Cordyline
Over Cordyline
Koolpalm, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Met een 15 soorten komt dit geslacht voor. Het zijn planten die in de tropische en subtropische streken, vooral in het zuidelijk halfrond voorkomen. Het geslacht wordt in drie afdelingen verdeeld waarvan de bekendste vertegenwoordigers zijn: =Cordyline terminalis, Kunth. (eindelings) uit de Indische archipel en Australië. Cordyline australis, Hook. (in het zuiden voorkomend) van N. Zeeland. Cordyline rubra, Hugel. (rood) is van onzekere herkomst.
De bladeren staan in een losse rozet waaruit de 1stammige plant zich verheft, de oudere bladeren verdwijnen waarna een kale stam zichtbaar wordt. Die stam heeft duidelijke secundaire diktegroei, wat bij eenzaadlobbige planten nagenoeg niet voorkomt. Keulenlilien.
Het zijn mooie kamerplanten die veel op Dracaena' s lijken. De Dracaena' s bezitten echter gele wortels en de Cordyline' ՠs witte wortels. Cordyline vormt worteluitlopers, Dracaena niet.
Laxmanniaceae, vroeger Agaveceae.
1. Uit jardim formosa.
=Cordyline indivisa, Steud. (niet verdeeld) Zeer lange en vrij stijve bladeren met blauw/groene achterkant en roodachtige middennerf zijn langer dan van australis. Wordt meestal te groot voor de kamer.
Uit N. Zeeland.
Koolpalm, mountain cabbage tree, broad leaved cabbage tree of Toi.
2. Uit www.biolib.de
Cordyline stricta, Endl. (stijf of strak opgaand) wordt 3m hoog.
Niet gesteelde, zwaardvormige bladeren zijn donkergroen en zwak getand.
Blauwe bloemen in maart.
Uit Australië is beschreven in 1820.
3. Uit en.wikipedia.org te Stanley Road, Waiotahi, Niew Zeeland.
Cordyline australis, Hook. (in het zuiden voorkomend) Lijnvormige, niet gesteelde, gebogen bladeren zijn leerachtig en aan beide kanten donker groen met een zeer dikke, donkere middennerf. Hiertoe behoren verschillende vormen.
Uit N. Zeeland, is beschreven in 1823.
‘Aureo-lineata’, met goud/geel gestreepte bladeren.
‘Atropurpurea’, met smalle, purper/bruine bladeren.
‘Doucetii,’ met smalle bladeren met geelachtig/witte strepen. Is beschreven in 1880.
‘Veitchii’ met van onderen een donker roze voet en donker rode middennerf.
‘Red Star’, is een rood bladige vorm.
Cabbage palm of Ti plant van N. Zeeland, Tī rākau, Tī kōuka, soms als whanake in de Maori taal waar het een belangrijke voedselbron was. Geteeld aan de zuidkust van Engeland vanwege hun palmachtig voorkomen en vandaar; ‘Cornish palm’, ‘Forbay palm’, of ‘Panx palm.’ naar de groei in Torbay.
4. uit www.australiazoo.com.au
Cordyline rubra, Huegel. (rood) Lang gesteelde, donker groene bladeren met roodachtig gekleurde toppen. Wordt 3m hoog.
Uit Australië, N. Zeeland, is beschreven in 1864.
6. Uit Redoute.
Cordyline fruticosa Chev, (struikachtig ) (Cordyline terminalis, Kunth. (eindelings) De lang gesteelde en lancetvormige bladen van 50-60cm lang en 5-10cm breed worden aan de basis en punt duidelijk smaller, ze zijn donker groen maar worden bij ouder worden steeds roder. Jonge bladeren zijn eerst ook wat roodachtig.
Het is een houtige plant die 4m groot wordt.
Geeft 40-60cm lange trossen van gele, wat geurende bloemen dat vervolgens rode bessen worden. Is in grote hoeveelheid gevonden door kapitein Cook in de Zuidzee-eilanden waar het door de bewoners als heilige plant gezien werd. Komt uit tropisch zuidoost Azië, Nieuw Guinea, oost India, de Indische Archipel en Sandwicheilanden waar het gewas bekend is onder de naam Ti waar de wortels gegeten worden en de bladeren voor dakbedekking en kleding gebruikt. Het danskleed van Tongan, sisi, is van ongeveer 20 bladeren gemaakt die over een tupenu gedragen worden en soms versierd met gele of rode bladeren. In oud Hawaï dacht men haar grote geestelijke kracht toe, alleen hogepriesters en chiefs was het toegestaan om bladeren om hun nek te dragen tijdens zekere rituele activiteiten. Ti was aan de akkergod Lono gewijd en werd bij religieuze ceremonies gebruikt. Dat geloof aan zijn sterke kracht zie je nog steeds, de plant wordt om de huizen geplant Ti bladeren werden gebruikt om er een krans van te maken en om de grenzen van eigendom te bepalen waarvan zijn andere naam stamt terminalis. Tot op deze dag planten sommige mensen van Hati de plant bij hun huizen om geluk te brengen. De bladeren worden ook gebruikt om van de lava af te glijden, een aantal worden aan elkaar gebonden waar de mensen van de heuvels af glijden, lava sledding.
De plant wordt daar overal gecultiveerd en als haag gebruikt. De dikke en vlezige wortels bevatten een suikerstof waaruit de inlanders suiker winnen. Ze worden geroosterd gegeten en gebruikt om er spiritus en brandewijn van te maken en als geneesmiddel. Door destillatie wordt er een sterk alcoholische ‘akolehao ‘uit gewonnen. De bladen worden gebruikt voor dakbedekking evenals die van Cordyline eschscholziana, Mart. (de Est dr. Johann Friedrich Gustav von Eschscholtz, 1793-1831) Verder voor simpele rokken, tassen en muziekinstrumenten.
Er zijn verschillende cv’s, vaak met divers getinte bladeren, rood, roze groen en wit.
Het is een sierlijke halfstruik.
‘Amabilis’, met brede en glanzend groene bladeren die wat bros/groen zijn met wat roos erin en roomkleurige randen.
‘Baptisii’, hierbij hebben de sterk gebogen donker groene bladeren rode/room/gele kleuren.
‘Cannaefolia’, met korte, donkergroene bladeren.
‘Metallica’, met koper/rode bladeren als ze jong zijn die later bronskleurig worden.
‘Red Edge’, heeft kleine bladeren die wat licht groen zijn met rode strepen.
‘Robinsoniana’, met brons/groene bladeren met karmijn/rode strepen.
‘Tricolor’, met sterk gekleurde, brede bladeren die op brons/groene ondergrond karmijn/rood en geelachtig gestreept zijn.
‘Firebrand’, met glanzende, purper/rode en bronskleurige bladeren.
Naam, etymologie.
Cordyline komt van Grieks kordule of kordyle: een knots, dit naar de knotsvormige knollen aan de wortels. Of naar de vorm van de bloemknoppen. In het Engels wordt dit vertaald als club, clubpalm, ook palm lily, ti plant en good luck plant, in Duits als Keulenlilie.
Uit en.wikipedia.org
Cordyline obtecta Baker (van voren bedekt) is een brede vertakte plant uit de Norfolk Island en Nieuw Zeeland (obtecta komt van Latijn obtegere; verzegelen of bedekken) naar de bloem die bedekt is in de bladeren van de eerste beschreven plant.
Een boom van 10m, meestal minder, met een stevige stam van 20–30cm in diameter.
Spreidende takken die bedekt zijn met dichte bossen stijve bladeren aan de top van de takken.
Bladeren zijn 35-100cm lang en 2.5-7cm breed, versmallen naar de basis toe in korte bladstengels, ze gaan wat hangen bij ouderdom.
Bloemen staan in grote open trossen die tussen de bladeren komen, ruiken sterk.
Vrucht is een witachtig tot blauwe bes.
Ti, Norfolk Island cabbage tree, three kings cabbage tree.
Planten.
Het zijn van oorsprong meestal bomen die hier als stammetje opgekweekt worden en dan zijn het eerst lage planten. Ze groeien wel door. Zo zijn ze ook te vermeerderen. Neem een stammetje en steek dit in stekgrond, aangieten, plastic eroverheen, geregeld controleren en wachten tot ze uitbot. Ook door topstek is ze te vermeerderen. Ze houden van warmte en vocht.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl