Cyclamen

Over Cyclamen

Varkensbrood, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit W. Curtis.

Een geslacht van overblijvende lage gewassen met knolvormige wortelstok.

Hieruit verschijnen grondstandige en lang gesteelde, meestal hart of niervormige bladeren.

Uit het hart komen alleenstaande en meestal lang gesteelde grote bloemen.

Een 20tal soorten komen voor, vooral bij de landen rondom de M. Zee, Iran, N. Afrika, tot centraal Europa.

Primulaceae, sleutelbloemenfamilie, nu Myrsinaceae.

1. Cyclamen persicum, Mill. (uit Perzië) Stevige, leerachtige en donker groene bladeren Dit is een voorjaarsbloeiende cyclaam, een witte met rode basis. De Perzische cyclaam heeft de wortels aan de onderkant van de bol.

Uit Perzië, Griekenland en Syrië.

Persian cyclamen, Persian violet, Zimmer-Alpenveilchen.

Ontwikkeling.

Is afkomstig uit het O. deel van het M. Zeegebied, Voor‑Azië, Palestina en zou al in 1620 of omstreeks 1635 ingevoerd zijn. Volgens de overlevering zou de eerste in 1731 door de monnik Reyntkens van de St. Pietersabdij te Gent zijn ingevoerd vanuit Palestina en bloeide in Lille (Rijsel) in 1731, hoewel ze al in 1640 voorkomen. (Dodonaeus) ‘Varkensbrood van Constantinopel heeft ronde wortels die niet groter zijn dan kastanjes en met een zeer effen en gladde schors bedekt. Die wat voor de winter bladeren uitgeeft die op de bladeren van dat varkensbrood zeer goed lijken en in het begin van het voorjaar eerst uitspruit en bloeit, aan de ene zijde mooi paars en aan de andere met witachtige spikkels gesprenkeld, doch heeft niet zoveel kanten. Of het in de lente of in de herfst bloeit is onzeker.

Varkensbrood van Constantinopel met vele bloemen heeft grote en platte wortels (en is in Turkije buhur meneni en dohum genoemd) die soms zo groot en plat als een palm van een hand wordt en daaruit spruiten bladeren als die van het gewone varkensbrood met bladeren als klimop, maar onderaan roodachtig en daarna volgen meer dan twintig bloemen die van Nederlands varkensbrood met klimopbladeren vrij gelijk en ook zonder reuk en het volgende jaar (zoals we gezien hebben) meer dan vijftig bloemen en het derde jaar meer dan twee honderd. Het zaad is eens zo groot als de andere.

Sommige soorten van varkensbrood met bladeren als klimopbladeren hebben aan hun bladeren zeer vele hoeken of kanten en soms weinig. Voorts ook diegene die kantig zijn hebben soms zeer lange en spitse hoeken en soms korte en botte, sommige soorten hebben ook zeer vele en dicht bijeen groeiende bladeren en sommige hebben heel weinig bladeren die wijdt vaneen staan en geenszins dicht bijeen verzameld. Ook zijn de bladeren door de verschillen van hun plekken herkenbaar want sommige hebben die witte plek in het midden of aan de navel niet ingedrukt en in diegene die ze hebben is ze zeer klein en bijna niet zichtbaar of ook tamelijk klein en andere hebben daartegen die plekken zeer groot en wijdt lopend welk laatste geslacht bij alle kenners van de kruiden voor het aller fraaiste gehouden is en hier te lande gewoonlijk uit Italië overgezonden wordt. De bloemen van deze geslachten verschillen niet in hun gedaante of vorm al is het zo dat sommige van deze kruiden de bloemen langer hebben de een als de ander, maar verschillen zeer veel in het getal of menigte en ook kleur van dezelfde bloemen want sommige krijgen zeer vele bloemen en sommige zeer weinig die niet dicht bijeen staan, sommige zijn zeer bleek en bijna witachtig, sommige zijn donkerder of dieper gekleurd en daarin lijken ze op de bloemen van het varkensbrood met ronde bladeren en welriekende bloemen enigszins.’

Vele cyclamen zijn waarschijnlijk door bemiddeling van bloemen lievende Turken naar Europa gekomen. De wilde voorouders waren kleiner dan de tegenwoordig gekweekte cv’s, maar met toch grotere bloemen dan de twee voorgaande soorten. Maar hun gratie en charme is in de grotere rassen toch wat verloren gegaan. Uit deze wilde vorm zijn de groter wordende gecultiveerde kamercyclamen uit ontstaan.

De veredeling kwam pas in de vorige eeuw, eerst in Engeland, later Duitsland en Zwitserland op gang.

De Haarlemse kweker N. van Kampen bood in zijn catalogus van 1739 drie vormen van cyclamen aan. In Engeland arriveerden ze in het begin van de 18de eeuw. In 1870 verkreeg een kweker spontaan een plant met grotere bloemen, een mutatie. De catalogus van Krelage vermeldde in 1875 8 nieuwe grootbloemige vormen.

Eerst in de laatste eeuw is voornamelijk door Duitse kwekers de ontwikkelingsmogelijkheden geweldig uitgebuit en een ongehoorde rijkdom aan mooie en waardevolle soorten geschapen.

In 1894 kwam de zalmkleurige cyclaam, door die te kruisen met andere tinten ontstonden nieuwe kleuren. Op het eind van de 19de eeuw ontstonden de afwijkende bloemvormen, gefranjerde en vlinderbloemige. Door die met elkaar te kruisen ontstonden de zogenaamde Rococo typen.

In het begin van deze eeuw ontwikkelde men in Duitsland de zogenaamde Rex typen met mooi getekend blad.

Ook Nederland doet mee met de ontwikkeling van de cyclamen. In 1955 ontstond, door terugkruisen met de wilde, de kleinbloemige of de miniatuurcyclamen, ook wel Wellensiek-cyclamen genoemd naar de man die ze kweekte, Wellensiek, rond 1957.

De kleur varieert van wit tot roze vaak met een diepe roze of rode basal kleur rond de mond, zelden diep roze of rood. De bladen zijn groen en vaak gemarmerd. De kroonbladen zitten een weinig gedraaid of gegolfd op stengels van 25cm en zijn 5tallig. De bloei is laat in december tot vroeg mei.

De cyclaam was een model voor de Jugendstil, dit vanwege de zachte en vloeiende bloemvorm, de hupse, ronde bladeren met de fijne tekening en de zachte, licht gebogen stengel met tedere bloemkleuren. Symbool van bedeesdheid, bescheidenheid.

Ook komt de cyclaam voor in een bloemenstilleven van Jan Brueghel, hier staat een witte vorm. Als klein bloempje wordt het apart voor de vaas afgebeeld en gaat niet op in de grote struik. Ook zien we verscheidene alpencyclamen bij Maria Sibylla Merian evenals bij J. Kentmann in 1563 onder de namen Sawbrot (saubrot) afgebeeld.

Uit; https://nargs.org/plant/cyclamen-cilicium

Cyclamen cilicium Boiss. & Heldr. (uit Cilicië in Klein Azië) Geurende bloemen zijn licht roze tot wit.

Ovale of licht hartvormige bladeren die nauwelijks getand zijn.

Komt uit Anatolië.

Is minder vorstbestendig dan hederifolium.

2. uit chestofbooks.com

Cyclamen coum, Mill. (uit het eiland Cos, vergelijk de Franse naam cyclamen de lթle de Cos)

Het kleine blad is lang gesteeld en meestal nier/eirond, gaafrandig tot zwak gegolfd/gekarteld, donkergroen en zonder vlekken.

De talrijke bloempjes zijn klein en geurloos, mooi karmijn/purper en gevlekt in de keel, kelkslippen zijn ei/lancetvormig, spits en aan de voet smal toelopend in januari/maart.

Heeft een wat kleinere, plattere knol die wortels aan de onderzijde maakt.

Uit Griekenland en Klein Azië wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1596.

‘Albiflorum’, is helder wit met purper/rood oogje.

‘Lilacinum’, heeft zacht roze bloemen.

‘Rubrum’, heeft roze/rode en purper gevlekte bloempjes.

‘Ruberrinum’, met helder karmijn/rode bloemen.

Kleine cyclaam, round leaved cyclamen. Vorfruhlings-Alpenveilchen.

Uit; https://www.vectorstock.com/royalty-free-vector/cyclamen-cyprium-the-popular-flower-of-cyprus-vector-7996991

Cyclamen cyprium Kotschy. (uit Cyprus) Sterk geurende bloemen zijn wit met een paarsachtige vlek aan de basis.

Spiesvormige getande bladeren zijn olijfgroen en meestal getekend, sommige vormen met duidelijkere tekening.

Is niet winterhard.

Cyclamen x wellensiekii Lets. (kweker Wellensiek) Is een kruising van cyprinum met libanoticum. Die heeft roze bloemen van november tot maart.

Uit; http://www.srgc.org.uk/monthfeature/nov2004/content.html

Cyclamen graecum Link. (uit Griekenland) Een variabele soort.

Bloemen lijken op die van hederifolium en komen op het einde van de zomer.

Subspecies anatolicum met iets hogere bloemen en subspecies candicum met wittere bloemen.

De bloemsteel rolt zich op vanaf het midden van de steel, bij de anderen aan de top van de steel.

Greek cyclamen of Griekse cyclaam.

3. uit www.cyclamen.org

Cyclamen coum subspecie caucasicum (K. Koch) O. Schwarz (uit de Kaukasus) (Cyclamen ibericum, Stev.) (uit Aziatische Georgi) Bladeren zijn rond niervormig tot omgekeerd eivormig met zwak gegolfde rand, donkergroen met wit gevlekte strook.

Bloemen zijn karmijn/rood met donker rood oogje, kelkslippen zijn lancetvormig, toegespitst en gaafrandig, aan de voet niet smaller toelopend in januari/maart.

Knol heeft alleen onder aan wortels.

Wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1831.

‘Albiflorum’, heeft helderwitte bloemen met karmijn/purperen oogje.

‘Lilacinum’, met lila/roze bloemen met karmijn oogje.

‘Roseiflorum’, met donkerroze bloemen met donkerder oogje.

‘Rubriflorum’, met donker rode bloemen.

5. uit ja.wikipedia.org

=Cyclamen purpurascens, Mill. (purperachtig) (Cyclamen europaeum, L.) Uit de schijfvormige knol verheffen zich de mooie donkergroene, wit gevlekte en van onderen rode en niervormige, dikke, gaafrandige tot zwak gekartelde bladeren.

Bladstelen, bloemstelen en kelk zijn behaard.

In de herfst verschijnen de vele lang gesteelde knikkende bloemen die een eigenaardige vorm bezitten met een fijne geur. De kleur is karmijn tot roze of purper, vaak met donkere nerven en wordt meestal donkerder naar de basis toe.

Deze onderscheidt zich van de volgende vorm door minder opvallend blad, het bloemmondje is vanwege het ontbreken van oortjes duidelijk rond en geeft een zachte geur en bloeit meestal iets eerder.

Een 10-15cm hoge, groen blijvende plant.

Knol maakt aan alle kanten wortels.

De Europese cyclaam komt het verst naar het noorden, Z. Duitsland, Zwitserland, Hongarije en verder in het Tatra gebergte. Groeit in de vochtige bossen en schaduwrijke grasgronden van de Voor‑Alpen. Hier en daar komt het op 2000m hoogte voor. Is in 1596 beschreven 'Album,' is de witte.

‘Lilacinum’, heeft lila/roze bloemen.

Alpenviooltje, Europisches Alpenveilchen, Wildes Alpenveilchen, Zyklame, Erdscheibe of Erdbrot.

Ouderdom.

Deze cyclaam groeit in vele vensters van boerenhuizen. Het heet dat ze een hoge leeftijd bereiken kunnen, er zijn berichten van 50 en 60 jaren.

8. Uit Fuchs.

Cyclamen hederifolium, Aiton. (met blad als de Hedera)

In de tuinen wordt meestal deze vorm aangetroffen. Deze naam heeft de plant naar de grijze of crème achtige tekening op de bladeren die lijken op die van de Hedera, de klimop. De tekeningen zijn er in verschillende motieven. Het blad is zeer variabel, aardig van dit blad is ook dat het pas tegen de herfst komt, als de andere bladeren verdwijnen, om weer te verdwijnen als de bonte pracht van de zomerbloemen ruimte nodig hebben.

Het blad is ongelijk van vorm, ei tot hartvormig, 5-9 maal hoekig gelobd en onregelmatig getand, donkergroen met zilver witte vlekken en van onderen bruin/groen tot groen.

Bladstelen, bloemstelen en kelk zijn behaard.

Bloemen van 1.5cm lengte, wat geurend en mooi roze/rood met donkerrood oogje, kelkslippen zijn langwerpig en kort toegespitst, wat getand. Eind augustus, begin september verschijnt met de komst of wat later dan de bladeren de 10cm lange steel met het sierlijke bloempje. De bloem lijkt op een elfje die haar vleugels uitslaat. Er kunnen er wel 40 uit een bol komen. Hun kleed of vleugels zijn er in alle schakeringen van roze en ook zijn er witte. De vleugeltjes hebben een purperen blok die een v vormt aan de basis van elk bloemblad.

Als het zaad rijpt, rolt de bloemsteel zich spiraalvormig op en komt zo vlak boven de bol te liggen en wordt zo in de aarde begraven.

Lange tijd, en in de meeste boeken, werd deze plant beschreven als Cyclamen napolitanum, naar het gebied van herkomst en Z. Frankrijk, N. Italië, en verder naar N. Turkije. Is beschreven in 1824.

Wordt 10-15cm hoog.

Knol vormt alleen boven aan wortels.

Alpenviooltje, Ivy leaved cyclamen.

Vormen.

De cv. ‘Album’, is puur wit soms met een lichte tint ros rond de mond.

De cv. ‘Apollo’, heeft opvallend blad met contrasterende blokken in licht en donker groen op een mooi zilveren veld.

Uit www.desert-tropicals.com

Cyclamen repandum, S. & S. (uitgeschulpt, licht golvend, de bladeren) Bladeren komen voor de bloemen en zijn hartvormig, dun en onregelmatig gelobd/getand, heldergroen met licht zilveren vlek, aan de onderkant roodachtig.

Bladstelen, bloemstelen en kelk zijn behaard.

Bloemen zijn 1.5-2cm lang, zwak geurend en zacht purper/roze met violet/rood oogje, kelkslippen zijn eivormig, toegespitst en gaafrandig in april/mei.

Kleine knol die alleen onder aan wortels maakt.

Uit Europa, Griekenland en Klein Azië, wordt 10-15cm hoog. Is beschreven in 1616.

‘Albiflorum’, heeft zuiver witte bloemen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid voert hier te lande de naam verckens-broot of seugen-broot, in Hoogduitsland Schweinbrot of Sewbrot, in Frankrijk pain de porceau, in Engeland sowbrede, in Italië pan porcino, in Spanje op sommige plaatsen mazan de porco, Apuleius noemt het Rapum porcinum, in de apotheken Panis porcinus en Arthanita Ze worden beide te Wenen Sawbrot, dat is in onze taal varkensbrood genoemd.’

De namen varkensbrood, Engels sow-bread of swine bread, Italiaans pane porcino, Frans pain de pourceau, of plaatselijk pain de pur, marron de cochon, Duits Farkensbrod, Schweinkraut, -brot, Seubrot, Sweinkraut en Zweeds svinbrod is een vertaling van middeleeuws Latijn panis porcinus: varkensbrood, omdat die dieren het eten. Is giftig, 10 gram zou voor de mens dodelijk zijn, voor zwijnen niet, wel weer voor vissen. Linnaeus claimde dat het hoofdvoedsel van wilde zwijnen van Sicilië was. H. Bock; 'De naam van net gedachte aardrapen zijn al in tweede deel boven onder dat 19de kapittel der aardnoten beschreven, alleen wil ik hier [713] iedereen waarschuwen dat ze deze ruwe bittere appel of raap niet voor zeugenbrood houden, in Latijn Panis terre of panis porcinus, dan geen zeug of ander dier of mens zal deze wortel graag als spijs gebruiken zoals ettelijke vals daarvan leren, daarom willen we zulke kruidmeesters deze rapenwortel graag zelf als spijs laten zodat ze ervaren wat ze kan en hoe goed ze te eten zijn.’

Dodonaeus (b) ‘De Grieken noemen het Kyclaminos en soms ook Kissophyllon, Kyssanthemon, Cheloneion, Ichthyotheron, Chyline, Zoroastres noemt het Trimphalites zoals men onder de bastaardnamen bij Dioscorides vindt. Marcellus noemt het Orbicularis, Apuleius noemt het ook Orbicularis en Palalia. De geleerde geven het in het Latijn ook de naam Cyclaminos, dan in de apotheken noemt men het gewoonlijk Cyclamen.’

Aan de schijfvormige (orbicularis) knollen heeft het gewas ook zijn naam te danken, Cyclamen, wat een verbastering is van het Griekse kyklaminos of kyklos: een cirkel of schijf. Het geslacht kreeg omstreeks 1700 door J. de Tournefort zijn naam. De naam Cyclaminus uit 1758 is een verbeterde schrijfwijze maar de te behouden schrijfwijze van Linnaeus uit 1753 is Cyclamen

Nederlands cyclamen, Engels cyclamen, Frans cyclame of cyclamine, Italiaans ciclamino.

Dodonaeus ‘In het Latijn plag men het te Tuber terrae en Terrae rapum te noemen, Apuleius noemt het ook Terrae malum, in de apotheken Erdtoppffel. In het Hoogduits heet het ook soms Erdtapfel en Erdtwurtz. Ze worden van sommige boeren Erdapfel genoemd en in Hongarije dizno repa, dat is varkensraap. Behalve de voor vermelde namen zo noemt men dit gewas in onze taal eerdt-broot, eerdt-apel, ja ook wel eerdt-noten.’

Oude schrijvers noemden het wel tuber terrae of terrae rapum: de bol of raap uit de aarde. Daar heeft het Duitse namen aan te danken als en Herdepheln in oud-Hoogduits, Erdapfel en Waldruben bij Bock, Erdscheibe, Erdwort, -wurz, -wort, Gaisrube, Italiaans pane terreno: grondbrood, tubero fiorito en rapa di terra, Engelse apple of the earth of dilnote

Ddonaeus (d) ‘Het heet ook Umbilicus terrae’..

(e) Hirschbrot, bij ons hertenbrood.

(f) Verder, Melchrechterl, Hasenohrli of-ohr, in Tirol ook wel Cigglamli, of Cichlamme, Teufelsaug, Tag-dra-dri-um. Frans violette des Alpes, Duits Europaisches Alpenveilchen, Duitse Bischofskappel, Engelse mitre flower of bleeding non.

Namen als Lebakraud: leverkruid, Gichtapfel: jichtappel, Kreuzwehkugel: kruispijnwortel verraden het gebruik in de middeleeuwen. De plant is nu nog in gebruik tegen leverkwalen.

Turks bakuru marian elmais, Perzisch azarbu.

Dodonaeus (g) ‘De eerste soort heet in het Latijn eigenlijk Cyclaminos orbicularis, in het Nederduits varkensbrood met gesneden bladeren of met bladeren van klimop. Naar de gedaante van de bladeren heet het ene Cyclamen folio Hederae, dat is varkensbrood met bladeren als klimopbladeren.’ Efeublattriges Alpenveilchen.

Dodonaeus (h ) ‘De tweede en derde soorten heten Cyclaminos orbicularis rotundifolius, dat is varkensbrood met ronde bladeren, Cyclamen orbiculato folio, dat is Cyclamen met ronde bladeren.

Dan men zou de derde zeer goed varkensbrood met gekartelde randen mogen noemen. Sommige geven het drie toenamen, te weten Cyclamen Romanum dat gekartelde bladeren heeft met hartvormige witte plekken en blozende bloemen, Cyclamen Gallicum met gekartelde kanten maar niet zulke mooie plekken en bleker bloemen.

Cyclamen Germanicum met ronde bladeren, karmozijnrode en ook wel purperachtige bloemen. Dan het beste verschil is dat men naar de tijd van bloeien maakt of naar de gedaante van de bladeren. Naar de tijd van bloeien heet het ene geslacht vroeg varkensbrood en in het Latijn Cyclamen vernum omdat het in de lente bloeit, het andere late varkensbrood heet in het Latijn Cyclamen autumnale omdat het in de herfst bloeit en het andere Cyclamen aestivum omdat het in de zomer bloeit.

De kleur van de bloemen van varkensbrood wordt van Plinius Colossinus color genoemd want hij schrijft er aldus van: Ԥe bloem van Cyclamen is van kleur Colossinus en wordt onder de kranskruiden gerekend en gebruikt om de tuiltjes en meien daarmee te versieren.’

Uit A. Munting.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger.( Dodonaeus, 309, 311) ‘Tegen klieren, kropzweren en andere harde zwellen: Neem de wortel, meng ze onder andere geneesmiddelen die hiertoe dienen en leg ze papgewijs op. Galenus. Deze wortel geneest ook de wonden en kwetsingen met honing en azijn vermengt en daarop gestreken, als Dioscorides zegt.

Het sap van varkensbrood kan de spenen of aambeien openen en maakt de buik week of verwekt de kamergang als men dat met vlokken wol gebruikt en bij de aambeien houdt, het wordt zeer nuttig gedaan bij de geneesmengsels of medicamenten die men bereidt om alle gezwellen, klieren, kropzweren en andere diergelijke hardigheden te verteren en te verdrijven.

Deze wortel maakt ook de huid van het lichaam schoon en zuiver, veegt die af en geneest de kwade schurft en belet het uitvallen van het haar van het hoofd en neemt weg de littekens van de mazelen en pokjes en alle puisten, kleine gezwellen en andere mismaaktheid van het aanzicht.

Om de hersens te zuiveren: Neem het sap van de wortels en haal het door de neusgaten op. Dioscorides.

Tegen jicht en verstuikte leden: Neem van de wortels zo veel als genoeg is, kook ze in water om de leden en voeten daar in te baden. Dodonaeus.

Tegen de geelzucht en om de maandstonden te bevorderen: Neem een vierendeel lood van de fijn gestampte wortel en geef het met wijn in, hier op moet men het zweten bevorderen. Matthiolus, Galenus.

Sommige gebruiken deze wortel droog tegen de benauwdheid en kortheid van de borst, zo Galenus betuigt.

Al is het zaak dat dit kruid de naam varkensbrood voert omdat de varkens de wortel er van graag eten, nochtans is het geschikt om wolven en vossen te doden.

Is het dat ge de wortel van dit kruid klein gekapt te weken legt in olie van rozen of van kamille of van bittere amandels en daarna kookt met wat wijn er bij gevoegd en dan uitperst zulke olie, te weten twee of drie druppels daarvan in de oren gedruppeld geneest het suizen en tuiten van de oren en de doofheid en vooral als ge op de oren ճ avonds als men slapen gaat het merg van deze wortels bindt en als men ճ morgen de oren met warme witte wijn uitspoelt. Of kapt deze wortels goed klein en stoot ze met kernen van perziken en bittere amandelen en leg dat tezamen in gebrande wijn te weken en pers het dan uit, last hiervan enige druppels in de oren druipen want dat is een bijzondere hulp tegen het suizen van de oren en doofheid.

Het sap van deze wortel met honig vermengt en in de mond gehouden geneest de gebreken van de mond, tandvlees en verzoet de tandpijn. Van dit sap met water van weegbree wordt een spoeling gemaakt om de gebreken binnen de mond te genezen.

Dit sap onderaan de buik of aan de navel gestreken laat zacht te kamer gaan, maar van de zwangere vrouwen op de buik gehouden brengt het de vrucht tot de dood en zelfs met een pessarium in de moeder gestoken of gedronken is zeer krachtig om de ontvangen vrucht te vernielen en om te brengen. Dioscorides schrijft ook dat sommige geloven dat wanneer een vrouw die van kind zwaar is over de wortel van varkensbrood kwam te schrijden of te treden dat ze terstond misvallen zou en als die aan de hals gehangen wordt het baren vervroegen en verhaasten kan en gemakkelijker maken.

Men zegt dat deze wortel gestoten en er kleine koekjes van gemaakt ingegeven wordt om tot liefde te verwekken. Dodonaeus schrijft daartegen dat ze goed is om de minnedranken krachteloos te maken.’

Ze smaken echter zeer scherp. Ze werken giftig, maar kunnen na drogen en roosteren gegeten worden en zouden dan kastanjeachtig smaken. De bittere wortels bezitten een krachtig zuiverend sap, waarin vroeger de vergiftigde pijlen ingelegd werden.

Deze planten worden in het kruidboek van H. Bock vermeld, evenals bloeiende planten in de tuin van Ollinger te Nürnberg in 1542. Lonicer, 1679, meldt zijn afvoerende werking.

De bollen kunnen gebakken en tot koeken gemaakt worden en dan zouden ze stimulerende krachten hebben. Volgens Theophrastus waren cyclamensoorten een ingrediënt voor liefdesdranken. Later werden ze zo nog voor vee gebruikt. In Gerard’s tijd, 1597, werd het beschouwd als liefdes verwekkend. ҉’t t is reported to be a good amarous medicine to make one in love, if it be inwardly taken’.

Bij de huizen van de Grieken en Romeinen werd het aangeplant en beschermde tegen vergiftigde dranken en gaf hen rust. Amuletum (amulet) was de volksnaam bij Plinius voor de cyclaam die in elk huis zou moeten worden geplant omdat op de plaats waar het gewas groeit vergiftigde medicijnen geen kracht bezitten.

Heks.

De cyclaam is Hekate ‘s (heks) kuklaminos. Die kweekte deze planten in de onderwereld. Zie Allium moly.

In de volksgeneeskunde speelde ze vroeger ook een rol, ook al ter bezwering van boze geesten gedurende de slaap, die geesten kwamen uit de onderwereld. Men zette dan potten met cyclamen in de slaapkamer. Dioscorides zegt dat de kuklaminon voor zwangere vrouwen zeer schadelijk is. Ook de Oostenrijkse naam teufelsauge wijst op de kwade eigenschappen. Deze wortel is in alle manieren, hoe dat ze gebruikt wordt, de bevruchte vrouwen schadelijk, en daarom zullen ze zich van deze wortel wachten, en niet alleen diezelfde van binnen niet innemen, maar ook geenszins van buiten gebruiken, noch over zich dragen, noch in haar hoven planten, want al waar het dat ze maar op deze wortel treden, dan zullen zij daarbij beschadigd en benadeeld worden, als Dioscorides zegt.

Folklore.

Het is de haan van de bergen, zoals de Arabieren de plant noemen. Een vreemde bloem met een teruggebogen hals, gedraaide bloembladen en een rood oog die naar beneden kijkt alsof ze verwacht dat er in de aarde schatten verborgen liggen.

De cyclaam is opgedragen aan de Maagd vanwege het zwaard van pijn die haar hart doorboort, dit wordt gesymboliseerd met de bloeddruppels in het hart van deze bloem. Om dezelfde reden was ze ook bekend als de bleeding nun.

Symbool van bedeesdheid.

Hun schoonheid, medisch gebruik en lichte toegankelijkheid hebben ertoe geleid dat ze veel verzameld werden. Op 6-5-1900 was er al een verordening ingesteld tegen uitgraven en afplukken.

Planten.

Deze Europese cyclamen zijn vrijwel winterhard en groeien het liefst in een goede vochthoudende grond op een licht beschaduwde plaats en moeten het liefst lang blijven vast staan. Het eerste jaar is de bloei maar matig maar wordt de volgende jaren steeds beter. Meestal ontwikkelen de bladeren zich voor de winter, het is goed die te bedekken met wat dennengroen.

Bij het planten moet op de wortels gelet worden, die zitten bij sommige soorten boven op de knol, de onderkant is gewoon rond, mest brengen onder de bol heeft dus niet zoveel zin. De knollen worden 2-4cm diep geplant in het begin van oktober. De cyclaam moet koel bewaard worden, niet boven de 15 graden, omdat anders de bloem uitdroogt en de bladeren slap worden. Het best staan ze in een onverwarmde slaapkamer. Bij aankoop moet je onder de bladeren kijken, vlak boven de bol staan de bloemen. Zijn die niet meer aanwezig dan is de cyclaam vrij spoedig uitgebloeid. Een goede en stevige cyclaam moet omgekeerd op zijn bladeren kunnen rusten en vanonder tot boven vol met bloemen zitten.

Giet het water op een schoteltje onder de plant. Giet je op de grond dan kan er gemakkelijk water komen tussen blad en bloem en rotting veroorzaken. Geef lauwwarm water en pas als de plant het nodig heeft, dus als de aarde droog wordt. Elke week wat mest geven en de bloemen wegnemen bevordert het bloeien.

Na de bloei zet je de planten zo mogelijk nog koeler weg, goed in het licht met zeer weinig water. Zodra je weer bladeren en jonge knoppen ziet geef je meer water en verpot de plant. Hou de plant dan ook steeds in een koele en vorstvrije kamer.

Vermeerderen door de knol in februari in stukken te snijden.

Bewaar het zaad een 6 weken bij –2 en zaai op 20 graden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.n