Androsace
Over Androsace
Mannschild, rotsjasmijn, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten,
Uit O. Thome, www.BioLib.de.
Een geslacht van zeer kleine planten die weinig bekend is.
Rotsjasmijn is een geslacht van kleine bosjes die geschikt zijn voor de alpine tuin. Ze vragen een zonnige en wat beschutte standplaats en een luchtige grond, grind met humus. De soorten met sterk behaarde bladeren vragen ճ winters beschutting tegen de veelvuldige regenbuien.
Meer dan 100 soorten komen voor in Europa, Azië, N. Amerika en Pacific eilanden. In de Alpen komen ze tot 3000m hoogte.
Dat zijn meestal behaarde plantjes die bladrozetten vormen. Die worden in twee groepen verdeeld, de zodenvormende en de uitlopers vormende.
Er zijn eenjarige en meerjarige, de laatste wordt in de tuinen gebruikt.
Primulaceae, sleutelbloemfamilie.
=Androsace alpina Lam komt uit de Alpen, boven de 4000m bij de Matterhorn als een van de planten die het hoogst groeien.
Een gedrongen plant die kussenvormig groeit.
Wit tot roze bloemen en vaak aan dezelfde plant en zoveel dat ze het blad overschaduwen. Om die reden wordt ze ook vaak gekweekt.
Naam, etymologie.
Zwitsers of alpenmannschild, Duits Alpen-Mannsschild, Gletscher-Mannsschild, Engels rock jasmine, Frans androsace des Alpes.
=Androsace chamaejasme, Wulfen. (dwerg-jasmijn)
Flinke platte rozetten van lancetvormige, spitse en gaafrandige, lang gewimperde en ca. 1cm lange en 2mm brede blaadjes.
Vrij grote bloemtrosjes met 8-12mm grote, zachtroze/witte tot witte bloempjes met omgekeerd hartvormige bloemblaadjes en een geel keeltje, de lancetvormige schutblaadjes zijn spits en gewimperd.
Een gemakkelijk groeiende soort dat lange uitlopers vormt.
Uit de Alpen, Karpaten en Kaukasus, N. Amerika en N. Azië, wordt 5-10cm hoog, kalkachtige grond.
Is beschreven in 1768.
Het watergewas en kruid Androsace bij Matthiola.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) ‘Zeenavelkruid wordt van Lobel beschreven en in het Latijn Androsaces genoemd en Cotyledon foliosa marina herba en lijkt op de Nymphaea van Dioscorides wel want het groeit nergens dan in het water. Het is een zeer aardige, maar zeer kleine plant en groeit gewoonlijk op de rug van een gestreepte kleine schelp die in het slijk omgekeerd en losligt. Ze heeft kleine dunne steeltjes die effen en helder zijn en vele bijeen recht overeind staan van twee duimen hoog die elk een rond schildje dragen die wat uitgehold zijn een navel met aanhangende peesjes waarom de geleerde van Montpellier dat genoemd hebben Umbilicus marinus, dat is te zeggen zeenavelծ
Androsace: Grieks aner: man, sakos: schild, naar de bladvorm. De Griekse naam androsakes: mannenschild, werd door Dioscorides en Plinius met een zeeorganisme in verband gebracht, mogelijk het wier Acetabularia. In de 16de eeuw werd de naam door Matthiola op deze plant overgedragen.
Dodonaeus (b) ‘Androsaces altera Matthioli dient hier vermaand te worden, ten minste vanwege de gelijkenis van naam met de Androsaces van Lobel. Matthiolus heeft dit kruid de naam Androsace altera gegeven en het met een onbekwame schilderij, zonder nadere beschrijving, en stelt het voor als een gewas dat uit Syri gezonden is daar het nochtans genoeg in Oostenrijk tussen het koren groeit al is het dat het aldaar bij de gewone man geen eigen naam heeft’.
Dodonaeus; ‘De plant werd voor het eerst door Bauhin onder de naam chamaejasme: dwergjasmijn, beschreven’.
Het is de rotsjasmijn, mannschild, Engelse rock-jasmine, sweetflower rock, en Duitse Wimper-Mannsschild, Zwerg-Mannsschild of Haariger Mannsschild, Frans Lաndrosace petit jasmin.
Uit J. Seboth.
Androsace helvetica (L.) All. (uit Zwitserland) is een kalkbeminnende soort uit de rotsen van de Alpen.
Een lage, 1–3cm hoge kogelvormige plant met meestal witte bloemen.
Kleine behaarde bladeren.
Met de lange paalwortel dringt ze diep in de grond en kan bij een doorsnede van 15cm een 50-60 jaar oud worden.
Komt uit de Alpen.
Schweizer Mannschild. Alpenmansschild.
Uit J Seboth.
Androsace obtusifolia, All. (met stompe bladeren)
Een zodenvormende soort met rozetten van lancetvormige, stompe en kort gewimperde blaadjes van 1-2cm lang en 2.5mm breed.
Trosjes van 2-7 witte bloempjes met een klein geel oogje van 1cm in diameter met lijnvormige schutblaadjes in mei/juli.
Uit de Alpen en Karpaten wordt 5-10cm hoog.
Androsace feuilles obtuses, Duits Stumpfbalttriger Mannsschild.
Androsace sempervivoides, Jacq. ex Duby (op Sempervivum gelijkend)
Deze soort vormt 1.5cm hoge rozetjes die wat op Sempervivum lijken.
Ovaal/spatelvormige, gladde, dikke, vlezige en lang gewimperde, naar binnen gebogen blaadjes van 5mm lang en 3mm breed die dakpansgewijze over elkaar liggen.
Talrijke kleine zachtroze 5mm grote bloempjes in mei/juni.
Deze soort houd van een kalkrijke grond.
Uit Kasjmir en Himalaya, wordt 3-5cm hoog.
Himalaya-Mannsschild.
3. uit Curtis botanical magazine.
Androsace sarmentosa, Wall. (twijgachtige uitlopers vormend)
Een gemakkelijk groeiende soort dat met sterke roodachtige uitlopers groeit die telkens weer nieuwe rozetten maken.
Rozetten van spitse, lancetvormige en 1-4cm lange blaadjes die 5-1cm breed zijn, jonge blaadjes zijn zilverwit behaard maar worden later kaal, bladeren zijn ongelijk van grootte.
Flinke trosjes van mooie intens lila/roze bloempjes met een donkere rand in het midden, ovaal/eironde bloemblaadjes zijn ongeveer 2.5cm in diameter met lijnvormige en gewimperde schutblaadjes in mei/juli.
Uit de Himalaya, wordt 5-10cm hoog.
7. uit Curtis botanical magazine.
Androsace villosa, L. (behaard)
Een gemakkelijk groeiende en mooie zodenvormende plant met korte uitlopers
Half bolvormige rozetjes van lancetvormige en wat naar binnen gebogen, stompe, grijs wollige blaadjes.
Trosjes van 2-6 zachtroze bloempjes van 1cm diameter in doorsnede met rood en geel oogje en omgekeerd eivormige bloemblaadjes in mei/juli.
Uit de Pyreneeën, Balkan en Kaukasus, wordt 5-10cm hoog.
Hairy androsace, Frans androsace velue.
9. uit Atlas der Alpenflora.
Androsace carnea, L. (vleeskleurig)
Een zodenvormende soort met losse rozetjes van lijnvormige, sierlijk gebogen, spitse, gewimperde en 1-1.5cm lange, donkergroene blaadjes.
De 3-7 roze bloempjes met klein geel oogje zijn in trossen verenigd, ze hebben lancetvormige gladde schutblaadjes in mei/juni.
Planten op een kalkarm en half beschaduwde plaats.
Uit de Alpen en Pyreneeën wordt 4-8cm hoog. Is beschreven in 1768.
Subsp. brigantiaca wordt iets hoger met wat lagere blaadjes en roze/witte bloempjes.
‘Ballerina’, (Albrecht von Haller, 1708-1777, Zwitserse botanicus) heeft bredere en grotere donkerder roze bloempjes.
‘Laggeri’, (F.J. Lagger 1802-1870, Zwitserse, Oostenrijkse arts en botanicus) de ca. 1 cm lange blaadjes zijn niet gebogen en staan meer rechtop, een ander verschil is de donkerder roze bloempjes.
‘Warleyensis’, (gewonnen door Miss E. A. Willmott te Warley, Engeland) is een vorm van de Laggeri, groeit meer gedrongen met donkerder intens roze bloempjes.
Lաndrosace carne, androsace couleur de chair.
10. uit J. Seboth.
Androsace lactea, L. (melkwit)
Een mooie zodenvormende soort met kleine rozetjes van dunne, lijnvormige stompe, frisgroene en wat gewimperde bladeren van 1-2cm lang en 1mm breed.
Aardige trosjes met 1-4 melkwitte en ongeveer 1cm grote bloemen met een goudgeel oogje in mei/juni.
Groeit graag in kalkhoudende grond.
Uit Transsylvanië en Karpaten, wordt 5-10cm hoog. Is beschreven in 1752.
Milch-Mannsschild, Frans l’ՠandrosace lacte, milkwhite rock jasmine.
Planten.
Vermeerderen door direct na de bloei de gewortelde uitlopers scheuren, ook stekken en zaaien kan.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl