Phaseolus

Over Phaseolus

Slaboon, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

De gewone huis- en tuinboon.

een- of meerjarige en, meestal klimmende planten, sommigen zijn verhout aan de basis.

Bladeren zijn meestal 3delig en gepunt.

Bloemtrossen zijn okselstandig, wit, geel, rood of purperen vlinderbloemen.

Vele soorten zijn beschreven en meestal zijn ze afkomstig uit Amerika, waarschijnlijk omvat het geslacht niet meer dan 50 soorten.

Fabaceae, vlinderbloemige, Vicia klasse.

Uit O. Thome, www.BioLib.de

=Phaseolus coccineus, L. (bes rood bloeiend) (Phaseolus multiflorus, Willd. (veelbloemig)

Deze bekende groente is een knolvormige meerjarige maar te zacht om in onze winters over te houden.

Dit is een mooie klimmer die ook geschikt is om priëlen te beklimmen. De stengeltop maakt een cirkelomtrek in een uur en 57 min. gaat van het westen naar het zuiden, dus links windend.

Deze soort behoort tot de Azteekse of prehistorische bonen en zouden gevonden zijn in prehistorische graven. Ze worden in vele vormen door de Mexicanen en Z. Amerikanen gekweekt en gegeten. Is beschreven in 1633, was in Engeland omstreeks 1650. Clusius zag de eerste pronkboon in een klooster te Lissabon. Die was vanuit Peru naar Spanje gebracht. Hij kreeg ze direct uit Brazilië, schonk ze aan vrienden en zorgde zo voor zijn verspreiding. A. Munting; 'Phaseolus americanus niger flore phoeniceo of zwarte Amerikaanse boon met een als brandende mooie rode kleur die het oog zeer bevallig is en die van velen Piet Hein bonen genoemd wordt omdat de admiraal Piet Hein die in1628 de Spaanse zilvervloot genomen heeft die eerst uit Amerika in deze landen bracht.’

Naam.

Piet Hein zou de eerste bonen naar Europa gebracht hebben. De Piet Hein boon is nu bekend als Turkse boon, pronkboon of pronkerwt, Engelse Dutch case-knife bean, scarlet runner, flowering bean of painted lady, Franse haricot d‘Espagne en ecarlate; vuurrood, in Duits heten ze Fuerbohne Blumenbohne, Prunker, turkische of arabische Bohne.

10. uit L. van Houtte.

Phaseolus vulgaris, L. (gewoon of vulgair) De planten hebben drietallige bladeren die Գ avonds een slaapstand aannemen.

Bonen zijn opgaande of klimmende en meestal bossige gewassen.

De kleine bloemen staan okselstandig, de bloemen zijn in wit, geelachtig of blauwpurper uitgevoerd.

De peul is dun en wat gedraaid met een rechte of rode tip.

Het vlees is in jonge toestand groen of lichtwasachtig geel.

Zaden en vormen zijn heel verschillend, meer dan 200 verschillende typen komen voor met mogelijk meer dan 500 namen.

Bonen geven een goede grond door de stikstofbindende bacterien.

Er zijn verschillende gekleurde vormen, wit, bruine en zeer donkerbruin, geelachtig en ook in gestippelde vormen, kievitsbonen, nierbonen. De nua is een subspecie uit de Andes, Phaseolus vulgaris subsp. nunas (Phaseolus vulgaris (Nuas groep), met ronde veelkleurige zaden die op duiveneieren lijken. Als ze heet gekookt worden exploderen de bonen en laten het binnenste gedeelte zien net zoals popcorn.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‚De geslachten van de Roomse of Turcksche en diergelijke vreemde boonkens die bijna ontelbaar zijn worden alle in het Latijn Phaseoli genoemd en soms Faba Turcica aut Romana, in het Hoogduits Welsche Bonen of Welscher Bonen. Lobel noemt het Turcica multicolor Faba en twijfelt of het de Logos van Galenus zou mogen wezen.'

Dat ze uit Amerika komen, welsch Bohnen bij Bock, walsch Arbs; buitenlandse erwten, turkische Arfsen, turkischer Erbsen, weisse Bonen aus Amerika bij Tabernaemontanus, zie e.

Dodonaeus (b) 'In het Grieks van Hippocrates, Diocles en Theophrastus en van meer andere Dolichos, van sommige Lobos en Lobion, in het Latijn Siliqua naar de grootte van haar hauwen, Dioscorides noemt het Smilax cepaea omdat het gelijk de Smilax of winde hoog opklimt en zichzelf om alle bijstaande staken en heesters vlecht en hecht.'

De door Hippocrates beschreven en ook door Theophrastus vermelde plant is een erop gelijkend, in het M. Zeegebied voorkomende plant, een Dolichos of Lablab vorm.

Dodonaeus ‘Van andere is het Phaseolos genoemd, welke naam van het woord Phaselus getrokken is alsof men kleine Phaselus zei, want deze boontjes lijken op de echte Phaselus of gewone bonen genoeg van gedaante, uitgezonderd dat ze veel kleiner zijn. (zie Vicia) In het Frans heten ze fasioles, phascoles en phasiole, in het Italiaans faggivoli, in het Spaans frisoles of fasiolos en alubias de las Indias naar de Arabische naam Lubia bij Serapio’. .’

Isidorus XVII 10.14: ‘Phaselos vocari a Phaselo insula (? naar het eiland Faba, zie Vicia) Graeciae ubi non procul mons Olympus est.’

Phaeolus komt van Griek phaselos: een klein bootje of een lang snel schip omdat de peul hierop lijkt. Het woord is verwant met een Grieks voor zwaard. Phaselis genoemd omdat die boten voor het eerst in de plaats van die naam gemaakt werden. (Dodonaeus) ‘Voorts zo komt de naam Faselus naar de gedaante van een Aziatisch of schip uit Phases dat langwerpig was als een boonhauwծ Van Phaseolus, Faseln bij Bock, Fikesn-, bonen, Fisolen, Fasole, Fisele.

Dodonaeus (d) 'In het Engels heten ze kidney beanes. De vruchten of boontjes verschillen van vorm en grootte, maar meest lijken ze op kleine niertjes of ook, als andere zeggen, ze zijn Dolichi ende Phaseli genoemd omdat ze (zoals ook doen hun hauwtjes) de gedaante van kleine schuitjes hebben.’

Engelse kidney bean, eerst zo genoemd naar Phaseolus coccineus, omdat de zaden op een kidney: nier, lijken. In het Engels heten ze verder year bean en French beans omdat ze in dat land veel gekweekt werden.

Dodonaeus (e) ‘Haar Indische namen zijn macouna, mates ginge en abrus en meer andere. Van deze worden er alle dagen nieuwe soorten gevonden die meest alle uit West en Oost-Indië komen. De Indiaanse soort, in het Spaans frisoles blancas de Guatimela genoemd, is veel kleiner en poezeliger, anders ook heel sneeuwitծ

(f) Bonen, Duits Bohne, Russisch bob, Gotisch babuna, Keltisch ffaen van Latijn faba. In Frankrijk was tot de 17de eeuw feve, van faba, de gebruikelijke naam, (oud-Hoogduits Bona betekent Vicia faba) toen kwam haricot. In Normandi heten ze feve blanche.

(g) Naar het gebruik onderscheidt men ze in; Schwerdt- of Schneidebohnen, met kleine zaden en dikvlezige, brede peulen, Schneide- Schnittbohne, Schwertbohne en Speckbohne.

(h) Brechbohnen met grote zaden en wat vlezige, korte peulen, Brackbohnen, Kniebohne, Perlbohne of Steckbohue, Windbohnen en Zuckerbohne.

(i) Speise- en Salatbohnen met grote zaden en dunne peulen. Dat geldt ook voor de veel later ingevoerde var, nanus, de Zwergbohne, Kruupbohne met niet windende stengel. De boon, waartoe ook stok-, stam-, snij-, sla-, spek-, bruine en witte bonen behoren. De dubbele zonder draad zou door een Andijker kweker ontdekt zijn tijdens het schonen van bonen, hij ging zijn hele veldje af om de boon zonder draad terug te vinden. Hij vond ze. Daarom worden de bonen doormidden gesneden, dan kan je de draad er gemakkelijk uithalen.

(j) Veitsbohne heet het gewas in Duitsland. De bonen beginnen in Z. Duitsland op Veitsdag, 15 juni, te bloeien, daarom is dit de sinds 1741 gebruikte naam, ook Vizebohne, Fissebohne.

(k) Schmuckbone of Schminkbohne sinds 1691 omdat het meel de huid glad maakt en omdat een uit de bloemen gebrand water een bestanddeel van schmink was.

(l) Slabonen heten ze omdat men ze koud opdient als sla. Sperziebonen omdat ze oudtijds geserveerd werden als asperges.

(m) Engels heeft verder haricot beans, letterlijk betekent dit slang, van origine is dit een Amerikaans woord en dit gaf namen als old bean en andere familiare verwijzingen, vergelijk Frans mon vieux haricot: to bat someone on the bean: sla hem op het hoofd. Het Frans haricot is mogelijk een verbastering van ayacotli, uit de Nahuatle taal van de Azteken. Volgens anderen verstond men in oud-Frans onder haricot, net als onder Arabisch hali-grote, een schapenvleesragout waar de bonen waarschijnlijk als toespijs dienden die later alleen de naam kreeg. Of omdat de platte bonen op de klein gesneden vleesstukken op een schapenragout leken. Een wat avontuurlijke afleiding is mogelijk ook van faba, fabarius, fabaricus, fabricotus en dan haricotus, hoewel dat een lange en onwaarschijnlijke weg is. Onwaarschijnlijk echter, de naam komt pas later binnen.

(n) Bonifatius is de bonenman, met Bonifatius, 14 mei, is het goed bonen te planten, vooral met de middag als de klokken slaan, dan komen er vele bonen. Bij het bonenlezen moet men een ongelijk getal lezen. Hoe hoger de ranken boven de stokken uitkomen, hoe hoger zal de sneeuw komen in de volgende winter.

Bonen behoren tot Venus, gedroogd en tot poeder geslagen zijn ze zeer goed voor de nieren.

Grune Bohne, Prinzessbohne, Keniabohne, naar de groei als Buschbohne of Stangenbohne, in Oostenrijk meestal als Fisole, van Phaeolus, in Krnten als Strankalan, in Vorarlberg Spitzla.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Men eet ze in Italië veel, ja vaker dan de grote bonen, nochtans houdt men ze daarvoor slechter en kwader van voedsel dan die grote bonen. Dan diegene die sterk van maag zijn mogen ze wel gebruiken en die veel arbeid doen, maar de ledige gaande weke mensen zullen ze beter laten. Om die wat beter te maken eet men ze met bonenkruid, Origanum, karwij, komijn, peper, azijn, olie en zout en gekookt of anders bereidt en ook met mosterd en dat groen met zijn schillen of als ze rijp zijn zonder die. De rode of roodachtige die gauw murw worden houdt men voor de beste en de witte houdt men voor vochtiger en nochtans voor harder om te verteren. Sommige drinken er sterke wijn op. Beide worden dikwijls met hun hauwen in zout en azijn bewaard eer ze rijp zijn en in de winter gebruikt gekookt en met droog kruid gestoofd en voor een verse kost gegeten.

Ze zijn geschikt om tot bijslapen te verwekken is het dat men er (nadat ze gekookt zijn) een saus van galigaan, peper en suiker gemaakt op doet en vooral als ze in melk gekookt zijn totdat ze opensplijten of barsten.

Rauw gegeten dienen ze om te laten braken.

Is het dat ge van enig paard gebeten bent neemt dan Roomse boontjes, kauw ze en leg ze alzo gekauwd op de verse wond.

De vrouwen van Italië laten een water distilleren van deze Roomse boontjes dat zeer goed is om het aanzicht mooi, helder en blinkend te maken. ‘

Bonen bevatten in rauwe toestand het giftige phasin dat eerst na 15 min. koken verwijderd is. Het voordeel hiervan is dat ze zo wel schoongehouden kunnen worden door er bijvoorbeeld schapen op te laten grazen, die de bonen dan niet eten maar wel het onkruid ertussen.

De gedroogde schil bevat plas drijvende werking wat gebruikt werd bij nier- en hartziektes, reuma en jicht. Verse bonen kunnen huiduitslag geven bij ontvankelijke mensen, dit is in conservenfabriek bekend als bonenkrabben.

Bonen werden vroeger wel bewaard tussen druivenbladeren in een houten vat die dan verzadigd werd met pekel en met stenen samengedrukt. Bonenmeel werd wel bijgevoegd bij broodmeel en was vroeger een bestanddeel van schmink en diende voor breiomslagen. De onrijpe hulzen werden ook met suiker ingemaakt en voor versieren van suikerijwaren gebruikt.

Afkomst.

De boon is afkomstig volgens Johnson uit India in 1597 en heeft daarom behoefte aan warmte, de plant kan dus pas laat gezaaid worden, omstreeks mei. Vanden Abeele, Vandenput, ook Ostendorf, vermelden dat het gewas zeker afkomstig is uit Amerika. Smith denkt uit W. Azië en zou in Engeland omstreeks het einde van de 16de eeuw gecultiveerd zijn geweest. Meyers meldt dat Phaseolus vulgaris en Phaseolus coccineus uit Amerika stammen. Ze komen uit oud Mesoamerica en de Andes, bonen, squash en mais zijn de ҄rie Zustersՠuit de oude Amerikaanse cultures. Daar worden ze al een 8000 jaar geteeld. In de 16de eeuw kwamen ze door de Spanjaarden naar Europa. Men vermoedt in Phaseolus aborigineus Burk de wilde vorm.

De bonen voor tuingebruik zijn van verschillende typen.

1) De tuinboon, Vicia faba, de boon van de historie, is waarschijnlijk inlands in zuidwest Azië. De tuinboon wordt vaak gekweekt als veevoer. De plant heeft een koel klimaat nodig met een lange zomer.

2) De slaboon, Phaseolus vulgaris. Dit is de plant die overal bekend is als de N. Amerikaanse boon. Het is de kidney bean van de Engelsen en bij de Spanjaarden bekend als frijole, het is de haricot van de Fransen. Deze woorden verschijnen ook vaak in oude Amerikaanse literatuur. Het vaderland is onbekend, maar waarschijnlijk is deze vorm afkomstig uit Tropisch Amerika. Deze boon verschijnt in N. Mexico al 5-3000 v. Chr. Waarschijnlijk stamt het gewas uit het bergland van midden Amerika. Komt ook hier pas voor na 1500.

3) Lima- of suikerbonen, Phaseolus lunatus. Een boon voor een lang seizoen die meestal aan lang groeiende planten verschijnen. Deze boon is inlands in Z. Amerika, Lima.

4) Verschillende soorten van Dolichos, (nu Lablab) of nauwe verwanten. Hiervan zijn de ranken zeer dun, ze geven dunne en smalle peulen. Deze bonen zijn inlands in Tropisch Amerika en Azië.

5) Sojaboon, Glycine hispida. Een bossige en opgaande, harige plant die smalle peulen geeft in trossen. De soja is inlands in China en Japan.

Verder zijn er peulen van Vigna sinensis, Mucuna, Canavalia etc.

Uit Flora de Filipinas. Phaseolus lunatus.

Het probleem van al deze verwarring lag vermoedelijk in de hier voorkomende soorten.

In Capitulare de villis komt het woord fasiolam voor, dit was Dolichos melanophthalmus. Phaseolus werd door Karel de Grote fasiolum genoemd wat waarschijnlijk door overschrijvingsfouten van monniken geschiedde.

Sacramentsboon.

Het is een verscheidenheid van bontgekleurde snijbonen die in het departement Doubs (Frankrijk) haricots du St. Sacrament heten. Naar een legende werd een monstrans in een kerk gestolen en in ene tuin begraven. Ter plaatse werden gewone boontjes geplant. Allen, die ervan voortkwamen, toonden een bont vlekje dat de vorm van een monstrans had. Dat verwonderde iedereen en men groef en dolf en vond weldra het gestolen voorwerp. Sindsdien bleef men de bonenplanten en werden H. Sacramentsbonen genoemd.

Sprookje.

Boontje, strootje, kooltje vuur zouden met elkaar een reis maken. In het begin ging alles goed, totdat ze bij een water kwamen. Het boontje zie tegen het strootje, ga jij over het water liggen dan kun je voor ons als brug dienen waarna wij je een hand geven om jou erover te helpen. Zo gezegd zo gedaan. Het kooltje liep er het eerst over maar toen ze op de helft was werd ze bang en bleef staan. Het strootje brandde in stukken en viel samen met kooltje in het water. Daarop begon het boontje zo hard te lachen dat hij in twee stukken spleet en nu zou het ook met het boontje gebeurd zijn geweest als er niet toevallig een kleermaker langs was gekomen die beide stukjes weer netjes aan elkaar naaide. Sindsdien worden de boontjes door een klein stukje aan elkaar gehouden.

Planten.

Bonen hebben een hekel aan sommige buurtplanten als uiensoorten, of die van hen. Ze kunnen niet groeien op spinazie- of gladiolenland, bij de eerste komt er de bonenkever in en bij de laatste mozaïek virus

Bonen hebben een hekel aan kou, ook nachtvorsten. Plant ze dan na de ijsheiligen en vooral dan als er een week warm weer te verwachten is. Komen ze goed en snel de grond uit, gaat de rest ook meestal vanzelf. De stambonen plant je 2 bij elkaar op een afstand van 30:40, een paar cm diep. Bij de stokbonen worden ze tegen de stok geplant die meestal om de halve meter staan. Je kan die ook aan een touwtje laten groeien. Plaats die aan een paal die een paar meter boven de grond staat. Witte bonen zijn speciale cultivars van stambonen. Die laat je uit groeien, op hopen zetten en bij droog weer uitdorsen.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl