Lactuca
Over Lactuca
Sla, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,
Een geslacht van n- of meerjarige kruiden die meestal in het Noordelijk halfrond voorkomen, 10 in N. Amerika, 33 in tropisch O. Afrika, 40 in Azië en 17 in Europa, de meeste in M. Zeegebied. Een honderd zijn er beschreven die waarschijnlijk van 8-9 soorten afstammen.
Het zijn planten van een halve tot anderhalve meter.
Blad staat afwisselend, er zijn verschillende bladvormen.
Kleine bloemhoofden van gele, witte of blauwe bloemen.
Asteracea, Cichorium klasse.
Sectie Lactuca. Bloemenstand is een dichte tros van 10-50 bloemen.
Ondersectie Lactuca.
Uit Fuchs.
Lactuca sativa, L. (tam, gekweekt) sla, is een eenjarige plant.
Het zijn koud weer planten, met warm weer gaan ze bloeien, maar ze zijn nu zo veredeld dat ze uit zichzelf het hele jaar door bladkroppen vormen. Sommige selecties geven zelfs goede bladvorming bij warmte.
Sla bloeit in het geel, de bloemen openen om 7 uur en sluiten tegen 10‑12.
Het is de meest gebruikte vorm van de voorkomende soorten.
Het is een ideale groente en is er nu in vele vormen, krop-, bind-, wintersla, sla-andijvie etc.
Lactuca’ s werken narcotisch en verdovend. Alleen de gecultiveerde sla, met een paar soorten, is eetbaar. De kropsla of botersla die nu minder gebruikt wordt omdat de ijsbergsla beter houdbaar is, de naam komt van het Amerikaanse ras ‘Iceberg.’
Lactuca sativa var. longifolia, (langbladig) (Lactuca sativa var. romana) bindsla, kluitsla, Duitse Rmersalat, Rmischer of Romana-Salat, Lattuga, Kochsalat, Bindesalat of Lattich.
Lactuca sativa var. crispa (gekroesd) Lollo bionda of Lollo groen met grote groene bladeren en sterk gekroesd in een dichte rozet. Lollo rossa of Lollo rood als voorgaande, maar nu helder tot gewoon groen. Winter Latthugino, Duits Bindesalat, met middelgroene naar rood overgaande bladeren. Krulsla, Duits Schnittsalat, Pflucksalat of Blattsalat als lollo rossa en lollo bionda
Lactuca sativa var. acephala, (zonder hoofd) eikenbladsla, Duits Eichblatt rot, red salad bowl, met eikenbladachtige rode bladeren die zeer zacht zijn met een nootachtige smaak groene, rode en gekroesde vormen Eichblatt grun, ‘Green Salad Bowl’ als voorgaande maar met helder groene bladeren.
Lactuca sativa var. capitata, (kopvormig) kropsla, Duits Kopfsalat, Huptelsalat of grner Salat.
Lactuca sativa var. angustana, (smal of versmald) Duits Spargelsalat.
Lactuca sativa var, asparagina. (asperge-achtig) is stengelsla die geteeld wordt om de stengel, geoogst als die 15-20cm lang en 3-4cm dik en geschild gegeten als groente.
Uit Matthiola.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De gewone soort van dit gewas heet hier te lande lattouwe, lattuwe of lattich, in Hoogduitsland Lattich, in Engeland lettes, in Frankrijk laictue, in Spanje lechuga, lettuga en alsace, in Itali lattucaծ.’Het Duitse woord Lattich komt in oud-Hoogduits voor als Lattuh, in het midden-Hoogduits als Latech of Lateche, in midden-Nederlands zien we lachteke en later latuw, lactuwe, latouwe of lachtike, Frans le laitue, Angelsaksisch lactuc en Engelse lettuce, Italiaans lattuga, Spaans lechuga. Het zijn woorden die uit het Latijnse lactuca stammen. Goethe 1787: ‘Der Salat van Zartheit und Gesmack wie eine Milch’ daarom werd de sla door de ouden in het Latijns lactuca, van lac: melk, genoemd. Ook Ladducha, Ladich, Latsche, Latgen, Latich, Lattich, Latik, Lattick, Lattouch, Latuck, Letacha, Leticha en Lettich.
Dodonaeus (b) ‘Hier te lande ook salaet, sla en in Bohemen Salat.’
In de late middeleeuwen heette sla bij ons ook sla, dit is een samentrekking van de Franse salade wat weer stamt uit het Italiaans waar het insalata heet. Dit stamt van het werkwoord insalare: inzouten, ingezouten salat. De kern van het woord is dus het zelfstandige naamwoord sal: zout. Dit lijkt nu vreemd, gezouten sla, Duits. Zalath. Vroeger werd sla met zout, olie, azijn en wat kaneel of peterselie aangemaakt. Men meende dat sla slecht verteerbaar was, maar aldus klaargemaakt wel goed verteerd zou worden. Het eetgebruik was anders dan nu en er werd vooral veel minder groente gegeten. Veel werd de groente gekookt, vandaar de warmoezerijen, (kwekerijen) van warme moes, die tot warmoes gekookt werden.
Dodonaeus ‘In het Latijn heet ze Lactuca sativa, dat is tamme sla, in de apotheken ook Lactuca alsof men melkkruid zei en dat naar het melkachtig sap dat uit de stelen en wortels van dit gewas vloeit als het gekwetst is.’
Lactuca, van Latijn lac: melk, een verwijzing naar het melkachtige sap. Dat ze moedermelk zou bevorderen is wel het gevolg van de signatuurleer.
Varro: ‘Vernacula Lactuca a lacte, quod olus id habet lac. ‘ de groente bevat melk.
Plinius XIX.38:’Ү. et ideo lactucis nomen a lacte.’ Palladius II.14: ‘Lactuca dicta est, quod abundantia lactis exuberet’ Isodorius XVII, 10.11: Ҍactuca dicta est, quod abuntantia lactis exuberet, seu quia lacte nutrientis feminas implet.’
( Dodonaeus d) ‘De Griekse naam is Thridax hemeros of (als Galenus zegt) Thridacine, sommige noemen het ook Maronilion, maar de navolgers van Pythagoras noemen het Eunouchion.’ Lobel: Want de naam Lactuca is getrokken van het woord Lac wat in onze taal melk te zeggen is omdat deze soort meer melk geeft dan de andere andijvie' s en ook de vrouwen die het eten de melk vermeerdert waarom dat ze ook Tridax in Grieks is genoemd.’
Latouwe, latuw of salaet, zij verwekt de slaap, verslaat de dorst en neemt de geiligheid weg: waarom de Phythagorische wijsgeren haar Eunuchium genoemd hebben en de Vrouwen Astylida. Daarom is zij beter voor papen en monniken dan voor mannen die jonge vrouwen hebben en derhalve goed huis moeten houden.
(Dodonaeus e) “De soort van deze sla met gekronkelde bladeren heet in het Latijn bij Plinius Lactuca Crispa, in onze taal gekronkelde sla, in het Hoogduits Krauser Lattich, in het Frans laictue crespue. Columella geeft ze de toenaam van Lactuca Caeciliana. De gekrulde sla noemt Lobel in het Latijn Lactuca crispa non capitata, in Nederduits gekrulde en gekronkelde sla ongesloten. De ongesloten sla heet in Italië lattuga francese.’
Kraussalat voor de var. crispa.
Dodonaeus (f) ‘De andere soort met gesloten en kropvormig ineen gedrongen bladeren heet hier te lande crop-salaet, in Frankrijk laictue pommee of testue, in Spanje lechuga parada por il suelo, in het Latijn noemt men ze Lactuca capitata en Lactuca sessilis of, als Plinius zegt, Lactuca Laconica en als Columella zegt Lactuca Baetica. Dan de tamme sla noemt Lobel hof-lattouwe, in het Latijn Lactuca sativa folio Scariolae, in het Spaans lettuga, in Hoogduitsland heet ze soms Der Lactuck en kropsla heet daar Grosser Lattich en Weisser Lattich, in het Grieks Maroulla of Maroullia, in het Latijn heet het bij sommige ook Lactuca polycephalos, in Itali lattuga cappucina en hier te lande gesloten sla en kropsla.
Maar als Petrus Crescentius zegt Lactuca Romana, dat is Roomse sla. Roomse sla, Lobel zegt dat het meer gevonden wordt in Italië dan in Duitsland of Nederland, maar meest te Rome waardoor dat het Roomse genoemd wordt die donkerder bladeren heeft dan de gewone en niet zo oneffen en ook is het zaad zwart. Het hele kruid is malser, zoeter en lieflijker van smaak dan de gewone.’
Het Duits heeft ook Kopfsalat, dit naar de vorm van var. Capitata.
Dodonaeus (g)’De soort met donker groene bladeren daar Plinius van vermaant is van hem Nigra Lactuca, dat is zwarte sla genoemd en is tegenwoordig onbekend.’
Dodonaeus (h) ‘De sla met bruine of paarsachtige of uit de witte roodachtige bladeren is van dezelfde Plinius rode sla, in het Latijn Lactuca rubens genoemd en deze is tegenwoordig ook niet bekend. Columella noemt het Lactuca Cypria en dezelfde Plinius noemt het op een andere plaats Lactuca Graeca.
(i) Verder via Latijn Lappa en Lappacia werd Noord Duits Ladeke en met blad Plectucha, Bleticha.
(j) De naam Werje of Werge betekent dik sap. Portugees alface.
(k) “Iceberg ‘is een Amerikaanse cultivar, naar de manier waarop het per trein vervoerd werd in 1920, wagons bedekt met gebroken ijs zodat het op een ijsberg leek, ijsbergsla.
Historie.
Sla is mogelijk afkomstig van Lactuca serriola, L. (Griekse seris: sla) (Lactuca scariola, L. (van Frans escarole, van Italiaans scariola, van Latijn escariola; voedsel, medicament) de skariol of wilde sla die uit Azië en mogelijk van het eiland Cos afkomstig is, een soort heette dan ook Cos sla. Sla zou al meer dan 2000 jaar in cultuur zijn en al op de tafels van de Perzische koningen, 400 v. Chr., zijn gebruikt. Het gewas was al bekend bij de Perzen ten tijde van Kambyses.
Plinius noemt al de meeste van de bij ons gekweekte var. De oude Grieken kenden er minstens 2. Voor hen was sla een lievelingsvoedsel van het gewone volk. De ouden waren ook bekend met het narcotische principe, de Romeinen gebruikten het als salade en medisch. De oude poten beschreven een bed sla voor de slapeloze, het zou slaap veroorzaken. Als je erg veel sla eet krijg je slaap, ook al is de tijd er nog niet voor. Als je gewoon een beetje neemt in tijden dat je gaat slapen, verzacht het en kalmeert de geest en vermindert nerveuze zenuwen. Dus als je gaat rusten, neem wat sla. We zijn dan eigenlijk opiumeters, gelukkig kunnen we nooit zoveel eten dat het gevaarlijk voor de hersens wordt.
In Capitulare de villis in 812 komt lactucas voor, waarschijnlijk var crispa, terwijl er toen in de Romeinse landen var longifolia ontwikkeld werd. De nu bekende sla is waarschijnlijk rond 1500 gekomen. Shakespeare vermeldt lettuce in Othello I, 3,324.
In 1652 was het in Engeland goed bekend, maar in de vermeldingen van de Privy Purse uitgaven van Henry VIII, 1530, zien we dat de tuinman te York Place een beloning ontving omdat hij sla en kersen bracht naar Hampton Court.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (141, 164, 310) ‘Sla verslaat de dorst, laat goed en gerust slapen in spijs of anders gebruikt, ze maakt ook overvloed van melk, te weten in de voedsters en zuigende vrouwen die door onmatige hitte of droogte geen of zeer weinig zog hebben want doordat ze de hitte en droogte door hun vochtige koudheid matigt daarom dient ze zeer goed om het melk in de borsten te laten komen, dan in de vrouwen die koud van aard zijn dient ze niet zo goed, zelfs belet het hun melk te krijgen. Sla gekookt in gerstewater en dat gedronken vermeerdert het melk van de voedsters is het dat men daarna de borsten met de hand wrijft.
Het zaad van sla veel en lange tijd gebruikt verdroogt dat mannelijk zaad en verdrijft de lust van bijslapen. Sla houdt vleselijke lusten tegen en voorkomt kwade dromen. De ouden die gans sober leefden aten sla niet uit lust, maar alleen om beter te rusten wat beter is op het laatst van de maaltijd als zij te bed gingen. En daarom plag keizer Tacitus van geen moeskruid over tafel zoveel te eten en zei dat hij met die onkosten de slaap betaalde. Maar daarna is zij gebruikt in het begin om de lust tot eten te verwekken. Dan op het eind gebruikt kan zij ook de dronkenschap die door onmatige drank van wijn gekomen is laten vergaan.
Men brengt sla gewoonlijk op tafel in het begin van de maaltijd en men eet ze voor alle andere spijs wat de poet Martialis ook betuigt in oude tijden gebruikelijk geweest te zijn en zegt in zijne gedichten dat sla die in zijn voorvaders tijden op het eind van de maaltijd tot besluit van het eetmaal op tafel gebracht werd in zijn tijden in het begin van de maaltijd en voor alle andere spijs gegeten werd. Voorts zo eet men sla zeer goed en met goede smaak als ze rouw is met azijn, olie en wat zout. Dan als ze in water gekookt is dan is ze eerder verteerd en voedt meer.
Van buiten gebruikt heeft sla ook enige nuttigheid want de bladeren en stelen van sla groen gestoten zijn goed gelegd op alle verhitting, kleine puisten en wild vuur. Die met wat zout op de verse verbranding gelegd eer de blaren voortkomen verzoeten de smart en genezen de verbranding.
Hetzelfde zaad met enige dranken of soepje ingenomen is zeer goed om de mens te laten rusten en gemakkelijk te laten slapen.
Het zaad van sla dat met vrouwenmelk en het wit van een ei op het voorhoofd gelegd wordt, laat slapen. Serapio.
Lobel zegt dat sla een soort van andijvie is maar Lactuca genoemd is omdat ze meer melk van zich geeft dan andijvie doet. Dat sla koud is blijkt hieruit dat het sap wat uit de oude of volwassen stelen en bladeren van sla geduwd en bewaard wordt als opium of heulsap of Meconium bijna alle krachten van opium heeft, doch niet zo schadelijk is.
De wortels worden van vele voor een lekkernij gegeten als ze groot en mals zijn en eer dat het kruid geschoten is of bloemen gekregen heeft.
Men bewaart de bladeren van sla die noch mals zijn in azijn of pekel en zo zijn ze smakelijk. Elders wordt sla als ze geschoten zijn in pekel gelegd en daardoor krijgen ze enige kracht die op het sap of melk van wilde sla lijkt.
Maar diegene die longzuchtig zijn, bloedspouwen, kort van adem zijn en kinderen begeren te krijgen behoeven geen sla te eten. Want sla veel gegeten maakt winden, verduistert het gezicht, maakt de maag slap en laat wormen groeien en maakt het lichaam traag.
Haar sap met olie van rozen gemengd verdrijft de pijn van het hoofd en laat slapen diegene die de koorts hebben, op het voorhoofd en aan de slag van het hoofd gestreken. Het is ook goed om te gorgelen en gemengd met sap van granaatappels tegen de hete gezwellen van de keel.’
Culpeper noemt lettuce als een kruid onder beheer van de Maan, daarom verkoelt en bevochtigt het de hitte die Mars veroorzaakt.
De narcotische werking was al vroeg bekend. Bij de oude Grieken heette het op grond van de sedatieve werking Plant der eunuchen. Dioscorides raadde het gebruik aan ter bestrijding van excessieve geslachtsdrift.
Dit komt goed over, als je sla eet, dan vergaat je trek in wat anders. Symbool van een koude hartelijkheid.
Teelt.
De grootse slakop woog 11kg, een ‘Salad Bowl’ cultivar, die gekweekt werd door Colin Bowcock, Willaston, Engeland, in 1974.
Zo was de teelt vroeger. Dodonaeus) ‘De sluitkroppen worden alleen verplant en deze hebben wit zaad en ze worden groter en mooier door het verplanten en ook zoeter van smaak. Wil ge die wit en mooi hebben bindt boven het opperste tezamen twee dagen eer dat ge ze uittrekt om te verplanten van de ene plaats op de ander en strooi er zand op. Om de sla goed en welriekend te maken steken sommige het zaad er van in citroenzaad of oranjeappelzaad. Om haar groter te laten groeien legt men op haar hart een klein steentje. Maar Aristoxemis van Cyrene begoot sla met honigwater zodat ze groter en lieflijker van smaak zou worden.’
Gerard, 1596, zegt dat als de bladeren van sla verplant worden onder invloed van de maan en andere omstandigheden, dat ze dan van vorm kunnen veranderen.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Lactuca saligna, L. (wilgvormig) De bovenste bladeren zijn smal, gaaf en gepunt, pijlvormig aan de basis. De lagere bladen zijn geveerd.
Tweejarig.
De bloempluim is smal en wat trosvormig, geel in juli en augustus.
Heeft een dunne en wat wuivende stengel die licht vertakt is en een halve meter hoog. Op het eerste gezicht lijkt het wel wat op een wilgentak.
Uit Europa, N. Afrika en Klein Azië.
Naam.
Wilgsla, Engelse least lettuce of willow lettuce, Weiden-Lattich.
Uit Fuchs.
Lactuca serriola, L. (de laatste naam stamt van het Griekse seris: sla, niet van gezaagd)
Bladen zijn opgaand en pijlvormig, aan de basis stengelomvattend en diep ingesneden.
Stengels zijn 50 tot 150cm hoog Bloemtrossen zijn bladig en de gele bloemen komen in juli en augustus, ze zijn lichter van kleur dan de gifsla en het melksap is wat minder scherp.
Meerjarig door de wortel. Uit Z. Europa, Z. Afrika, Azië.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande heet dit gewas wilde lattouwe, in Hoogduitsland Wilder Lattich, in Frankrijk laictue sauvage, in Itali latuca salvatica, in Spanje lechuga salvage. De Grieken noemen het Thridax agria en de Latijnen Lactuca silvestris. De apothekers noemen het Endivia, maar kwalijk, want het Intybum is met een bedorven naam Endivia genoemd. Voorts zo wordt deze wilde sla van sommige Serriola met twee rr’s genoemd omdat de bladeren langs haar ribben van achteren met stekelige doorntjes zaagvormig (in het Latijn ferrae modo) gewapend zijn. Men leest bij Galenus (lib.2. De alimentorum facultatibus) dat tamme sla Thridacine in het Grieks heet.
De tegenwoordige soort van wilde sla is van Lobel gewone andijvie van de apotheken of ook tweede tamme andijvie genoemd, in het Latijn Seris domestica secunda of Lactucina Dioscoridis, dan hij voegt er noch bij dat ze kwalijk voor wilde sla gehouden wordt en zegt dat er een ander gewas in Languedoc groeit dat meer gelijkenis met de wilde sla van Dioscorides heeft dan deze tegenwoordig die tegenwoordig in de apotheken voor de andijvie gebruikt wordt. (zie Lactuca virosa)
(b) Kompassla wordt zo genoemd omdat de bladeren verticaal staan, de brede oppervlakten staan naar het oosten en westen, de randen naar het noorden en zuiden gericht. Ook de doorgeschoten slaplant geeft dit wel aan.
In het Engels prickly lettuce, Duits Stachel-Lattich, Wilder Lattich, Scariol of (Latuca scariola).
Werking.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Het sap in de ogen gedaan of gedrupt maakt helder gezicht en neemt de duisterheid en schellen er af. Op de verbranding is dit sap ook goed gestreken, met vrouwenmelk vermengt. Hetzelfde sap ingenomen laat slapen en in het kort gezegd verzoet het alle pijn en weedom en is goed tegen de beten en steken van de schorpioenen en Phalangien of kwade gespikkelde venijnige spinnen er op gelegd of liever gedronken. Dit waren de woorden van Dioscorides.
Het zaad van deze wilde sla belet ook de onkuise dromen en beneemt de lust van bijslapen en is van krachten het zaad van de tamme sla heel gelijk. De bladeren benemen de grote hitte van het geslacht als ze gekookt worden met water en als het geslacht daarmee gebaad wordt. Dit sap dient zeer goed in de zalven die verkoelend zijn en voor alle gebreken van buiten het lichaam die verkoeling nodig hebben dient dit sap ook zeer goed als het daarop gestreken wordt.
Deze gewone andijvie is van de apotheken en haar medesoort zure distels of wilde andijvie genoemd en als die gestoten en het sap er uit geduwd wordt beneemt het alle verhitting en uitslag en verkoelt alle hete zwellingen van de huid.
Het melk of het sap van wilde sla werd hier vroeger bewaard in een nieuwe aarden pot nadat het een tijd lang in de zon gestaan had zoals men tegenwoordig met veel sap plag te doen en sommige hebben dit sap gemengd met het heulsap, zegt Dioscorides, andere gebruiken dat in alle hetgeen daar het tam slasap goed toe is.
Apuleius schrijft van de wilde sla dat de arend als hij zeer hoog vliegen wil een blad er van afbijt en met dat sap zijn ogen nat maakt en daardoor zijn gezicht zeer verheldert. Daarom, zegt hij, neem het sap van wilde sla en meng dat met zeer goede oude wijn en maagden honig en bewaar het in een glas wat als ge het gebruikt zal bevinden dat het zeer goed is om het gezicht te verscherpen.’
Uit W. Woodville.
= Lactuca virosa, L. stamt of van Latijn virus: vergif, of van Latijn virosa: sterk riekend.
Bladen spreidend en ovaal, getand, twee oren zijn stengel omvattend, de bladeren bij de wortel zijn ovaal of omgekeerd eivormig en er zijn er vele.
Stengel is bladig en vertakt aan de bovenkant, 60‑150 cm lang en stekelig.
Bloemen zijn geel in mei tot augustus en staan in losse trossen die zeer klein zijn in verhouding met de vele en grote bladeren.
Zwarte, scherp onaangename en iets verdovend ruikende vruchten.
Tweejarige van kalkrijke gronden en hagen, Midden Europa, W. Azië en N. Afrika.
Van deze plant heeft men in 1834 eens de opbrengst aan zaden van een plant geteld en kwam op een totaal van 176 148 zaden.
Naam.
(578) Lactuca serriola en Lactuca virosa werden door het volk nauwelijks onderscheiden. Beiden heetten in de middeleeuwen Picris en Lactuca. Het is mogelijk de soort van Dioscorides die sterker werkte dan Lactuca serriola.
Gifsla, Duits Giftlattich, Wilder Lattich, Stinklattich, Stinksalat en wildin Latecha in oud-Hoogduits, wild Lattich bij Bock, Stinksalat, Engelse strong scented of acrid lettuce, medicinal prickly lettuce, opium of poisonous lettuce, sleep wort of wild lettuce, Frans laitue vireuse, laitue sauvage. Lobel: ‘Wilde sla. In Latijn Lactuca agrestis. In Spaans Lechuga salvage. De wilde sla is de tamme gelijk maar bitter van smaak en van krachten enigszins de papaver gelijk waarom sommige het melkachtig sap gemengd hebben met papaver sap. Het sap van de wilde sla een halve gram ingenomen met honingazijn veegt af door kamergang de waterachtige vochtigheden en neemt weg de zweren en duisterheid van de ogen zoals Galenus ook zegt.
Het sap met vrouwenmelk gemengd is zeer goed gestreken op de verbranding.
Hetzelfde sap ingenomen doet slapen en verzacht de pijnen en wee. Het verwekt ook de vrouwen hun maandstonden en is goed tegen de beten van de schorpioenen en gespikkelde spinnen zegt Galenus.
Het zaad van deze sla beneemt de onkuise dromen en de lust van bijslapen zowel als het zaad van de tamme sla. Hetzelfde doet ook het sap, maar niet zo krachtig.
De melk van de wilde sla wordt bewaard in een nieuwe aarden pot nadat het in de zon een tijd gestaan heeft gelijk men in ander sappen gewoon is te doen.
Apuleius. Men zegt dat de arend als hij zeer hoog wil vliegen om te overzien de natuur van de zaken en blad afbijt van de wilde sla en met het sap daarvan zijn ogen nat maakt en daardoor zijn gezicht zeer opheldert. Daarom zo nemen het sap van de wilde sla gemengd met zeer goede oude wijn en maagdenhoning en bewaar het in een glas en als je dat gebruikt zal je bevinden een zeer excellente medicijn.’
Slaopium.
Van deze plant wordt een kalmerend middel, bekend als lactuarium of lac gewonnen. Dit is afkomstig van de bloemstengels waar de verdovende eigenschap op zijn grootst is, het witte melksap dat spoedig bruin verkleurt en aan de lucht verhardt. Je bereikt dit door insnijdingen te maken in de stengel. Dit lactuarium benadert de eigenschappen van opium. Het is licht slaapverwekkend en verdovend en wordt daarom ook wel sla-opium genoemd. Het middel wordt gebruikt door mensen die aan slapeloosheid lijden. Als artsenijmiddel werd het tot de 18de eeuw algemeen gebruikt en is nu vrijwel vergeten. Dezelfde stof komt ook voor in andere slasoorten, ook in de gekweekte vorm in de doorgeschoten bloemstengels, het latuwbitter.
Ondersectie Cyanicae.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Lactuca perennis, L. (meerjarig) De blauwe sla heeft geveerde bladeren.
Licht blauwe bloemen van juli tot september.
Ook deze vorm wordt als salade gebruikt als je het bladrozet in het voorjaar toedekt.
Komt voor in M. en Z. Europa. Is beschreven in 1596.
Blauwe sla, perennial lettuce. Blau-Lattich.
Lobel:’ Blauwe Condrillae In Latijn Condrilla cerulea Belgarum met de gekerfde bladeren van de wilde cichorei. In Frans van sommige Laiteron. In Italiaans Terracrepolo. In Spaans Lietugas en Liechugas dentre los planos. De verschillen van de Chondrilla zijn die van de cichorei zeer gelijk zo als bij deze blijkt die alleen schijnt te verschillen van de wilde cichorei in kleinheid van de bladeren en aardigheid van de heldere stelen. Ook heeft ze minder zijtakjes, maar de bloemen gelijk ook de wortels zijn die van de cichorei niet ongelijk die insgelijks gegeten worden. In Artois groeit ze overvloedig in de korenvelden.
Dioscorides. Op de takjes van de Chondrilla pleegt men een gom te vinden die van mastiek zeer gelijk en zo groot als een boon en die met mirre gestampt en met een linnen doek gelegd zo groot als een olijf verwekt de vrouwen hun maandstonden.
Van het kruid met de wortel gestampt en met honing gemengd maakt men pastillen die ingenomen verdrijven de witte zeren en vlekken.
De gom doet de haren die dwars groeien weer recht en goed groeien wat ook doet de malse wortel als men met een naald die in het sap gestoken is aan de haren komt.
Het kruid met wijn ingenomen is goed tegen de beten van de slangen en venijnige dieren.
Het sap van het gekookte kruid met wijn of alleen ingenomen stopt de kamergang.
Dit kruid wordt van Galenus gerefereerd tot de sla en andijvie.’
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl