Hyacinthus

Over Hyacinthus

Hyacint, vorm, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Uit;  Redoute.

Ay Ay.

Ovidius metamorfosen X 205-219:

‘De (Hyacinthe inquit Apollo) lyra pulsa manu, te carmina nostra sonabunt.’

De melancholieke hyacint buigt zijn hoofd en huilt de hele nacht en zelf bij daglicht tilt het zijn hoofd niet op. Het bloempje bezit een wonderlijk begrafeniskarakter zodat sommige schrijvers denken dat dit de hyakinthos is, de bloem van treur en verdriet. De hyacint draagt bittere zorgen die getekend zijn op zijn boezem.

Vondel, Herscheppingen, X 293-305, vertaling van Ovidius:

‘ Terwijl Apollo dus kermde en schreide

Begonnen druppels van dit bloet, het welck de weide

besprengkelde, geen bloet te schijnen, maer een bloem

Rees schooner uit den gront der aerde, die den roem

Van Tirius purper dooft, doch liefelijck van geuren

Schijnt, als een lelie, het hooft om hoogh te beuren

En treckt alleen den vorm der witte lelie aen

Maer wat de verf belangt, zy pronckt met purpre blaen

Dit docht Apollo niet genoegh: want Godt vereerde

Hem met deze eere, en schreef van rouwe, die hem deerde

Zijn kermen op de blaen, daer leest men nog ay ay

Men ziet de boeckstaef van den lijckrouwe en ‘t geschrey

Getekent op dees bloem.’

De bloem die de dichter voor de ogen stond had dus de bloemvorm van de lelie. De geuren’ van Vondel staan niet in het origineel vermeld en zijn een voorbeeld van dichterlijke vrijheid. Vondel dacht natuurlijk aan de geuren van onze hyacintenbloem. De hyacint voldoet in geen geval aan deze beschrijving.

Vondel, Geboorteclock;

‘ Ajax (anjelier) Hyacint, Adonissen, (Anemoon), Narcissen

Ik wil troon en kerktapijt om uw luister missen

Apollo 's rijk penselen op dit schilderij

Mozasche tempelpracht en kunst is hier doof bij

Beziet eens dat ivoor, die vlammende robijnen

Dat goud, en die turkoois. Helaas, ik sla aan մ kwijlen

Ik word weer verliefd. O, welke veldjuffer zal

Mij kronen in een heel aanminnig bloemendal

Daar 't voorjaar eeuwig jong van rimpels weet noch kreuken

En tot zielsterking steeds uitlevert de reuken

Waar ik in vlietwater ruisen hoor

En wij met vrij gezicht de mengsels door en door

Daar Juno 's pauwenpraal en Partse koningsgordel

De bloemverscheidenheid.’

Mythologie.

from hortus eystettensis.

Hyacint was een knappe jongeling die door Apollo per ongeluk gedood werd bij het werpen met de schijf of palet. Dit was de schuld van Zephyr die jaloers was op de liefde die Apollo aan Hyacinthus, Grieks hyakinthos, gaf en door een ademtocht van hem werd de schijf afgedreven zodat die Hyacinthus hoofd raakte. De jongeling viel op de grond en Apollo rende naar hem toe en lichtte zijn bloedende hoofd zachtjes van de grond en reinigde de fatale wond, maar niets hielp, de ademtocht bleek dodelijk. Van zijn bloed maakte Apollo de purperen bloem zodat die mocht baden in de morgendauw en de pure lucht van de hemel mocht drinken.

Symbool van sport, spel.

Uit het wegstromende bloed, aldus Ovidius, ontstond de Hyacint die getekend was met de letters AI, AI. De zwarte merken op de bloemen zouden de weeklacht van Apollo weerspiegelen. Ai, Ai is een klaagtoon. Of getekend met de Y, de eerste letters van Hyacinthus naam in 't Grieks. Naar een ander inzicht zou Apollo dit AI, AI, in zijn rouw op de bloembladen van deze plant geschreven hebben. Of zou, in plaats van Y, een I geschreven hebben, de eerste naam van Apollo en Hyacinthos samen. Het woord Ai lijkt veel op het Griekse woord AEi wat eeuwig betekent, en van hier zou het symbool van herinnering komen bij de Grieken en vandaar afgebeeld op tomben en grafzerken. Die tekens werden niet in de oorspronkelijke hyacint gezien en daarom heette het non-scriptus; niet beschreven.

Vroeger was de Scilla dus de hyacint en niet de tegenwoordig zo goed bekend Oosterse hyacint die pas later ingevoerd werd en geen recht op de naam heeft, maar die werd beter bekend omdat er grotere vormen uit ontstonden en meer geschikt was voor de bollenteelt en zo Scilla verdrongen heeft en zijn naam ingepikt heeft. Nu Hyacinthoides non-scripta.

Het is ook van de Griekse poet Theocritus met de naam Hyacinthus beschreven in zijn grafgedicht of Epitaphion wat hij maakte ter eren van Bion in het 19de Eidyllion wanneer hij zegt op de navolgende manier:

‘Hyacint uw naam is in uw bloem gebleven:

Want daarin staat Ay Ay als met uw bloed geschreven.’

Insgelijks vermaant Vergilius van deze Hyacinthus in de derde Ecloga van zijn Bucolica en zegt dat die mooi rood (suave rubens) van kleur is. Nemesianus schrijft ook in zijn tweede Ecloga dat de Hyacinthus lieflijk rood (dulce rubens) wordt bevonden en die naam rood of rubens betekent zoveel bij de poten als dat woord purpureus bij Ovidius. Want de rode kleur van de bloemen wordt zeer dikwijls bij de poten en andere schrijvers purper of purpureus color genoemd. Sommige menen dat dit gewas ook de toenaam van Hyacinthus ferrugineus voert omdat de bloem het roest van ijzer door zijn roodheid schijnt te gelijken, want net zoals de aerugo het roest is van het koper zo is de ferrugo het roest en bederf van het ijzer die ook naar zijn rode kleur rubigo, dat is roest, genoemd plag te wezen.

Hoe het gaat, immers deze kleur ferrugineus schijnt een donkere en droeve kleur te wezen en geschikt om rouw en droefheid te betonen als blijkt uit de Argonantica van Catullus en uit Ovidius in zijn metamorfosen.

Dan om tot de Martagons, (Lilium martagon) dat is onze roze of purperen Hyacint, wederom te keren zo moet men weten dat meest alle nieuwe kruidbeschrijvers deze Hyacint de Latijnse naam Hyacinthus Poticus geven, dat is de Hyacinth daar de poten van spreken en met die naam is ze van de andere gewone Hyacint onderscheiden die van Jodocus Willichius in zijn Commentaria op de Georgica van Vergilius Hyacinthus Historicus genoemd is. (dat is Hyacinthus non scriptus die we nu kennen als Hyacinthoides non-scriptus)

Maar, naar mijn goeddunken, zou men deze onze rode lelie met betere redenen de naam van Hyacinthus scriptus geven al of men zei Hyacint met puntjes of spikkeltjes geplakt of de getekende Hyacint, de andere Hyacinthus die met die naam overal gewoon en bekend is heet Hyacinthus non scriptus, dat is Hyacint zonder spikkelen, want in de Martagons ziet men vele puntjes en vlekjes staan daar de andere gewone Hyacint helemaal geen spikkeltjes heeft. Met deze naam komt dat gedicht van Theocritus goed overeen in zijn 10de Eidyllion daar hij deze Hyacint de toenaam grapta geeft wat in het Latijn scripta en in het Diets beschreven of geplekt betekent en zegt daar dat de viool zwart is en de Hyacint ook, niet omdat deze Hyacint heel zwart is, maar omdat hij met zwarte puntjes en stipjes gespikkeld en getekend is. Pausanias in het tweede boek van zijn Corinthiara verhaalt dat deze bloem die we Martagons of Hyacinthus scriptus noemen of immers een zeer diergelijke bloem Comosandalos van de Hermionzers genoemd plag te wezen wanneer hij de ceremoniën en manieren vertelt die ze hadden om de Godin der Aarde op haar eigen feestdag te eren aldus beschrijft: 'De priesters, zegt hij, gaan in deze ommegang voor met de heren van de stad, daarna de mannen en de vrouwen en tenslotte volgen de kinderen zelf, ze zijn allen versierd met witte kleren en dragen op hun hoofd kronen of kransen die van een zeker soort van bloemen gemaakt zijn en aldaar Comosandalos genoemd, welke bloem ik meen dat het dezelfde is die we Hyacinthos noemen, want ze is die van grootte en van kleur in alles gelijk en is bovendien ook met die tekens of plekken getekend die in de Hyacint gevonden worden en een teken van rouw en droefheid zijn. Welke woorden van Pausanias me zeer gemakkelijk zouden doen geloven dat onze rode lelie de Comosandalos wat gelijk is.’

Van de Hyacinthoides non-scripta die hij gewone hyacint noemt zegt hij; ‘Deze bloemen zijn in het Grieks Hyacinthos genoemd en in het Latijn insgelijks ook Hyancinthus, ze zijn in het Latijn soms, naar het schrijven van Dioscorides Vaccinium genoemd. Dan de naam Vaccinium wordt van sommige de zwarte of blauwe violen ook toegeschreven. Dan het schijnt dat men de krakebessen in het Latijn met betere redenen Vaccinia of Vaccinium zou mogen noemen, gemerkt dat het bessen zijn die men in het Latijn Baccae noemt en zo zou men mogen zeggen dat de naam Vaccinia van Baccae gemaakt of verdraaid is alsof men Baccinia zei. Hiertegen strijdt geenszins dat er andere dingen zijn die Vaccinia heten, want Vaccinium is een uitgebreid woord dat verschillende dingen betekent. En zo hebben we in het kapittel van de violen betoond dat de gewone paarse viooltjes in het Latijn Vaccinia genoemd waren. De Hyacinthus scriptus heet in het Latijn ook Vaccinium zoals Vergilius te kennen geeft in de Xde Ecloga van zijn eerste boek Bucolicon wanneer hij het Griekse gedicht van Theocritus in zijn tiende Eidyllion in het Latijn vertaalt, want daar zegt Theocritus in het Grieks en daarvoor zegt Vergilius; Et nigra Viola sunt, O Vaccinia nigra’լ en toont aan dat de violen net als de beschreven hyacint, dat is Vaccinia, zwart zijn. Vitruvius in het 7de boek van zijn Architectura geeft ook te kennen dat er een Vaccinium is wat van de Viola zeer veel verschilt en waaruit een zeer mooie purperen verf gemaakt wordt daar de Hyacinthus scriptus niet toe dient en daarom is het te denken dat het Vaccinium daar hij van spreekt van die Hyacinthus verschilt, gemerkt dat het nuttig is om er purper mee te verven. Plinius in het 18de kapittel van het 16de boek vermaant ook van een soort van Vaccinium die gebruikt werd om de klederen van de slaven en andere arme lieden daarmee paars of purper te verven. (dus een goedkope verf en moet dus ruim voorradig zijn) Maar of deze soorten van Vaccinia dezelfde zijn die we nu Vaccinia noemen of onze tegenwoordige krakebessen, dat zou ik niet goed kunnen of durven verzekeren aangezien dat Plinius zijn Vaccinia onder het gewas rekent dat in de waterachtige vochtige plaatsen groeit en dat onze krakebessen op de hoge bergachtige en goed in de wind gelegen plaatsen groeien en (dat meer is) aangezien dat men niet kan weten of ze in oude tijden in Italië bekend zijn geweest. Hoe dat het is of niet is, deze onze krakebessen mogen met enige reden Vaccinia genoemd worden omdat ze bessen, dat is in het Latijn Baccae, voortbrengen en daarboven komen ze met de voor vermelde Vaccinia van Plinius en Vitruvius daarin overeen, te weten dat ze geschikt zijn om de kleren en linnen lakens een paarse of purperen kleur te geven.

Wij hebben het de toenaam non scriptus gegeven en Hyacinthus non scriptus genoemd, dat is hyacint die niet getekend of beschreven is en dat alleen om die van de andere soort van hyacinten te onderscheiden die we voor de Martagons houden en beschrijven en wiens bloemen getekend zijn en met plekken wat gespikkeld. Dan Dioscorides noemt deze bloem eigenlijk Hyacinthus zonder die enige toenaam te geven, want het schijnt dat hij de andere hyacint met de naam van rode of purperen lelie bedoeld heeft. Voorts zo vermaant Columella van deze onze hyacint in zijn 10de boek en omvat in een kort gedicht de verschillende kleuren van deze bloem en zegt dat de hyacint of sneeuwwitte of blauwe bloemen heeft. Wij Nederlanders hebben de Griekse naam enigszins gevolgd en noemen deze bloemen hyacinthen. Ruellius betuigt dat men ze in Frankrijk vacier pleeg te noemen.

De eerste soort van deze bloemen hebben we Hyacinthus Belgicus of Germanicus, dat is hyacint van Nederland of Duitsland genoemd. (=Hyacinthoides non-scriptus)

De tweede soort heet Hyacinthus Orientalis major, dat is Oriëntaalse grote hyacinten, in het Italiaans jacinto Orientale maggiore.

De derde soort is in het Latijn Hyacinthus Orientalis minor of kleine Oriëntaalse hyacinten, in het Italiaans jacinthe Orientale minore genoemd.’

Zie verder Gladiolus en Scilla.

From hortus eystettensis.

Griekse mythologie.

De oude feesten te Sparta, die opgedragen waren aan Apollo en Hyacinthus werden genoemd, hield men ter ere van dat gebeuren. Gedurende twee dagen werd er gefeest en er was een dag van treuren. In Griekenland tooide Demeter er zich mee in een rouwgewaad bij de ontvoering van haar dochter. Jonge meisjes sierden er zich mee op de huwelijksfeesten van vriendinnen. Dit bloemensymbool van herinnering werd geplaatst op tomben.

De geletterde hyacint met zijn donkere kleed was een treurig symbool, symboliseert ongeluk. De hyacint heeft geen glimmend karakter, maar, net als de meeste planten met een begrafenisuiterlijk, heeft het ook een erotische betekenis.

Symbool van zachtheid of troost, niet opdringerig, lieflijkheid.

Als Zeus en Hera zich op de Ida verenigen, spruit de Crocus, lotus en hyacint uit de aarde, Ilias 14:347. Als ideaal voorjaarsbruidsbed van hemel en aarde tooit de dichter het met de mooiste planten uit de buurt waarvan hij gehoord heeft. Als Pan met de nimfen zingend strijdt, dan bloeit de Crocus en hyacint.

Volgens de Helleense mythe was de geurende hyacint een van de zomerbloemen waarin Aphrodite baadde zodat haar charmes zouden stijgen in de ogen van Paris, in de wedstrijd wie de mooiste vrouw zou zijn. Vandaar dat Milton deze klassieke bloem gebruikte als tapijt in het boudoir van Eva. De saffieren koningin van mei is de bloem van geliefden en wordt alleen gedragen door diegenen die trouw zijn. ‘Zij wordt gezegd te bloeien en schoon te staan, dewijl ze door haar glans, reuk en gedaante de mensen tot zich trekt, waaruit men bevallige schone, jonge en bekoorlijke maagden met de hyacint plag te vergelijken.’ In de Odyssee vergelijkt Athene het haar van haar held met een hyacintenbloem als met fijn goud belegd, zoals een goudsmid goud op zilver legt.

Apollo und Hyacinthus is een opera van Wolfgang Amadeus Mozart die geschreven is in 1767 toen hij op dat moment 11 jaar oud was.

Hyacint purper: Symbool van zorgen.

Hyacint blauw: Symbool van standvastigheid.

Het oosten.

Voor de Oosterse poten was ze het symbool van eenvoud. Hafir vergeleek het haar van zijn maîtresse met dat van de hyacint. Hyacintenlokken zijn daar lang een uitdrukking geweest van sierlijkheid omdat de meeldraden omhoog krullen op het eind. Dit is nog goed te zien in de boshyacint.

In de tuin van sultan Bajazid was een ziekenhuis gebouwd waar ze bloeiden en de zieken heelden met hun geur.

Ook andere planten zijn zo geschapen met dezelfde letters.

Plinius XXI 38:’Hyacinthum comitatur fabula duplex luctum praeferens, eius quem Apollo dilexerat aut ex Aiacis cruore edii, ita discurrentibus venis ut Graecarum litterarum figura AI legatur inscrpitum.’

Die tekens ai en aia zijn ook de beginletters van Ajax, de koning van Salamis en van Ajax, de beroemde Trojaanse held. Ter herinnering aan hun dood werd een plant te Delphi, de Delphinium geschapen die naar beide dappere Trojaanse helden heet, Delphinium ajacis. Op de middenste lip van het honigblad staan die beroemde tekens te lezen. Vergilius zegt III, 106, dat die bloemen met een koningsnaam beschreven zijn: ‘inscripti nomina regum.’

Deze blauwe ridderspoor is waarschijnlijk de hyacinthos grapta van Homerus, Ilias xiv 348, en vormt daar het bloembed waarop Jupiter met Juno rustte, van lotus, saffraan en hyacint

Welke plant de ouden onder hyacint gekend en genoemd hebben is niet zeker. Mogelijk werd niet de hyacint, naar het voorkomen van die tekens, maar op Gladiolus byzantinus of Gladiolus communis var. triphyllus, gedoeld, volgens anderen was dit de Duitse Lis, Iris germanica en foetidissima, Delphinium ajacis of de Martagon lelie.

from hortus eystettensis.

Mogelijkheden.

De bloemkleur wordt verschillend weer gegeven, purper, blauw en wit.

Het is mogelijk dat het woord niet een plant met de naam hyacint betekent. De mythische bloem heeft mogelijk de naam omdat ze in de tijd van de Hyakinthien, een Spartaans feest, bloeit, een feest dat ter ere van Hyakinthos gevierd werd. De eerste dag was een rouwdag om zijn dood en de volgende dagen waren gewijd aan de vreugde over zijn herleving in de gedaante van een geurige bloem;

De kostbare steen hyakinthos is rood, mogelijk naar zijn bloed, de bloem is zo niet naar de steen genoemd. Vergelijk Openbaringen 21: de elfde edelsteen.

De hyacinthus was ook een kleurstof, zie Plinius bij Vaccinium, Linum en Gladiolus. Plinius in Nat. hist. 19,8 en Tacitus in Germanica 17 berichten van de voorkeur van de Germaanse vrouwen voor linnen kleding die met helder rode zomen omzoomd waren. Dit was mogelijk de rode kleur van Vaccinium vitis-idae zoals Plinius meedeelt dat die in Gallië aangeplant werd. ‘Hyacinthus in Gallia eximie provenit. Hoc ibi pro cocco hysginum tingitur’. (of van Rubia tinctoria)

Natuurlijk is deze mythische legende voor de wetenschappelijke afleiding niet van belang. Huakinthos was de vegetatie God, een voor Griekse naam. De naam is afgeleid van het Griekse woord hyetinthos: wat regenbloem betekent, waar ook Grieks hyakizo voor hyetizo optreedt. De hyacint, het mag ook een Delphinium of Lilium zijn, gold bij de Grieken, die in een tijd bloeit als er in het zuiden regelmatig voorjaarsregens optreden, als regenbloem. Apollo, de zon, die het leven doet verkwijnen maar ook weer tot leven wekt. Vergilius spreekt: ‘Sunera funt lauri & suave rubens Hyacinthus. ‘de gift is in Hyacint vol geur, en het lauwerblad.’ Dus duidelijk een geurende bloem. In hetzelfde boek, ‘pinguem tiliam & ferrugineas Hyacinthos’, ‘op vette lindebladen en bruine hyacint.’ Naar de sierlijkheid placht men schone jongelingen met ‘Hyacinten . te vergelijken Theocrites zegt: ‘En de kransen hebben de violen en hyacinten de voorrang.’

Asparagaceae, aspergefamilie.

Vormen.

from allpoetry.com

Van dit leliegewas komen ongeveer 3 soorten voor, Hyacinthus litwinowii Czeriakowska,(I. Borodin en Dimitri Ivanovich Litwinow, Russische botanisten, 1854-1929) Hyacinthus orientalis L. (oosters) en;

from www.hillkeep.ca

Hyacinthus transcaspicus Litv. (Transcaspisch, bij Turkestan) Sommige botanisten plaatsen Hyacinthus litwonowii en Hyacinthus transcaspicus in het verwante geslacht Hyacinthella en laten Hyacinthus als een geslacht met 1 soort.

De in het Oostelijke M. Zeegebied voorkomende soorten zijn de oorsprong van de handelssoorten. De hyacint is mogelijk afkom­stig uit het M. Zeegebied, van Turkije tot in Palestina en de Libanon en Dalmatië.

Stengelloze planten, de bladeren staan in een cirkel en zijn lijnvormig.

Bloemen staan in een eenvoudige eindstandige tros of aar, opgaand of spreidend tot hangend in tinten van rood en blauw, ook wit. De bloemen zijn in een tros verenigd en bezitten een evenwijdige buis met korte of lange slippen en met aan de buis bevestigde meeldraden;

Tekst en tekening uit Matthiola; ‘Verder zo is me ook een vreemd hyacinten geslacht van de zeer geleerde Jacobus Antionius Cortuso van Padua geschikt geworden zoals de afbeelding uitwijst, dat heeft hij uit de Oriëntaalse landen bekomen.’

Hyacinthus orientalis L. (oostelijk)

Naam, etymologie.

(578) De Oosterse hyacint is na 1562 ingevoerd, vergelijk Muscari en Scilla. Lobel: ‘Griekse Oriëntaalse hyacint. Hyacinthus Orientalis Graecus.

We hebben die allereerst binnen Padua gezien in het jaar 1562 en deze twee uiachtige bollen geschonken gekregen tezamen met de bollen van de Moly van Homerus van de zeer geleerde en vermaarde doctor Trevisaen die elkaar zeer gelijk waren en niet zeer ongelijk de voor vermelde Engelsen, (Scilla) maar groter. Nochtans worden zij onderscheiden door de bloemen want de ene is grover en korter van bol en bloemen die gelijk flesjes zijn, violet, blauw of wit en gesteld als Engelse boshyacint, maar niet dik opeen, het midden van de steel hangt tot boven toe. Die van de Indianen Zumbul geheten wordt komt zeer dik en grof uit, daarna gaat het open en laat terstond zijn knotten zien en heeft de steel gevlekt gelijk de Serpentaria en gedraaide bladeren. Zijn wortels zetten nimmermeer een klister af zoals M. Joris van de Rye over lange tijd aangemerkt heeft. Maar heeft van goed zaad jonge planten gewonnen die hij geschonken heeft dit jaar 1580 aan mijnheer Jan Hoboken, griffier van Antwerpen en zeer groot liefhebber van deze.’

Over Latijn werd het hyacinthus, de eerste vormen waren iacynt of iacint (jacint) wat te zien is in oud-Frans iacinte of laatlatijn iacint(h)us, Engels jacint, Frans jacinthe, Spaans jacintho,

Duits Hyazinthe, Marzblume, Blau Meer-, Mertzenblume bij Kilian, Frans hyacinthe, Italiaans hyacintho, Spaans mayons flores, Pools hyacint, Hongaars jaczont of kigyohogyma, Turks zembul, Indisch zumbel, Arabisch zumbal.

Nageltak, een stengel met (bloem)nagels, Duits Borrenalche: Bodennagelchen, omdat ze op een nagelchen gelijkt, Syringa, en gelijk haar geurt.

Het is een van onze meest bekende bolgewassen geworden waardoor ze in het buitenland bekend staan als Hollandse Hyacinten, Dutch hyacinth. Het is onze nationale bloem, enkele en dubbele in het rood wit en blauw kleuren de velden. Haarlem werd in 1800 wereldberoemd door die cultuur. Die stad had vrijwel een monopolie voor hyacinten van de hele wereld.

Historie.

Alle bollen stammen af van Hyacinthus orientalis, L. (Oosters) die nog zo en overvloedig in de omgeving van Bagdad en Aleppo groeien. De hyacint werd al in het groot door de Turken gekweekt die ze van de Arabieren gekregen hadden. Mogelijk is het een mutatie geweest uit orientalis waar ze in groei en bloeiwijze het meest op lijken, maar ze worden veel forser en hebben grotere bloemtrossen. Ze stamt uit Z.W. Azië, zuid en centraal Turkije, N.W. Syrië en Libanon.

Voor het eerst zou ze in 1532 in Italië opgedoken zijn. De Lobel, een vader van de botanie, verhaalt dat in 1562 in Padua in de beroemde botanische tuin een bloeiende hyacint gestaan had. Mogelijk was het gewas bij de Romeinen al bekend doordat hun gebied in die van de hyacint viel.

De bollen werden door O. Ghiselin de Busbecq vanuit Constantinopel naar Wenen gebracht, waar die in 1557 door Clusius be­schreven werden. De eerste afbeelding in Duitsland was van Matthiolus in 1560.

Dit waren al gecultiveerde bollen die in Constantinopel al gekweekt werden voor die tijd. In de tuin van Clusius bloeide ze in 1582, 1585 en 1587. Een 20 jaar later gaf Clusius in zijn ‘Rariorum plantarum Historia’ een tekening van een zaailing met een groter aantal nagels, blijkbaar een gevolg van onderlinge kruisbestuiving.

(Dodonaeus) Լ/span>Deze hyacinten (Scilla) zijn soms van kleur zeer verschillend, te weten bijna blauwachtig of bijna askleurig of bleek paars en blij gekleurd (enige zeggen dan bijna hemelsblauw) of heel purperrood of donkerpaars, bijna als de blauwe violen. Deze verschillen niet van bladeren. Dan sommige zijn veel groter, sommige kleiner, sommige hebben weinig en sommige vele bloemen. Sommige bloeien vroeg en sommige later. Want Clusius heeft er een soort van gezien met wat groter wortel en wat stijver bladeren, wat groter en dikker steel met twintig of meer bloemen begroeid die uit de askleurige bijna purperachtig was die allen aan een kant voortkomen en welriekende. Het zaad is kleiner en in driekantige huisjes besloten. Van dit zaad komen soms andere planten voort met purperachtige bloemen en omtrent zeventien aan een middelste steel en noch tien die aan twee zijsteeltjes groeien wat nochtans elk jaar niet gebeurt.

Grote Oriëntaalse hyacint met zeer vele blauwe bloemen heeft zeer grote bladeren en een dikke grote, vaste steel die van het midden af tot boven toe met vele blauwe bloemen begroeid is. De bollen zijn die van de narcis gelijk zegt Lobel.

Grote Oriëntaalse hyacint met de bloemen aan beide zijden van de steel heeft zeer brede donkergroene bladeren en een dikke sterke steel die niet meer dan tien bloemen voortbrengt en die niet aan een kant ervan, maar aan beide kanten staan. Soms zijn deze bloemen wit met wat blauws gemengd en soms sneeuwwit.

Oriëntaalse hyacint met witte bloemen komt, als sommige geloven, van het zaad van die met purperen of blauwe bloemen soms voort, dan de bladeren zijn bleker groen, de steel is met zes, zeven of meer bloemen begroeid die dikachtig zijn en van binnen heel sneeuwwit en van buiten ook, maar de uiterste drie blaadjes schijnen wat bleek witachtig of wat naar het gele te trekken. Oriëntaalse hyacint met witachtige of vleeskleurige bloemen is in het Latijn van Clusius Hyacinthus orientalis exalbidus genoemd en groeit zeer gewillig en krijgt bloemen die eer dat ze opengaan wit van kleur zijn, maar als ze open zijn hebben ze meer witte kanten en voorts zo is de hele bloem bijna vleeskleurig, dan als ze beginnen oud te worden zijn ze heel sneeuwwit. Oriëntaalse hyacint met dubbele uit de witte groene bloemen, in het Latijn Hyacinthus orientalis ex albo virescente flore duplo is ook van Constantinopel te Florentien en vandaar naar hier gezonden en heeft ook in de hof van Christiaen Porret gebloeid. Van wortel en bladeren en stelen is hij de andere Oriëntaalse hyacinten gelijk, de steel draagt ettelijke bloemen die eerst groen zijn eer ze opengaan en dan geleidelijk aan wordt de kleur wat bevalliger want buitenwaarts worden ze omtrent hun steeltje uit de blauwe wat witachtig en zijn elk van zes blaadjes gemaakt, de uiterste randen zijn wat witachtig die toch enige groenheid behouden. Uit de navel van de bloem spruit daarna een ander bloempje dat van drie bladeren gemaakt is en binnen ruig, buiten met een groene ader of zenuw versiert. In het midden van de bloem staan weinig draadjes met zwarte nopjes. De zaadhoofdjes zijn driehoekig en langwerpig en bevatten zwart zaad als dat van de andere Oriëntaalse hyacinten. De reuk is grasachtig. Het is eerst met de naam van Hyacinthus viridis of groene hyacint overgezonden.’

Clusius zond zaden naar W. C. von Entzestorf die daaruit bollen kweekte en in 1582 bloeiden. De Bisschop van Eichstatt kweekte ze in 1613 in meerdere soorten, zelfs gevulde, en liet ze in zijn werk Hortus Eystettensis afbeelden en beschrijven. Ze verspreidde zich eerst maar weinig, in die tijd keek men meer naar nuttige planten en niet naar bloemen die door geur en schoonheid opvielen. Ook de vroegbloeiende, kleine, witte hyacint die in de vorige eeuw als Romeinse hyacint op grote schaal in Frankrijk gekweekt werd, werd reeds in de tuinen aangetroffen onder de naam winterse witte hyacint, Hyacinthus brumalis (in de winter bloeiend)

Eerst viel de hyacint vrijwel niet op omdat het maar een stengel had met maar een paar blauwe en klokvormige bloemen. Al gauw waren er vormen met mooiere en nog wel weinig bloeiende trossen die met de huidige van nu nog niet te vergelijken zijn. Nu is de stevige steel dicht bezet met nagels, alsof er een zwerm bijen om de koningin heen zitten.

Ontwikkeling.

In het begin was er alleen sprake van Hyacinthus orientalis L., met geurende blauwe en 5‑15 hangende bloemen, een 30 cm groot. Dubbelbloemige kwamen aanvankelijk niet voor. Pas in 1612 en volgende jaren wordt daarover voor het eerst gewag gemaakt en werden afbeeldingen gepubliceerd van bloemen met een uitgesproken dubbel karakter, ze vertonen een dubbele rij bloemslipjes in elke nagel.

Van enkelbloemige werden slechts een paar kleurvariaties aangeboden in blauw en wit. Er is geen enkele aanwijzing dat dit de eerste tijd veranderde. Omstreeks 1670 kwam hier verandering in. Toen kende men enige andere soorten onder de namen ‘Bultenaer, ‘Passetout. ‘Turk-koyse bloem,’ ‘Mayckeflips, ‘Celestine. Witte van Katolijn. ‘Gekroonde’ en verschillende ‘Simbolijns.’ Een nadere kleuraanduiding wordt niet vermeld.

Het aantal vormen en kleuren namen snel toe, in 1596 waren er in Engeland vier var. bekend, in 1725, 2000 soorten. De catalogus van de Leidse tuin gebruikte meer dan 2 bladzijden om alle daar voorhande soorten van hyacinten te vermelden. De markies de Saint-Simon, in zijn ‘Les jacinthes de leur anatomie reproduction et culture’, sprak al over 1800 var. in 1768.

In Nederland werden de eerste var. in het begin van de 17de eeuw aangetroffen in de catalogus van de Leidse tuin, beschreven door P. Hermanns. Begin 1700 werd de teelt en verbetering van hyacinten opgepakt, al gauw waren er vele soorten en was ze verspreid over de kuststreek van N. Holland.

De grote en blijkbaar plotselinge ommekeer gebeurde vlak voor 1700. De aanleiding hiertoe wordt vermeld door de Franse markies de Saint-Simon die van zijn rustige laatste levensjaren, die hij in ons land doorbracht, gebruik maakte om een standaardwerk over hyacinten te schrijven. Hij was bevriend met Joris (George) Voorhelm, 1712-1787, wiens grootvader een hoofdrol vervulde.

Die grootvader, Pieter Voorhelm, begon in 1684 dubbele hyacinten te kweken. Verbetering van de selectie kon alleen geschieden door zaad, omdat de bolbloemen op den duur teruglopen in vorm. Misvormen of dubbelen, die geen zaad leveren, werden er dan ook gelijk uitgetrokken. De eerste dubbelbloemige werden als monsters zonder waarde beschouwd en het aanhouden niet waard. Naar hun inzichten bestond de hoogste schoonheid van de hyacint in de regelmatigheid en de gelijkheid van de planten in de bedden en de zuiverheid van kleuren. Pieter Voorhelm had jarenlang alle dubbelen weggegooid en zag er nauwlettend op toe dat alles werd weggegooid wat niet beantwoordde aan de hoogste eisen. Zo vernietigde hij stelselmatig alle dubbelbloemige hyacinten nog voor dat hij had kunnen waarnemen hoe ze zich ontwikkelden. Maar toen hij ziek werd kon hij zijn bloemen niet controleren voordat ze bijna waren uitgebloeid. Toen zag hij een dubbelbloemige soort die over het hoofd gezien en niet uitgetrokken was. Die was zeer klein en van een vorm die hem prachtig toescheen omdat ze slechts met enkele soorten vergeleken kon worden. Hij kweekte die verder en merkte dat de bloemenliefhebbers die mooi vonden en bereid waren om er een hoge prijs voor te geven Ze waren de grondslag voor zijn kwekerij. Nu begon hij alle zaailingen met dubbele bloemen te kweken en speurde hiernaar even ijverig als hij ze daarvoor had uitgeroeid. Hij kweekte dubbele en zelfs driedubbele van grote pracht. De eerste dubbele noemde hij ‘Marie,’ maar die ging even als de beide volgende verloren. De derde die hem lukte, omstreeks 1702, noemde hij ‘Koning van Groot-Brittannië,’ ‘King of Great Britain’ naar de Koning-Stadhouder Willem III. Elke bol bracht hem 2000, - gulden op. Die soort was een 70 jaar later nog in cultuur. Hierdoor werd door iedereen de grootste aandacht gegeven aan het vinden van nieuwe hyacinten uit zaad.

Tussen 1700 en 1720 zullen er een honderdtal verschillende dubbele soorten zijn gewonnen. Hierna zijn in de loop van een eeuw ongeveer 2000 nieuwe verschillende soorten van hetzelfde karakter ontstaan en in de handel gebracht.

De kleuren beperkten zich eerst tot blauw in tal van schakeringen en wit, maar al gauw verschenen er ook roze tinten die later door rode en donkerrode zouden worden aangevuld. Een Duits tuinbouwdeskundige, die in 1709 ons land bereisde, noemde de dubbele ‘Koningin van Scheba’ als de volmaaktste toen bekende soort, de bloemtros bestond uit 38 nagels, wit met een roze hartje. De prijs was f 140, - per bol, terwijl de ander witte en blauwe vormen van f30, - tot f 50, - geprijsd waren. De kleurschakeringen beschrijft hij als lopend van diepblauw of ultramarijn naar parelkleur en van zuiver wit naar vleeskleur en zelfs roodachtig.

De eerste gele hyacint moet tussen 1762 -1773 ontstaan zijn.

Er kwam een steeds meer toenemende belangstelling voor de hyacint. Daarvoor had ze slechts een bescheiden plaats ingenomen. Toen werd de hyacint mode en raakte zo zeer in zwang dat ze de tulpen van de eerste plaats verdrong. Van 1720 tot 1734 was er een steeds toenemende vraag en een voortdurende stijging van de prijzen, totdat in 1733-1736 een toppunt in de hyacintencultus was bereikt. Ze was een modebloem en wist die positie de hele 18de eeuw te handhaven, ten koste van de tulp en andere bolgewassen.

Vereerders.

De hyacint koesterde bijzondere vereerders omdat ze haar eigenschappen toekenden die ze in andere bloemen misten.

Voorhelm ‘s Verhandelingen over de hyacint, pas in 1752 verschenen maar wel toepasbaar op voorafgaande tijd, betoogt op acht gronden de ‘Voortreffelijkheid der Hyacint en Terzelfder verhevenheid boven andere bloemen’.

Hij stelt voorop dat er destijds maar zes bloemsoorten waren die de liefhebbers ‘kunnen bekooren’. Dit zijn de hyacint, de tulp, de aurikel, de anjelier, de ranonkel en de anemoon. De overige zijn niet in tel die ‘dienen alleenelijk om de tuynen te vercieren en ten behoeve van de kruidkundigen ‘wat blijkbaar zeer minderwaardig werd gevonden. Een kort uittreksel van zijn acht punten.

Na de winter vertoont de hyacint zich als lentebode. ‘Hij trekt als een generaal aan ‘t hoofd zijner armee voor hare zusters op.’

Zij is ‘Bewonderenswaardig wegens haren geur.’ Als men die te sterk vindt, over smaak valt niet te twisten, daarom zoude men tegens alle billijkheyd handelen, indien men haaren geur voor ondeugend wilde uytkrijten’.

De enkelbloemige hyacint levert aan haar bloemstengel een volkomen bouquet,’

In tegenstelling met de tulp (de virustulpen) is de hyacint onveranderlijk van kleur, zeer zeldzame gevallen van kleurveranderingen verlopen van blauw in wit. ‘Men behoorde haar den naam van de getrouwe te geven.’

In geen 50 jaar ontaardt de hyacint in tegenstelling met de anjelier die na 4 tot 5 jaar en de anemoon die na 20 jaar waardeloos is. Je kan jarenlang van hetzelfde plantgoed telen.

Ze kan zonder bezwaar ‘aan de twee uyterste eynden ‘van Europa gebruikt worden.

Ze kan drie maanden in bloei vervroegd worden en maakt daarbij geen onderscheid tussen water en aarde.

De hyacint is er maar een korte tijd en daardoor minder algemeen bekend, dus zeldzamer dan de andere bloemen.

De volmaakte hyacint moest een bol hebben van middelmatige grootte. De stengel moet stevig zijn en regelmatig van hoogte, het blad rechtop maar tevens horizontaal. De geheel als roosjes gevulde bloempjes behoren waterpas aan de stengel te staan, de grootste onderaan, de steeltjes naar de top toe korter wordend. De hele bloemtros moet een piramide vormen waarbij het bovenste bloempje rechtop moet staan.

Hyacintenmanie.

Men zou menen dat we na de tulpomanie genoeg van bloemen hadden. Dat was in het geheel niet het geval. Op de tulpen volgde al gauw, hoewel op een gematigde wijze, de hyacinten. Het was een tijd van rust en de mensen leefden in welvaart. In dit tijdperk bloeide de verzamelzucht op in zeer uiteenlopend gebied. Bibliotheken en kunstportefeuilles behoorden evenzeer tot de onontbeerlijke uitrusting van de welgestelde burger als een schelpenverzameling, mineralen en andere natuurlijke voortbrengselen. In de tuinen behoorden de modebloemen te prijken en liefst in zo groot mogelijke verscheidenheid, of in een enkel soort maar dan van die vorm elke bekende kleurschakering of bloemvorm. Daarvoor legde men bakken aan die door een tentbedekking tegen te fel zonlicht beschermd kon worden zodat de kleuren niet verbleken zouden. De hyacint, met haar regelmatige bloemtrossen en de steeds toenemende verscheidenheid, leende zich bij uitstek voor dit doel. De hoge prijzen beperkten het aantal van hen die een uitgebreide collectie wilden aanleggen en zo bleef de liefhebberij exclusief en daardoor aantrekkelijk. De Haarlemse bloemisten, toen waren er geen anderen, werkten dit streven in de hand. Er waren maar een beperkt aantal kwekers. Die gaven de voorkeur aan het kweken van een klein aantal bollen voor een hoge prijs boven de teelt van een grote hoeveelheid voor weinig geld.

Zo heeft Voorhelm in 1752 de bewering moeten neerleggen dat men wel niet bij zijn hoofd moet zijn om een hyacint van f 1000 te kopen. De koper berekent dat de hyacint hem 20 nieuwe bollen oplevert die bij verkoop voor slechts f 100, - per stuk zijn kapitaal verdubbelen. Lukt dit niet dan plant hij ze weer op en krijgt er vervolgens 2 a 300 die dan maar voor f 10 verkocht moeten worden. Na jaren heeft hij een geweldig fonds in zijn kwekerij waaruit hij lange tijdwinst kan halen. Mits het een goed soort is.

De kansen op prijsstijgingen zullen ook minder kapitaalkrachtigen hebben aangetrokken om wat te speculeren in de moderne modebloem. Sinds 1720 trok de hyacint in steeds toenemende mate de belangstelling. Toen waren de nieuwe aanwinsten en zeldzame soorten al hoog geprijsd.

In het jaar 1716 bevatten de bollenprijslijst van Dick Voorhelm de volgende prijzen:

In roze.

‘Coralijn, ‘f 100,-,

‘Rose Triumphant ‘f 30,-

‘Apollo’ f 20,-

In wit.

‘Morgenstar, ‘f 200,-

‘Flos Solis, ‘150,-

‘L’admirable Colossus’ en ‘Generalissimus’ elk f 100, -

De ‘Koning van Groot Brittannië ‘was toen tot f 8, - gedaald.

De blauwe waren minder in tel dan andere kleuren, de hoogste prijs was:

‘Arend; f 40,-

‘Adonis,’ f 25,-

‘Imperiale,’f 30, -

Onder de enkelbloemige soorten die tegen veel lagere prijzen werden aangeboden, van enkele stuivers tot f 6, - trok alleen de witte ‘Premier Noble’ de aandacht, die kostte f 40,-.

De strenge winter van 1729 bracht ernstige schade toe aan het gewas waardoor vele soorten verdwenen. ‘een bloem, die groot in achting was en waarvoor 2 a 300 gulden betaald is, dog meest gestorven’. Zeker persoon, een bak geplant hebbende van 120 bollen, bevond dezelve gedeclineerd op 10 stuks.’

In 1733 hadden de prijzen een dusdanige hoogte bereikt dat de hyacint de rol van de tulp van een 100 jaar eerder dreigde over te nemen. Net als in de tulpenhandel ontstond hier ook een windhandel. Voor 1 bol van de ‘Passe’ non plus ultra’, met aanwas, werd f 1600, - betaald, voor een andere bol van dezelfde soort met 8 jonge bollen werd f 1850 betaald. ‘Gloria Mundi’, werd verhandeld van f 500, - tot f 800, - per stuk. ‘Tempel Salomons’ voor f 430, -. Een tientje was al een zeer lage prijs voor een bol. Mooie soorten werden met feesten gevierd waarbij alle bewoners van de buurt welkom waren en het er hevig aan toe ging.

Voor een bol werd 1800 gulden betaald, wat in die tijd de waarde was van een paard met wagen.

Dergelijke transacties trokken de publieke aandacht. In het nummer van de Spectator van 14 augustus 1733 kwam een gefantaseerde brief van de Haarlemse wever Japik Schietspoel voor waarin die zich beklaagt dat zijn schoonzoon door de hoge prijzen ‘gaende geraekt’ is. Met zijn neef Abram heeft hij met het geld van een erfenisje een tuintje gekocht die hij met hyacinten beplantte, ‘Die hij sukke misselikke namen geeft, dat ik niet ken bedenken waar hij ze vandaen haelt,’ Hij hoopt er zoveel voor te krijgen dat hij koets en paarden zal kunnen houden. Je ziet hem dan ook nooit meer bij zijn weefgetouw maar zit maar in de grond te wroeten. ‘Hij kan uuren lang zitten spikkeleeren op een blommetje en loopt van bed tot bed met een stokje in de hand om de blaedjes op te ligten en te sien of ze wat groeyen.’ De schoonzoon krijgt dagelijks van vele bezoek maar Schietspoel is bang dat die hem voor de mal houden en vraagt nu aan Spectator raad hoe hij hem die malligheid uit het hoofd kan praten om te voorkomen dat hij zijn vrouw en toekomstige kinderen ongelukkig zal maken. Hierop antwoordt de Spectator met een vaderlijk betoog over de gevaren van speculeren.

Is de dwaasheid ten opzichte van de tulpenhandel in de voorzegde jaren tot zo’n hoge top gestegen, niet minder is die der hyacinten in de jaren 1733 en daaromtrent geweest.

Lijst van enigen hyacinten die (zo de hedendaagse bloemisten voorgeven) als de voornaamste geacht zijn en tegenwoordig (in ‘t jaar 1733) en 1734 zo uit de hand als publiek aldus verkocht zijn waaronder verschillende (zo zij zeggen) ver nog onder de waarde.

N. B. Die publiek verkocht zijn is boven ieder gulden nog een stuiver opcenten.

B. Pass non plus ultra met zijn aanwas van jongen ruim f. 1600 -0

Dito met zijn 8 jongen dog 150 gulden daarboven nog opgehouden f. 1850 -0

Gloria Mundi (een jong) f. 650 -0

Dito f. 600 -0

Dito f. 550 -0

Dito f. 500 -0

R. Tempel Salomons f. 430 -0

Dito f. 430 -0

Prael Cieraedt f. 300 -0

W. Staaten Generael f. 210 -0

Dito f. 181 -0

Passe non plus Ultra f. 165 -0

Struysvogel f. 161 -0

Dito f. 151 -0

Miroir f. 141 -0

B. Overwinnaer f. 130 -0

W. Rose Blanche Violette f. 110 -0

Dito f. 105 -0

Koning Salomon f. 105 -0

Passe non plus Ultra f. 100 -0

Koning Sesotris f. 100 -0

Koning Salomon f. 90 -0

Gekroondt Salomons Juweel f. 82 -0

Dito f. 81 -0

Koning Salomon f. 81 -0

R. Vrenderijck f. 80 -0

W. Koning Salomon f. 80 -0

Passe non plus Utra f. 77 -0

Prins van Vrieslandt f. 71 -0

R. Graenaedt f. 66 -0

Vredenrijck f. 63 -0

W. Koning Salomon f. 80 -0

Roy de Peru f. 62 -0

R. Granaet f. 60 -0

B. Grand Violet f. 61 -0

W. Roy de Peru f. 60 -0

Prins van Vrieslandt f. 60 -0

Vredenrijck f. 60 -0

B. Zegenprael f. 60 -0

W. Granaet f. 60 -0

Imperator Romanus f. 60 -0

Passe non plus Ultra f. 58 -0

R. Granaet f. 54 -0

Rooe Sans Parelje f. 52 -0

W. Pirimidale Incarnaet f. 50 -0

Weackende Leeuw f. 50 -0

Gekroonde Salomons Juweel f. 49 -0

B. Grand Violet f. 48 -0

Overwinnaer f. 46 -0

W. Roy de Peru f. 45 -0

Prins Frederick van Baden Durlach f. 43 -0

Gekroondt juweel van Haerlem f. 35 -0

Admirael Pen f. 37 -0

Vredenform f. 35 -0

Brisetoet f. 30 -0

Gekroondt Juweel van Haerlem f. 35 -0

Le Beaute de Hollande f. 31 -0

Vreeden faam f. 30 -0

R. Vreedenrijck f. 36 -0

W. Salomons Kroon f. 37 -0

Brisetoet f. 30 -0

B. Grand Violet f. 30 -0

Roosenkrans van Hugaerdt f. 35 -0

Roy de Congo f. 28 -0

W. Juweel van Haerlem f. 26 -0

Passe non plus Ultra f. 21 -0

Dito f. 26 -0

Gekroondt Salomons Juweel f. 27 -0

Roosenkrans f. 25 -0

Dito f. 18 -0

Kroon der Wijsen f. 17 -0

Kroon der Mooren f. 14 -0

Agaet Royael f. 11 -0

Gekroondt Salomons Juweel f. 14 -0

Dito f. 11 -0

Robijn f. 12 -0

Rose la Rejne f. 18 -0

B. Marvelje de Munde f. 10 -0

Dito f. 10 -0

La Pluchelle de Hollande f. 10 -0

W. Gekroondt Juweel van Haerlem f. 10 -0

Dito f. 11 -0

Dito f. 12 -0

Carolus Magnus f. 16 -0

Salomons Croon f. 18 -0

Gekroondt Salomons Juweel f. 14 -0

Gekroondt Juweel van Haerlem f. 14 -0

B. Triumph Gresdelijn f. 11 -0

Dito f. 10 -0

Roos f. 10 -0

W. Chamelion f. 16 -0

Turcksen Keyser f. 15 -0

Starren Croon f. 11 -0

Koningin Athalia (zayeling) f. 16 -0

Graeff van Zolms f. 14 -0

B. Mervelje de munde f. 11 -0

Dito f. 10 -0

W. Graeff van Zolms f. 15 -0

Starren Croon f. 14 -0

B. Pronck Juweel van Flora f. 15 -0

Dito f. 14 -0

W. Starren Croon f. 14 -0

B. Pronck Juweel vn Flora f. 14 -0

W. Graeff van Zolms f. 15 -0

B. Morvelje de Munde f. 13 -0

Dito f. 13 -0

Infante la Reyne f. 12 -0

Morvelje de Munde f. 11 -0

Dito f. 12 -0

Infante la Reyne f. 12 -0

W. Graeff van Zolms f. 15 -0

R. Carolijn f. 14 -0

W. Croon der Wijsen f. 12 -0

B. Croon van Brabant f. 10 -0

Nog verkocht

Witte non plus ultra (moer) f. 230 -0

Dito jong: 6 aren geplant f. 108 -0

Nog verkoopt men tegenwoordig nieuwe hyacinten voor een dukaat, ja voor een pistool մ aar (gewicht), dus bij de waarde van ‘t goud niet te vergelijken.

Sotte-bollen.

In 1734 vreesde men zo zeer over een herhaling van de tulpenwindhandel dat een herdruk verscheen van de drie Samenspraken van Waermond en Gaergoed, van de in 1643 onder de verzamelnaam ‘sotte-bollen’, herdrukte pamfletten uit het jaar 1637 en van de ‘Troostbrief ‘uit hetzelfde jaar en ‘Clare ontdecking ‘van 1636. Aan deze herdrukken was een gravure naar een tekening van Piet Nolpe van Flora ‘s Gekskap, verder aanhalingen uit Schriverius en Abraham Munting over de tulpenhandel en een lijst van enige hyacintenprijzen uit de jaren 1733 en 1734 bijgevoegd. Naar de voorrede van de drukker Johannes Marshoorn dat de uitgave tot doel үm als spiegel te verstrekken, waer in de hedendaegse bloemisten kunnen zien hoe haer Flora, haer geld-gierige liefhebberen, op ‘t laetst, als hun voor-ouderen, heeft en zal bedriegen. Hij besluit met het volgende:

‘slot-vaers

Dus word die oude hoer, de geyle Flora weer

Verheft, ten koste van veel goude en zilvre schijven:

Weg rouwband, hang het lint, men zal hier handel drijven!

Roept eene bloemzot, en nog veel anderen meer.

Zij gaen ter feest op ‘t zien die malle kostլijkheden;

Zij kruypen met de bril bij ‘t bloem-bedde, om te ontleden

De nagels, de netheyd en Դ pluys, en andղe fraayigheen,

Die niemant zien kan als een Floraas gek alleen

War wil ‘t nog heen, bloemist? Denk, denk om uwe schijven.

Denk om het zotste jaar; denk om uw huysgezin,

Maar, is ‘t wel om ‘t vermaak? Neen, om het groot gewin

Van harsenlooze, daar zij mede handel drijven.

Foey, keert, onnoosլen! Want het is alleen te doen

(Ik zeg het rond uyt) om uw goude en zilvղe poen.’

Kopers.

De Bloemwaranda, 1734-1736 verhaalt een verering van Flora waar de godin nog groter was dan in de voorafgaande eeuw; ‘t jaar dat wij jegenswoordig beleeven, gaat het allergrootste vernuft te boven, en geeft aan de geheele waereld en aan de eeuwigheid stof van verwondering, hoe dat een onnoozele bloem, die door de tijd verfrenst, verdord, en eindelijk weder gaat gelijk hij te voorschijn kwam. ‘Zoodanig hoog geschat werd, dat het geheele schatrijke Oosten niet in staat zij, om haare gaave naar waarde te betaalenɮ.zodat een aasje van een Hyacinth hooger in waarden geschat en gehouden werd dan de allerzuiverste paarl.’ Er worden hier ook namen vermeld, meestal met beroep. Er is een deurwaarder bij en een makelaar, ook wordt iemand als kwaker aangeduid. Van de bekende bollenkwekers uit die tijd lezen we Huybert Langendijk, Jan Bolt en Seger Sompel. Uit de naamlijsten blijkt dat er ook particulieren bij waren, zelfs in Den Haag. Die zaaiden de hyacinten in de hoop om nieuwe aanwinsten te verkrijgen. Maar het duurt wel 5 jaar voordat er uit zaad een bloeibare plant ontwikkelt. De hyacinten verlangen meer zorg bij de teelt dan de tulp zodat ze niet zo algemeen gekweekt werd dan de tulp.

Zaken.

Jan Bolt was een bloemist wiens kwekerij ;Buiten de kruispoort; gelegen was. Dit terrein aan de Kloppersingel is al lang volgebouwd. Hij wordt vermeld onder de leveranciers van tulpen aan de Markgraaf van Baden-Durlach. Hij wordt in de bloemwarande voorgesteld onder de naam Adelbert. Hier wordt van hem verhaald hoe handig hij zijn nieuwe aanwinsten in prijs wist op te drijven door een goede vriend over te halen daarin deel te nemen. De vriend koopt een half aandeel in een of andere nieuwe hyacint voor zeg f 1000, - waarop hij slechts 10% hoeft te betalen. De transactie wekt levendige belangstelling op bij andere kwekers die zich haasten ¼ of 1/6 deel in dezelfde bloem te verzekeren. Sommigen betalen contant, anderen nemen hypotheek op hun vast goed of belenen voorwerpen om maar de begeerde kans op waardevermeerdering te verwerven. Als nu een nieuweling deel wil nemen deelt de eigenaar hem mee dat hij de vorige dag f 1000, - voor een half aandeel heeft ontvangen en daarom nu een bod van f 600, - voor een kwart moet weigeren. Tenslotte koopt de nieuweling zijn aandeel en helpt zo mee om de prijs om hoog te jagen. Helaas, binnen een paar jaar merkt hij dat de prijs van dezelfde soort tot f 25, - is teruggelopen. De koper hoort tenslotte zaakkundig voldoende op de hoogte te zijn en moet kunnen beoordelen of het aangebodene de prijs waard is. Hij alleen is verantwoordelijk voor het afsluiten van de koop. Het is geen bedrog van de verkoper, die moet de hoogste prijs zien te krijgen.

from J. Weinmanno.

Godinnen.

Onder de naam Demosthenes treedt de bejaarde Seger van Sompel op. Hij is de drager van de bekende kwekersnaam die in het midden van de 18de eeuw verbonden was aan de beroemde naam van Voorhelm, in de fa Voorhelm & van Zompel. Over het gesprek dat de schrijver met hem in Flora ‘s tempel houdt vult hij dertig bladzijden. Bij die gelegenheid houdt Seger van Sompel uitvoerige lofredenen op zijn hyacinten, vermoedelijk op eigen aanwinsten. Ondertussen rookt hij vele pijpen tabak wat weer een inlassing van een paar verzen meebrengt zoals:

‘Wat toond ons dit vermaak, verdweenen in de lugt?

Een schets, een zweemzel van ons leven, ‘t welk steeds vlugt

Een heenvaart als een damp, uit klei zo broos als glas;

O, enkel niet, eerst rook, en uitgerookt, maar as.

Dit voorbeeld van ons nietig leeven

O, ouden grijzaart, toond ons aan,

Dat al uw bloemen, hoog verheeven,

Gelijk een rook en damp vergaan.’

Dit is allemaal zeer natuurlijk en de schrijver onthoudt zich feitelijk van spottende opmerkingen, al tracht hij door het van lieverlede in plaats stellen van goden en godinnen door hyacinten, die hun naam dragen, een enigszins komisch effect te bereiken.

Van Sompel vertelt in zijn lusthof een verwarde stem gehoord te hebben die aldus in zijn oren klonk:

‘O, schoone godin Venus (‘Morgenstar’ de naam van een bekende witte hyacint) hoe zielverkwikkend zijt gij; hoe liefelijk is uw adem die gij uit uw ambrozijnen mond mij toeschiet; hoe oogverkwikkend uwe verf, mijn gezigt verlieze zig in uw helder wit, zij verduistert van uw wederomstraalend en schitterend vuur, ik beef en zidder voor uw schoone en overheerlijke glans; mijn tong verstijft om de lof van u naar waarden uit te breiden, alle mijne leden trillen; tegenwoordig kan ik het niet langer verdraagen, de dierbre gloed van uw bijzijn te omhelzen, indien gij mij niet met uw zielsverkwikkende balzemlugt sterkte; mijne krachten komen weder bij door het gezigt van uw pragtige standvoet. (de steel) Vergun mij, o doordringende schoonheid, voor u neder te vallen, om een kus te plukken van het loofwerk uwer voeten. Ey wat ziels bekoorlijk groen omhelsen u, vergun me, dat ik nog een weinig van uwe tegenwoordigheid genieten mag, om met diepe bedenkingen en stille opgetoogenheid uwe Majesteit aan te schouwen, en onder een brandoffer (pijp tabak) mij in Uwe schoonheid te verliezen, en dus gelukkig in uw aanschijn te sterven.’

Zo gaat het verder, verder komen ‘Koning David’, ‘Alexander de Groote ‘en de ‘Koning van Groot-Brittannië’ aan de beurt ‘een bloem van groote verwondering om haare volmaakte schoonheid, staande hoog en pal vast op zijn steel, schoon van kroon, vroolijk van nagels, wel agter over krullende, en wit van koleur, een heerlijk rood in zijn hart, gemengt met Sydonis purper, zuiver violet, glinsterend en levendig, zoo dat het oog hem nauwlijks op eene dag terdegen kan beschouwen.’ Verder vestigt hij de aandacht op verschillende soorten o.a. ‘Koningin Esther een wonder en een puik dier schoonheden, men zouw op haar verlieven gelijk een Jupiter en Neptunes, deeze op Danae en geene op Amphitrite. Wij beminnaars van die doordringende aantrekkelijkheden zwemmen in een zee van liefde tot dat wij ons zelven geheel en al verliezen en als een Leander op zijn Hero ‘s wille in de hellespont dier schoonheid verdrinken.’

Eindelijk de ‘Koningin van Scheba’ ‘deeze ontsteekt het hart en kitteld onze ziel, hier knield men voor haar, gelijk zij weleer knielde voor de wijsheid van Salomon. Om zijn oordeel gevraagd antwoordt de bezoeker dat die versteld staat, niet alleen over de schoonheid van de bloemen maar vooral over de bovennatuurlijke redevoeringen en de namen. ‘O, mijn vrind’ zegt van Sompel, ‘Dat is nog niets, gij ziet de heerlijkheid van Flora nog maar ten halve. Een oud grijzaart is niet meer bekwaam om een aanvallig meisje te behaagen, of haar in Venus boogaard het zoet der vrugten, daarin wassende, voor te zetten; ook zoude zij ons gewis met haar poesle nek aanzien, al was het ook dat men nog vrij wat meer bekwaamheid bezat om van haar ambrozijne mond kusjens te plukken die de min weleer in nectar doopten. Zo haast mijn edele ziel de eerste trek der schoonheden van Flora ontdekte, kreeg Venus de schop, en ik zag Cupido steeds met nijdige ogen aan. Nu leeve ik gerust, en in die stilte ontvangt mijn hart al die rust die de waereld aan een sterveling geven kan, want, zo gaa ik in mijn bloemenprieel, daar spreeke ik met de schoone Juno, Cithera of Amphitrite; bestormd de haat en gramschap mijn gemoed zo treede ik in den drang der helden als bij “Diomedes’, ‘Achilles, ‘Nestor,’ ’Alexander,’ ‘Agamemnon.’ (ook hyacinten namen) Andere namen wekken zijn vaderlandsliefde op of esthetische gevoelens, en de bloemen die de namen dragen van vijanden staan in een hof bijeen als in ‘een prieel des vredes,’ Maar tenslotte spreidt een donkere schaduw over een deel van de hof. ‘Zie daar heele rijen der helden en heldinnen zijn door Atrops schigt geheel verslaagen.’

Na het gesprek met Van Sompel gaat de schrijver te bed waar hij droomt van de verwoesting van Flora ‘s heerlijkheden door Boreas, de noordenwind. Op verzoek van Flora zal Jupiter ze beschermen.

Doping.

Op een gegeven moment belandt de schrijver in de tempel van Flora waar Pieter Leendertz (de oude Priamus) en Jurriaan Rigter (de jonge Askaan) stonden om een door hen gewonnen zaailing te dopen. Hij maakt hiervan een pompeuze plechtigheid waarbij hij Hermanus Morgenstar (Androgeos) als priester en ceremoniemeester laat optreden. Hij stelt hun, in naam van ‘Onze lieve godinne Flora plechtig twee vragen ter beantwoording;

‘Of gij deeze uwen nieuwgewonnen bloem tot uwe eenige en universele erfgenaam begeerd aan te neemen, voor het tedre spruitje altijd zult waaken, zorgen, en alle uwe moeite besteeden; nimmermeer voor denzelven ontzien zult, om door regen, wind, hagel of sneeuw om te gaan; hetzelfde zorgvuldig bewaaren voor alle onweer, van wat naam hetzelve ook zoude mogen wezen; ten tweeden zult gij gehouden zijn, bij alle onze broeders de eer en luyster zodanig uit te breiden, opdat zijn naam vereeuwigd bij en onder ons leeven mag; hier voor zult gij uw eige huisbelangen, hoe noodzakelijk dezelve ook zoude mogen wezen, laaten vaaren, tot die tijd, dat gij dat geene bezorgd hebt, dat uw bloempje vereiste en van noden had, hierop zult gij mij antwoorden. En zij spraken gezamentlijk: ‘

‘Dat zo wanneer deeze onze, die heden den bentnaam gegeeven zal worden, tot zijne mondige dagen van generatie gekomen zal zijn, en eenige jongen begind te krijgen, of gij diezelve jongen zo hoog en duurbaar agten zult, ja yder van hen op die zelve prijs zult houden als gij jegenswoordig deeze uwe bloem houdt, op dat zijn zaad en nakomelingschap vereeuwigd bij ons in waarde blijve en leeven. Wat antwoord gij hierop? En zij antwoordden beide: ‘Ja’.

Nadat ze de priester de naam hadden opgegeven wenste hij hun geluk. Daarop vulde Frans van den Berg, de waard uit de drie Brabanders (die hier optreedt als de godenschenker Ganimedes) de bokalen en trad een dubbelkoor op. Het eind was dat allen zo beschonken werden, ‘Dat er een aapenspel onder de aapen gehouden wierd.’ en hun de heilige plaatsen ontzegd werd.

Kleurmanipulaties.

Nu wordt Cornelis Bogaert alias Cees Uyl (Galenianus) ten tonele gevoerd. Het blijkt dat hij de kwaker Pieter Leendertsz (vermoedelijk een andere dan eerst genoemde) heeft beet genomen met een middel om hyacinten van kleur te laten veranderen. Hij had hem gevraagd om de witte soort pulchra in een blauwe te veranderen. Zijn bewerking kwam hierop neer dat hij de bol van zijn buitenste rokken en wortels ontdeed en daarna met een penseel de rest hemelsblauw verfde. Nadat de bol dan nog met warm ‘aqua vitaingespoten was werd die weer geplant. Leenderts ‘zag (o wonder) hem voor een nieuwe blauwe hyacintenbloem aan, waarop hij zo trots is, dat hij nu al een ‘jaar agter den ander zijn hoofd mee gebrooken heeft, om aan den zelven een naam te geeven.’ Cees Uyl kreeg 50 kronen voor zijn werk.

Overleden hyacint.

Dan volgt een aankondiging dat een beroemde, door Sager van Sompel gewonnen hyacint, vermoedelijk ‘Gloria mundi’ overleden is. Pieter Leendertz (Cleobulus) die ‘Voor eenige ponden goud daarin een aandeel had gekocht ‘was tot ‘aan de ziel verslagen.’ De schrijver bestelde bij een beeldhouwer een marmeren graftombe versierd met de beelden van Heracliet en Democriet, ‘Des Waerelds Heerlijkheid (Gloria mundi) beschreiend en belachend met op de top een beeld van de ijdelheid met twee spelende cupidootjes. Het grafschrift luidde:

‘Memoriae sacrum

Hier rust het overschot

Van ‘t Waerelds Heerlijkheden

Met agting als een halve God,

Zij was ‘t, die elk tot haar kon trekken:

Sta, leezer, sta, zwijg stil, gij zoud haar

ligt opwekken. 1735.’

Brabanders.

Uit de opeenvolgende geschriften blijkt wel hoe zeer de gemoederen door de hyacintenhandel in beroering werden gebracht. Enkele Brabantse linnenkooplieden werden ook al door de speculatie aangetast. Ze ruilende met een zevental Haarlemse eigenaars hun linnen tegen bollen en tezamen zongen ze:

‘Terwijl wij pronken met hun waar,

En zij met onze bollen praalen,

Zo wenschen wij hier in deez ‘zaalen

Godin een vrolijk nieuwe-jaar,

Een laat haar bollen dapper wassen,

Terwijl wij op haar beurzen passen.’

Al gauw kwam er ruzie ‘Door onkunde in hunne nieuwe koophandel maar wel ‘voornamentlijk door het geduurig pooyen van de genever, bij hen genoemd voezel.’ Op een gegeven moment vernielden ze zelfs hun bollen, kwamen toch weer tot inkeer en kochten opnieuw bollen en ditmaal, om tweedracht te vermijden, voor gezamenlijke rekening en betaalden ten dele in linnen.

Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de Haarlemmers winst haalden uit de onervarenheid van de Brabanders door hen minderwaardige soorten aan te bevelen. Zo was het ook omstreeks 1930 toen de bollenteelt zich in de buitenprovincies Groningen, Friesland, N. Brabant en Zeeland sterk ging uitbreiden onder de boeren en tuinders. Die vertrouwden de aankoop van hun plantgoed argeloos toe aan bollenleveranciers uit de bollenstreek. Door sommigen werden ze zeer teleurgesteld omdat die de gelegenheid aangrepen om zich van nieuwe soorten te ontdoen waarvan al vaststond dat ze geen toekomst zouden hebben.

Kwekersvrouwen.

In het volgende verhaal treden de vrouwen van de speculanten op.

De inleiding vormt een vermakelijke ontmoeting tussen Willem Hessen (Asdrubal) en de schrijver met een slapend ‘vrouwspersoon die de gepasseerde nacht opgepast had voor het rooven der Afrikaansche faizanten, tuk op bloemen’, waardoor Hessen ‘in liefde verward’ raakt en haar met een gedicht van 40 regels tracht te wekken, ‘waarin hij haar deugd en schoonheid zoude laaten vloeyen.’ Dat lukt inderdaad maar haar meester stuurt haar weg. De schrijver noemt zo iemand die een ander meer liefheeft dan zijn eigen vrouw een ‘overspeeler.’ Zo komt de discussie bij de vraag van wie Hessen het meest houdt, van zijn vrouw of van Flora. Hierop antwoordt hij dat hij zijn’ega meer als Flora ‘bemint. Als zijn vrouw Kaatje (Canidia) er echter bijkomt zwelt haar man ‘Van benaauwheid om zijn hoofd zodanig, dat men naauwlijks zijne oogen meer ziende konde,’ zodat de schrijver vraagt:

‘Wat schort er vrind, hoe staat gij zo te trillen?

Of schrikt gij, dat uw wijf Դ vel van uw leen zal villen?

Van imborst, nu zal ik wel zien, hoe dat ze u acht.’

Kaatje overlaadt haar man als ‘een onweder losgebroken met donder en blixem ‘met scheldwoorden en verwijt hem dat hij zijn gezin verwaarloost, dat ze nauwelijks brood op de planken hebben. Ze klaagt dat de winkel berooid is, de kast en de kisten leeg zijn terwijl hij alles door zijn keelgat kiepert en zoveel op de publieke bloemenveilingen koopt dat hij zich schaamt om het haar te zeggen. Ze eist dat ‘onze winkel weder in staat kome als voor deezen’ en dat hij zijn ‘Godin de schop geeft’ Daarop krijgt zij haar man ‘Bij de kop.’ Nadat de schrijver hen gescheiden heeft moet de man met zijn vrouw naar huis. Na een uurtje komt ze terug en deelt mee dat ze haar man opgesloten heeft. Ze biedt zijn Flora (bloembollenkraam) voor 500 kronen te koop aan, wat geweigerd wordt, maar wel volgt een verzoenend woord wat zijn uitwerking niet mist.

Dit voorval stond niet op zichzelf. De vrouwen van de bloemenhandelaren achtten zich door hun mannen om de tuin geleid en wendden zich tot Apollo om recht te krijgen. De ‘misleide vrouwen’ betoogden dat ze door de nieuwe en buitengewone koophandel die de mannen met Flora bedreven er allerlei ‘huiskrakkeel en twist ‘ontstaat en ‘zulke groote liefdeloosheid dat wij niet meer bij henlieden geagt werden als hun geëchte vrouwen. Vroeger offerden we hun eens per jaar ‘de vrugt des huwelijks.’ ‘Waer de waereld in stand door blijft’ maar voortaan zal, mits je ons niet helpt, ‘De waereld door de tijd ontbloot worden van menschen.’ Daarbij komt dat we steeds overvallen worden door schuldeisers, buiten ons medeweten door de mannen afgesloten.

Grappige voorvallen.

In 1735 lezen we in het tweede deel van de Bloemwarande dat er een ziekte onder de hyacinten uitbrak, vermoedelijk het ring- of oudziek waarbij 1 kweker op de 1000 pond van de soort ‘Pulchra’ er 900 pond van verloor.

In het derde deel lezen we dat er een paar gevallen van bloemenliefhebbers bekend zijn die hun hyacinten tegen de koude trachten te beschermen. De een, Blanquin, door ze met een deken te bedekken en de ander, Jan Goeree, door zijn planten met warm water te begieten. Een derde, Hendrik Aartsen beschermde zijn planten met potten die hij erbovenop plaatste en door er deuren op te leggen. Van Michiel van Leeuwen wordt verhaald dat die zeer bang was voor dieven in zijn tuin, verschrikt wakker werd, gewapend naar buiten ging waar hij slechts een verjaagde kat aantrof die hard weg liep.

Zo was er een zekere Lucas Nieuwenhuyzen (Nicotiaan) die bespot werd omdat hij zijn tabakswinkel verkocht had om een hyacintenbak aan te schaffen die hij buitengewoon overdadig inrichtte. Hij leerde alle namen van de hyacinten en meende, dat hij als bezitter van de mooiste soorten, er ook de meeste kennis van bezat. Hij geloofde de bloemen naar goeddunken te kunnen veranderen van kleur en bestreek ze daartoe met een geel vocht om een nieuwe kleur te krijgen. Als dit lukte had hij zijn vrouw een hoepelrok beloofd.

Schilders.

Ook in de 18de eeuw was het een gewoonte om hyacinten en andere bolgewassen in waterverf af te beelden waarvoor bekende schilders gevraagd werden. Zoals van der Vinne, Jan Augustini, van Beesten, Budde, C. van Noorde en anderen.

De afbeeldingen werden aan een klant getoond wanneer de bloeitijd over was. De bloemen moesten wel zo voordelig mogelijk uitkomen, overdrijving of verfraaiing kwam zo voor. De schrijver van de Bloemwarande steekt de draak door zijn verhaal van een bloem van bijzondere schoonheid waarvan drie schilders een afbeelding moesten maken. Het betrof ‘L’assemblage de Beautes,’ een soort die 20 jaar later door de Engelse tuinbouwdeskundige Justice geestdriftig beschreven werd.

De eerste schilder, een eenvoudige Overveener, Hendrik Verwey, maakte een grove afbeelding met een steel ‘so lomp als of men een noordse juffer (balk) daarop afgebeeld zag, de nagels waaren zo onmanierlijk groot dat denzelve eer na Franse zonnebloemen geleken als na hyacinthe nagels.’ De tweede was Alexander de Vos die er ook weinig van terechtbracht want ‘Het geleek beter na een bloem die Flora nog eerst zouw moeten maaken, als na een, die reeds bekend was.’ Beter werd de aquarel met de derde schilder Wierne want deze schilderde hen zo juist en welgevormd uit, ‘dat yder op de bloote tekening aanstonds ‘de bloem herkende. Een van de mede-eigenaars maakte bezwaar dat de bovenste bloem groen geschilderd was, iets wat natuurlijk geheel getrouw was. ҇ij moest hem zo geschilderd hebben, dat hij alle-man bekoorlijk voor de oogen kwam.’ Wierne wenste aan dit bedrog niet mee te doen en wilde op die wijze zijn kost niet verdienen. En voor de ogen van de man nam hij het schilderij weg om die aan zijn vriend Jasper Pieterse te schenken die de schilder bij de kwekers had voorgesteld.

Crisis.

Ook hier trad een crisis op dit zal waarschijnlijk in 1737 geweest zijn. Er zijn een paar bollenprijscouranten uit het jaar 1739 bewaard gebleven waar de prijzen over de gehele linie behoorlijk verlaagd zijn.

Prijzen per stuk

Double white........................................1734........1739

‘Staaten Generaal’................................f 210, -.......f 20, -

‘Struysvogel’..........................................161,-..........20,-

‘Miroir’..................................................141,-...ɮ..10,-

‘Rose blanche violette’...........................110,-..ɮ...20,-

‘Koning Salomon’..................................105,-...ɮ..20,-

‘Gekroont Salomon ’s Juweel’................ 82, -.........3, -

‘Salomons kroon’....................................44, -.........6, -

‘Gekroont Juweel van Haarlem’,..............35, -.........5, -

‘Turksche Keyzer’..................................15 ,-.ɮ....6, -

‘Starrekroon.’...........................................11,50..ɮ.1, -

Dubbel rood en roze.

‘Koning Sesostris’....................................100, -.......8, - tot 16, -

‘Vredenrijck’..............................................80, -.......8, - tot 16, -

‘Granaat’.............................................,......66, -......16, -

‘Pyramidale incarnaat’...............................50, -........6, - tot 10, -

‘Prins Frederick van Baden-Durlach’.........43, -.......10, -

‘Brisetout’..................................................30, -.......2, -

‘Coralijn’....................................................12,75.....2, -

‘Robijn’......................................................12, -.......2, - tot 4, -

Double blew

‘Vredefaam’...............................................35, -.ɮ...20, -

‘Roy de Congo’..........................................28, -.........0,75

‘Carolus Magnus’.......................................16,50......3, -

‘Merveille du monde’..................................10,75......2, -

De duurdere blauwe soorten als’ Passe non plus ultraen ’Gloria mundi ‘komen in dit lijstje niet voor. Men mag dan ook niet afleiden dat blauwe soorten goedkoper waren.

Deze val heeft niet veel indruk gemaakt op tijdgenoten. Er waren veel minder personen bij betrokken die hun verlies beter konden dragen dan de talrijke minvermogenden van de tulpenhandel.

Bovendien handhaafde de hyacint zich als modebloem, die zich met nieuwe aanwinsten bezighielden hadden een goede kans dat die door Haarlemse bloemisten aan de buitenlandse handel verkocht werden.

Gedurende de hele 18de eeuw bleef de hyacint aan de spits van de bolgewassen. Als men van bloembollen sprak doelde men op hyacinten. De rest, inclusief de tulpen, waren bijgoed. Wel kwam later de lang gesteelde late tulp en de ranonkel meer op de voorgrond op de Haarlemse kwekerijen maar de hyacint bleef onbetwist de eerste.

Madame de Pompadour.

Die windhandel was maar van korte duur, maar toen het in Frankrijk populair werd om hyacinten te dragen door de vrouwen, onder invloed van de mode van Madame de Pompadoer, 1745-1765, bloeide de handel weer op. Ze wist haar voorliefde voor het buitenleven op Lodewijk XV over te brengen die haar belangstelling voor bloem-, moes-, en fruittuin deelde. De koning ontbood al snel allerhande bloemen, planten en bomen voor de tuinen van Groot-Trianon en de Menagerie, maar vooral te Choisy, waar hij een groot en klein kasteel had aan de Seine. Jaarlijks liet de koning voor 6 tot 8000 livres aan bollen bestellen bij de Haarlemse bloemisten. In 1759 bestelde hij 363 hyacintenbollen voor bedden en 200 voor glazen in de winter. Hieronder waren 6 ‘Gloria florum, 1 ‘Gloria florum suprema ‘ en 12 ‘Illustre beaute.’ Omdat zij de toon gaf in mode en gebruiken vond haar voorbeeld alom navolging. Zo bracht op een openbare veiling de ’Marquis de la Coste’, genoemd naar zijn eerste bezitter, f 750, - op. Voor een bol werd 2200 ja zelfs 4000 gulden betaald, ook de tulpen trokken bij deze prijzen weer aan.

Haarlemse handel.

Hoogstens 10 Haarlemse handelaren hadden het monopolie van de bollenhandel, de Voorhelms, de van Kampens, de Schertzers, de Kreps en anderen. Buitenlandse reizigers die hen bezochten noemden ze zeer vermogend. Ook naar andere landen werden ze verstuurd, de buurlanden, de Oostzeehavens, Scandinavi, Itali en naar de Sultan van Turkije. Er werd direct aan particulieren verkocht. Die ontvingen kleinere of grotere collecties. In Hamburg en enkele andere plaatsen waren commissiehuizen gevestigd die de bollen distribueerden.

De beide fa Voorhelm genoten een wereldroep. George Voorhelm gaf een handleiding uit voor de hyacint die drie uitgaven in het Frans beleefde en in het Engels, Duits en Italiaans werd vertaald. Nicolaas van Kampen volgde hem met een handleiding voor bloembollen in Դ algemeen die eerst in het Frans en daarna ook in het Engels en Duits werd gedrukt. Het aantal verscheidenheden dat in die tijd in de Haarlemse kwekerijen gehouden werd bedroeg een 2000, er wordt beweerd dat George Voorhelm ze ook naar de bol wist te onderscheiden.

Toen op 26 april 1768 Prins Willem V en zijn vrouw een reisje naar Haarlem maakte kon men hun geen bloeiende bollenvelden laten zien. Het stadsbestuur liet hen de tuinen van 5 bloemisten bezoeken.

Vooral in Den Haag bleven liefhebbers bezig om nieuwe soorten te winnen. Slaagden ze daarin dan verkochten ze die aan de Haarlemse bloemisten. De inkomsten daarvan waren genoeg om hun tuinen geheel te bekostigen.

19de Eeuw.

Op het eind van de 18de eeuw werd het gebruik veel algemener omdat het gewas zich in potten gemakkelijk laat vervroegen en dan in de winter bloeit. De cultuur paste zich hierbij aan door de gevuld bloemige verscheidenheden, die de roem waren van de 18deeeuwse verzamelingen, te vervangen door enkelbloemige die zich beter lieten vervroegen. In die richting breidde de cultuur zich in de eerste helft van de 19de eeuw uit om weldra een nieuw hoogtepunt in de geschiedenis te bereiken. In de jaren 1860-80 behoorde de hyacint in Engeland tot de modebloemen en was de vraag bijzonder levendig.

In 1824 werd 200 gulden voor de beste bol betaald en 1 tot 10 gulden voor een gewone soort. Een menging van 100 bollen kostte 40-60 gulden. Maar voor ‘Rouge Eblouissante ‘werd nog in de 19de eeuw 1660 gulden betaald.

Het aantal soorten nam steeds meer af. Voor de oorlog waren er nog een 50-tal met een oppervlakte van 500ha. Hiervan nam de meeste gekweekte witte L’innonce’ al 60 ha in.

Eerst was de wens om een soort te kweken met grotere bloemen die beter geschikt zou zijn voor beplanting in de tuin. De wilde vorm was tamelijk klein bloemig. Toen men bemerkte dat de dubbel bloemige grotere bloemen produceerden dan de enkel bloemige legde men zich toe op het kweken daarvan. Al vrij spoedig begon men zich ook toe te leggen op het winnen van vroegbloeiende in plaats van uitsluitend grootbloemige. Dit vloeide ook voort uit de vraag die ontstond naar vroegbloeiende soorten. Hielden Engeland en Frankrijk nog het langs vast aan dubbel bloeiende soorten, Rusland en Scandinavië wilden vooral de enkele en vroegste soorten hebben. Na 1870 waren de dubbele soorten op de achtergrond geraakt en namen de enkele de eerste en belangrijkste plaats in. Ook bij bloembollen moet de productie zich naar de vraag regelen wat niet altijd even gemakkelijk is na te komen. Aanvankelijk dachten de kwekers dat de soorten die de grootste bollen maakten, ook de grootste bloemen zouden geven en trachtten zij op die basis het gewenste resultaat te bereiken. Toen ze bemerkten dat dit niet klopte, werd in een andere richting gezocht.

De kleur, dichtheid van tros en vervroegingmogelijkheid spelen nu een belangrijke rol, terwijl een stevige stengel wel gewenst is. Vooral de zogenaamde Romeinse hyacinten konden gemakkelijk met Kerst in bloei getrokken worden en waren de Hollandse dus voor. Het heeft een tijd en bollen gekost voor men onze bollen ook kon vervroegen, dit door het zgn. prepareren.

Er is ook een tijd geweest waarin men bijzonder belang hechtte aan een lange bloemstengel met het resultaat dat een van de beste kwekers verzuchtte: ‘Als het zo doorgaat zullen we spoedig bonenstaken bij onze hyacinten moeten zetten.’ Hoe langer de stengels, hoe slapper zodat ze steun nodig hadden.

Eerst legde men zich toe op een zeer uitgebreide collectie van soorten, die in kleine aantallen geteeld werden. Nu verdwenen tientallen soorten en slonk het aantal tot een minimum, maar de productie werd opgevoerd. Een probleem is ook een nieuwigheid in te voeren die inderdaad als een verbetering gezien kan worden.

Haarlem.

Bij Haarlem was 40ha voor hyacinten gereserveerd. In 1911 waren er toch 300 soorten bij 2000 kwekers en in plaats van 40ha was er nu 3500 ha. De export bedroeg f 16 000 000 per jaar. 40% ging naar Engeland, 25% naar Duitsland 18% naar Amerika. De aanbouw steeg tot de crisis tot 9200 ha, hierna kromp ze door de crisis en oorlog sterk in. In 1951 exporteerde we weer voor 65 000 000 aan hyacinten, maar wat is dat vergeleken bij de 100 000 000 bollen die we in 1939 alleen al naar Amerika verstuurden?

Duitsland.

Buiten Haarlem was Berlijn een eldorado voor hyacintenkwekers. Ook Parijs was eens een belangrijk hyacintencentrum. De Hugenoten, die overal hun tuincultuur meebrachten, teelden de hyacint al in 1685. Het heet dat de grote Kurfurst hun binnenkomen begunstigd had. De Berlijnse zandbodem was bijzonder gunstig.

David Bouche, een nakomeling van de Hugenoten, liet in 1740 de eerste hyacintententoonstelling in Berlijn zien waaruit later het bekende Kaffeelokal in de Kommandantenstrase ontstond. Ook Frederik Wilhelm III bezocht dat lokaal waar hij vooral de aurikels bewonderde. Het hoogtepunt van de Berlijnse hyacintencultuur werd in 1839 bereikt. Toen was er een kweker die 2 000 000 hyacinten teelde waaruit hij jaarlijks 600 000 stuks verkocht. De Berlijnse hyacintenvelden lagen voornamelijk in het zuidoosten, het latere Lichtenberg. In 1830 werd 25 morgen met bollen gekweekt waar 4,500 000 hyacinten waren.

Hyacinten op water waren jarenlang geliefd in Berlijn. Men kon daarvoor alles kopen, speciale glazen, papieren helmen om de bloemen voor het licht te behoeden, zelfs werden ze uit batist gemaakt. In Engeland werden ze in keramiek verkocht om ze met kerst in bloei te krijgen. De watercultuur was daar vrijwel niet, mogelijk omdat ze geen vensterbanken hebben waarop de potten konden staan.

Dichters.

(187A) ‘O, lentekus aan ‘t bloeien! Hyacinth!

Uw specerij-aromen steelt de wind

Mijn lippen streelend tot hij ze opensluit.’ Helene Lapidoth Swarth

Goethe spreekt over de vaak wat hinderlijke geur;

‘Viele duftende Glocken

O, Hyacinthe, bewegst du

Aber die Glocken ziehen, wie

Die Geruche nicht an!’

Meestal ging Goethe ‘s bloemengroet verder dan een ander. Hij stuurde aan Frau von Stein een hyacint, aan de gravin Egloffstein een immortel of een struik met de woorden:

‘In dem Fruhling gar zu suse

waren Rosen ohne Dornen

hier sins Lerchen ohne fuse

hier sind Ritter ohne Spornen.’

Vermeerdering.

De hyacint vermeerdert zich van binnenuit, bij het begin van de groei ontneemt ze uit de buitenste rokken de stof voor de groeikracht. Die uitgetrokken schalen omgeven de bol later als een perkamentachtige huid. Die kleur van de huid wijst op de bloeikleur. Een witbloeiende heeft een witte huid en een blauw bloeiende een blauwe. De bollen kunnen zo vrij oud worden. Ze delen zich niet als narcissen maar geven bij bolletjes waarmee ze vermeerderd kunnen worden, hoewel die methode al in de 18de eeuw werd beschreven en zou bij toeval ontdekt zijn. Een muis zou eens van onderen een hyacintenbol uitgeknaagd hebben, toen de kweker na enkele maanden de bol terugvond was die van onderen helemaal gevuld met kleine bolletjes. Tegenwoordig holt men daarom de bollen uit, dusdanig dat de rokken aan de bovenkant nog met elkaar verbonden zijn. Dit kan ook met een appelboor gebeuren waardoor de hoofdkroon eruit gestoken wordt.

Geleidelijk aan ziet men dat aan de rokken van de moederbol zich een aantal witte kindertjes ontwikkelen, de bol wordt als een nestje gevuld met eitjes. Behalve door middel van het hollen, wordt hetzelfde ook verkregen door de bollen van onderen te snijden of te kruisen. Door de bodem wordt kruiselings ingesneden, ongeveer tot een derde diepte in de bol. Zo is het mogelijk uit 1 bol 35-60 jonge bollen terug te krijgen.

In 1735 werd die bewerking al toegepast. In de Bloemenwarande als een bewerking toegepast door Isaac Stieltjes. In een gesprek wordt tot een beginnend kweker gezegd: ‘So gij van hem iets wil leeren, zo legt uwe moeite te kosten, om een bloembol door snijkunde te doen maaken, dat hij zo veel jongen krijgt, als gij hem kerft.’ Door die manier van behandeling heeft Stieltjes duizenden van jonge ‘Koningen van Groot Brittannië ‘gekweekt. Bij andere liefhebbers kocht hij leverbare bollen van f 16, - per pond, na die bewerking verkocht hij ze, (‘als tot honderd aangegroeit zijn.’ voor f 40, - a f 50, - per pond waardoor hij in een paar jaar zoveel verdiende dat zijn vrouw van die winst een porseleinkast gekregen heeft die hij waardeerde op meer dan 1000 kronen.

Prijsbeheersing.

Die snelle vermeerdering werd evenwel in die tijd allerminst gewaardeerd. Het geval ‘Koning van Brittannië ‘gaf aanleiding tot het houden van een kwekersvergadering op 5 december 1735 in de herberg ‘De Drie Brabanders ‘op de Wagenweg. Die vergadering werd bijeengeroepen door Pieter Leendertz en Huybert Langendijk. Pieter van der Sprang stelde voor om de prijs van de 12 voornaamste soorten te bepalen, hoeveel aanwas er ook komt. Dit omdat men bang was dat door die techniek er te veel bollen zouden komen en zo de prijs zou zakken. Het voorstel werd met gezamenlijke stemmen aangenomen en werd de prijs van de beruchte marktbederver ‘Koning van Brittannië’ vastgelegd. Dit was f12, - per pond van leverbare bollen, de andere soorten navenant. Dergelijke prijsafspraken zijn, nadat het bloembollen vak zich in de tweede helft van de 19de eeuw georganiseerd had, in zwang gekomen. Later wel nauwkeurig omschreven en als bindend voorschrift door de Bond van Bloembollenhandelaren, al dan niet na overleg met de kwekers, aan de leden opgelegd. Het bleek vaak moeilijk dergelijke bindende bepalingen met sancties tegen overtredingen te handhaven.

Vormen.

Momenteel zijn een 60 soorten in de handel. De belangrijkste, die een 80% van de markt uit maken, zijn:

In wit.

‘L’innocence ‘met ivoorwitte bloemen. Deze is heel geschikt voor perken en is gemakkelijk te forceren. Gewonnen door Vincent van der Vinne uit Haarlem en kwam omstreeks 1935. Die heeft een dicht bezette bloemen aar met zuiver witte bloemen, geschikt voor perken en potten. ‘White Pearl ‘met witte parels en gele helmknoppen.

In roze.

In roze is ‘Lady Derby ‘bekend. Een mooie zachtroze voor perken en late forcering. ‘Anne Marie ‘is de allereerst bloeiende hyacint voor de vroege trek, was dan ook bekend als ‘Christmas Joy.’ Geeft een delicaat zachtroze bloem. ‘Anne Marie’ bloeit iets eerden dan ‘Pink Pearl.’ Deze laatste is ook vroeg te forceren en heeft rijk roze bloemen, geschikt voor potcultuur.

from flore des serres et des jardins, C. Lemaire.

In rood.

Een helderrode met wit centrum is ‘Jan Bos,’ 17 jaar later werd deze pas geïntroduceerd. Dit is een slanke donkerroze, gemakkelijk te forceren.

In blauw.

In blauw is ‘Blue Jacket’ bekend, met donkerblauwe bloemen die purper gestreept zijn, dit is een vrij grote die geschikt is voor de broei vanaf februari en een mooie hyacint voor perken. ‘Delfts Blauw’ is Delfts blauw in een dichte tros, is zeer gemakkelijk te forceren, prima voor buiten. ‘Ostaratraalde voor het eerst in 1942. Heeft viool-roze bloemen met licht purper, is vroeg te forceren, prachtig voor perken.

In paars.

Paarse hyacinten zijn: een sport (kleurverandering) van ‘Anne Marie’, de ‘Anna Liza. De ’Atlantic is ook een sport van ‘Anne Marie’. ‘Violet Pearl’ is geschikt voor de vroege broei.

In geel.

Een rozegele is ‘City of Haarlem’. Is geschikt voor de late trek en perken.

Overige.

Ook zijn er nieuwe kleurnuances van karmijn tot wijnrood in blauwviolet.

Een oranje kleur heet in de Hollandse hyacinten natuurlijk ‘Oranje Boven.’

Ook zijn er nog steeds dubbele hyacinten zoals de vroegbloeiende, ‘Madame Haubensack ‘die een enorme sack met fijne zachtroze bellen heeft, soms 90 stuks op een stengel. Verder de donkerrode ‘Hollyhock’ waarin twee bloemen in elkaar zitten.

De zogenaamde miniatuur hyacinten, de Engelse cynthella hyacinths, zijn niet anders dan kleine, niet volwassen bollen die mooi bloeien met kleine trossen van kleinere bloemen.

Planten.

De hyacint is een van de bekendste voorjaarsbollen. De knoppen duwen al gauw de bloem naar boven, de geurende bloemen zijn er al vroeg en vormen een sieraad in de tuin. De bloemstengels dragen vele helder gekleurde bloemen. Door dat grote aantal en het slechte jaargetijde willen de bloemen nog wel eens omvallen. Vooral als er zware bollen geplant zijn, voor de tuin kan men beter wat lichtere bollen nemen, maat 14-15 en 15-16.

Hyacinten worden vanaf begin oktober tot eind november ge­plant. De plantdiepte is ongeveer 10cm en plantafstand 12cm zodat er per vierkante meter een 70 bollen nodig zijn. De bloemen ontwikkelen zich het beste op een open, zonnige plaats. Plant ze naast violen en vergeet me nietjes, afhankelijk van de kleur een gele Doronicum. Na de bloei worden de bloemstelen afgesneden zodat de bollen weer nieuw voedsel voor het volgende jaar verzamelen. Nadat het blad is afgestorven kunnen de bollen gerooid en bewaard worden tot het najaar. Meestal zijn deze bollen uit elkaar gegroeid en te klein voor een nieuwe, goede bloem.

Potten.

Grote bollen zijn geschikt voor water of grind cultuur. Dit oppotten gebeurt in oktober tot november. In potten met water was voor een tiental jaren geleden een algemeen gebruik. Of op een pot gevuld met grind en water, en zo dat de bol bijna het water raakt, het water moet om de paar weken ververst worden om vervuiling tegen te gaan. Dan wordt de pot in een donkere, koele ruimte, 12 graden, weggezet, totdat de spruit een 8cm lang is, zo dat de bloem boven de bol uitkomt, vervolgens wordt de pot een week in het schemerdonker gezet, 20 graden, en komt in het volle licht als de spruit meer dan 12cm lang is. Meestal brengt men ze te vroeg binnen, dit remt de groei en wordt de bloem niet zoals men gehoopt had. In zo’n glas ziet men de witte wortels verschijnen, eerst als een krans onder aan de bol die zich langzamerhand tot een kluwen vormt, als een bos spaghetti of als een baard van de Kerstman. Boven op de bol wordt de neus steeds groener, komt omhoog totdat eindelijk de groene bladen zich spreiden om doorgang te geven aan een bloem, die verheft zich tenslotte groot en kleurig boven het loof.

Verder zijn er geprepareerde en niet geprepareerde bollen. De geprepareerde zijn bollen die een speciale temperatuurbehandeling gehad hebben en bloeien daardoor 2-3 weken eerder dan de niet geprepareerde bollen. De zo behandelde bollen worden gebruikt voor de broei vanaf Kerstmis tot februari. De niet geprepareerde zijn voor die tijd ongeschikt en komen niet in bloei.

Antipodische hyacinten.

Heel apart waren er in Duitsland vroeger de antipodische hyacinten dat waren 2 bollen in een dubbelglas, met het onderste gedeelte water en bollen tegen elkaar aan, zodanig dat er later onder in het glas en boven in het glas er bloei was. Reeds de Marquis de Saint-Simon sprak in 1768 al over dit fenomeen. In 1787 tekende Markies de Gouffier in de Societe Royale d’ Agriculture in Parijs de omgekeerde bol. Overal werd bewezen dat bij dit experiment geen wortels in de lucht groeiden.

Een andere mogelijkheid is om een stuk of tien bollen in een spons te kweken. Teveel bollen in bloei in de kamer is echter schadelijk voor de gezondheid, behalve de zachte geur verspreiden ze een narcotische stof die nadelig is als er teveel in een kleine ruimte staan.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/