Chamaedaphne

Over Chamaedaphne

Leerblad, vorm, kruiden, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit S. Pallas met Phyllodoce caerulea als kleine.

Een kleine plant die gekweekt wordt vanwege de vroege witte bloemen en altijd groen blad. 1 soort.

De bloemen hangen in eindelingse en bladige trossen.

Er is een soort die in de koudere gebieden van het noordelijk halfrond voor komt.

Nauw verwant aan Andromeda en verschilt door de okselstandige bloemen en geschubde twijgen en bladeren.

Ericaceae. (Cassandra)

Chamaedaphne calyculata, Moench. (van een bijkelk voorzien) Kort gesteelde bladsteel van 4mm

Bladeren zijn 1-3.5cm lang en 0.5-1.5cm breed, met stompe top en bladvoet, rand is spaarzaam geklierd en gaaf of zwak gekarteld, grijs/groen en geschubd, van onderen dicht bruin geschubd, wintergroen.

Een lage en breed uitgroeiende struik met spreidende of horizontaal staande zeer dunne en geschubde twijgen.

Mooi vanwege de vroeg, april, verschijnende witte bloemen die kruikvormig zijn en aan het eind van de eenjarige twijgen staan en schijnbaar een eindstandige tros vormen, bloemkroon is 6-8mm lang, aan de top ingesnoerd en kort 5tandig, de stijl is even lang als de bloemkroon.

Groeit het best in veenachtige grond op niet te zonnige plaatsen.

Komt uit N. Europa en N. Aziƫ en wordt 40-120cm hoog.

'Angustifolia, verschilt door de smallere, lancetvormige bladeren met gegolfde randen

Nana,' wordt hoogstens 30 cm met iets kleinere bladeren en horizontaal afstaande twijgen, veel breder en meer kussenvormend, 20cm hoog.

Naam, etymologie.

Chamaedaphne, Grieks chamai: klein en daphne, de laurier bij de ouden, naar zijn lage vorm en altijdgroene bladeren. Het is de Engelse leatherleaf en Duitse Lederblatt of Torfgranke, Zwerglorbeer.

Planten.

Vermeerderen door zaden, zaaien bij 18 graden, in donker laten kiemen, ook door afleggers. Door ze diep te planten kunnen ze ook gescheurd worden.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl