Mercurialis

Over Mercurialis

Bingelkruid, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,

Een geslacht van kruidachtige planten van de gematigde streken.

7 soorten komen voor in het M. Zeegebied en 1 in Azië.

Bladen tegenoverstaand met zeer kleine bloemen in okselstandige groepen. Verwant aan Acalypha.

Dit is een geslacht dat als een van de weinige leden van deze familie geen melksap bezit.

Euphorbiaceae, wolfsmelkfamilie.

Mercurialis annua, L. (eenjarig) bingelkruid.

Bladen zijn glad, langwerpig/eirond.

Stengel met tegenoverstaande twijgen.

Is vaak tweehuizig, soms komen ze op 1 bloem voor en groeien in kransen. De kleine groene bloemen verschijnen niet voor augustus.

Is groter, vertakt met smallere bladen van een lichter groene kleur en bloeit later in het jaar dan de overblijvende.

Wortel is vezelig en eenjarig. Komt uit M. Zeegebied.

De bladen hebben een meelachtige substantie en zijn niet giftig.

In Duitsland werd het blad wel gebruikt als een soort spinazie.

Naam, etymologie.

De naam is voor een tweehuizige plant waar het mannetje als vruchtbaar gezien wordt. (Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande worden deze kruiden tam binghel-cruydt genoemd, in Hoogduitsland Zam Bingelkraut.’

Bingelkruid, Fries bingelkrud, Duits Bengelkraut, Bingerkeil of Bingelkraut, bingel: luiden, binge is bij bergbewoners een ketelvormige verdieping, naar de ronde klokvormige vrucht. Of midden-Nederlands bungelcruut: knol, een plant met knollige wortels die in tijden van nood gegeten werd mogelijk. Of van bingeln: wateren of urineren omdat de plant mogelijk als plas drijvend middel werd gebruikt (zie Callitriche) .

Dodonaeus (b) ‘Hier te lande ook mercuriael en in Hoogduitsland Mercuriuskraut, in Italië mercoralla, in Spanje en ook in Frankrijk mercuriale, in Engeland French mercury. De Grieken noemen ze Linozostis en insgelijks ook Parthenion en Hermou botanion en vandaar komt de Latijnse naam Mercurialis, Theophrastus noemt ze Phyllon. Daar is nochtans noch een ander Parthenium en noch een ander Phyllon waarvan we hierna uit Dioscorides vermanen zullen. Aangaande de naam Linosostis, Plinius spreekt van een kruid dat zo genoemd is wat van de God Mercurius gevonden is geweest en daarom bij de Grieken van vele Hermou poa en bij ons van iedereen Mercurialis genoemd is. Dit zijn de woorden van Plinius, Lobel: 'De Phyllon van Theophrastus, alzo geheten als dezelfde zegt, van zonen of dochters te genereren.’

Mercurialis, is zo genoemd door Cato naar de god Mercurius die bij de Grieken Hermes genoemd wordt, de god van handel en van de dieven. Hij was de zoon van Zeus en Maia en werd geboren in Arcadië, in een grot van de berg Kyllene. De mythe laat hem enkele uren na zijn geboorte de windselen verlaten om bij de ingang van de grot een schaal van een schildpad te vinden waarvan hij door er snaren over te spannen een lier maakt die hem begeleidt tot een lofzang ter eren van de liefde van Zeus en Maia. Bij de Arcadirs stond hij in hoge aanzien, onder zijn hoede stond de schapenteelt die een belangrijk middel van bestaan was vanwege de uitgestrekte weiden op de hoogvlakten van hun land. Ondertussen werd hij door de Pelasgische stammen die het eerst Griekenland bevolkten als natuurgod vereerd. Hij gold als god van de regen en vandaar kwam zijn voorstelling als hemelbode om de wil van Zeus en de goden te verkondigen aan de aardbewoners. Hij bracht samen met Iris, als de bode der goden, de zielen van de afgestorvenen langs de regenboog naar de woningen van de onderwereld. Als zijn bode moest hij slim en behendig zijn waardoor hij god van de handel en beschermer van de kooplieden werd. Men ging nog verder en schreef zijn slimheid en behendigheid zelfs aan niet geoorloofde middelen toe en zo werd hij ook patroon van de dieven. Dit nog mogelijk naar zijn oude kracht als regengod omdat de donker wolken en het watergordijn het licht verduistert en zo de dieven gelegenheid geeft om hun slag te slaan.

In zijn kwaliteit van de bode der goden was welbespraaktheid een eerste vereiste en als beschermen van de kooplieden moest hij in kunsten uitblinken. Zo werd hij verheven tot god van welbespraaktheid terwijl naar hem nog altijd de theologische wetenschap die de regels leert die men in de bijbel verklaring te vinden heeft Hermeneutiek genoemd wordt. Door zijn slimheid en behendigheid gaven hem ook het patronaat van verschillende gymnasia of inrichtingen die voor allerlei gymnastiekoefeningen bedoeld waren waar men dan ook vaak zijn beeltenis aantreft en wedstrijden of Hermeia ter zijner eren hield. Omdat koophandel niet bestaan kan zonder ongestoord hinder op het land of te water werd hij ook beschouwd als beschermer van reizigers en stonden ook wegen onder zijn hoede. Naar die laatste functie werden er op kruiswegen tekens opgericht die oorspronkelijk uit een hoop stenen bestonden waar in het midden soms een paal werd gezet die met een koperen stuk van de god werden versierd. Die ‘bermen werden ook als wegwijzer gebruikt waar soms meer stenen door voorbijgangers werden gelegd waardoor tevens de akkers werden gezuiverd en de wegen verbeterd, dus vruchtbaarden en beter begaanbaar werden.

Als bewijs van innige vriendschap vereerde Apollo hem een met een toverstaf die uit drie takken bestond waarvan de ene tot handvat diende en de beide andere, na zich eerst gescheiden te hebben weer ineen lopen. Later hebben de kunstenaars de takken in slangen veranderd die zich rond de stok slingeren. Een ander verhaal zegt echter dat Mercurius eens twee slangen ontmoette die elkaar heftig aanvielen waarna hij de staf tussen hen wierp. Door de wonderkracht van de staf bleven beide dieren ineen geslingerd er aan vast zitten. In het Grieks wordt de staf Kerukeion genoemd naar het woord keruks dat heraut betekent die in het Latijn Caduceus genoemd wordt dat ook herautstaf betekent. Hermes en Mercurius worden steeds met de Caduceus afgebeeld en verder met een gevleugelde hoed op het hoofd, een buidel in de hand en gevleugelde sandalen aan de voeten. Dat laatste geldt vooral voor Mercurius als god van handel en winst. De beurs wijs op zijn patronaat van de koophandel terwijl zijn vleugels zijn vermogen aangeven om met snelheid te land en te water voort te bewegen.

Naar Hermes, als god van handel en winst, wordt de kunst van het goud maken Hermetiek genoemd en naar het zegel van Hermes, een mengsel waarmee de alchimisten die de kunst beoefenden hun flessen lucht dicht te maken, is bij ons het luchtdichte nog altijd hermetisch.

De genezende kracht van de plant zou door Mercurius ontdekt zijn.

Of omdat de plant in 2 vormen voorkomt die aanzienlijk verschillen en zo genoemd naar de veranderlijke god Mercurius.

Plinius XXV.18: ‘Mercuri inventum est, ideo apud nos omnes Mercurialem vocant.’

De god Mercurius toonde de sterfelijke de goede kwaliteiten van een kruid dat naar hem genoemd was. Plinius verhaalt van de goddelijke geste en voegt toe dat plant onder de Grieken bekend was als kruid van Hermes, bij de Romeinen wordt het algemeen Mercurialis genoemd, zijn Latijnse equivalent. Symbool van goedheid.

Dodonaeus ‘Het eerste geslacht is in het Latijn Mercurialis mas genoemd, dat is tam bingelkruid mannetje, van Theophrastus Arrhenogonos oft Phyllon arrhenogonon. Het mannetje heet in het Hoogduits Zamen Bengel kraut Menlin, in het Frans mercuriale masle en sommige noemen het kwalijk smeerwortel. Want de wortel van dit kruid is gans onnut en nergens toe geschikt.’

Dodonaeus (d) ‘Het ander heet Mercurialis femina, in het Grieks Thelygonos of Phyllon Thelygonon en in onze taal tam bingelkruid wijfje. Het wijfje heet Zamen Bengel kraut Weiblin, in het Frans mercuriale femelle. Beide heten in het Frans ook vignoble, misschien omdat dit kruid zeer graag in de wijngaarden groeit zonder grote teelt.’

Mercuriaalkruid Franse mercuriale, Engels annual mercury, baronճ mercury, boyճ mercury, girl ‘s mercury, French mercury. Vanwege de groei bij steden wordt het wel town weed genoemd en in Kent als Kentish balsam, naar de overeenkomst van de bladeren met de tuinbalsam. Frans vignoble: wijnland, groeiplaats.

Dodonaeus (e ) Ԉet heet in het Hoogduits ook Kuhwurtzծ Kuhkraut en Kuhwurz.

Gebruik.

Culpeper over de female en male dogmercury: ‘Mercury the say owns this herb, but I rather think it is Venusճ, and I am partly confindent of it too, for I never heard that Mercury ever minded womanճ business so much’. Een vrouwenkruid dus. Zo zou ook Hippocrates het aanbevolen hebben.

De vrouwelijke plant werd wel als krachtigste zijnde, manlijk genoemd, Tam bingelcruytmanneke,’ de nu als manlijke bekend zijnde, was vroeger het vrouwtje, ‘Tam bingelcruytwyfken’, die algemeen bekend was om zijn giftige eigenschappen.

Dioscorides vertelt dan ook dat de vrouwelijke plant overvloedig zaad geeft in de aren. Het mannetje zou kleine ronde zaden hebben die als steentjes twee aan twee liggen. Wanneer nu de vrouwen een aftreksel van de bladeren van de eerste zouden nemen, voor hen de vrouwelijke, zal ze een dochter baren. Gebruikt ze die ander zal ze een zoon baren. Daarom heette de nu bekende vrouwelijke plant herba mercurialis mascula: man, of testiculata.

Theophrastus onderscheidt ook twee soorten van Linozostis, (Mercurialis) die hij arrhenogonon noemt, mannetjesverwekker en thelygonon, wijfjesverwekker, omdat de vrucht van de manlijke plant op een geslachtsorgaan lijkt, die is bij ons nu bekend als de vrouwelijke vorm. Ach ja, het kan verkeren.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 164) ԉn oude tijden plag dit kruid veel geacht te worden en vooral van Hippocrates wiens lering van vele tegenwoordig gevolgd wordt.

Van drie pond van dit sap dat gekookt is in anderhalf of twee pond goede honig wordt Mel Mercuriale, dat is honig van bingelkruid, gemaakt dat zeer nuttig is in baden, stovingen en klysma ‘s, tegen de gebreken van de baarmoeder, want Hippocrates heeft de bingelkruiden wonderlijk geprezen in alle vrouwelijke gebreken. En zo bevindt men dagelijks dat de bladeren van bingelkruid met olie van lis of van rozen gemengd en op de schaamstreek gelegd terstond bij de vrouwen hun maandstonden laat krijgen en desgelijks ook met dezelfde oliën of honig als een pessarium ingestoken.

Is het dat er enig water in de oren gekomen is, men zal lauw sap van bingelkruid in de oren druipen en het zal dat er terstond uitdrijven. Dit sap is goed gedrupt in de oren van de slecht horende, ja dove mensen om hun horend te maken, maar daarna moet men de oren met oude wijn uitspoelen.

Tegen de hardheid van de buik, zegt Apuleius, zal men het bingelkruid koken en gestoten met malvezij ingeven en het zal terstond nederwaarts trekken en de maag zuiveren, het zaad gestoten en met malvezij ingegeven zal hetzelfde ook doen.

Om de zieke mensen in de hete koortsen de buik week te maken wordt een hand vol van bingelkruid gekookt in een pint water tot op de helft en wordt gedronken met zout en honig er onder gemengd, maar met varkensklauwen of met een hoen gekookt of met ander vlees en dat sap gedronken bekomt hun veel beter. Hippocrates gaf te drinken het water daar dit kruid in gekookt was met wat wierook en Mirre.

Bingelkruiden met boter of enig vet gestoten en in het fondament gestoken verwekken ook tot kamergang en hetzelfde doen de bladeren met de stelen in een dooier van een ei gedoopt en zo van achteren ingestoken en dienen zo voor een pessarium en vooral voor kinderen en weke of zeer zieke mensen.

Die bladeren op het geslacht of boven de schaamstreek een tijd lang gehouden laten plassen en genezen de koude plas en pijn van de blaas.

Water daar het bingelkruid in gekookt is of het sap er van gedronken laat de vrouwen ontvangen, het verwekt de maandstonden en jaagt de nageboorte af.

Het is te verwonderen, als Plinius er van ook schrijft, hetgeen dat men van deze twee kruiden zegt, te weten dat de vrouwen door het gebruik van bingelkruid mannetje knechtjes ontvangen zullen en door het wijfje meisjes ter wereld zullen brengen.

Maar aangaande dat Dodonaeus vermaant dat de bingelkruiden kracht hebben om de vrouwen knechtjes of meisjes te laten ontvangen zo is het dat Plinius schrijft dat de bladeren van de vrouwelijke Mercurialis of bingelkruid wijfje gestoten en het geslacht van de mannen met dit sap bestreken de vrouwe een dochter laat ontvangen als het werk van het huwelijk kort daarna volbracht wordt, maar de vrouw moet van dit sap tevoren gedronken hebben met goede wijn nadat ze haar stonden gehad heeft of dat ze gekookte bladeren met olie en zout of ruw met azijn gegeten heeft. Andere geven de vrouwen te drinken het water daar deze bladeren in gekookt zijn en geven haar het kruid te eten daags nadat haar stonden ophouden de tijd van drie dagen lang en op de vierde dag nadat ze in de badstoof geweest zijn moet de verzameling gebeuren. Maar als de bladeren van de mannelijke Mercurialis, dat is bingelkruid mannetje, alzo gestreken worden aan het mannelijk geslacht en als de vrouwe er drie keer van drinkt als tevoren, dan zal ze niets anders dan zonen ontvangen. Dan op zulke dingen is zeer weinig te betrouwen.

Dit kruid van binnen veel gebruikt zuivert de borst, maar is de maag wat schadelijk.

Niet tegenstaande al deze deugden zo moet men ons wel wachten van het bingelkruid te zaaien in de wijngaarden, want de wijn die daarvan komt zou de smaak van bingelkruid hebben en zeer onlieflijk zijn om te drinken, want dit kruid is onbehaaglijk en salpeterachtig van smaak en is met veel preiachtig sap vervult wat nochtans tot zoveel dingen gebruikelijk is. In Engeland, zegt Lobel, groeit het bingelkruid zoveel als nergens elders, nochtans plegen de apothekers en de gewone man en in plaats daarvan goede Hendrik, wat een soort van melde is, te gebruiken doch met kleine dwaling, als het alleen in de klysma ‘s gebruikt wordt, want het verwarmt minder dan het bingelkruid en maakt de buik zacht week, maar met moes of anderszins door de mond ingenomen kwelt het sommige zeer met pijn in de buik wat met bingelkruid niet gebeurt.

De zeer geleerde Costicus schrijft dat diegene die hun handen bestrijken met het sap van bingelkruid, met sap van witte heemst en met postelein vermengt gesmolten lood zullen kunnen pakken zonder er enig letsel van te voelen.’

De eenjarige ruikt onaangenaam en is scherp. Het kruid werd vroeger hoofdzakelijk als laxeermiddel gebruikt en tegen zweren en ontstekingen.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Mercurialis perennis, L. (meerjarig)

Bladen zijn eivormig en gezaagd, gesteeld en wat ruig. In het voorjaar zie je de licht groene bladeren met vrijwel witte nerven, later wordt het dieper groen, maar nooit donker gekleurd.

Stengels zijn niet vertakt en draagt de bladeren meestal in het bovenste gedeelte van de stengel, verscheidene verschijnen er aan de kruipende wortel.

Bloemen staan in gelakte en okselstandige aren aan lange stengels, groene bloemen tussen de bladen, de bloem valt dan nog wat op door de vele stuifmeeldraden in april/juni

Wordt 30cm hoog.

Wortel kruipt en is meerjarig, komt soms zo in grote hoeveelheden voor. Heeft een onaangename geur over de hele plant.

Uit Europa, W. Azië. Is giftig, na gekookt te zijn eetbaar.

In dit soort ontdekte Rudolf Jacob Camerer in 1694 te Tubingen de seksualiteit van de planten.

Naam, etymologie.

Engelse mercury voor de Mercurialis perennis is wel gekomen doordat ze de plant verwisselden met goede Hendrik die dezelfde namen voert.

(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit gewas tegenwoordig in het Latijn Tota bona, in het Nederlands al goede en lammekens-oore of naar het Hoogduitse goede Heindrick, in het Engels mercury. De Hoogduitsers noemen dit gewas Schmerbel en Guter Heinrich, op het Latijns Bonus Henricus naar de bijzondere goede kracht en eigenschap die dat heeft net zoals ze een ander kruid daartegen naar zijn kwade en schadelijke of dodelijke kracht Malus Henricus, dat is kwade of boze Heindrick, noemen wat Conradus Gesnerus in het boek van de beschrijving van de viervoetige beesten in het kapittel van de os met de volgende woorden beschrijft: Malus Henricus. Ԃij ons, zegt hij en dat is in Zwitserland, groeit een hinderlijk kruid waarvan zich niet alleen de ossen en koeien wachten, maar ze eten het gras dat er omtrent groeit nimmermeer, al is het zo dat de paarden het vrij en zonder schade plegen te eten. Sommige van onze landlieden noemen het Malus flos of kwade bloem, sommige andere noemen het kwade Heinrick, in het Latijn Malus Henricus, en ik meen dat het niets anders is dan hetgeen dat de oude schrijvers Aegolethron noemden. De gedaante daarvan is deze: Ԉet heeft een witte steel omtrent dertig cm hoog die vast en gevuld is met vochtige en zachte stof. De bloemen zijn ruig en harig en paarsachtig van kleur en aarvormig gehoopt, bijna als in de soort van standelkruid die hondskulletje genoemd wordt. Het zaad is rond en bijna als hirszaad dat wat tezamen trekkend van smaak is. De wortel gaat zeer diep in de aarde en is met ettelijke ronde knobbels of knopen bijna schilfervormig bezet en soms zo lang dat ze bij de twee meter veertig of drie meter diep onder de aarde zinkt, hoewel dat ze nochtans zelden gans en heel of ongeschonden uitgegraven wordt. Als ze noch vers is dan voelt men er een zeer grote koudheid en vochtigheid in en daardoor doet dit gewas alle wijngaarden die er omtrent staan van koude bederven en vergaan’. Dit zijn de woorden van Gesnerus aangaande het kruid dat hij Malus Heinricus of kwade Heindrick noemt die we hierbij hebben willen stellen om het verschil te betonen dat tussen die is en tussen de tegenwoordige goeden Heindrick of al goede daar we nu van handelen wiens krachten goed en tot vele gebreken nuttig zijn als nu blijken al.

Dan de kwade Heindrick heet in het Hoogduits ook Stoltzer Heinrich’.

De naam is uit Chenopodium gevormd en vooral bij de Engelsen. Het is de Duitse Boser Heinrich voor de meerjarige, kobolden hebben het graag als je ze Heinrich noemt. Die hebben ganzenvoeten (zie Chenopodium) en men droeg dan de naam over op de plant en noemde ze Guter Heinrich, omdat kobolden goede wezens zijn en de geneeskracht van de plant bevorderen. Later kreeg de duivel de naam boser Heinrich en daarna Mercurialis wegens zijn verdovende werking.

Dodonaeus (b) ԓommige twijfelen of dit het Chrysolachanon of Aureum olus van de ouder zou mogen wezen, dan wij hebben tevoren betoond dat Chrysolachanon niets anders is dan de Atriplex of melde, tenzij dat iemand zeggen wou dat dit kruid het Chrysolachanon van Plinius is waarvan hij in het 8ste kapittel van zijn 17de boek zegt dat het op sla van gedaante lijkt en tussen de pijnbomen (in het Latijn Pineto) groeit.

In onze taal heet dit gewas wild mercuriael of wildt bingel-cruydt, in het Hoogduits Waldt Bingelkraut en Hundszkohl, in het Frans mercuriale sauvage, in het Italiaans mercoralla bastarda. In het Latijn is het meestal Mercurialis silvestris genoemd of Canina of ook Brassica Canina, (hond) in het Grieks Cynia en Cynocrambe. In Frankrijk heet dit kruid choul de chien en mercuriale sauvage, in Spanje verga pertuva, in Engeland wilt mercury.'

Bosbingelkruid, Wald-Bingelkraut, Frans chou de chien: hondskool, Duits Hundeskohl of Hundesmelde, Engels dog ‘s mercury.

De oude herbalisten noemen het dogճ cole en Cynocrambe, cyno: hond, crambe: kool.

Gotteskraut vanwege zijn geneeskracht, Scheisskraut bij Brunfels, Schossmelden, Klystierkraut, Frans foirolle van foire: doorval.

(d) Wintergrun en Waldbengelkraut bij Bock, Smerword, Gizer, Sanigel, Waldmanna, Speckmelde, Kuhkraut en Winterkraut.

Italiaans mercorello, Russisch proleska.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus)’Dit kruid komt van aard en krachten met het tam bingelkruid overeen, indien de bladeren er van met de stelen ingenomen de buik week maken en goed zijn om in het warme moes te doen en indien het sap daar dit kruid in gekookt is geweest de koude fluimen en slijmerigheden en ook de hete gele of galachtige vochtigheden en insgelijks ook het water van de leverzuchtige of waterzuchtige uit het lijf jagen kan, zoals Dioscorides van de Cynocrambe daar we dit kruid voor houden geschreven heeft. De smaak is moesachtig, maar de reuk is al te onlieflijk.’

Het wild bingelkruid wordt nergens toe gebruikt, hoewel dat het zeer goed zou zijn om de weiachtige en melancholische of zware en zwarte vochtigheden uit te drijven. Het is warm en droog in de eerste graad en maat de buik week en zuivert die van onder, doch meer van boven en op die manier dat het de maag ontstelt. De bladeren zijn goed tegen alle gezwellen en zweren, te weten alleen groen en vers gestoten of met smeer of varkensvet vermengt van buiten gestreken of papvormig opgelegd.ՠ

Er zijn verscheidene zaken vermeld van vergiftigingen door het eten van dit kruid die verwisseld werd met de ganzenvoet. Schapen lijden soms als ze er van eten.

De meerjarige werkt krachtig laxerend en braak verwekkend en is in beduidende mate giftig. Vee wordt ziek na het eten ervan. De verse plant bevat een scherpe en giftige stof en mag in het voorjaar alleen in kleine hoeveelheden aan het vee gegeven worden. het leidt tot diarree en bloedplassen. Het eenjarige kruid kan in kleine dosis, 5 gram op een kwart liter water, als afvoerend middel gebruikt worden terwijl de vaste daar niet geschikt voor is.

Gedroogde planten geven een duidelijke metaalachtige glans. Van deze plant is een blauwe kleurstof te bereiden gelijk aan indigoblauw, die echter snel weer zijn kleur verliest.

Planten.

Vermeerderen door scheuren in het voorjaar, stekken in juli/augustus met 1% ibz.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/