Canna

Over Canna

Indisch riet, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.

Canna discolor uit J. Lindsey.

Dit is een familie van vaste planten met grote veernervige bladeren en asymmetrische bloemen.

1 geslacht met 60 soorten met vele cultivars komen voor in tropisch en subtropisch Amerika.

Ze worden gekweekt vanwege de zetmeel houdende rizomen en als sierplant.

De als Cannophyllites en Scitaminophyllum beschreven fossiele resten zijn twijfelachtig.

Cannaceae of Zingiberales.

Canna.

Dit zijn kruidachtige en overblijvende planten met lange, stevige en onvertakte bloemstengels.

De bloemen staan in een aar of tros. De voornaamste kleur is rood en dan geel.

Het zijn lange en populaire planten die geprezen worden om hun statige vorm, sterk blad en opvallende bloemen. Ze geven iets tropisch aan de tuin door het volle blad en verfraaien het in de herfst door de bloemen.

Sterke rizomen die eetbaar zijn als aardappelen, bevatten veel zetmeel.

Ze komen uit de Nieuwe Wereld, zuidelijk Amerika tot Noordelijk Argentinië.

Het vroeger vrij groot aantal soorten werd door latere plantkundigen tot een 19-25tal teruggebracht. Zij zijn vooral belangrijk als uitgangspunt voor de in de laatste helft van de 19de eeuw ontstane tuinrassen.

Uit; https://www.palmaverde.nl/bloemen-canna-musafolia-rubrum-banana-canna.html

Canna musafolia (met blad als banaan of Musa). Als cv. heet het Musaefolia. Een zeer grote vorm van 2.5m hoog.

Mooi groot blad van wel 80cm lang met paarse rand.

Onopvallende bloemen. ‘Rubrum ‘is nog donkerder

Reuzencanna, rood Indisch bladriet, bananen canna, Banana Canna.

17. uit Redoute.

De meest bekende, die geschikt is als massa-effect om een subtropische vorm te verschaffen is Canna indica, Ait. (uit Indië) en dit vanwege de sierlijke tropische bladeren. Die bladeren zijn elliptisch en lancetvormig.

De bloem zelf is wat iel en de gele en rode kleuren van de bloem vallen niet op. Ze staan op een 1 tot 1,5m hoge bloemstengel laat in het jaar.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) ‘Indiaans bloeiend riet, in het Latijn Arundo Indica florida of Cannacorus quorumdam is half Acorus en half riet. Behalve de voor vermelde heeft dit riet noch de volgende namen: Canna Indica, Xiphium Indicum, Gladiolus Indicus, Papyrus, Flos Cancri. De soort met rode bloemen heet Cannacorus floribus rubris en de andere Cannaocorus floribus luteis naar haar gele bloemen. De Italianen noemen het Canna d’india, de Spanjaarden cuentas als of men rozenkranskruid zei’. Clusius beschreef de plant als eerste in zijn Histoire des plantes rare observes en Espagne, in 1576, en noemde het indica, niet omdat ze uit India stamt, maar uit de West Indies, Amerika: ґuia ex America primum delata sitӻ de Engelsen noemen het nog steeds West Indies. Veel later, 1658, beschreef Pison het in zijn Histoire naturelle du Brsil, die hij documenteerde als de gewone naam ԁlbara' en 'Aacivira,; die groeiende, zei hij, in de ‘shaded and damp places, between the tropics’, deze soort is Canna angustifolia L.(smalbladig) , (later als Canna glauca L. (zeegroen blauw ).

(a) De wetenschappelijke naam is Canna. Het is een naam die afgeleid zou zijn van de Keltische naam cana: een naam voor een soort riet en wordt dan ook wel bloemriet, in Duits Blumenrohr en in Engels flowering reed genoemd, cane flowering reed of Indian reed flower.

(b) Frans heeft faux sucrier; valse suiker, toloman en balisier: zonder suiker, doelend op de overeenkomst met het suikerriet. Zie verder bij Arundo.

Indian shot werden de zaden genoemd naar het gebruik dat de inlanders van de harde zaden maakten, bij gebrek aan gewone kogels namen ze deze. Goed rijp zijn de zaden zo hard als ijzer.

Bij de Indiërs worden ze als bidkoralen gebruikt.

Gebruik.

Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘De as ervan belet de zeren ook voort te gaan en de droge bladeren openen de monden van de lopende gaten, net zoals Papyrus doet. In gewaterde azijn geweekt of in wijn genezen ze de verse zeren die rond zijn en met andere middelen die zeren die niet gemakkelijk te genezen zijn. De Spanjaarden maken van de kernen of zaden van dit gewas hun rozenkransen. De wortel voedt sterk, als Castor Durante betuigt, (zie C. edulis) en daarom kauwt men ze en men zuigt de vochtigheid alleen in en men spuwt het grofste uit, zoals Dioscorides van zijn Papyrus ook schrijft.

Alle Canna ‘s hebben zetmeelrijke knollen die daarvoor geplant worden en gegeten door mensen en vee, ook blad als veevoer, jonge scheuten als groente en jonge zaden in tortilla. Zaden in rozenkransen en juwelen, in muziekinstrumenten. In India worden ze gefermenteerd om alcohol te leveren.

De plant levert vezels, vervanger van jute, ook om er papier van te maken.

Sage.

Volgens het geloof van de Birmaans ontsprong de canna uit het gewijde bloed van Boeddha. De duivelse Dewadat die jaloers was op Boeddha ‘s invloed en beroemdheid hoorde dat hij van plan was om een reis te ondernemen en klom op een heuvel en wachtte tot de heilige zou komen. Hij had een geweldig rotsblok neergezet bij een doorgang en op het moment dat zijn object van haat doorkwam gooide hij de steen naar beneden. De steen plofte op Boeddha's voet waar die in duizend stukken brak. Een enkel stuk die op zijn teen gekomen was trok het bloed in zich en toen die weer in de aarde viel kwam dit er opnieuw uit als Canna, terwijl de aarde, met gelijke gevoeligheid, zich opende juist onder de voeten van Dewadat en hem verzwolg.

Historie.

Het bloemriet met zijn pompeuze rode banieren stamt uit tropisch en subtropisch Amerika. Hier is toch enige verwarring over geweest omdat een van de eerste bekende vormen indica genoemd werd. Er zijn verscheidene vormen uit Azië ingevoerd. Toch verschijnen alle Aziatische vormen pas na de Amerikaanse invoer.

De oorspronkelijke plant werd al voor 1570 ingevoerd vanuit tropisch- en zuid Amerika. Het gewas werd al door Clusius beschreven na zijn Spaanse reis in 1564. In histoire des plantes rares et observees en Espagne;, wat in 1576 werd uitgegeven, staat het gewas dan ook vermeld. Hij merkte op dat de zaden gebruikt werden voor rozenkransen.

Hij gaf de naam indica aan de plant, niet omdat hij ervan uitging, dat India het land van herkomst was, maar omdat Amerika toen nog aangeduid werd met westelijk Indië. Door Clusius werd de plant Canna indica genoemd wat zo overgenomen is door Linnaeus. In de 18de en 19de eeuw kwamen er ook vormen uit India en Java, verder zijn er veel in Z. Amerika en waarschijnlijk zijn ze allen van Amerikaanse oorsprong.’Dodonaeus) Het is in Nederland van West-Indisch zaad voortgekomen en brengt voort in het begin van augustus mooie rode levende of ook goudgele bloemen die van grootte en vorm op die van Gladiolus lijken en op een rietachtige steel van negentig of honderd twintig cm hoog staan.’ A. Munting: ‘De Arundo Florida of Canna Indica, Indiaans bloeiend riet waarvan ik vier soorten in mijn tuin geteeld heb en voor het meeste deel nog heb zijn: Canna indica flore carneo angustifolia, smalbladig Indiaans riet met een vleeskleurige bloem. Canna indica latifolia flore rubro, Indiaans riet met brede bladeren en rode bloemen. Flore luteo rubris maculis variegato met een gele bloem en rode plekken. En Arundo florida (!) flore rubro luteis maculus asperso ofte Indiaans bloeiend riet met een rode bloem en gele plekken gevlekt.’ Hij noemt toch al een vorm florida en geen indica.

Ontwikkeling.

De ontwikkeling van het sortiment verliep in Europa nogal moeizaam. In oude plantenboeken zijn af en toe verwijzingen naar nieuwe typen terug te vinden. Zo vermeldt de Hortus Eystettenis van Bessler uit 1613 een gele vorm en bevat de catalogus van de Leidse hortus uit 1687 een rode vorm van Canna indica en ook de soort Canna angustifolia, Walt. (smalbladig) Sweerts bood in 1612 een geel en rood bloeiende verscheidenheid te koop aan. De Canna' s werden toen nog beschouwd als bladplanten, omdat de bloemen van weinig betekenis waren.

Ook in de 18de eeuw gebeurt er weinig. Pas in de eerste helft van de 19 eeuw, begint er een soort Canna-virus te komen en met name in Frankrijk. Er komen soorten op de markt als =Canna glauca, L. (zeegroen blauw) (Canna nepalensis (uit Nepal) met vrij grote gele bloemen.

Canna iridiflora, Ruiz.& et Pav. (Iris-achtige bloemen) en Canna liliflora, Warsc. (leliebloem-achtig) beiden met grote en brede bladeren en grote en hangende bloemen. Canna warscewiczii, Dietr. (J. von Rawiez Warszewicz 1812-1866) met bruine stengel en rood geaderde bladeren. Canna discolor, Lindl. (ongelijk kleurig) met bruin getinte bladeren en nog een 15 tal andere meer of minder van elkaar verschillende soorten.

Daarmee slaan liefhebbers driftig aan het kruisen, met als gevolg een groot aantal hybriden, in kleur, vorm en grootte.

=W. Roscoe, Canna iridiflora.

Pappa canna.

Een der eerste in cultuur ontstane vormen was Canna annaei, Andr. Die werd gekweekt door M. Annee, uit Frankrijk. Hij was een oud-diplomaat voor Frankrijk in Amerika en na zijn terugkeer begon hij met de opbouw van een fraaie collectie Canna's’ . Canna annaei was een zaailing uit Canna nepalensis en is in 1848 ontstaan. De bloemen waar de zaden van werden genomen zijn waarschijnlijk bestoven door andere soorten. Deze vorm werd geruime tijd als een van de beste Canna’ s beschouwd en groeide drie meter hoog met forse bladeren en lichtgele bloemen. Uit deze zijn tal van andere vormen gewonnen.

In 1863 kwam een nieuwe race, het resultaat van de vereniging van Canna iridiflora en Canna warscewiczii. Deze hybride was bekend als Canna iridiflora ‘Rhemannii’ (en Canna iridiflora-hybriden). Deze had opvallend blad en betere, hangende bloemen. Deze zijn enorm veel gekruist met andere soorten en hieruit kwamen ontelbare zaailingen waar men door selectie kwam tot dwerg- en grootbloemige canna’ s die de oudere, klein bloeiende vorm verdreven heeft.

Omstreeks 1874 begon men blad- en bloemcanna’s te onderscheiden, maar het duurde wel tot 1889 voordat de bloem- de bladcanna’ s geheel gingen verdringen.

In 1889 stelde de Lyonse kweker Crozy (Pappa canna genoemd) op de wereldtentoonstelling van Parijs een verzameling van nieuwe grootbloemige Canna’s ten toon waaronder de lange tijd vermaard gebleven ‘Madame Crozy’. Deze werd voor het eerst beschreven in de revue Horticole, een Frans tuinbouwvakschrift. Naast een uitgebreide lofprijzing werd het nieuwe product in kleur afgebeeld.

Crozy-canna’s.

Een van de eerste grootbloemige hybride was deze ‘Madame Crozy’. Die gladioolbloeiende canna ‘s ze werden hierna dan ook wel Crozy canna’s genoemd. Deze kweker was er na 25 jaar in geslaagd een laag groeiend gewas te winnen met grote levendige kleuren die niet meer als subtropische planten behandeld hoefden te worden maar als andere bolgewassen, als dahlia’s, ‘s winters droog bewaard worden. De dwergvormen zijn bekend onder de naam Franse Canna'sԳ, naar het land waar ze gewonnen werden.

Ofschoon sindsdien door verscheidene kwekers in Amerika, Duitsland, Frankrijk en Hongarije tal van grootbloemige en mild bloeiende canna’ s werden gewonnen bleef men vrij algemeen spreken van crozy canna’ s.

Nederland.

Het veredelen bleef niet alleen beperkt tot Frankrijk. Ook in Nederland hielden verschillende bedrijven zich daarmee bezig. Een van het was de firma E. H. Krelage uit Haarlem. In het boekje ‘le Canna’ beschrijft de auteur Chate, de hybride Krelagei discolor. Deze is 1,50 tot 1,80m hoog heeft rood purperen bladeren en karmijnrode grote bloemen.

Uit W. Roscoe.

Italië.

Een andere vorm waren de Italiaanse canna’ s die ook bekend zijn als orchidee-canna’ s. Die waren ontstaan uit een vermenging van =Canna flaccida (slap, los) en zijn tuinvormen met Canna iridiflora. Deze kwamen in 1893. Dit is een tweede ras van grootbloemige Canna ‘s die toch nooit de populariteit van de crozy heeft gekregen. In 1893 zijn ze verkregen door de firma Damman en Co te Napels.

‘Oostenrijk, en ‘Italië’ waren de opvallendste variëteiten die in 1895 in de handel kwamen. Dezen bezitten opvallend grote irisachtig bloemen en brede bladeren maar kunnen zich alleen in zeer warme zomers ontwikkelen, de bloeitijd is echter te kort.

Sortiment.

Momenteel worden in ons land het meest gekweekte in hoog groeiende vormen, meer dan 80 cm. met bruinbladig blad.

‘Amerika’, van C. Sprenger met Orint rode bloemen.

Met een doffe bloedrode kleur ‘Nacomis’.

‘Roi Humbert’, ofwel ‘Red King Humbert,’ van dezelfde C. Sprenger uit 1902, is nasturtium/rood met een vleugje Capsicum rood.

‘Semaphore’, van Vilmorin-Andrieux uit 1895 is saffraan/geel, de lagere bloembladen oranje.

Tenslotte ‘Wyoming’, van A. Wintzer uit 1906 die tangerine/oranje is en meer purper/rood naar het centrum wordt.

Hoog groeiende, groenbladige zijn, met bloedrode bloem en rood gerand blad.

‘Briljant’, gewonnen door A. Crozy.

‘City of Portland,’ is jasper rood met een smalle kanariegele rand.

‘H.B.v.d. Schoot,’ is gewonnen door W. Pfitzer in 1902, lemon/geel, gepurperd gestreept en gevlekt.

‘Tirol’,, van W. Pfitzer, uit 1930 is azalea-roze met donkerder strepen.

Van de dwercanna’ s, tot 80cm zijn de bekendste:

‘Alberich’, van W. Pfitzer, uit 1949 met een azalea roze kleur.

De karmijnrode ‘Doris’, van P. Schmid uit 1960.

De mimosa gele ‘Puck’, van W. Pfitzer uit 1950.

De Oriënt-rode met gele rand, ‘Lucifer’,, van H. Faiss uit 1968, de laatste is als kamerplant geschikt.

Verder zijn er nog een paar honderd hybriden.

20. Uit W. Roscoe.

=Canna edulis, Ker-Gawler. (eetbaar), met helderrode bloemen op 3m hoge stengels wordt in tropisch Amerika gecultiveerd. Rizomen geven veel zetmeel dat door mensen en vee gegeten wordt, stengels en bladeren geven voer en jonge scheuten dienen als groente, jonge zaden worden bij tortilla gedaan.

De vlezige wortelstok werd in Amerika in de artsenij gebruikt. Van vele vormen worden de wortelstokken als groente gebruikt. De zwarte zaden als parels en bij muziekinstrumenten. De vezels worden gebruikt om er een bruin papier van te maken.

Zijn vlezige rizomen leveren een grote hoeveelheid zetmeel waaruit de West-Indische arrowroot gewonnen wordt. Dit zetmeel wordt als voedsel gebruikt en is bekend onder de Franse naam tous les mois en Duitse Esbares Blumenrohr.

Planten.

Er zijn nu statige vormen en sterke bladen tot een paar meter hoog. Ze zijn echter afkomstig uit tropische streken en komen hier moeilijk in de open grond tot ontwikkeling, ook zijn ze vorstgevoelig en kunnen qua vorstgevoeligheid vergeleken worden met dahlia ‘s. Ze worden wel in potten gekweekt zodat ze tegen de herfst kunnen bloeien. De knolachtige wortelstok wordt in maart zorgvuldig schoongemaakt van oude wortelresten en de afzonderlijke stukken worden losgeschud en gescheurd, met neuzen, opgepot en in voedzame aarde op een warme plaats gezet, 18 graden, bij lagere temperaturen verrotten de wortels. In het begin worden ze weinig begoten totdat ze meer wortels en scheuten maken. Eind mei begin juni worden de afgeharde planten buiten gezet op een zonnige plaats, op 50-70cm. tussenruimte en beschut tegen de wind. Na de eerste nachtvorst worden ze weer gerooid en tot aan de grond aan toe afgesneden zonder de grond eraf te schudden, droog overwinterd op 18 graden.

Ook zijn de canna ‘s geschikt voor kuipen en moeten dan wel voldoende vocht krijgen. De uitgebloeide bloemen worden tot op de grond aan toe afgesneden.

Ze worden ook wel vermenigvuldigd door de harde zaden die, om ze te laten kiemen, wel ingekerfd of geweekt worden in verdund zoutzuur.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl