Cerinthe

Over Cerinthe

Wasbloem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

nUit www.bh-froe.com

Een of meerjarige kruiden uit Europa en Klein Azi.

Boraginaceae, ruwbladige.

=Cerinthe major L (groter)

Purpurascens ‘is een donkerbladige vorm, wordt meestal als eenjarige geteeld omdat het niet geheel winterhard is, een 60cm hoog die in de zomer bloeit.

Het heeft bladeren die er een beetje vetachtig uitzien, ongeveer als Eucalyptus. De bladkleur varieert van groen tot blauwgroen.

Buisvormige bloempjes steken half uit de paarse schutblaadjes die in de bloemtrosjes hangen en zijn. De bloemen zijn rijk aan nectar.

Grote wasbloem.

Uit species.wikipedia.org

=Cerinthe minor L. (kleiner) geeft gele bloemen. 30cm hoog, bloeit in de zomer, kortlevend.

Kleine wasbloem, Kleine Wachsblume, Frans petit mlinet, honeywort wax flower.

Uit es.wikipedia.org

Cerinthe glabra Mill (glad) (Cerinthe alpina) (uit de Alpen) Engelse smooth honeywort, Franse mlinet glabre en Duitse Alpen Wachsblume.

(Dodonaeus) 'Van het kruid Maru. 1. De bladeren van dit kruid zijn breed, langwerpig en trekken uit het groene naar het blauwe en zijn met ettelijke witachtige plekken getekend en soms nederwaarts gebogen of omgeslagen. De stelen zijn rond en getakt en bekleed met diergelijke, doch geleidelijk aan smaller wordende bladeren waar aan de toppen er van bloemen hangen die rond van vorm zijn, langwerpig en binnen hol, geel van kleur en bij hun steeltjes soms met een klein purper randje versiert waarna volgen kantige zwartachtige zaden. De wortel is langwerpig en tamelijk dik.

2. De medesoort van dit gewas is kleiner en heeft smaller bladeren, doch ook langwerpig van vorm, de steeltjes zijn teerder, anders is ze de voorgaande in alles gelijk.

Plaats.

Men vindt dit gewas in de vette grasachtige heuveltjes of bergjes en ook naast de wegen en kanten van de velden in Bohemen, Oostenrijk, Hongarije en in de naaste rijken en landstreken en zowel aan de ene als aan de andere zijde van de Donau.

Tijd.

Het groeit en bloeit van mei af tot heel diep in de zomer.

Naam, etymologie.

Cerinthe; van keros; was, en anthos; een bloem, het zou de favoriete bloem van de bijen zijn. Wasbloem, Engels honeywort, Frans mlinet, Duitse Wachsblumen.

(Dodonaeus) Tegenwoordig is dit kruid Maru genoemd, anders zijn geen namen me bekend en daarom noem ik de ene soort Maru majus, dat is groot Maru en de ander Maru minus of klein Maru. Aangaande de naam zo vindt men bij Avicenna in het 64ste kapittel een kruid Maru vermaand dat vijfvormig is, de twee eerste soorten zijn warm van aard en welriekende, de vierde is ook warm, droog en dun makend van aard, de derde is middelmatig gesteld zulks als gemeend wordt de buglosse te wezen, de vijfde verkoelt en wordt misebar genoemd. Dan met welke van deze soorten van Maru dit ons kruid het meeste gelijkenis zou mogen hebben (immers indien dat een medesoort van Maru is) dat is moeilijk te verzekeren, gemerkt dat Avicenna zo weinig woorden van de vijf geslachten van Maru gemaakt heeft en (dat meer is) zo duister er van schrijft. Maar indien men ons oordeel mag geven naar de aard en krachten zo zal men zeggen dat dit ons Maru de misebar zou mogen zijn want dit tegenwoordig kruid schijnt verkoelend van aard te wezen. Dit kruid schijnt ook hetzelfde gewas te zijn dat Plinius in het 12de kapittel van zijn 21ste boek met deze woorden beschrijft en Cerinthe noemt: ‘Cerinthe, zegt hij, heeft witte bladeren die krom en vijf en veertig cm hoog is me een hol hoofdje vol sap als honig.’ En voorwaar dit ons Maru komt met die beschrijving niet heel slecht overeen want de bladeren zijn met witachtige plekken gevlekt en ze zijn ook nederwaarts gekromd of omgeslagen en het heel gewas wordt vijf en veertig cm hoog en bovendien brengt het top of opperste van de steel holle bloempjes voort waaruit de bijen honig verzamelen. Theophrastus rekent de Cerinthon of Kerinthos onder de zomerse bloemen, te weten in zijn 6de boek en in dat getal moet dit ons Maru ook gesteld zijn, want de bloem er van komt in de zomer voort. Vergilius in het 4de boek van zijn Georgica vermaant ook van een Cerinthe ignobile gramen, dat is zo Servius dat uitlegt, een kruid dat overal algemeen is en overvloedig groeit, op welke plaatse Vergilius het woord Gramen, dat gras betekent, misbruikt en voor alle soorten van gewas verstaat (als geloofwaardig is) of hij verstaat er een ander Cerinthe mee die een soort van gras zou mogen wezen.

Plinius in het 11de kapittel van zijn 27ste boek vermaant van een kruid dat Leucographis heet dat hij van niemand beschreven heeft gevonden, zo hij zegt. Dan indien de kruiden gewoonlijk naar enige reden of gelijkenis hun namen krijgen zo zal men dit ons tegenwoordig kruid de voor vermelde naam Leucographis wel mogen geven alsof men zei, kruid met wit geplekt, want de bladeren ervan zijn met witte plekken getekend en (zo het Grieks woord luidt) beschreven. Voorts zo kan de Cerinthe en Leucographis bij Plinius wel een kruid wezen. Want het gebeurt dikwijls dat een gewas met verschillende namen op aparte en verschillende plaatsen vermaand wordt, als we elders betoond hebben.

Aard, kracht en werking.

De soorten van Maru schijnen koud van aard en tezamen trekkend te wezen en zulks was het Leucographis ook, als Plinius betuigt; ‘Leucographis, zegt hij, wordt voor nuttig gehouden diegene die bloed spuwen het gewicht van anderhalve scrupel, dat is drie oboli, tegelijk met saffraan ingenomen en ze is ook goed diegene die de buikloop hebben als ze met water gestoten of gestampt en opgelegd wordt en insgelijks om de vrouwelijke vloeden te stelpen en men vermengt het ook bij de zalven en andere dingen die men tegen de gebreken van de ogen bereidt. Ze is daarboven ook zeer geschikt om de zeren en holligheden die in de tere en weke delen van het lichaam komen te vullen en met vlees te bedekken.’

BIJVOEGING.

In Italië noemt men deze kruiden cerintha of almaru Avicennae, te Parijs Telephium maculosum of ook Calendula, doch niet eigenlijk genoeg, Lobel noemt ze Cerinthe Plinij. De kleine soort is van Camerarius Cerinthe minor genoemd en van Gesnerus Bergunds zung en Flecken kraut.

Noch van de krachten.

De bladeren van deze kruiden worden in Itali veel voor bernagie gebruikt en hebben, naar de mening van de wijdvermaarde Clusius en van andere geleerde bijna dezelfde krachten. Dan Lobel zegt dat deze Cerinthe veel lijkt van smaak en gedaante op soorten van deurwas, noch ook Hypericon. Immers de bladeren als ze gekauwd worden zijn niet onlieflijk van smaak alsof iemand een nieuwe weekachtige was proefde en daarom is ze misschien Cerinthe genoemd geweest of omdat de bijen genoegen nemen in haar bloemen die aardig om te zien zijn en daartoe ook niet onlieflijk van smaak, maar zoetachtig. De bladeren van de kleine Cerinthe als ze noch teer zijn mogen in salade gegeten worden en zijn niet onbehaaglijk van smaak, als Gesnerus betuigt.’

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl