Betula
Over Betula
Berken. Vorm, afkomst, geschiedenis, etymologie of naamgeving, vermeerderen, cultuurvariëteiten.
Uit oregonstate.edu
Berken zijn bladverliezende en eenhuizige bomen of heesters met meestal een witte en afschilferende schors.
Ze vallen op door hun dunne twijgen en losse, open kroon.
Het zijn bomen van open gronden.
Ze wortelen oppervlakkig, waardoor er maar weinig planten onder kunnen groeien, verder hebben ze meestal enkele dieper gaande ankerwortels. Het zijn licht minnende planten en ongeschikt voor onderbeplanting, pionier planten. Ze worden niet ouder dan 150 jaar.
De bladeren zijn getand of gelobd, staan afwisselend geplaatst en gesteeld.
De bast heeft vele lange lenticellen die vaak in dunne planten eraf genomen kan worden.
De mannelijke katjes verschijnen al in het najaar die vrij lang overwinteren. De vrouwelijke katjes zijn in de regel langer en komen na het uitlopen van de knoppen te voorschijn. De vrucht is een klein en tweevleugelig nootje. Daarin verschillen ze van Alnus die een houtig nootje heeft.
Het zijn planten van het gematigde noordelijk halfrond. Ze gedijen vrijwel overal, op zanderige of op droge gronden en het liefst hebben ze wat vochtige voeten. Ze verschijnen zelfs in het hoge noorden, daar waar geen andere bomen meer groeien. Daar waar de heide zich ontrolt tot aan de Onzalige Bossen met aan de einder hier en daar een knorrige jenever en een enkel zilveren berkje, daar worstelt nog steeds een berk met het weer. Door de koude en slechte groeiomstandigheden gedwongen krimpt de berk steeds meer in en benadert de struikvorm.
De berk met zijn teder getinte huid en heldhaftige gemoed waarin het zich in alle eenzaamheid opricht in de kale en koude vlakte. Dit is de berk, het heeft de bekoorlijkheid van een schone vrouw, maar achter de stralende glimlach verbergt het een ijzeren karakter.
Men kan de berk de boom van de noordelijke landen noemen. Toen na de terugtrekking van de ijsgletsjers de vegetatie oprukt dan nemen de berk en den samen de vrij gekomen grond in bezit. In de boreale tijd had de berk waarschijnlijk zijn grootste verspreiding. De moorberk, Betula pubescens, vormt in het noorden nu nog de boomgrens.
Ongeveer 35 soorten komen voor in N. Amerika, Europa en Azië.
Betulaceae, berkenfamilie.
Groep Acuminatae, Betulaster, grootbladige berken.
Bladeren met 7 of meer paar zijnerven. Mannelijke en vrouwelijke katjes staan in groepen van 2-4 bijeen. De vleugel van het zaadje is 1-3 maal zo breed als het zaadje zelf.
1. =Betula maximowicziana, Regel. Dit is duidelijk een Russische naam en is zo genoemd ter eren van Carl Ivanovitsj Maximowicz, 1827-1891, een Russisch botanist die zich specialiseerde in planten van oost Azië.
Jonge twijgen zijn dicht behaard en worden later kaal en glanzend bruin/rood.
Deze vorm heeft een maxi blad en geeft een van de grootste bladeren, 15cm, van de berken die in de herfst in grote vorm goudgeel kleuren. Bladeren zijn gemiddeld 10-12cm lang en soms tot 15cm, van boven licht blauw/groen en van onder heldergroen, breed eivormig.
De grootbladige berk heeft een uitstaande en los vertakte kroon.
De bast is grijsgeel tot oranje/grijs en afbladderend.
Een snelle groei die gecombineerd is met het grote blad en de geelachtige kleur van de stam geeft het een grote sierwaarde.
Niet geschikt voor droge en arme gronden.
Is beschreven in 1894.
De grootbladige Japanse berk is een boom uit Japan die daar snel opgroeit tot 25m en het bij ons met 15m wel voor gezien houdt.
Monarch birch, Duits Kaiser Birke.
Groep Costatae, Neurobetula.
Bladeren met 7 of meer paar zijnerven, niet vlak. De mannelijke katjes hangen meestal en de vrouwelijke katjes gewoonlijk alleenstaand en opstaand. De vleugel van het zaadje is hoogstens 0.5 maal zo breed als het zaadje zelf.
2 Uit C. Loddiges.
Betula nigra, L. (zwart) Blad is ruitvormig en van onderen blauwachtig, aanvankelijk behaard en later kaal met de grootste breedte beneden het midden. Top is gelijkmatig toelopend en de bladrand is onregelmatig en dubbel gezaagd met meestal 6-9 paar nerven.
Vrouwelijke katjes staan in mei aan een 1cm lange steel en opstaand, 2-3cm lang. De zaadvleugels zijn ongeveer even breed als het zaad.
Opvallend is bij de zwarte berk dat de donkere bast in lappen afschilfert. Bij oudere bomen wordt de hele stam bekleed met grijszwarte krullen die de stam een zeer apart en ruig aanzien geven. Bij de zwarte berk is het verschil in groeiwijze en kleur van de stam en takken tussen jonge en oude bomen zeer opvallend De jonge bomen groeien piramidaal op terwijl de schors in brede en dwarse strepen afbladdert waardoor de eronder gelegen bruin/rode schorslaag zichtbaar wordt. Bij oude bomen is dit niet het geval, de schors van stam en takken is ruw en zwart/bruin en bladert in kleine platen af.
Een vochtminnende en sierlijke piramidale boom met dunne en zeer vele twijgen van 15-20m hoog.
Houdt niet zo van kalkrijke gronden.
Komt uit N. Amerika en is beschreven in 1736.
Naam, etymologie.
Zwarte berk, Franse bouleau noir, Duitse Schwarzbirke, Fluss of Ufenbirke, Engelse black of red birch, water birch of river birch. De ruige of zwarte berk is afkomstig uit centraal en O. Amerika. Daar heet die red, black of river birch. De eerste naam heeft het naar de roodbruine bast en de tweede naam omdat die langs riviertjes groeit die vaak buiten hun oevers treden zonder dat de boom er last van ondervindt.
3. uit www.trees-online.co.uk
Betula jacquemontii, Spach. (Franse botanist Victor Jacquemont, 1801-1832) (vaak fout vermeld onder Betula utilis) (nuttig) is een van de duurdere berken.
Blad is eirond met 7-10 paar nerven.
Opstaande katjes.
Dit is een opvallende berk met een mooie zilverwitte bast. Die kleur krijgt het na zijn 4de jaar, de zilverwitte teint krijgt het tweemaal per jaar, verwisselt tweemaal per jaar van jas.
Een snelle groeier van 15m. met schuin opgaande takken.
Deze fraaie parkboom is waarschijnlijk een hybride.
Stamt uit het gebergte van de westelijke Himalaya’s en bereikte in 1880 Engeland.
White barked Himalayan birch. Witte Himalaya berk.
Uit; https://appeltern.nl/nl/plantenencyclopedie/betula_utilis_doorenbos_-_himalayaberk_zilverberk
Betula utilis D. Don. (nuttig) Wordt 15-20m hoog.
Afschilferende witte schors, soms meerstammig.
Leerachtige en grote bladeren zijn donkergroen en verkleuren in de herfst goudgeel.
Mannelijke katjes hangen en de vrouwelijk staan rechtop. Bekend is de vegetatief gekweekte’ Doorenbos.’. Die wortelt oppervlakkig en is zo minder geschikt als straatboom.
Witte Himalaya berk of zilverberk komt uit zuidwest China tot Himalaya. Himalaya berk, zilverberk.
4. Uit M. Vogtherr.
=Betula lenta, L. (taai of kleverig) Bladeren zijn gemiddeld 6-10 cm lang en van boven matglanzend groen, onderzijde geel/groen, eivormig/langwerpig en fijn scherp en dubbel gezaagd met 9-12 zijnerven. Mooie gele herfstkleur.
Vrouwelijke katjes zijn 2-3.5cm lang.
Jonge twijgen zijn rood/bruin en behaard, later kaal en donkergrijs.
Knoppen zijn wat kleverig en glanzend licht bruin.
De schors valt meestal weinig af en dan in kleine platen, net als de volgende.
Jonge exemplaren groeien eerst piramidaal op en met oudere leeftijd gaan de takken meer afstaan en vormen een brede en dichte kroon met een hoogte van 20-25m.
Deze boom vraagt een humusrijke en diep los gemaakte grond op een vrije en open plek.
Komt uit N. Amerika en is in 1759 beschreven.
Naam.
Suikerberk, Duits Zucker Birke, Engelse cherry sweet, Mahogony birch of black birch, sweet birch, river birch of spice birch.
5. uit the North American sylva.
Betula alleghaniensis, Britt. (uit het Alleghanie gebergte, Amerika) (Betula lutea, Michx (geel) gele berk, het geel zit in de geelachtige tot zilvergrijze bast die dun krullend afrolt. De bladeren zijn geelgroen en in de herfst heldergeel.
Opvallend is die door de zeer lange haren op het blad en jonge twijgen. De nerven steken duidelijk uit op het blad, top is spits en gelijkmatig toe lopend, bladrand is dubbel gezaagd, eivormige, grootste breedte is gewoonlijk boven het midden, ruikt aromatisch.
Bloeit begin mei, de vrouwelijke katjes zijn 2-3cm lang en tamelijk dik.
Vormt een hoge boom met een vrij smalle kroon.
De schors is zeer brandbaar, zelfs nog als het nat is.
De boom komt uit O. Amerika waar die 30m haalt en hier 20m.
Naam.
Gele berk, yellow birch, Gelb Birke, bouleau jaune..
6. uit www.frenchgardening.com
Betula costata, Trautv. (geribd) Het smalle blad heeft een toegespitste top, is ovaal tot rond met gewoonlijk 10 paar nerven.
Katjes staan altijd rechtop en zijn eivormig, breder dan de ander.
Zijn zeer dunne afschilferende bast is bruin/geel en bladdert niet zo af als de ander. Oudere takken zijn meer afstaand en glanzend rood/bruin of donker grijs/bruin. Jonge twijgen zijn behaard en later kaal, soms met kliertjes bezet.
Een boom met losse kroon en takken die afhangen vanaf 15m. Lijkt qua groeiwijze en bladvorm op de volgende soort en wordt er vaak mee verwisseld. Ze heetten beide vroeger wel Betula ulmifolia.
Groeit op bijna alle gronden en ook op vochtige.
Groeit in noordoost Azië, de gebergten van Mantsjoerije en Korea. Bereikte omstreeks 1868 ons land. Chinese berk.
7. Uit www.biolib.de
Betula ermanii Cham.. (Duitse wetenschapper Georg Adolf Erman die Kamtsjatka in 1828 bezocht) heeft grote tot 6-8cm met 7-10 paar zijnerven en dubbel gezaagde driehoekige bladeren, blad loopt vroeg uit.
Jonge twijgen zijn spaarzaam, maar soms ook wel tamelijk dicht met kliertjes bezet en later glanzend rood/bruin.
Knoppen tot 8mm lang en van dezelfde kleur.
De bast is geelwit en vaak iets roodbruin getint.
Heeft de kenmerkende zware takken aan een betrekkelijk korte stam en vormt een brede opgaande struik of kleine boom met een ronde kroon en geel/witte afbladderende schors.
Een zeer snelle groeier die vlot 15m kan halen.
Kan op zware klei, niet op arme en droge gronden.
Groeit in Japan, Korea tot in China. Werd in 1894 beschreven.
Naam.
Goudberk, Franse bouleau dՅrman, Duitse Gold-Birke, Kamtschatka-Birke en Ermansbirke, Engels Ermanճ birch.
Vormen.
Een prachtige, rondhoofdige park- en laanboom is de cv. Holland,’ die zeer geschikt is voor laanbeplanting met een regelmatiger groei dan het type.
Betula paraermanii. Lijkt veel op Betula ermannii, heeft wat kleinere nootjes. Zou dan een var. zijn en zo; Betula ermannii Marshall var. ermanii. Groeit op Sachalin.
Groep Albae, subgenus Betula, witte berken.
Bomen en zelden hoge struiken. Bladeren zijn vlak met hoogstens 7 paar zijnerven. Mannelijk katjes staan alleen of met enige bijeen en komen in het najaar. De vrouwelijke katjes komen in het voorjaar en hangen.
Er komen in ons land twee verschillende soorten voor, de zachte en ruwe berk. Ze lijken veel op elkaar en groeien op vrijwel dezelfde plaatsen en producten van deze twee komen regelmatig voor. Het gemakkelijkst zijn de ruwe en de zachte uit elkaar te houden door van elke vorm een takje in de handen te houden, die het zachtst aanvoelt is de zachte.
8. uit The North American sylva.
Betula populifolia, Ait. (met blad als de populier) (Betula alba (wit) Bladeren zijn gemiddeld 6-8cm lang en staan aan zeer dunne bladstelen. Van boven zwak glanzend donkergroen en vanonder iets lichter en hartvormig/driehoekig met afgeronde hoeken en een lang toegespitste top.
Hangende katjes zijn tot 4cm lang.
Takken en twijgen zijn kaal en met wratten bezet zodat ze wat ruw aanvoelen, later glanzend donker bruin.
Vormt een brede en losse kroon met een gladde en grijze stam met een weinig afbladderende schors
Groeit op bijna alle gronden en vormt een brede kroon met wat hangende zijtakken.
De populierbladige berk komt uit N. Amerika en wordt 10-12m hoog. Is beschreven in 1750. ‘Purpurea.’
Populierbladige berk, gray birch, Grau-Birke, Pappelbltatrige Birke.
9. uit O. Thome.
Betula pendula, Roth. (hangend) (Betula verrucosa, Ehrh.) (ruw, met wratten) Pendula, pendula denk aan pendule, de doorbuigende takken. Dit omdat die vooral op drogere gronden later een wat hangende vorm krijgt (niet te verwarren met de prieelberk, de cv. ‘Youngiiլ’die gent wordt)
Bladeren zijn ruitvormig.
De ruwe berk heeft op de jonge twijgen dan ook fijne harsachtige wratjes en ziet er van onderen, door de gegroefde stam, er wat grover uit dan de zachte. Een geelwitte schors die in dwarse strepen afbladdert, oudere bomen zijn aan de voet ruwspletig en sterk verdikt.
Een boom van 15-20m met bloei in april, mei.
Komt meestal in droge loof en naaldbossen voor, ook droge weiden en heide. Omdat ze veel van licht houdt groeit ze niet in donkere bossen. Komt ook niet zo voor naar het noorden als de volgende, 65 graden N.B.
Ruwe berk.
10. Uit F. Kohler.
Betula pubescens, Ehrh. (zachtharig, puber) (Betula odorata) (geurend) de zachte berk, heeft fijn behaarde twijgen en is onder aan de stam wat minder ruw en houdt wat meer van vochtige, zelfs drassige gronden dan de ruwe.
De bladeren zijn eerst ook wat behaard en later alleen in de nerven.
Heeft een meer opgaande groeiwijze en dichter gevormde kroon.
Er bestaan echter veel overgangen tussen beide soorten.
Komt het verste naar het noorden, 71 N. B.
Vormen.
Van Betula pendula zijn enige cultuurvormen gekweekt.
Opvallend vanwege zijn kleur is de cv Purpurea,’ met purperrood getint blad dat in de herfst tot bronskleurig en donkergroen overgaat. Deze aparte boom groeit matig en kan de 10m. halen. De stam is meestal donkerder dan andere berken. Deze rooie werd in 1870 in Frankrijk gevonden.
‘Dalecarlica, is al in 1767 ingevoerd vanuit zuid Zweden. Dit is een van de gracieuze vormen, met sierlijk hangende toppen. Kan hangend en wel 10m bereiken.
‘Fastigiata,’ betekent zuilvormig. De zuilvorm bereikt deze boom doordat de takken grillig naar boven zijn gedraaid. Kan doordraaien tot 12m. Het origineel vond men omstreeks 1870 in Frankrijk.
‘Laciniata.’ betekent ingesneden en dit slaat op de zeer diep ingesneden bladeren. Deze vorm wordt een 12m hoog met twijgen die in bogen neerhangen.
Meer hangt de treurberk, “Tristis,’ dus de trieste berk, in plaats van treurberk, met druipende takken, de Engelse Kamschatka weeping birch. Deze berk heeft de moed opgegeven en laat de twijgen hangen, maar doet het wel sierlijk. Zijn schoonheid wordt onderstreept door de witte schors en het feit dat die van de berken het langst zijn blad vasthoudt. Vanwesge de doorgaande top weet het 15m hoogte te bereiken. In het winters silhouet, met ijsrijp bedekt, is dit een van de bomen die het meest op fotoճ verschijnt. Is al gecultiveerd vanaf 1867 in Nederland.
De prieelberk is de “Youngii,’. Die wordt gekweekt met een opgebonden hoofdtak omdat de twijgen anders direct gaan hangen en zo geen boom wordt, of wordt hoog veredeld op een onderstam. Op de hoogte van de entplaats groeit het gewas horizontaal uit en weet dan niet waar het naar toe moet en vertakt zich grillig waarna de twijgen dun en lang slap neerhangen tot op de grond. Ontstaan, vermoedelijk wegens het troosteloze klimaat, in 1873 te Engeland.
Uit Bock.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De Latijnse naam is Betula of, zoals andere zeggen Betulla omdat ze dat woord zo in sommige boeken van Plinius geschreven vinden en zo noemen de Italianen die bij Trente wonen deze boom ook bedollo al is het zo dat het anders heel Italië door met de naam Betula bekend is. Theophrastus noemt hem in het Grieks Semyda en andere noemen hem Semys en andere Semos.’
Betula komt mogelijk, via batula, van het Latijnse batuare: slaan, de twijgen werden wel als levensroede gebruikt. Plinius lib. 16 kapttel.18: ‘Lirabili candore & tenuitate terribilis magistratuum virgis.’ Bij de Romeinen was de fasces een roedenbundel met een uitstekende bijl het symbool van heerschappij over leven en dood, van lijfstraffelijke rechtspleging (fasces et secures) waarmee de lictoren voor de consuls uitgingen. Ze droegen de fasces of bijlbundels over de linkerschouder. De roeden waren oorspronkelijk van olmen- of berkentakken. Oorspronkelijk waren ze het symbool van het koninkrijk en later van het ambtelijk gezag. Het is wel zeker dat ze uit Etrurië in Rome werden geïntroduceerd. Blijkbaar was deze twijgenbundel van oorsprong een vegetatief symbool dat de levensorde van de aarde vertegenwoordigde en dat ook voor de mensen de wet van blijvend leven betekende. Voor de Romeinen is de bundel steeds het teken van de volstrekte geldigheid van gezag en haar handhavers gebleven. Ook de bijl had hier dezelfde betekenis, symbool van bliksem en regen waardoor de aarde leeft. Daarnaast werd hij door de Romeinen als teken van heilige orde gebruikt, tot voltrekking van de door de magistraat gevelde doodvonnissen, geseling met de roeden en daarna onthoofding met de bijl. Het fascisme ontleent zijn naam aan de fasces. Nog steeds is de bundel de geconcentreerde macht en de bijl het absolute gezag.
De druïden wijdden hun leerlingen in met een berkentwijg en dauw. Hiervan is niets anders overgebleven dan de straffende berkenroede Plinius XVI 30. ‘Betulla: Gallica haec arbor.’ Vermeldt het gebruik van de twijgen als roede en om er korven mee te vlechten en voegt er nog aan toe dat de Galliërs er teer (bitumen) uit halen. De Romeinen noemden de berk die ze in Gallië leerden kennen zeker naar de daar bekende naam. Betu is de Keltische naam van de boom die nog in Schotland beith genoemd wordt.
(b) Ԅeze boom heet hier te lande berckenboom, in Hoogduitsland Birckenbaum, in Frankrijk bouleau, in Bohemen bryzaծ
(578, 88, 1934) Berk, Engelse birch, ook birk, birk tree of burk tree, Deens birk en biork van de Zweden heet in het Duits Birke. In oud-Hoogduits Bireham Birhha, Oud Saksisch birka en in het Keltische betu of betva, een oer Indo-Germaanse naam en behoort tot de oudste boomnamen. Het woord komt niet alleen voor in de Germaanse spraken als bijvoorbeeld in het Angelsaksisch als beroc, beorc, birce, beorc of birce, (Engels birch) maar ook in Slavische talen is het niet vreemd, in het Litouwse als brzas en Russisch berza, (zie de naam van de rivier Beresina) In oud-Indisch werd het bhurjas genoemd, in Sanskriet bjurja. Etymologische hangt de boom naam met de Indo-Germaanse wortel bheraĝo samen dat in Gotisch als barths verschijnt en glanzend betekent, licht of wit, oud Noors bjartr, oud Hoogduits, oud Saksisch br(a )ht, Angelsaksisch beorth; glazend, schitterend (bij ons nog in eigennamen als Engelbert, Engelbrecht), Iers bertach; schitterend, mooi. De berk is ook de lichte en glanzende, witte boom. Of het woord borke: oorspronkelijk berkenbast, behoort is niet zeker. Sommigen brengen hierbij midden Nederlands barc, Kiliaan berck (e), Barck(e ) borck; boomschors, (in Groningen en Drenthe speciaal = eikenschors, run), midden Noord Duits borke waaruit Noord Hoogduits borke, Engels bark, oud Noors borke; schors. Opmerkelijk is, in tegenstelling tot andere boomnamen, als den, eik en beuk, dat het overal dezelfde boom betekent. Men maakt hieruit op dat de berk in de oer woonplaats van de Indo-Germanen een karakterboom moet zijn geweest en dat de Indo-Germanen in hun tijd van Indo-Europese samenleving in het verspreidingsgebied van de witte berk gewoond moeten hebben. Daarmee zou, als oorspronkelijke woonplaats van de Indo-Germanen, dit een land geweest kunnen zijn van een gematigd of koud klimaat. In het Latijn heet de berkenboom ook soms Semida, Vibex en Betulus, doch oneigenlijk, want de Betulus van Lobel is een soort van de Carpinus in Itali daar deze gewone berk Betula, bettola en bidollo heet, de Engelse noemen hem birche tree, de Fransen ook soms bes, bouillet en bouilleau.ՠ
(c) Duitse Bark en Borke, Engels bark, stammen van bergen: omhullen, bast als materiaal voor waterdichte vaten. Zo komen in Duits de namen voor als Barkbom of Barke, Berk, Bilch, Birca bij Hildegard, Bircho, Birckenbaum bij Bock, Glasbirke, Pircha.
(d) Duitse Maibaum, als eerste groen wordende boom, Maibaum, Maibom, Maie, Palmen in Holland, Pfingstmaie.
(e) Vorm met wat meer hangende takken, Frauenbirke, Haarbirke, Hangebirke, Hangebirke, Raubirke, Harzbirke, Mutterbirke Engelse lady birch, Zwitsers Bilch(en) Birch(en)
(f) De zachte is de Engelse downy birch of pubescent birch, de Franse bouleau pubescent, Duitse Haarbirke of Moorbirke.
(g) Verwisseling met de witte Populus alba, Duitse Bellen.
(h) Met heksenbezems, vergelijk Viscum, Duitse Hexenbaum en Marenbucken.
(i) In Frans is het le bouleau blanc en bouleau verruqueux en in dialect werd dit tot beoule wat uit Betula stamt, Italiaans betula en Spaans abedul.
(j) Engels heeft ook bedwen en bedwen.
De meisjesnaam Bertha is van dezelfde stam en betekent dus de glanzende of het mooie. In persoonsnamen zien we de bherag in het Angelsaksisch Beorht, (bright) in oud-Hoogduits als Beraht en in het midden-Hoogduits als Berht. Het woord verschijnt als Adelbert, Albert, Albrecht, Engelbrecht, Herbert, Hilderbert, Bertram, Berchtold, Ber(ch)ta en andere namen.
In plaatsnamen verschijnt het veelvuldig als grondwoord, bijvoorbeeld Berk, Berkel, Berkelaar, Berkel en Roderijs, Berkenwoude, Berkhout, Berkenrode, Berkeind, Berkmeer, Berkt, Berkum, Berchem, De Birkt, Birk, Pirken, Hohenbirken en Unterpirken. Borger betekent de berkenhoogte, zo ook Borkel, Borkveld, Birch, Birkach en Birchbuhl. Ook Bilchen en Bilchenmoos zouden hiertoe behoren.
Talrijke familienamen zijn van de berk afgeleid als Berck, Berckel, Berckmans, Berckringerm, Berkhey, Berkheyden (van) Berkum, Birk, Birkle, Birkmann, Pircher, Pyrker, Pirkheimer en dergelijke. Nederduitse vormen zijn Barkholz, Berkenbusch, Berkenhagen en Engelbrecht.
Gebruik.
Het gebruik was vroeger zo. (Dodonaeus) ‘Dan de takjes van deze boom worden veel gezocht om er repen en hoepels van te maken daar men de tonnen en kuipen mee vast maakt of bindt waartoe ze net zo nuttig zijn, ja beter dan de twijgen of takjes van de wilgen.
Deze boom die in Gallia, dat is Frankrijk, veel groeit (zegt Plinius in het 18de kapittel van zijn 16de boek) is zeer wit en dun van twijgen waarvan de roeden van de rechters, bevelhebbers en burgemeesters en andere heren van de steden in oude tijden en vooral de bundels of Fasces van de consuls, gemaakt werden en daarom zijn deze twijgjes, zegt hij, in groot aanzien en van vele zeer gevreesd en in eer of eerbied gehouden. Net zo plegen tegenwoordig in deze landen de schoolmeesters en de ouders hun jonge kinderen of leerlingen met deze berkentwijgen te dreigen en in ontzag te houden.
De dunne berkentwijgen dienen om er roeden van te maken om kinderen te straffen of daarnaast om de huizen te reinigen en men maakt er ook mandjes van en men bekleedt er de flessen mee. In tijd van pest zal men de berkenschorsen in huis branden en de rook daarvan over het huis laten vliegen en die zal de kwade lucht verdrijven of zuiveren.
De binnenste schorsen van de berkenboom waren in oude tijden gebruikt in plaats van papier of perkament om er op te schrijven, als sommige verzekeren. Maar van de buitenste schorsen worden toortsen gemaakt om Գ nachts te lichten die de landlieden veel gebruiken.
Is het dat ge een gat in de stam van de berk boort zal er een water uitdruipen dat niet onlieflijk van smaak is en als dat lange tijd ingenomen wordt de steen in de nieren en blaas breekt en het geneest de zweren van de mond en maakt goede adem als men daarmee gorgelt, maar het zuivert de smetten en vuilheid van de huid als men die daarmee wast. Dan het water of sap moet in de lente verzameld worden omdat deze boom dan in zijn schors of stam gesneden of doorboord wordt veel vochtigheid van zich geeft.
Van de stam worden ook kolen gemaakt die zeer goed zijn om koper, zilver en allerlei metaal mee te smelten..Verder bevat de bast een grote hoeveelheid hars die de boom een helder blauwe vlam, gelijk als van twee kaarsen, geeft bij verbranden, met een aangename geur. Die geur snuif je ook op na een goede regenbui. De Highlanders maken een kaars van de bast, meillag genaamd en in Northumberland gingen vissers met berkentoortsen ‘s nachts uit varen, in de Alpen werden er toortsen van gemaakt. Berkenrollen zijn gevonden in Mesolitische holen.
Megenberg; “Birica heet een berk en heet ook in Latijn vibex, de boom zijn uitwendige bast is wit want ze komt van een helder taai vocht. De bast heet in Latijn liber in een betekenis. De boom is onvruchtbaar en groeit graag aan woeste plaatsen die onvruchtbaar zijn en groeit genoeg hoog en heeft veel slanke twijgen waar men bezems uit maakt. De boom zijn vrucht is taai en stinkt en daarom laat het zich niet graag splijten. Albertus Magnus spreekt over een boek dat heeft Aristoteles gemaakt van groeiende dingen zoals bomen en kruiden zijn wanneer men de boom zijn bast uitbrandt alzo dat water daaruit gaat zo is dat water stinkend en taai en daarmee smeren de wagenlieden hun wagens. Dat heb echter ik niet gezien. Ik weet wel in de mei wanneer de boom erg sappig is en men een spaan daaruit houwt dan vloeit erg veel sap daaruit en drinken het de kleine kinderen op de gauw want het is zoet en stinkt niet. (berkenhout wie dat bij hem draagt dat is voor de kramp goed.)
Uit de schors wordt door droge distillatie berkenteer verkregen dat als huidprikkel gebruikt werd, tegen huidontstekingen en dergelijke. Wie aan jicht lijdt moet voor zonsopgang stilzwijgend naar de berk gaan, haar schudden en er bij spreken. Berkenboom, ik schud je. 77 soorten van jicht kwellen me. Zolang zal ik met je zijn verbonden. Tot mijn 77 soorten jicht zijn verzwonden. Het berkenteer werd in Rusland gebruikt om er juchtleren voorwerpen mee in te wrijven. Muggen houden niet van die lucht en in Engeland verkoopt men Betula alba jelly, onder het motto Don’t let midges bite you.’
Van stroken papierberk maakten de Indianen kanoճ die van buiten met hars bedekt werden. Een boot voor 4 personen weegt dan maar 20 kg.
Als in de Kalevala de berk zich beklaagt vertelt hij:
‘wij ontdoen de boze herders
's zomers van mijn witte gordel
om daar bekers van te maken
bessenkorfjes, messescheden
.....
breken twijgen van mijn takken
om er garden van te binden.’
In het Noorden liggen berkenbomen en dennen, omgewaaid of vervallen. Het hout is verteerd, maar de schors is nog aanwezig en kan gebruikt worden. Men plaatst ze op de daken met wat heide of grassen erop. Grote platen worden er af gehaald en gevormd tot holle cilinders die de Lappen op de schouders gedragen worden met regen.
Roet dat van de bast en hout werd verkregen was geschikt om er drukinkt uit te bereiden, een inkt die ook wel door schilders werd gebruikt.
Dun vloeibare berkenteer werd gedeeltelijk zelf en gedeeltelijk als bestanddeel van een zalf tegen huiduitslag en vlekken gebruikt.
Lyrisch.
De sierlijk gevormde berk, met zijn huppelende bladeren geeft een gezelliger indruk dan de wat sombere els, de bevallige groeiwijze geeft de boom een romantisch voorkomen. In sprookjes zien we de witte stam staan bij een oude bouwval. Zijn voorkomen gaf in het weifelende maanlicht de indruk van oude schimmen alsof de vroege ridderlijke bewoners van het huis nog rondwaren. De berkenjonkvrouw staat het liefst alleen op de wijde heide, badend in de zonneschijn en hemelsblauwe luchten en laat zijn bladeren ritselen op de fluisterende stem van de wind.
Zijn glinsterende bast is van een zilveren schoonheid en een opvallende verschijning in het landschap. De blanke bast heeft in het maanlicht de beste uitwerking en men beweert dat de boom vroeger veel geplant werd aan de zandwegen zodat de boeren zich konden richten op het wit van de stammen. De berk is een tikje ijdel en houdt ervan om gezien te worden en laat zich zien, hoewel zijn huid niet meer zo strak is en niet meer zo glimt dan in zijn jeugd, plekken en wratten vertoont.
Zijn twijgen hangen sierlijk naar beneden als de vlechten van een bosnimf. Door die fijne twijgen krijgt het een luchtig geheel met jonkvrouwachtig voorkomen. De berk schudt zijn dun behaarde kruin en buigt die deemoedig tegen de overmacht van de westenwinden. Menige winters deden de lange en sluike haren grondig uitgekamd worden door de harde winden. De hangende vorm heeft zeer dunne twijgen, nauwelijks dikker dan pakdraad wat ons herinnert aan een oude Engelse gezegde: ‘Birchen twigs break no bones.
De boom lijkt meer gevormd voor elegantie dan kracht en toch is het opmerkelijk vanwege zijn weerstand en de kracht om de zware winden te trotseren waarbij zware bomen ten onder zullen gaan. Het is sterk bij door zijn zwakheid en buigt voor de storm.
Een groep goed gevormde berken bij winterzonsondergang geeft een merkwaardig dramatisch natuurverschijnsel. Uit de franjeachtig overvloed van takjes en glimmende stammen wordt het effect getoverd van een purperachtige damp die doorsneden wordt met verticale zilverlijnen, dit is de artistieke zijde van de boom.
Zo gauw de eerste zonnestralen mild aan de hemel staan smukt het zich met fris groen en laat de zachte bladeren als betoverde vlinders in de wind fladderen. Ze bewegen vrijwel altijd in een briesje waardoor het lijkt alsof ze in een zachtgroene waas wegsmelten. Het is de Lady van het Woud, de vergoddelijking van sierlijkheid en bekoorlijkheid. Een boom die aan Venus behoort. De berk heeft een fijnheid van voorkomen maar is bijzonder sterk en ontwikkelt zich tot een van de taaiste bomen. De vroeg ontluikende bijna ruitvormige en tere blaadjes zijn puntig en dubbel gezaagd. In hun jeugd worden de zachte blaadjes beschermd tegen de barre natuurelementen door een laagje hars dat blinkt in de zon. Dit hars verspreidt op warme lentedagen een heerlijke geur en het Russische juchtleer heeft zijn eigenaardige aroma van de berk die bij het bereiden wordt gebruikt. Een zorgvuldige toeschouwer zal gezien hebben dat er bij sommige berkenbladen nogal eens wat loos is. Veel berkenbladen zijn sigaret - of sigaarvormig opgerold. Dit wordt veroorzaakt door een snuitkever die het blad in de breedte doorknipt en oprolt. De andere bladeren laat de boom in een sierlijke oranjegele herfstkleur vallen.
De Lady van het woud is vruchtbaar. Volwassen produceert ze jaarlijks 30 000 000 zaden en kan ze, met hun nakomelingschap, in een periode van 28 jaar voldoende zaad produceren om daarmee de gehele aarde met zaailingen van berken te bedekken.
De zelden rechte, maar slanke stam bereikt meestal niet meer dan 40cm. doorsnede. In jeugdige toestand is de groei het best waarom het wel wilg van de hoge gronden wordt genoemd. 5 jaar na het planten kan het al gekapt worden, wat op de boswallen om de 10 jaar herhaald kan worden. Ondanks die sterke groei heeft het niet zoծ sterke wortelverbreiding. De wortels zijn licht en verspreiden zich dicht onder de oppervlakte, vandaar ook dat de boom van vochtige gronden houdt. De oude en diep gegroefde stam wortelt vast in de magere en zompige bodems. Men ziet de berk wel aangeplant in dennenbossen als een brandgang tegen een mogelijke vuurhaard dat door het waterrijke blad wordt tegengehouden.
Op zijn 140ste verjaardag heeft de berk zijn beste tijd wel gehad.Symbool van zachtzinnigheid en nederigheid.
Uit L. Figuier.
Isolatie.
De boom is in staat de felste kou te weerstaan doordat die uitstekend gesoleerd is. Die isolatie zien we aan de kleur van de stam, die is meestal licht of wit gekleurd door de vele lucht dat die stam bevat. En lucht is een goede isolatie. Zo kan het ook ver in de noordelijke streken groeien.
De berkenschors laat moeilijk water door en heeft een enorm weerstandsvermogen. In turven zijn er stukjes schors gevonden die honderden jaren oud waren. Soms werden ze zelfs in hun oorspronkelijke staat gevonden waarbij ze gehecht waren aan versteend hout. Voor een praktisch volk als de Laplanders was dit een reden om de bast te gebruiken als dakbedekking, waar boven op een 30cm grond kwam. Verder maakten ze er schoenen van en korven. Laplanders verspillen niets en gebruikten in tijden van hongersnood zelfs de spintlaag die onder de bast zit. Ze rolden die op en aten het als een soort vermicelli.
Job.
Dat de boom witte plekken heeft, komt door de vrouw van Job. Die was eerst heel arm en werd opeens weer rijk. De vrouw van Job had net melk gehaald en hoorde bij haar thuiskomst het heuglijke nieuws. Van plezier gooide ze de melk tegen een berk, waar de melk natuurlijk over heen liep. Zo ontstonden de witte plekken op de stam.
Zo de treurwilg ontstaan is, zo is op ongeveer gelijke wijze de treurberk ontstaan. Ook die is op de vreselijke Goede Vrijdag ontstaan. Nadat de Heer aan het kruis was gestorven kwamen zijn vrienden om zijn lijk van het hout te nemen. Naast het kruis zat zijn moeder onder een berk en langzaam legden ze haar dode zoon op haar schoot. In diepe rouw zat ze daar. Een beeld van grote droefheid. De hele natuur rouwde met de droeve moeder mee. Een boom vooral toonde veel medelijden, dat was de berk waar ze onder zat. Treurig legde die zijn slanke twijgen op haar schouder tot ze zijn heilig lichaam bereikten. Sinds die tijd buigen al die berken hun twijgen ter aarde en heten dan ook treurberken. Symbool van deemoed.
Heksenbezem.
Kenmerkend voor dit juffertje zijn vogelnesten of zoals het in de volksmond genoemd worden, de heksenbezems. Een berk met zo’n kenmerk herken je al in de verte. Volgens het bijgeloof zouden ze ontstaan zijn doordat de heksen in deze bomen hun bezems waren kwijtgeraakt. De heksenbezem is een heksennest en een heks woont in zulke nesten en daar broedt ze stormen uit. In werkelijkheid wordt die heksenbezem veroorzaakt door een schimmel, Taphrina betulina, die de slapende knoppen stimuleert om uit te lopen. Toevallig zitten er vele knoppen bij elkaar en wordt het zo een heel rommeltje van takken, twijgjes, scheutjes en knoppen. Mogelijk vanwege die heksen vinden we in de herfst onder de berk een mooie rode en bedwelmende paddenstoel, de vliegenzwam. De berk, met zijn lugubere heksenbezem wordt verbonden met de rode paddenstoel omdat die daar graag onder groeit. Ook kabouters worden verbonden met deze paddenstoel. De verdovende stof muscimol en iboteenzuur in die paddenstoel, bezorgen de gebruiker hallucinaties waarin mensen het formaat van kabouters aannemen en vandaar de combinatie van kabouters en de rode paddenstoel.
Waarom telen de boomkwekers geen heksenberken maar van die rechte palen?
Schrijfmateriaal.
Op de taaie berkenschors is goed te schrijven. Als schrijfstift gebruik je dan een metalen stift, maar een balpen lukt ook wel. Voordat er voldoende papier was werd er op de berkenbast geschreven. Zo zouden de werken van Virgilius op berkenbast geschreven zijn evenals de werken van Cicero. Zo zouden ook de sibillijnse boeken er van gemaakt zijn. Volgens Plinius werden de heilige boeken die door Romulus opvolger, Numa Pompilius, samengesteld werden zo’n 700 jaar voor Christus, en die met hem begraven zijn, geschreven op de bast van de berk.
Zo’n geschrift werd in 1662 door de graaf van Amant te Chur (Zwitserland) voor 8000 gulden gekocht.
Berkenchampagne.
De zachte berk was vroeger bekend onder de naam Betula odorata Bechst. (welriekend) Dit vanwege de naar hars geurende of welriekende afscheiding van de jonge bladen. In de oudheid zou die als amulet tegen jicht gebruikt zijn. Het berkenblad, 10 gram op anderhalf kopje, heeft een sterke plas drijvende werking, goed tegen huiduitslag, reuma, jicht en waterzucht. Het bladafkooksel in wijngeest, 1 tot 10, werd met etherische olie geparfumeerd en als hoofd en haarwasmiddel aanbevolen.
Het belangrijkste medicijn kan in het voorjaar gewonnen worden. Tegen de tijd dat de bladeren in het blad komen begint het bloed van de berk sneller te stromen. Die stroom wordt in februari op gang gezet en gaat door totdat de bladeren voldoende water kunnen verdampen. In die tijd mag de berk niet gesnoeid worden anders verliest het teveel vocht en is kans op doodbloeden aanwezig. Dit vocht is bekend als berkenwater. Men kan dit moedwillig tappen door dwarse insnijdingen te maken in de zuidzijde van de schors of een gat te boren waar een kurk in gestoken wordt en in die kurk een slangetje te bevestigen die aan de andere zijde in een fles uitmondt. Voor de bomen is dit aanboren niet goed en een Russische boer zegt dan ook: ‘Berkenwater wint men voor een dubbeltje en vernielt daarmee het woud voor een daalder.’ Van deze donor kan in een week zowat 8 liter afgetapt worden. Dit water is een oeroud middel tegen blaasziektes, reuma en longziektes. Het is de berkenmede, de levenskracht van de berk waarmede men zich in het voorjaar versterkt. Deze grote lentekracht drinkt men zwijgend, de oerbron van het levens schenkt vruchtbaarheid aan jonge paren en gaf in de eindeloze heidevelden lafenis aan de herders. Het is een versterkend middel voor de ‘breukige mannen’, die vroeger als impotent golden. Was ook goed tegen koliek en nierpijnen.
De Amerikaanse suikerberk, Betula lenta L.(dik vloeibaar) of cherry sweet is er beroemd door geworden. Van dit berkenwater is een berkenwijn of zogenaamde Duitse champagne te bereiden door in die fles wat suiker te doen en die een paar maanden op een koele en donkere plaats weg te zetten. Ook kan er gist of rozijnen bij gedaan worden. Voor de gisting dan helemaal over is het sap in flessen overhevelen waardoor er een mousserende wijn wordt verkregen.
Schoonheidsmiddel.
Het was de schoonheid en kracht brengende drank van de Germanen.
Als schoonheidsmiddel werd dit water door Hieronymus Bock aanbevolen tegen huiduitslag en vlekken. Het sap wordt tegenwoordig wel aangeprezen als haargroeimiddel. De Lappen gebruikten het sap om er hun gezicht mee te wassen zodat ze in de zomer niet zo door de zon gebrand worden. Het is een van de vele middeltjes die de sproeten zou verdrijven. Voor een goede werking moest het wel het eerste berkenwater zijn dat in het voorjaar verkregen is. Deze laatste regel is opmerkelijk, hier speelt het oeroude en wijdverbreide geloof aan de bijzondere geneeskracht van de eerstelingen en zo zouden ook de eerst gevonden bladeren van een zeer goede werking zijn.
Afkooksels van bladeren worden, 10 gram op anderhalf kopje, gebruikt tegen blaasziektes, huiduitslag, reuma, jicht en waterzucht.
Boom Der Wijsheid.
Vele oude volken hadden een grote eerbied voor deze boom. Wenkend, zwenken zijn lange twijgen en omdat zijn bloemen eerder verschijnen dan de bladeren was het een wonderboom. Door slagen geeft de bast een rijk vocht, een openlijk aanbod van inwonende en mensvriendelijke geesten. De kleine twijgjes kruisen elkaar dikwijls loodrecht, een teken van heiligheid. Bij de Kelten wijdden de Druïden hun leerlingen met een twijg van deze boom in. In het runenschrift was de rune b de berk, Berena. Door Bonifatius werd het een Duivelse boom genoemd.
Berkenbladen die vers van de boom genomen en op de vloer gestrooid werden verdreven alle ongedierte en de in de middeleeuwse badovens was het een veel gebruikt luizenmiddel.
De Tartaren waren zeer bevreesd voor berkenbossen omdat ze dachten dat de donder tegen de stam zou stuiteren en hen zo zou treffen. Volgens Linnaeus namen de Laplanders juist hun toevlucht tot deze bomen omdat zij die als niet geleidend beschouwden. Bij de Romeinen was het ook zeer gewaardeerd en zij maakten er hun erepoorten van evenals bijlheften.
De Russen geloven dat de berk nooit door de bliksem getroffen wordt. De berk wordt om hun huizen geplant.
De Finnen slaan zich ermee tijdens een dampbad om de bloedcirculatie te bevorderen. Ook werd het dan als badschort gebruikt en op poëtische wijze vervangt dit het vijgenblad van Adam en Eva.
De berkentwijgen werden gebruikt om er bezems van te maken en diende weleer bij het spitsroedenlopen om de veroordeelden te pijnigen. Wie met een berkenbezem gedoopt is, naar het volksgeloof, zal niet trouwen. Sommige volken gebruikten twijgen van deze boom om er mee te geselen en noemden daarom de boom ҄e Boom Der Wijsheid zodat de boosdoeners door zo’n tuchtiging wel tot betere gedachten kwamen.
Zo werden de roeden in oude tijden door Engelse schoolmeesters gebruikt en ouders bedreigden hun kinderen met deze afstraffing, zie Shakespeare in Measure for Measure 3, 2307:
‘As fond fathers
Having bound up the threatening twigs of birch
Only to stick it in their childrenճ sight
For terror, not tu use, in time the rod
Becomes more mockդ dan fear,’
(zie inleiding Betula)
Religie.
(88, 1934)De berk is vooral een boom uit de noordelijke gebieden.
Een verering van de berk in de culti is vooral bij de Russen de Letten, de Finnen, de Samojeden en de Jakutten aan te wijzen. In die gebieden is het groen maar spaarzaam en voor hen is de berk een weldoener die innige dank verdiend. De berk is een echte vredesboom die met zijn lucht en blad het mooiste jaargetijde brengt. Het is de nationale boom van Finland. Men slaat er zich mee in de sauna’ s, de twijgen worden vihta of vasta genoemd.
In de Kalevala, het nationale epos van de Finnen, laat de held Wainamoinen, als hij het woud uitroeit om akkerland te maken, alleen de berk staan. Als dan de grote vloed de aarde bedekt vindt de wereldgeest, als adelaar vermomd, alleen op berken een toevluchtsoord en van hier uit kon hij Wainamoinen, die hulpeloos rondliep, opnemen. Dit verhaal herinnert aan de Noorse mythe van de god Thor die zich aan de stijgende vloed redde door een lijsterbes te pakken.
Ook beklaagde de berk zich over zijn lot dat andere bomen rustig de zomer kunnen afwachten en moet hij steeds bang zijn omdat de mensen hem van alles beroven:
‘aldus is mijn lentevreugde
dit is mijn geluk des zomers.’
(88, 1942Zo klaagde de berk en Wainamoinen, de grote zanger, had medelijden en sprak: ‘weldra zult ge juichen en jubelen’ en hij sneed een harp, een kantele, uit het berkenhout en ontlokte daar de schoonste tonen aan. Het waren, klanken waar alles wat leefde naar kwam luisteren en waardoor de steentjes in de rivier in beweging kwamen, waar bomen en struiken zich voor bogen en waar de berk zich in kon uitzingen.
De Lappen maakten hun godenbeelden uit berkenhout. Voor hun toverijen en wichelarijen bedienden de Laplanders zich van een tovertrommel die meestal uit het hout van de berk was vervaardigd. Op het gespannen vel van die trommel zag men tovertekens die er met verf (getrokken uit elzenschors) op geschilderd waren.
Druïden alfabet.
De belangrijkheid van bomen komt het meest tot uitdrukking in de taal en tekens van een volk. De stamvorm van het alfabet werd gevormd door de bomen en ook de jaargetijden werden verwoord in het alfabet en verbonden aan bomen.
Dit alfabet komen we tegen in het oude Ierse alfabet, evenals het alfabet dat gebruikt werd door de Gallische Druïden over wie Caesar verhaalde, wat aanvankelijk niet geschreven mocht worden. Het heette Beth-luis-nion (‘berk-lijsterbes-esp), naar de eerste drie medeklinkers.
Elke medeklinker stond voor een maand van achtentwintig dagen in een reeks van dertien die twee dagen na de winterzonnewende begon en wel:
1 24 Dec. B berk
2 21 Jan L lijsterbes
3 18 Feb. N es
4 18 Maart F els of cornoelje
5 15 April S wilg; SS(z), sleedoorn
6 13 Mei H meidoorn of wilde peer
7 10 Juni D eik
8 10 Juli T hulst of stekel-eik
9 5 Aug C noot; CC(Q), appel, lijsterbes of kwee boom
10 3 Sept. M wijnstok
11 30 Sept. G klimop
12 28 Okt. Ng of Gn riet of Gelderse roos
13 25 Nov. R vlier.
Elke klinker stond voor een kwartaal van het jaar: O (doornstruik) is de lentenachtevening; U (heide) de zomerzonnewende; E (populier) de herfstnachtevening.
A (spar) de geboorteboom en I (taxus) de doodsboom deelden samen de winterzonnewende. Deze volgorde van de bomen zit opgesloten in de Griekse en Latijnse mythologie en de sacrale traditie in heel Europa en, mutatis mutandis, Syri en Klein Azi. (3)
Het Ogam alfabet is er een met lijntjes omdat men die in de bast kerfde. Een vrij simpel alfabet, zie een 1 als een lijn!
b l v s n 1, 11, 111, 1111, 11111,
1. 11, 111,1111,11111, h, d, t, c, q,
In de twee volgende groepen gaat de lijn midden door de kerf, trek dus van voor tot achter de lijn door.
n, g, ng, z, r, a, o, u, e, ai,
-/,-//,-///,-////,-/////-, -1,-11,-111,-1111,-11111-
Amerika.
Op een dag werd de halfgod Winabojo op de hielen gezeten door de dondervogel. Op het nippertje kon hij ontkomen door zich te verstoppen in een stokoude en holle berk. De dondervogel streek neer aan de voet van de boom en zei: ‘Winabojo, je bent gered. De boom bij wie je bescherming zocht is ons bloedeigen kind, een godskind. Wie zijn heil zoekt bij een berk is onkwetsbaar.’ Winabojo antwoordde: zolang de wereld bestaat, zullen de mensen eerbied en dankbaarheid betonen aan de berk in ruil voor zijn goede gaven.’ Wat de buffel betekende voor de prairie-indianen was de berk voor de woudindianen. Alles aan deze boom was nuttig. Zoals Winabojo zich kon verstoppen in een holle berk, zo werden levensmiddelen in berkenbast bewaard.
De eerbied voor de woudindianen voor de berk was zo groot dat het vellen van een berk gepaard ging met vele ceremonies. Op de vooravond kwamen de families tezamen aan de rand van het bos. Ze stemden de boomgeesten gunstig en smeekten om toestemming. Ze legden uit waarom ze de boom moesten vellen, vroegen vergiffenis en brachten als offers dank- en verzoening. De berk was tenslotte een medewezen waarmee men op goede voet moest blijven. Hij droeg het goddelijke in zich, de Grote Bezieling of het Wankan Tankan zoals de indianen dat noemen.
Russen.
Het is de nationale boom van Rusland. In een Russisch spreekwoord heet het dat de berk vier goede dingen geeft. Het geeft licht, (uit zijn hout maakt men fakkels) verstomd het janken (met berkenteer smeert men de wagenwielen zodat ze niet piepen) het geneest de zieken, (het berkensap en de thee van de bladeren spelen in de volksmedicijnen een grote rol) het reinigt (in Russische baden slaat men de lichamen met berkentakken om zweetafscheiding te verdrijven) Daarbij komt nog dat de berk in Rusland in de huisindustrie veel gebruikt wordt, uit zijn bast maakt men schoenen en dergelijke zaken meer.
Dat een zulke belangrijke boom bij het volk een zekere verering genoot is begrijpelijk. In een klaagschrift van de priester Nishni Novgorod uit 1636 is te lezen: ҏp de 7de donderdag na Pasen verzamelen zich vrouwen en meisjes onder de berken en brengen als offer pirogen (gebak), grutten en eieren en, als ze zich voor de berken buigen, vangen ze aan, heen en weer gaande, om satanische liederen te zingen. Ze nemen zich paarsgewijze bij de hand. Bij de berk aangekomen, vlechten ze de twijgen van de berk ringvormig tezamen en kussen ze zich door de zo gevormde ringen. Na deze onwettige kussen nemen ze hun vriendinnen en gaan uit elkaar, maar met het Pinksterfeest verzamelen ze zich weer op dezelfde plaats en kussen weer door dezelfde ringen en breken de twijgen van verschillende berken, waar ze zich gekust hadden, van boven af en vlechten de twijgen tezamen en leggen die op hun hoofd en brengen ze naar het water.’
Nu nog wordt in Rusland de berk meer als andere bomen gewaardeerd. In Klein Rusland gaan de meisjes naar de berk om aan zijn voeten geschenken als koeken en ander bakwerk neer te leggen. Daarbij zingen ze: ‘Verheug je niet o eiken! De meisjes komen niet naar jullie! Ze brengen geen koeken en eierenspijzen! Io, io, Semik i Troitsa!. ‘Verheugen jullie je, groene berken! Tot jullie komen de meisjes! Jullie krijgen koeken en eierenspijze.
In de ceremoniën van de Boerjaten komt een opstijging voor. In de joerte plaatst men een stevige berk, de wortels staan in de stookplaats en de top steekt men door het rookgat. Deze berk wordt Udehi Burkhan genoemd, de deurwaarder, want hij opent voor de sjamaan de toegang tot de hemel. De berk zal voorgoed in de tent blijven staan als onderscheidingsteken voor de sjamaan. Op de dag van inwijding klimt de kandidaat tot in de top van de berk en, wanneer hij door het rookgat komt, schreeuwt hij luid om hulp van de goden in te roepen. Vervolgens begeven zij zich naar een plek waar een groot aantal berken aanwezig is. Er wordt een bok geofferd en de kandidaat wordt op het ontblote bovenlijf besprenkeld met het bloed. De vadersjamaan klimt in de berk en brengt 9 insnijdingen aan in de top. De kandidaat klimt naar boven en raakt in extase. Hij zou in 9 berken moeten klimmen die evenals de 9 insnijdingen, de 9 hemelen voorstellen.
Noorwegen.
Offergaven aan berken waren ook in Noorwegen bekend. Het was gebruikelijk op Kerstnacht (of op andere feesten) de wortels van berken te begieten met bier of mede. Aan de Slinde-Birke, aan de noordoever van de Sognefjord, goot men in het begin van de vorige eeuw op Kerstavond nog een kan goed bier op de stam van de boom.
Griekenland.
In Griekenland was de wilde olijf, net als de berk in Itali en noordwest Europa, de Nieuwjaars boom, het symbool van het begin en gebruikt als bezem om kwade geesten van de winter weg te jagen.
Duitsland.
In het Duitse volksgeloof waren meer de eiken, linden en beuken vereerd dan de berk. De berk kwam weinig voor in sagen of als heilige of vereerde boom. Dit waarschijnlijk omdat de boom niet zo oud wordt als de andere vereerde bomen. Berkenbedevaartsoorden lijken geheel afwezig te zijn.
Eindslag.
(88, 1942Daartegen werd het als de grote verwoester op de dag van het laatste oordeel genoemd. In de eindslag der volkeren, waarvan zowel de Noorse, Deense als de Zuid Germaanse sagen berichtten, wordt veel naar een berkenboom verwezen.
In Westfalen zou deze berkenboom in de buurt van het dorp Buderich gestaan hebben. Dit zou een dikke boom met een machtige kroon geweest zijn. Omstreeks 1848 verdroogde deze boom en een andere werd op koninklijk bevel geplant die ook weer stierf. In ieder geval heet de omliggende grond tot op heden nog ‘am Birkenbaum.’ Zo ook bij Wullen. Daar weet men dat de slag geslagen zal worden aan de oever van de Berkel waar een berkenboom staat. Daar zal gestreden worden met hardnekkige verbittering en vele doden zullen het bloedige slagveld bedekken. Als de slag op zijn allerverschrikkelijkst is doen ook de vrouwen mee.
Naar een oude sage vindt de laatste wereldslag bij een berk plaats.
҅Eenzaam staat op een verre plaats in het noordwesten van Duitsland een oude en oeroude berk. Zijn verstarde takken zijn met grauw mos overtrokken en hangen rusteloos in de lucht alsof ze een wilde storm aankondigen. En inderdaad, zwaar gepantserde krijgers komen eraan die gevolgd worden door wilde horden van wilde volkeren die alles om zich heen vernielen en verbranden. De hele wereld is vervuld met angst en ontzetting. Niets kan hen stoppen en geen macht kan dit ruwe geweld tegenhouden. Alle volkeren worden in het stof geworpen. Eindelijk verheffen de geknechte volkeren zich en stellen zich op, daar waar de berk groeit, om de teugelloze vijand te weerstaan. En vele, vele dagen lang duurt de slag. Het is een slag van de zeden tegen de ruwheid, van cultuur tegen de barbaarsheid. Maar het licht overwint de duisternis. De rauwe benden, de ruwe horden worden vernietigd. En nu heerst er rust en vrede, zegen en eeuwig geluk daalt voor altijd op deze mooie aarde neer.’
Op andere plaatsen werd als de boom van de wereldslachting een perenboom (de perenboom op de Walserheide bij Salzburg) een es een linde of ook een vlier genoemd. Al deze sagen zijn waarschijnlijk een naklank van de Yggdrasil mythe, waaronder de laatste slag tussen de Goden en de Demonen geslagen werd. (zie Tilia, Fraxinus en Pyrus)
Folklore.
Bij sommige afbeeldingen zien we dat de Maagd Maria in de top ingesloten is. Het is een verbinding van de folklore met die van de wilde vrouw van het woud die zich aan een Germaanse herderin vertoonde en haar vroeg om met spinnen te stoppen en te gaan dansen.. Het herderinnetje, verdwaasd door het heldere licht van de vreemde verschijning, aanbad de schoonheid die verhoogd werd met een kroon van bloemen. Ze wilde wel dansen en ze dansten samen drie dagen lang, de wilde vrouw danste zo licht dat ze het gras niet beroerde. Dan vulde ze de zakken van het meisje met berkenbladen die in goud veranderden zo gauw als ze thuis was.
In Rusland is het echter een manlijke genius. Je wordt door hem uitgenodigd door jonge berken om te hakken en hun toppen naar binnen te buigen, in een cirkel, dan er in te gaan staan en hem te roepen. Als hij verschijnt gaat hij op een stomp zitten met het gezicht naar het oosten, zijn hand kus je en dan geeft hij vele gunsten wat hij gewillig genoeg doet mits je hem je ziel geeft.
(88, (1934)Veel gold de berk als een onheilspellende boom. In West Bohemen vertelde men van berken waarvan de takken moedeloos naar beneden hingen, (een treurberk), dat dit een heksenplaats was. In het Bohemerwoud kende men de heksenberken waarvan de twijgen zoveel afhingen dat het leek alsof ze door heksen vastgepakt waren.
De sagen gaan op oeroude mythische voorstellingen terug waarin het leven van een mens met een boom verbonden is. Drie berken bij elkaar aan een heidepoeltje zijn wellicht de woonplaats van de drie Nornen, Oerd, Werdandi en Skoeld, die bezig zijn met de levensdraden te spinnen, meten of af te knippen.
In Kleinborowitz merkte een boer op na zijn trouwdag dat zijn vrouw dagelijks om middernacht het huis verliet en na afloop van de geesttijd thuiskwam. De boerin bekende hem dat ze een alp was en alle nachten bij een berk moest rondwaren. De boer liet de berk afzagen en in zijn hof slepen zodat zijn vrouw het wat makkelijker zou krijgen. Toen hij daarna de kamer betrad lag zijn vrouw dood neer. Nu bedacht hij dat hij de berk had moeten uitgraven en verplanten zodat zijn vrouw het leven zou behouden.
Hiertoe behoort ook het bijgeloof dat als je de boom bloeden laat, bij de berk voor sapwinning, dat de veroorzaker gewelddadig zal eindigen. Hier schemert nog duidelijk het oude geloven van onze voorouders door over de onkwetsbaarheid van bomen. De boomgeest te ontstemmen was een zo grote misdaad dat die slechts met de strengste straffen verzoend kon worden.
Christelijk geloof.
In het Christelijk geloof werd de berk een boom van treur en verdriet. Volgens de legende kreeg de berk zijn hangende takken toen het lijk van Christus van het kruis werd genomen. Naar een Vlaamse sage is het een vervloekte boom omdat uit zijn takken de roeden, waarmee Jezus geslagen werd, geleverd waren. In Smaland, Zweden, dacht men dat dit van de dwergberk was, waarom de boom vervloekt werd en met samengedrongen takken op de grond verder moet kruipen.
Een dorre berk hield het zwemmend lichaam van St. Andries tegen, begon weer te groeien en gaf lover gedurende zeven winters.
Levensroede.
Meestal trad de boom in het Duitse volksgeloof op als voorjaarsboom. Ze was gewijd aan Freya. Het fris uitspruitende groen als de belichaming van de onoverwinnelijke groeikracht van de natuur werd de Duitse Maibaum.
Het gebruik met Pinksteren en andere voorjaarsfeesten, om straten en huizen met verse berkentwijgen, de groene maien, meien, op te sieren duidt wel op een meer als gewone sier dat door de tijd heen bewaard is gebleven. Het voorjaar wordt met de berk in het dorp gebracht.
(88, 1942Het gebruik als meiboom is oeroud. De twijgen sieren de huizen en kerken. Ze zijn een vriendelijke groet en een feestelijke ontvangst voor het voorjaar dat nu met bloemengeur en bloemenpracht, met zonneschijn en vogelgezang weer terugkeert. Overal bekransen vrolijke mensen zich met de slanke twijgen om zo een tijdlang moeheid en zorgen van het leven te vergeten. Tegen de avond sierden de feestgenoten zich en er hun huizen mee.
De berk als levensroede behoort ook de maien, zoals die in vele gebieden door jonge mannen voor hun geliefden gezet wordt. Dan slaat het hart van de bruid hoger als ze op pinkstermorgen op de huisdeur de statige maie vindt die haar trouwe bruidegom in het holst van de nacht daar geplant heeft om haar te verblijden. En medelijdend blikt ze naar de buren waar de dochter van het huis zo’n liefdesgroet niet deelachtig is geworden en waar mogelijk een ruwe en kromme doornstruik zich voor de deur beweegt.
In ouden tijden was het een teken van liefde als men iemand een berkenkrans gaf. De berk was het teken van liefde. De jongeman gaf hem om zijn liefde uit te drukken en het meisje bewees ermee dat ze zijn genegenheid aannam en beantwoordde.
In de middeleeuwen wijzen de dichters van Wales dikwijls in hun gezangen op deze gewoonte. In oude tijden kwam hier vaak nog wat anders bij. Nadat het boompje was geplant of de tak bevestigt, zou de jongeman wel een of ander liedje voor het raam van de geliefde gaan zingen. In oud Holland groeide dit uit tot het brengen van een serenade, waartoe men goede muzikanten huurde. Hollanders niet romantisch? !!
Begrijpelijkerwijze verliep een dergelijke manier van doen niet steeds zo idyllisch als de minnaars het zich voorstelden. Een meisje dat niet gediend was van het aanzoek, was het ook deze nacht niet. Om onaangename ervaringen te voorkomen, beperkte men er zich dan ook toe, in de loop der tijd, om zich kenbaar te maken door zijn initialen in de bast te snijden. Het betreffende meisje zou dan de volgende dag wel zonder woorden laten merken hoe ze het aanzoek had opgevat.
Meisje die niet zo aangenaam waren of minder zedelijk waren kregen een doornbos of een bosje stro, een strowis. Zie Shakespeare King Henry VI, III, II, 2,144: ‘Een strowis was een duizend kronen waard.’ Kijfzieke of liederlijke vrouwen werden met een strowis voor op de borst op de kaak gesteld of hen werd tot hoon een strowis voorgehouden.
Inpeperen.
Niet zelden trad de berk als levensroede op. Het slaan met de levensroede gaf symbolisch de mensen nieuwe kracht en gezondheid, het vee het goed gaan in stal en wei. Een slag ermee bracht gezondheid, vruchtbaarheid en kracht. (zie Sorbus, Zostera, Rosmarinus, Juniperus, Sambucus)
Het is een nu in veel andere gewoontes en naar zijn oorsprong volkomen vergeten gebruik die als pfeffern bekend stond. Dit pfeffern bestond hierin dat de kinderen met berkentwijgen, of andere twijgen, op Aswoensdag en ook met nieuwjaar of andere feestdagen tussen Kerst en Pasen, de volwassenen meer of minder krachtig sloegen als bijvoorbeeld op de voeten om ze uit het bed te krijgen. Vaak waren het ook jonge mannen en meisjes, de knechten en dienstmeisjes die elkaar met de twijgen ‘streken’. In dit geval verscheen het nog duidelijker als vruchtbaarheidssymbool. Naar een oud gebruik slaat men de bruid met een wit afgeschilde berkenroede van de kerkdeur tot in de kerkstoel. Mogelijk behoorde dit gebruik tot de vele en nu minder bekende gebruiken, vruchtbaarheidsriten, zoals ze vroeger bij huwelijk gewoon was. Berkentwijg: Symbool van liefde.
In vele gebieden werd het vee, als ze in het voorjaar naar het land gedreven werd, met een berkenroede geslagen om door de slag vee vruchtbaar en gezondheid te geven. Op sommige plaatsen werd het vee geslagen met roeden die gezegend waren omdat ze in de processie waren meegedragen. Op andere plaatsen moest de vaars bij het verlaten van de stal over een vers gesneden berkenroede stappen.
De Martinigarde die de Oud Beierse geestelijke de boeren op 11 november, als men uitgehoed was, overreikte bestond uit een berkentwijg die met eikenloof en vliertwijgen versierd was. Ook de spreuk bij het overreiken laat zien dat dit oorspronkelijk een vruchtbaarheidssymbool was, (waarmede het vee zich sterk vermeerderde)Deze oorspronkelijke betekenis van de berkenroede kwam ook tot gelding in Hongarije als de koeien geen melk meer gaven door ze met een berkenbezem te slaan. Ook het groeien en vruchtbaarheid van de veldvruchten kon de berkenroede door de in zijn inwonende kracht bevorderen. Mogelijk behoorde ook het versieren van de laatste oogstwagens met een berkenbos hiertoe. Deze erntema Ӡzou een personificatie zijn van de groeikracht.
Het steken van berkenroeden in de vlasvelden, zodat het vlas goed hoog groeide, is mogelijk een analogietoverij. Het vlas zou zo hoog worden als de in het veld gestoken roeden.
Sympathiemedicijn.
De boom werd ook gebruikt tot het overdragen van ziekten, een sympathiemedicijn. Men knoopte in de naam van de Allerheiligste Drievuldigheid ziekten af met onze vaders en een goed geloof. Vooral de heksenbezem werd hier voor gebruikt. In verscheidene bedevaartsoorden werden berkenbezems geofferd tot heling van zweren en andere zeer. Mogelijk lag de oorzaak van deze heling in het feit dat een afkooksel van de bladeren als een middel tegen chronische huidziektes al lang bekend was en werd dit een menging tussen magie en gebruik.
Gedroogde berkenbladeren waren een lievelingsmiddel om in de kribbe van een zwak kind te leggen om zo de kracht in het wicht te lokken.
Orakelberk.
In het orakelwezen verscheen de boom als levensververser, die plantaardige, maar ook de menselijke vruchtbaarheid symboliseerde. Het was de boom van toekomstige bruidsparen. In sommige gebieden haalden de boerendochters voor Johannes 3 berkentwijgen. De ene werd heel gelaten, de tweede voor de helft geschild en de derde helemaal. Bij het slapen gaan werden ze door een andere maagd onder het kussen gelegd en de volgende morgen zocht ze verwachtingsvol een van deze drie takken uit. Was dit de geheel met bast bedekte twijg, dan zou ze een rijke man krijgen, half ontbast wat minder rijk en zonder bast zou ze een arme man krijgen. In Baden gaat het meisje, dat haar toekomstige zien wil, naakt in de Kerstnacht tussen 11-12 uur zwijgend rond gaat met een bezem van een zeven jaar oude berk.
Toverij.
De berk als levensroede, als een de mens welgezinde boom, had ook de kracht om tegen toverij te behoeden. In vele gebieden stak men op Walpurgis avond, de nacht van de heksen, berkentwijgen in mesthopen of staldeuren om de heksen tegen te houden. De heksen konden pas dan in de stal komen als ze eerst de bladeren van de twijg geteld hadden. Voordat ze hiermee klaar waren luidde het morgengebed en was hun macht gebroken. Dit tellen om ze tegen te houden kwam meer voor en zo strooide men soms graankorrels of zout, door het tellen van de korrels werden ze tot het hanengekraai opgehouden. Ongedierte, vlooien, rupsen en luizen golden vroeger in het bijgeloof als behekst. Daarom verdreef men ze met tovermiddelen. Op 1 augustus sneed men stilzwijgend voor zonsopgang bezems van berken en veegde daarmee het huis schoon. Berkenbezems vegen dan niet alleen het vuil maar ook het kwaad het huis uit. Daarmee is ook het vlo uitdrijven met de paasroede in oogstlanden te vergelijken. Als er in de herfst veel rupsen op de koolvelden waren nam men een berkentwijg, die met Pinksteren als mai gediend had, en ging daarmee driemaal het veld rond en sprak toverformules. Of er werd mee op de kool geslagen.
Martin Luther spotte met die bijgelovige vrouwen die met de maien, die bij de processie op Markusdag, 25 april, op de wegen uitgestrooid waren, over de erwten en bonenvelden veegden zodat de vogels de zaden niet schaden konden. Zo werd er ook over het vee gestreken, takken verbrand en bladeren aan het vee te eten gegeven om alle boze tegen te gaan.
De als sier gebruikte berken werden door het gelovige volk hoog vereerd. Ze werden mee naar huis genomen en onder het dak, of achter het kruis of heiligenbeelden gestoken zodat de bliksem niet insloeg. Dit is begrijpelijk omdat deze processies door de eenvoudige landsman als bedeomgang gezien werd waarin de goden tot bescherming tegen bliksem en hagel gebeden werd. Bij naderend onweer werden ze in het vuur geworpen. In katholieke landen werd op palmzondag de palmen, Buxus, gewijd. Dit gebruik heeft vele raakvlakken met de heidense gebruiken, de maien.
Marcusprocessie.
De cultische gebruiken van de berk komen vooral voor op de zondag na Trinitalis. De straten die de processie doortrok en de opgestelde altaren werden met het verse groen van berken versierd. Dit gebruik is waarschijnlijk zo oud als de processie zelf dat eerst in de late middeleeuwen opkwam. De Markusprocessie is mogelijk oorspronkelijk een soort voorjaarsfeest geweest, een vegetatiecultus. Hieruit stammen verscheidene gebruiken die laten zien dat ze op de 2 dagen daarvoor vallend St. Georgfeest, 23 april, gewoon was. Hier werd bijvoorbeeld een in groen berkenloof gehulde jonge man, de groene Georg, langs gevoerd.
De St. Markusprocessie is een ommegang langs de velden. Als alles gedaan, gezaaid en bemest is en besproeid door het zweet van de noeste arbeider dan staat er geschreven in 1 Corinthië. 3:7: Zo is dan noch hij die plant, noch hij die nat maakt, maar God die wasdom geeft. Hierin schemeren nog oproepen door aan de ambervalia van de Romeinen ter eren van Ceres. Op deze dag had de ambervalia plaats, een ommegang of bedegang door de velden voor het gedijen van de veldvruchten en afweren van schadelijke invloeden. De schuttersverenigingen trekken nog door de velden. Deze ommegang moet met grote eerbied plaatsvinden naar het woord van de apostel Paulus aan Timotheüs hoofdstuk 4, vers 5: Het wordt geheiligd door het woord Gods en door het gebed.’ De gereformeerden schaften dit gebruik af wat soms omgevormd werd tot bid- en dankdagen.
11. Uit the North American sylva.
Betula papyrifera, Marsh. (papier leverend) de berk met de witste stam is de papierberk, waarvan de bast is papierdunne stroken afbladdert. Mits de papierberk niet beschaduwd wordt krijgt het na een 6 jaar een helderwitte bast op een roodbruine ondergrond.
Bladeren zijn verschillend van vorm, eivormig/elliptisch of elliptisch/ruitvormig en bij sterk groeiende exemplaren zelfs hartvormig. De bladrand is enkel of dubbel gezaagd en de top meestal lang toegespitst.
Jonge twijgen en takken zijn glanzend rood/bruin en op oudere leeftijd zelfs zwart/bruin.
Knoppen zijn spits en wat kleverig.
Groeit het liefst op wat vochtige en liefst geen kalkrijke bodem.
De papierberk groeit in N. Amerika en Canada, van Labrador tot Alaska en in Amerika tot New York tot noordelijk Pennsylvania en passeert westwaarts juist de Great Lakes en gaat door Iowa noordelijk naar Wyoming. Is sinds 1750 bekend in Europa. Wordt daar 40m met een open kruin en hier een 10m met dezelfde kruin.
De var. cordifolia (hartvormig) is geschikt voor kleine tuinen omdat het op elke grond groeit en meestal een hoge struik of kleine boom vormt.
Naam/Gebruik.
Dit is de papierberk, Engelse paper- of canoebirch, American white birch, Franse bouleau a caniet, bouleau papier en Duitse Papierbirke. Op dit papier zouden de Indianen geschreven hebben. Die bast is zeer stevig en in grote platen werd het door de Indianen af genomen die ze samenvoegden en er zo kanoճ van maakten die groot genoeg waren om een dozijn mensen in te houden. Om die reden wordt het in Amerika canoe birch genoemd. Ook worden de stroken gebruikt voor dakbedekking, voor schoenen en ander huishoudelijk gebruik. Het is de tonder voor het starten van vuur, bedekking van tepees etc. Het hout is gemakkelijk te verwerken. Door noordelijke indianen werd de boom veel gebruikt voor sneeuwschoenframes en peddels. In tijden van nood werd de binnenbast wel tot meel verwerkt. Papier berk is de Provinciale boom van Saskatchewan en de staatsboom van New Hampshire.
Groep Humilis, Chamaebetula.
Struiken die zelden hoger worden dan 3m of zeer laag blijven en dwergachtig groeien. Bladeren zijn meestal rond of eirond met duidelijk zichtbaar adernet. Mannelijke katjes overwinteren naakt en net als de vrouwelijke katjes opstaand.
14 . uit N. Jacquin
Betula pumila, L. (laag) Bladeren zijn zeer verschillend van grootte, gewoonlijk rond of omgekeerd eirond, getand of gezaagd. Jonge bladeren zijn eerst aan beide zijden wollig behaard en later aan de bovenkant spaarzaam of kaal en donker groen, aan de onderkant iets lichter en langs de nerven blijvend behaard.
Vrouwelijke katjes komen in mei, ze zijn kort gesteeld en 1-5-3.5 cm lang.
Het is een breed piramidaal opgroeiende heester met aanvankelijk dicht of soms viltig behaarde twijgen.
Vaak komt deze soort als Betula rotundifolia voor.
De rondbladige struikberk komt uit N. Amerika, het Arctische gebied en wordt een 3-4m hoog. Is beschreven in 1762.
Swamp birch, bog birch, moerasberk.
Uit S. Pallas.
Betula humilis, Schrank. (nederig) De jonge bladeren zijn vooral aan de onderkant wollig behaard en later aan beide zijden geheel kaal, van boven matglanzend donkergroen en van onderen heldergroen, rond of eirond en scherp getand met duidelijke netvorming.
Vrouwelijke katjes zijn 1.5 cm lang.
De jonge twijgen zijn eerst dicht met kliertjes bezet en worden later bruin/rood. Een breed uitgroeiende struik en wordt 2-3m hoog.
Komt uit Midden Europa, N. Azië en N. Amerika, in Spitsbergen tot 78 graden Noorderbreedte.
Naam.
Noorse berk, Nordische Birke, Strauch-Birke, Niedrige Birke, Engels arctic dwarf birch.
15. Uit F. Krebs.
Betula nana, L. (zeer klein) de bladeren zijn klein, ongeveer 1cm, rond tot breed/elliptisch en stomp getand met duidelijke nerven, glad en staan aan korte stelen, met een geelgroene kleur in de herfst.
Vrouwelijke katjes komen eind april, begin mei en zijn ongeveer een cm lang. Zaadjes met een zeer smalle vleugel.
Jonge twijgen zijn rood/bruin en later donker bruin, de schors enigszins afschilferend.
De dwergberk is een laag struikje die niet eens een meter hoogte haalt en groeit meer kruipend met wijd uitstaande takken. Mooie plant voor rotstuinen.
De dwergberk groeit in een groot gebied van N. Azië tot in N. Amerika. Al gecultiveerd sinds 1772 in Duitsland.
De takken worden wel gerookt om het ongedierte te verdrijven die de rendieren zo bedreigen.
Een fungus, die erop groeit, wordt door de Laplanders wel medisch gebruikt. De witte patrijs leeft van de katjes.
Naam.
Dwergberk, oud-Hoogduits Moorbirke, Zwergbirke en Moosbirke, Engelse dwarf birke.
Betula albosinensis Burkill. (wit en Chinees, afkomst)
Chinese berk wordt 9-10m hoog.
Oranje rode schors die afschilfert.
Hangende takken.
Bladeren zijn eirond, 407cm lang, toegespitst en ongelijk dubbel gezaagd.
Er zijn verschillende cultivars.
Chinese berk.
Uit; http://www.henriettes-herb.com/galleries/botany/betula/jdl-betula-35.html
Betula medwediewii Regel. (naar Jakob Sergejewitsch Medwedew (of Medwediew) 1847-1923, Russische botanist en planten verzamelaar) Is meer struikvormig.
Geel bruine afschilferende schors.
Dikke twijgen met kleverige groene knoppen.
Bladeren van 6-12cm lang zijn eirond tot ovaal.
Alleenstaande katjes staan rechtop.
Transkaukasische berk, Caucasian birch. Medwedie birch, Kaukasische Birke.
Uit; http://www.vdberk.nl/boom/betula-platyphylla
Betula platyphylla Sukaczev. (met brede bladeren) Een tot 10m hoge boom.
Komt uit oost Azië.
Zeer witte stam en takken.
Eirond tot ruitvormig blad, 5-8cm.
Opstaande katjes die later gaan hangen.
Betula platyphylla subspecie mandshurica. (uit Mandsjoerije) Deze wordt ook wel Betula mandshurica genoemd.
Betula platyphylla subspecie szechuanica.
Japanse witte berk, Japanese white birch, Siberian silver birch. Japanisch Wei Birke.
Planten.
Berken zijn moeilijk te verplanten en doe dit als de knoppen beginnen te schuiven. Verplanten van grotere bomen is meestal onmogelijk.
Snoeien moet niet in het voorjaar gedaan worden doordat ze dan veel bloeden.
De meeste soorten kunnen door zaad worden vermeerderd, de var door afzuigen van lage moerplanten en enkele treurvormen worden van hoge moerplanten afgezogen. Oculeren geeft wisselvallige resultaten evenals het veredelen in kassen en dan worden tweejarige zetstammen gebruikt. Ook afleggen is mogelijk.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl