Swertia

Over Swertia

Duingentiaan, Bijbelse kalmoes, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst,

Uit M. Winkler.

Opgaande eenvoudig of vertakte meerjarige of eenjarige kruiden, meestal border- of rotsplanten. Bladeren tegenoverstaand, of wortelstandig in de meerjarige soorten en lang gesteeld.

Blauwe of purperen bloemen, zelden geel, in trosvormige schermen.

Een 90-120 soorten die wijd verspreid zijn over de wereld, maar meestal in Z. Azië.

Gentianaceae, gentiaanfamilie.

=Swertia perennis, L (meerjarig) (Gentiana amarella) De laagste bladeren zijn ovaal/elliptisch en lang gesteeld. De bladeren aan de stengel zijn ovaal.

Bloemen zijn meestal 5tallig en purperblauw tot wit in juni.

De slanke duingentiaan is een meerjarige die een 30cm hoog kan worden.

Komt voor in noordelijke regionen.

Een alpine plant die van een koele plaats op kalkarme vochtige grond houdt.

Swertia is zo genoemd naar een Hollands botanist, Emanuel Swert, Sweert, een bollenkweker en auteur van ‘Florilegium of bloeiende planten, 1552-1612. (Henricea)

Slanke duingentiaan, in Engeland staat ze bekend als marsh felwort. Oud-Engels feldwyrt: veld, en wyrt: wortel. Duits Blauer Tarant, - Dorant, Himmelsstengel, Sumpfenzian, Moorenzian, Blauer Sumpfstern.

Vermeerderen door het zaad 3 weken bij 20 graden te bewaren, dan 6 weken bij –2 en zaaien bij 7 graden.

Uit N. Wallich.

Swertia chirayita (Roxb. ex Fleming) H. Karst.( Bengaals voor een gentiaan)

Chirata-tikta.

Volgens Roxburgh in zijn Flora Indica is de Calamus aromaticus geen palm, maar een oude naam voor Gentiana cheyrata, Roxb., (chirayita) de kalmoes van de oudheid. (zie Acorus)

Vorm.

Gentiana chirayita is een kruidachtige plant met recht opgaande bladeren die stengelomvattend zijn, lancetvormige en drie/vijfnervige bladeren.

De plant wordt ongeveer een meter groot.

Het is een overblijvende plant die in India ten noorden van de Ganges groeit.

Deze beroemde plant zou gevonden zijn op de bergen van Nepal en de Morungs. Ze komt in grote hoeveelheden voor op de bergen van de gematigde Himalaya’ s.

Roxburgh geeft de volgende beschrijving: “Als ik deze plant verwijs naar het geslacht Gentiana ga ik af op de capsule: anders zou ik die geplaatst hebben bij de Exacum’ s (Gentiaanfam.).” De jichtgentiaan Gentiana chirayiata wordt onder de naam Herba et Radix Chirette sive Chiraytae in de handel gebracht.

Naam, etymologie.

Nu is ze bekend onder de naam Swertia chirayita, Buck-Ham. Door verwisseling van de geslachten heeft het al een paar maal een andere naam gekregen, onder andere Henricea pharmacearcha, Lemaire. (Gentiana chirayta, Roxb.)

De Sanskrietnaam is chirata‑tikta en de Bengalese naam chirata. Johnson: Cheryta is Hindoestaans voor een Gentiaanplant.

Chiretta, Engels chiretta, Indian gentian, Indan balmony, Frans swertie, Duits Driesenenzian, Italiaans swertia, Indië chirata, kalapnath, Perzië dowa-ud-daura.

Gebruik.

Roxburgh vermeldt ook dat het bij de bewoners van Bengalen als opwekkend middel gebruikt wordt. Zijn koorts stillende krachten zijn in hoge achting bij de inlanders en Europeanen, de plant wordt gebruikt als vervanger van kinine”. Het is een belangrijk ingrediënt van een bekend Indisch koortspoeder dat bekend staat als sadurashan-churana wat in bazaars verkocht wordt.

De stengels zijn zeer bitter en worden onder de naam van stipites chirayta in de handel gebracht. Ze komt in werking overeen met de gele gentiaan. Velen zijn van mening dat de Arabische artsen, als zij van Calamus aromaticus spreken, dit gewas bedoelden. (zie Acorus)

Uit Ravelingen.

Maerlant, ‘Calamus aromaticus, zoals ons schrijft Isidorus, is een soort schoon riet dat men in het land van Indië ziet. Goed ruikende en van zoete zaken en een deel taai van smaken. Platearius die zegt het dat het de maag van koude doen te genezen pleegt en het geneest de krampen in de maag en tegen de darmenwind. Zo neem het sap dat men er van vindt met alsem sap en met wijn om de pijn te genezen, om de macht ook mede te vernieuwen en de maag mede te verteren. Men neme hiervan poeder, een deel, en daar toe gepoederd kaneel, dat maak de vertering sterk en verdrijft de sterke hartaanval’.

Dyetsche, ‘Kalmoes is een geurend riet, het is heet en droog in de tweede graad. Het is een wortel van een boompje die zeer geurt, het heeft de kracht om te verbeteren en te verteren.

Tegen pijn in de maag en in de darmen uit verkoudheden of winden is kalmoes een zeker experiment of medicijn, geef een half ons hiervan met sap van alsem en wat wijn wat je tezamen mengt.

Om de vertering te versterken is het goed dat je daar kaneelpoeder bij doet, dan is het beter, hetzelfde is ook goed tegen hartkrampen’.

Bijbelse Kalmoes.

Inleiding:

De bij ons bekende Kalmus, Acorus calamus L., is een plant die een grote en snelle verspreiding kent en ook goed in het nabije Oosten gedijt. Toch komt uit de Bijbelteksten, waar over Kalmus gesproken wordt, het beeld naar voren dat de kalmus daar zeer schaars en dientengevolge zeer kostbaar is. Dit lijkt erop te wijzen dat de Kalmus, die wij kennen, niet de kalmus uit de Bijbel is.

Deze stelling is ook door anderen naar voren gebracht op grond van het argument dat de Acorus qua afkomst niet in aanmerking zou komen. In het navolgende zal aangetoond worden dat deze argumentatie onjuist is en zal voor de Acorus en andere planten worden bezien of zij de Kalmus uit de Bijbel zou kunnen zijn.

Bijbel.

Verwijzing naar de Kalmus in de Bijbel: “De naam Kalmus is in het Hebreeuws Keneh, of meer volledig Keneh‑Bosem, wat kruidig of zoet riet betekent” (Moldenke) Deze naam komt op een aantal plaatsen voor. In Exodus 30:23 wordt erover gesproken als een ingrediënt voor de heilige zalfolie. In Salomons Hooglied 4:14 wordt het bezongen als een kostelijke vrucht. Vermoedelijk was dit ook een van de kostbare specerijen die de Koningin van Sheba aan Salomon gaf (1 Koningen 10:10), gelet op de tekst in Jeremia 6:20 “Waarom zou dan voor mij wierook uit Sheba komen en Kalmus uit een ver land? “Dat het een dure specerij was blijkt wel uit Jesaja 43:24: “Gij hebt mij voor zilver geen Kalmus gekocht”.

Uit deze teksten blijkt wel dat de kalmoes in het land Israël niet of nauwelijks voorkwam. Ze moest van verre gehaald worden, de hieruit onttrokken ingrediënten zijn kostbaar en worden slechts bij speciale gelegenheden gebruikt. Tenslotte kan nog gewezen worden op de tekst van Ezechiël 27:19: “Kassie en Kalmus behoorden tot uw koopwaar”.

Acorus, van a: niet en kore: de pupil van het oog, een verwijzing naar zijn medische kwaliteiten, een oude naam voor de lis.

Acorus calamus L.: Aronskelkfamilie.

Kalmus, moes, ooievaarsbrood, zwanebrood, in het Fries Earrebarrebreau.

Is over de gehele plant aromatisch geurend.

Smalle opgaande zwaardvormige bladen tot een meter lang die aan de randen gerimpeld zijn. Jonge bladen zijn in het begin diep geel gestreept, kleuren donkerder later in de zomer.

De kegelvormige bloem is groenachtig, een vrucht komt in de meeste landen niet tot ontwikkeling, alleen in Z. China en India zijn er zaden van bekend. (Dodonae) De verspreiding gebeurt dan ook door de broze vlezige wortelstokken die voortkruipen in de drassige gronden. In de moerassen zouden bij die wortelstokken veel bloedzuigers voorkomen.

Gebruik:

De bladeren ruiken aangenaam als ze fijn gewreven worden. (vgl. de Engelse naam Sweet Flag) en worden zo gebruikt in parfums en lotions en worden in Deventer koeken verwerkt.

De wortelstok is echter het meest in gebruik. Deze smaakt bitter en zou daarom zelfs eens in bierbrouwerijen gebruikt zijn om het bier goed te houden. Meestal werd ze toch medicinaal gebruikt. Zo kan een wortelextract (een paar gram wortel fijn gestampt in kokend water) gebruikt worden als een mondspoeling bij tandontstekingen; inwendig werkt het eetlust bevorderend en helpt het tegen maagzuur en oprispingen. De pijnstillende kalmusolie is ook afkomstig uit de wortelstok. Ze gold bij de Berbers en Arabieren vroeger als een krachtig Afrodisiacum, zo ook al vermeld bij Avicenna (Ibn‑Sina gest. 1073) (Meyers, van Beverwijck)

Afkomst:

Acorus komt momenteel in vele landen voor. Ze wordt al vermeld bij Dioscorides, Theophrastus en Plinius. Bekend was dat ze wild in Klein‑Azië groeide. In midden Europa was ze tot midden 16e eeuw als levende plant onbekend , tot dan toe kende men alleen de gedroogde wortel als farmaceutisch product. P. Matthiola beschreef in 1565 voor het eerst een levende plant die hij gekregen had van Ghislain Busbequius, keizerlijk gezant aan het Turkse hof onder Soliman II, die ze samen met zijn arts W. Quackelbeen aan de oevers van een meer bij Nicodemia in Bithyië had verzameld. Eerst in de uitgave van 1586 is een bloeiende plant afgebeeld. Volgens Clusius was ze sinds 1574 in de Keizerlijke tuin gekweekt en 1577 in bloei. (Meyers) Reeds te dien tijde was de plant in Polen verwildert, waar ze als Tartaarsch kruid bekend was. In het begin van de achttiende eeuw was ze vrijwel over geheel Europa ingeburgerd. (Dodonaea)

Kalmoes van de ouden:

Naar zijn veelvuldig voorkomen en snelle verspreiding zou dit gegeven echter tegenstrijdig zijn met het schaarse, kostbare karakter dat aan de kalmoesplant van de Bijbel en de ouden wordt toegeschreven. Immers eenmaal ingevoerd zou ze daar toch al snel gemeengoed zijn geworden. De tijd tussen de verschillende teksten is lang genoeg voor een verspreiding van de Acorus.

Mogelijk is de naam kalmoes, kalmus, in gebruik is geweest voor bepaalde geurende plantaardige stoffen met voor vermelde kwaliteiten en de naam een meer algemene naam is geweest.

Calamus is afgeleid van wat vroeger de calmusplant heette. Wat is afgeleid van het Arabische kalon, een naam voor een riet. Van Beverwijk schrijft hierover “Calmus te weten den oprechten (anders wert in zijn plaetsch Acorus genomen) is een Indiaensche sterck ruyckende riet”. Blijkbaar werd de Acorus een 100 jaar na invoering ervan als vervanger gebruikt voor de “oprechte”.

Calamus.

Calamus, het planten geslacht waar de tweede naam naar verwijzen zou, behoort echter tot de palmachtige.

Volgens Roxburgh in zijn Flora Indica is de Calamus aromaticus geen palm, maar een oude naam voor Gentiana cheyrata Roxb. en de kalmoes van de oudheid.

Dit is een kruidachtige, met recht opgaande bladeren die stengelomvattend zijn, lancetvormige, drie‑vijfnervige bladeren; ze wordt ongeveer een meter groot.

Deze beroemde plant zou gevonden zijn op de bergen van Nepal en de Morungs. De Sanskrietnaam is Chirata‑tikta en de Bengalese naam Chirata (Johson: Cheryta is Hindoestaans voor een Gentiaanplant) Roxburgh geeft de volgende beschrijving:” Als ik deze plant verwijs naar het genus Gentiana ga ik af op de capsule: anders zou ik hem geplaatst hebben bij de Exacums (Gentiaanfam.)

Henricea.

Hierna werd de plant door Lemaire in een apart geslacht gezet als Henricea. Een geslacht dat met slechts 1 soort voorkomt nl. Henricea pharmacearcha Lemaire (Gentiana chirayita, Roxb.).

Een overblijvende plant die in India ten noorden van de Ganges groeit. Zijn koorts stillende krachten zijn in hoge achting bij de inlanders en Europeanen, wordt gebruikt als vervanger van kinine. De jichtgentiaan heeft zeer bittere stengels die onder de naam van Stipites Chirayta of Herba et Radix Chirette sive Chiraytae in de handel werd gebracht.

Zijn krachten komen in werking overeen met de gele gentiaan. Velen zijn van mening dat de Arabische artsen als zij van calamus aromaticus spreken dit gewas bedoelden. (Encyclopedia 1888)

Samenvatting.

Een lid van de gentiaanfamilie als de kalmoesplant? Het is even wennen, maar een zeer reële mogelijkheid, vooral als we omzien naar de werking van verschillende gentianen, duizendguldenkruid heeft dan ook zijn naam verkregen wegens zijn goede werking.

Een gentiaan laat zich dan ook met moeite verplanten, is streek gebonden. Dit kruid kon dan om die reden ook niet verplant worden in Salomons tijd.

Moldenke, Anderson en Waeker stellen als Bijbelse kalmoes voor; Andropogon aromaticus. Die groeit in India en is daar een gewoon gras. Moldenke: “Het blad is bij kneuzen zeer geurend en smaakt naar ginger, levert olie bekend als gingerolie. Dit gras wordt gegeten door de koeien”. Veel leden van deze familie leveren geurende olies. Dit zou gebruikt kunnen zijn bij de bereiding van de heilige zalfolie (Ex.) Doch er was al olijfolie aanwezig, olie van een grasachtige was dus niet absoluut noodzakelijk. Bovendien wordt er in andere teksten toch meer over een specerij of vrucht gesproken. Dit is dan ook een gewoon gras, groeit overal in warme streken. Soorten hiervan groeien dan ook in Israël. Invoer van zaden was dan ook geen probleem geweest en had de plant gecultiveerd kunnen worden in Salomons tuin.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl