rood getint later lichtgroen en van onder blauw/groen.

Jonge twijgen zijn dun en groen/bruin.

Bloeit eind april, begin mei met kelkvormige en ongeveer 10-12cm lange witte bloemen die aan de buitenkant wat roze getint zijn.

Mooie solitair die van een beschutte plaats houdt.

De wilgbladige magnolia is een smalle boom van 5-8m uit Japan. Is beschreven in 1902.

Wilgbladige magnolia, Willow leafed magnolia, anise magnolia.

18. uit Curtis botanical magazine.

Magnolia kobus, Thunb. (van Japans koboesji) Knoppen zijn behaard.

Bladeren zijn 10-14cm lang en 6-8cm breed, van boven donkergroen en van onder iets lichter, meestal langs de nerven wat behaard, omgekeerd eivormig of ovaal gewoonlijk met de grootste breedte boven het midden.

Jonge twijgen zijn wat glanzend olijf/bruin.

Op zijn uitstaande armen staan viltige knoppen waaruit witte vaasjes zich als wondertjes ontplooien. Als je voor de boom staat zou je denken dat er een massa sneeuwwitte vogeltjes op zijn neergestreken.

Ze worden uit Japans zaad gekweekt zodat er wat variatie optreedt in rijkheid van bloeien, de een bloeit beter dan de ander. Meestal bloeien ze al op jonge planten maar soms na jaren, soms 15 jaar, na aanplant verschijnen. Een klein bloemige Magnolia die bloeit met het begin van de bladontwikkeling.

In warmere streken is kobus half bladhoudend. Blad is omgekeerd eirond en spits toelopend.

De plant wordt groot, zelfs boomachtig met een rond hoofd, 10m. Dit is een mooie parkboom. Gekneusde twijgen geven een aparte geur af. Kan gebruikt worden als straatboom in brede straten, maar de bloemen zijn gevoelig voor wind. Op kalkhoudende gronden is de groei wat minder.

Komt ook uit Japan en is in 1804 beschreven.

Verder zijn er nieuwe, veelbelovende hybriden van kobus x salicifolia in de handel, bekend als Magnolia x kewensis, Pearce (uit Kew, botanische tuin in Londen) (kobus x salicifolia) omdat in Kew de eerste kruising (hoewel mislukt) geprobeerd is.

‘Lada’ s, Memory,’ is zuiver wit en geurend.

Een smalle magnolia die wat lijkt op het zakdoekenboompje. Het lijkt of er vele witte doekjes in de boom hangen, omdat de bloembladen niet keurig samengevouwen zijn zoals een nette magnolia betaamt, maar hangen en overhangen. De bloemen zien er zo betoverend teer uit dat het lijkt alsof ze van shantungzijde zijn gemaakt. Nauw verwant aan Magnolia stellata, sommige beschouwen die als een var van Magnolia kobus.

Kobushi magnolia.

19. Uit W. Hooker.

Magnolia liliiflora, Desrouss. (leliebloemig) (Magnolia purpurea (purperachtig) Gewoonlijk zijn de bladeren 10-15cm lang en in het midden het breedst, donkergroen en spits/ovaal, aan de onderzijde behaard en later kaal.

De roodbloeiende magnolia heeft grote, donker purperen en wat buisvormige bloemen. De purperrode bloemen verschijnen begin mei en zijn bij het uitkomen zeer donkergekleurd en worden later aan de binnenkant wit/roze.

Hij groeit langzaam en omdat de bloemen wat later komen heeft de vorst daar geen vat op, soms met wat nabloei in de nazomer.

Vrucht is asymmetrisch en kleurt min of meer bruin/rood, de koraalrode zaden blijven er lang aan door dunne en fijne draden.

Een dicht vertakte, breed uitgroeiende struik.

Wordt een 3-4m groot en komt uit China en is in 1790 beschreven, bladverliezend. De cv. ‘Nigra,’ heeft de donkerste kleur van alle magnolia ‘s. Bloeit in mei en herhaalt dit nog eens later in het jaar.

Het is een meerstammige struik van een paar meter en goed winterhard.

Purple flowered Magnolia, mulan magnoli, tulip magnolia of lily magnolia.

Mooi zijn ook de liliiflora x stellata hybriden. Aan deze hybriden werden meisjesnamen gegeven zodat ze in Amerika ‘The Girls’ of ‘The Sisters,’ genoemd worden.

Die zijn struikvormig met veel dunne takken.

De bloemkleur varieert van jaar tot jaar al naar gelang het aantal zonne-uren waarin de zusters gebaad hebben, van licht paars/roze tot donker purper. De bloemen lijken niet op stellata en zijn meer bekervormig. ‘Susan,’ is een van de opvallendste van deze schoonheden, bloeit al in de puberteit. Verder is er ronde en volle ‘Betty,’ met de grootste purperen knoppen die paars-roze uitkomen met een zachte wit-roze binnenkant. Ook al op jonge leeftijd.

Ze worden maar enkele meters hoog.

Verder behoren tot deze familie ‘Ann’, ‘Judy, ‘ ‘Pinkie’, ‘Nigra’ en Randy.’

20. uit Redoute.

Magnolia x soulangeana, Soul. (zie onder) is een hybride van Magnolia denudata x Magnolia liliiflora.

Een kenmerk van deze plant is het geel/groene blad in de zomer.

Zijn recht omhoog staande klokken verheffen zich van stevige takken. De kleur lijkt in de verte op gemêleerd roze, is eigenlijk gebroken wit, omdat die aan de buitenkant wat roze getint is, vooral aan de voet en van binnen wit.

Een zeer brede en vaak meerstammige struik van 4-5m hoog en dan wel 6m breed. Een stijve struik die meestal niet veel blad heeft maar door de grote bladen toch geen luchtig aanzicht geeft.

Twijgen zijn olijfgroen met veel lenticellen.

Een aristocratische plant die een ruim uitzicht behoeft op wat zure grond.

Dit is op een na de oudste maar zeker de bekendste magnoliahybride.

De Fransman De Hamelin benaamde deze plant zo in 1829. De winner zelf, E. Soulange-Bodin, beschreef de plant meer volledig in 1843. Deze Soulange-Bodin was oorspronkelijk een officier in het leger van Napoleon die na de nederlaag te Waterloo zich wijdde aan zijn liefhebberij, planten te Fromont bij Parijs. Spoedig werd met deze hybride doorgekruist met als voornaamste resultaat de omstreeks 1850 verkregen grootbloemige Lennei.

uit L. van Houtte.

Magnolia x lennei.

‘Alexandrina,’ is rijk bloeiend met grote kelkvormige bloemen die wat op soulangiana lijken, roze/rood en aan de basis donkerder en van buiten wit.

‘Speciosa,’ lijkt op de vorige, van binnen wit en aan de buitenkant roze en rood gestreept, en geurend.,’

‘Lenne Alba,’ lijkt qua groeiwijze op conspicua maar groeit wat zwakker terwijl de bloemen aan de buitenkant wat roze getint zijn ‘Rustica.’

Saucer magnolia.

T. Gresham in Californië kruiste M. Lenne Alba met Magnolia liliflora 'Tigra.' Voor het resultaat kreeg hij in Amerika de handen niet op elkaar. Hillier in Engeland verkreeg ze vlak voor 1970 en de meeste in Europa aanwezige Gresham-hybriden stammen hiervan af.

Een van de allermooiste en winterharde met een hemelse geur is ‘Heaven Scent,’, een forse struik met zeer donkergroene bladeren van eenkleurig roze in mei.

21. Yulan uit Redoute bij Bonpland.

Magnolia denudata, Desrouss (naakt of kaal) (Magnolia conspicua, Salisb.) (opvallend) Bladeren zijn 10-14cm lang en 7-9cm breed, omgekeerd eirond en aan de top iets toegespitst.

Grote en puur witte, lelieachtige bloemen die voor de bladeren verschijnen en met zulke hoeveelheden dat de planten op afstand met sneeuw bedekt lijken te zijn, ook een heerlijke geur.

Een bladverliezende magnolia die een hoogte bereikt van 10-15m.

De boom is zeer vertakt.

Het is een boom uit China waar die Youlan genoemd wordt. Is beschreven in 1789, toen stond deze vorm al in de Kew Gardens.

De zaden worden in China als koortswerend middel gebruikt.

De yulan, youlan of lily flowered Magnolia, yulan Magnolia is in China bekend als de lelieboom en heeft daar een zekere heiligheid. De lelieboom zou al meer dan 1000 jaar gecultiveerd zijn. Wordt al geteeld bij Chinese Boeddhistische tempels sinds 600 na Chr. Zijn bloemen waren een symbool van zuiverheid in de Tang dynastie en werd bij het paleis van de keizer geplant. Het is de officiële stadsbloem van Shanghai.

22. uit Curtis botanical magazine.

Magnolia stellata, Maxim. (stervormig) Bladeren zijn 4-8cm lang en 3-4cm breed, kort toegespitst en langs de nerven wat behaard.

Bloemen zijn klein en 7-8cm in doorsnede, de lintvormige bloembladen zijn meestal teruggeslagen en zuiver wit.

Een breed uitgroeiende struik van 3-4m.

Komt uit Japan is een van de bekendste magnolia ‘s.

Von Siebold zond de stermagnolia in 1856 naar zijn Leidse kwekerij, waar alle planten stierven. De Amerikaan Hall bracht een plant in 1861 in Amerika en liet die kweken door de Parsons Brothers te Long Island. Die noemden het gewas M. halliana in 1875, hoewel het al stellata heette. C. de Vos noemde het gewas daarom in 1887 Magnolia halliana Stellata, een naam die lang ingeburgerd bleef in Boskoop. Halle ‘s Magnolia.

De stermagnolia, Engelse star magnolia, is afkomstig van de bossen die om de Futsjiama zijn gelegen. De eeuwige sneeuw op de top van deze heilige berg wordt weerspiegeld in de witte bloemen van de stellata. Ze overdekken de stevige en dicht gedrongen piramide met maagdelijke witheid. Zijn bloemen zijn als witte waterlelies, half gevuld met een aangename geur. Na de bloei dwarrelen de blaadjes alsof er een hemelse sneeuwbui losgebarsten is. Jammer genoeg heeft deze bekende lentebode vaak last van de vorst met ijsheiligen. Het noemen van zijn naam roept herinnering op aan nachtvorsten, striemende regens en aanhoudende wind. Ook de koude witte kleur werkt hier zeker aan mee. Deze soort kwam in Engeland in 1877 of 1878 en waarschijnlijk door Charles Maries die voor Veitch ‘s Nursery verzamelde.

‘Rosea,’ is een zwak groeiende vorm met wat roze gekleurde bloemen. Een donkerder en sterker groeiende is ‘Rubra.’

Men probeerde de stellata te kruisen om zo een iets later bloeiende plant te krijgen. Hybriden tussen M. kobus en M. stellata, een struik x boom leverden waardevolle planten op.

23. Uit J. Cathcart.

Magnolia campbellii, Hook. (Archibald Campbell, 1805-1874, Schotse arts en koloniale administrator te Darjeeling) In april, voor het blad, siert de boom zich met ontelbare aantal grote bloemen die een witte, purper, scharlaken of rozenrode kleur bezitten.

Geeft een rechte stam en wordt 25m hoog, is bedekt met een zwarte schors.

Het is de koning van alle Magnolia ‘s. Is beschreven in 1868.

Deze boom is het eerst door Griffith in Botan ontdekt en groeit op 25-3000 meter in de Himalaya.

2 var.; Magnolia campbellii var. campbellii. Westelijk deel van zijn gebied, in de Himalaya. Scheuten en bloemstengels zijn wat harig. Magnolia campbellii var. mollicomata. (zachte kuif) Oostelijk deel van het gebied, in Yunnan en omgeving, scheuten zijn meer behaard, bloemstengels viltig.

Campbell ‘s magnolia.

Planten.

Ze groeien het beste op een wat zurige bosgrond, een enkeling op wat kalkhoudende grond, met wat beschutting en in de zon. Geef ze ook geregeld wat mest.

Meestal wordt deze plant vermeerderd door afleggers, vooral de vroegbloeiers. Een gemakkelijke en simpele manier die vrijwel altijd lukt. Het enigste nadeel is dat de productie niet zo groot is.

Buig hiervoor de buitenste twijgen, in het voorjaar, naar de grond, waar je een kuiltje hebt gemaakt. Leg de twijg erin en zorg dat de top recht omhoog staat. Bindt het desnoods aan. Verwond een oog die in de grond komt, zoals je met je duimnagel zou kunnen doen. Leg er een steen op zodat de twijg niet omhoogkomt. Zorg dat het in de zomer voldoende vochtig is. Snij het na twee groeiseizoenen af van de moedertak en verplant het.

Zomerstek wordt ook wel toegepast, meest met wat minder resultaat. Stek van grandiflora en stellata in juli met Jiffy Grow, 1 deel op 50 delen water, de rest in begin augustus met Jiffy Grow 1 op 75 of 1% ibz.

De anderen worden meestal gezaaid. Stratificeren van zaad wat je in februari zaait bij 15 graden. Of veredelen op zaailingen van kobus, de grootbladige soorten op tripetala of acuminata. De zaailingen worden opgepot en aan de groei gebracht en in de zomer door plakken veredeld.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/