Valeriana

Over Valeriana

Valeriaan, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt,

Een geslacht van meerjarige kruiden of halfstruiken, zelfs komen er struiken voor die opgaand zijn.

Ongeveer 150-250 soorten komen voor, de meeste in de gematigde en koudere regionen van het Noordelijk Halfrond en Zuid Amerika, 1 in India.

De meeste soorten zijn opvallende tuinplanten.

Glanzend of zelden wat behaard opgaand of kruipend.

De wortels zijn sterk geurend.

De bladeren zijn een-, twee-, of driemaal gedeeld.

De bloemtrossen zijn dicht en eindstandig, bloemen zijn klein, wit of roze.

Planten in tamelijk vochtige en niet te zonnige plaatsen.

Valerianaceae, valeriaanfamilie.

Vermeerderen door zaaien en scheuren.

6. Valeriana dioica, L. (tweehuizig) Wortelbladen zijn lang gesteeld, eirond tot elliptisch, stengelbladen zijn liervormig ingesneden met lijnvormige slippen met een grote lob op het eind en gezaagd.

Opstaande stengels zijn kantig en gegroefd.

Trosjes met talrijke kleine, roze/witte bloempjes die bij de vrouwelijke exemplaren kleiner zijn dan bij de mannelijke in april/mei.

Meerjarig.

Wordt 15-30cm hoog. Inheemse plant met lange uitlopers die op vochtige weiden, veen en zandgrond groeit.

Uit Europa, W. Azië.

Naam.

(Dodonaeus) ‘De derde soort plag gewoonlijk allerkleinste valeriaan te heten, in het Latijn Valeriana minima’.

Kleine valeriaan, Engelse small marsh valerian, Duitse Kleiner Baldrian, Sumpfbaldrian, Zweihäusiger Baldrian.

Valeriana jatamansi Jones, zie Nardostachys jatamansi (Jones) DC.

4. uit Curtis botanical magazine.

Valeriana montana L. (van de bergen) Onderste bladeren lang gesteeld en elliptisch, gaafrandig tot zwak getand, glanzend helder groen, kort gesteelde stengelbladeren tot zittend zijn lancetvormig en lang toegespitst.

Opstaande stengels zijn wat behaard.

Brede en dichte trossen met talrijke kleine, licht roze bloempjes in juni/augustus.

Rotsplant zonder uitlopers.

Uit de kalkrijke bergen van Alpen en Pyreneeën wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1748.

Bergvaleriaan, mountain’s valerian. Berg-Baldrian.

7. Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Valeriana officinalis, L. (geneeskrachtig)

Ongelijk geveerde bladeren met 6-10 paar lancetvormige en gaafrandige tot zwak getande blaadjes, blaadjes van de bovenste bladeren zijn lijnvormig en vrij gelijk

Opstaande stengels zijn hol.

Flinke trossen met talrijke kleine en sterk geurende zacht roze trechtervormig bloemen in juni/augustus, hoe meer ze openen, hoe witter ze worden.

Het is een tweehuizige plant, de manlijke bloemen zijn het grootst.

Inheemse plant met geen of weinig uitlopers,

Uit Europa, Kaukasus en Siberië wordt 50-100cm hoog .

Valeriana officinalis var. latifolia Miq. (breedbladig) van 100-175cm verschilt door de forsere groei en ei/lancetvormige blaadjes die getand zijn.

Zijn geur overwelft de hof en tuin. Het kruid wordt geprezen vanwege de specerijachtig geur van zijn vele bloemen. Komt voor in vochtige weiden, graven, oevers.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De andere soort van valeriaan wordt Valeriana silvestris in het Latijn genoemd, dat is wilde valeriaan’.

Valeriana is zo genoemd naar Koning Valerius, die op een jacht verdwaald was en door vermoeienis in een ravijn viel. Onvermijdelijk had hij de dood gevonden als hij niet tijdens zijn val een stuk van deze plant had afgescheurd waarvan het sap in zijn hoofdwond drong en hem zo genas. (De aan hem toegeschreven krachten zou niet door hem, maar door Midden-Europese monniken geschreven zijn) het woord is niet klassiek, maar komt pas in het Latijn van de middeleeuwen op.

Of de plant is zo genoemd naar het Latijnse valeo: gezond zijn. Of van het Latijnse werkwoord valere: waard zijn, denk aan valide of aan valuta.

Of naar Valeria: een Romeinse provincie tussen de Danube, de Raba en de Drava, westelijk Hongarije.

Of van Valeria, Romeins keizerin die door het gebruik van valeriaan van een ernstige ziekte genezen zou zijn.

Het zou ook uit het Arabisch kunnen stammen wat steunt op dit inzicht dat de naam voor het eerste in Latijnse overzettingen van de Arabische arts Isaac Judaeus voor komt. Anderzijds kan ook het omgekeerde vermoed worden dat Valeriana uit het Duitse Baldrian, vergelijk Zweedse velandsrot (Wielandswortel?) verlatijnst is. Het midden-Latijnse woord had in de 13de eeuw het Franse valeriane gegeven waarop het Engelse en ons vale­riaan rust, Fries grutte faleriaan. Duits ook Valdran en Valerian.

Dodonaeus (b) ‘In het Hoogduits heet het Wild Baldrian’.

Uit midden-Latijn Valeriana is Duits Baldrain voortgekomen, Ballerjan, vergelijk midden-Noord Duits Boldrain dat in het Letse buldrijans verder ontleend is, b wordt vaak voor v, (zie Vaccinium uit Baccinium en Verbascum uit Barbascum). Ook oppert men dat de naam Baldrian zo genoemd is naar Baldur, Baldr: de god van het licht, de zon. Een verbastering in Nederlands is faldriaan of vladderian en in Engeland komt faldrian voor. In Duits komen vaak afleidingen met Jan, Johann voor, Jahn: naar Johannes de Doper, als Bullerjan, Ballerjan, Balderjan, Balsterjahn, Bullerjan, Tolljan, Polterhannes, zelfs Tollerjahn, meer heiligen als Maria Magdalenenwurzel die Jezus voeten hiermee zalfde, Marienwurzel, Gurgenkraut, Engelse St. Georg’s herb en is er waarschijnlijk in de eerste christelijke tijd aan gehangen om het heidense weg te nemen.

Dodonaeus © ‘In het Hoogduits heet het ook Katzenwurtz, Augenwurtz’.

Kattenkruid, zie boven en onder, Katzenwarge, Katzenkraut, Stinkwurz, Hexenkraut. Medisch, Augenwurzel komt vaak in oudere boeken voor, wel heeft ze het gebruik tegen oogziektes behouden. Verder Mondwurz en Viehkraut. Door zijn goede medische gebruiken werd het ook wel therikakruid genoemd, Theriakkraut of Theriakswurz, ook Schlangenbisskraut dit vooral voor phu. De bladen zouden een algemeen remedie zijn tegen snijdingen en wonden, vandaar de Engelse herb bennet, zie Geum, medicinal valerina, all heal, cut-finger of cut-heal, Franse guerit-tout: alles genezend en onze koortswortel. (d) In het Hoogduits heet het ook Wendwurtz en Denmarcc’.

In oud Hoogduitse Glossen komen we den naam Tenemarg, Denmarka, Denemarch, Dammarga tegen, Denemarcha bij Hildegard en Denmarck bij Bock. Men denkt hier natuurlijk aan Denemarken, maar dat zal wel toevallig zijn, marck is merg. De naam is nog in enige Zwitserse plaatsen behouden als in Tammarg, Damarge, Dammarg, Dammerg, Tannemark, in Graubunden komt het als tamarisch: wortel, tamar, tamargia voor. Wendwurzel, en Wendwurzel bij Bock, dat naar de wortel die zich omdraait.

(e) Fleckwurzel.

(f) Bijgeloof, De Serven noemen het odoljan, van odoljeti: overweldigen, in Bohemen odolen. Er is bij de Serven een spreuk die heet: “Als een vrouw weet waar odoljankruid is, zal ze die steeds zoeken, in haar gordel naaien en bij zich dragen, het brengt haar geluk’ Dreefoot, Ziegenschwutze, Gigeliwurzle, het werd tegen elfen gebruikt, Duitse Wildfraulekraut. Hexenkraut.

(g) Naar de bladvorm wel duivelsklauw en in West Friesland heette het wel duivelsdrek naar zijn vieze smaak. De duvel heeft op de plant gepist, vandaar de geur, duvelsdrek en stinkaard, Duits Stinkwurzel. Bachholder naar zijn standplaats en vliergeur.

(h) In Ierland is het de “Kearin leana”, in Wales de “Llys cadwagan, volgens Gerard, 1596, “Y Nyfiewyn bendigedie”. Pools rozleck.

(i) De echte nardus uit India was te duur zodat arme landbouwers dit vervingen voor de inlandse nardus. In Engeland werd hiervoor de opgeploegde wortel gebruikt van Inula conyza, de ploughman’s spikenard.

Medisch.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus ) ‘Dioscorides schrijft dat de wortel van Phu of grote valeriaan die droog is het water laat rijzen en gemakkelijk plassen, de maandstonden verwekt en de pijn in de zijde verzoet en (dat noch meer is) bij de antidota en teriakels vermengd wordt die men tegen vergif, pest en diergelijke besmettelijke ziekten bereidt.

2. De wilde valeriaan is naar het zeggen van de nieuwe kruidbeschrijvers zeer nuttig om de gescheurde, gebroken, gekwetste, verkrompen en verstuikte en zowel inwendige als uitwendige leden te genezen en daarom geeft men ze diegene die van hoog gevallen en geborsten zijn.

De bladeren van deze wilde valeriaan als ook van de tamme zijn zeer nuttig om de zweren, ontstekingen en puisten van de mond en van het tandvlees te genezen als men die in water kookt en met dat water de mond spoelt of gorgelt.

De bladeren en de wortels noch vers gestoten en opgelegd verzoeten de hoofdpijn, laten alle vloed ophouden en genezen alle puisten en zwellingen. De wijn daar ze in gekookt zijn geneest de aambeien en andere zeren.

Is het dat men een doekje in sap van valeriaan nat maakt en steekt in enige wond die met een pijl geschoten is of met een zwaard gehouwen is en dan het uitgeperst kruid er op lig zal men het ijzer, indien dat er in gebleven is, laten uitkomen en de wond genezen.

De wortels van kleinste valeriaan met wijn ingenomen is goed tegen de steken van kwade dieren en bewaart de mens tegen de pest, waartegen haar reuk alleen ook kracht genoeg heeft. Men doet het ook nuttig bij de wonddranken die men bereidt tegen de inwendige kwetsingen.

Het hele gewas van kleine valeriaan die groen en vers is gestoten met de wortels verzoet de smarten en steken van het hoofd. De wijn daar ze in gekookt is geneest de koude gebreken van de ogen als men die dikwijls daarin drupt.

Deze wortel in de wijntonnen gelegd maakt die wijn helder.

De wortels en bladeren die droog zijn hebben betere reuk dan als ze noch vers zijn en daarom worden ze van vele in kleerkasten gedaan om de kleren en linnen een goede reuk te geven en te bewaren tegen de motten en schieters.

De ongelukkige en onzalige vrijers en vrijsters gebruiken valeriaan in hun minnedranken en tot dat doel plukken ze die in het breken van de maan als ze in het teken van de stier is wat diegene eerst geloofden die deze kruiden voor Phyteuma hielden waarvan de ouders geschreven hebben dat het bekwaam is om iemand die men dat ingeeft tot liefde te verwekken en diegene die hem dat ingegeven heeft te laten beminnen’.

Men maakt een afkooksel met ziedend heet of koud water, 3 tot 5 gram op een kwart liter water naar de gesteldheid van de patiënt, en gebruikt die bij nerveuze ziektes, hoofdpijn, migraine, bloedaandrang, onmacht, braken, angstgevoel, zwakte als gevolg van bloedarmoede of bloedverlies, epileptische aanvallen en opwinding. Te sterke dosis lijkt gevaarlijk te zijn, bijvoorbeeld 10 tot 15 gram in een keer omdat het gezicht verzwakt wordt, hoofdpijn en duizeligheid veroorzaakt. De tinctuur wordt uit een deel gedroogde wortel en vijf delen verdunde wijngeest gemaakt. Die tinctuur wordt in dosis van 20 tot 40 druppels op suiker of in water ingenomen. Etherische tinctuur wordt uit een deel wortel en 5 delen etherische wijngeest gemaakt (Hoffman druppels) dosis van 0,5 tot 2 gram of 10 tot 40 druppels. Door destillatie van de wortel wordt een olie verkregen, tot 2%, die in verdunning met alcohol van 1 tot 5 druppels meermaals dagelijks bij krampachtige en hysterische aanvallen, cholera en wormen gegeven wordt. Kneipp beveelt het als zenuwen rustig makend en zweet drijvend middel aan onder vermelding van te sterk of te veel gebruik

Symbool van aangename gesteldheid. De valeriaan heeft een kenmerkende eigen reuk en bezit geweldige geneeskracht. De valeriaanwortel zie je veel in gebruik als een kalmerend middel bij examens. Het is goed voor de zenuwen en helpt bij de overgang, slapeloosheid, overbelasting van de ogen etc. Het is koortswerend en ook wel bekend als koortswortel. Baby’s werden in een bad van valeriaan gedaan om ziekten ver te houden. Gerard zegt: het heeft en had in onze noordelijke streken zo veel verering dat geen brood, moeskruid, of geneesmiddel niets waard zijn zonder setewall waarom een vrouwelijke poëet deze verzen heeft gemaakt

‘They that would have their heale

Must put setewall in their keale.’

Daarvoor heeft Chaucer al geschreven:

‘But be himselfe was swete as any roote

of licoris, or any Setewall’.

Het landsvolk legt de bladeren op wonden, vandaar all-heal.

Tabernaemontanus roemt het in 1588 in zijn „New Kreuterbuch“ vooral aan als oogmiddel: „Die Wurzel dess gemeinen Baldrinas zu einem reinen Pulver gestossen/ und je über den andern Tag ein halbes quintlein mit einem Trüncklein Weins zerrieben und eyngenommen/ vertreibt alle Mängel die dz Gesicht hindern/ macht ein scharpffes Gesicht und erhaltet dasselbig biss zum Ende dieses zeitlichen Lebens.“Ook in de volksmedicijn werd het in vele gebieden als oogmiddel gebruikt, Augenwurz genoemd en als „Augenbündeli“ om de hals gedragen. Dit kruidenamulet gold als sympathie middel bij ontstoken ogen. In Siebenbürgen kauwde men tegen troebele ogen baldrianwortel en beademde dan de ogen. Hildegard von Bingen beval het aan tegen borstontstekingen.

De plant komt vaak voor op schilderijen uit de middeleeuwen en renaissance omdat men de nardus als een kostbare oude olie voorstelde. Met die olie werden Jezus voeten gezalfd door Maria, de zuster van Matthias, Johannes 12, 1-7.

Kattenkruid.

Er is een gezegde die luidt, “waar valeriaan staat, katten komen en ratten gaan”. De valeriaan trekt katten aan, die er zelfs dol van worden en ze vernielen de plant door er in te rollen. Het cattencruyt, werd om deze reden wel gebruikt door kattenmeppers en door sommige jagers, in een ander mengsel, om er vossen mee te vangen. Zo sterk is haar kattenlokkende kracht dat men valeriaansoorten om boswachterswoningen aanplantte met het doel verwilderde katten, die in de bossen en aanplantingen schade kunnen doen, in de val te krijgen. Ook de beroemde Franse romancier A. Dumas maakt in zijn “les Mohicains de Paris” melding van het feit dat de beroepskattenvangers zich van de valeriaanwortel bedienen bij hun dakhazenjacht.

Volgens de Engelsen komen de ratten juist hier op af. Als dit waar is zou dit het kruid zijn dat mogelijk gebruikt werd door de rattenvanger van Hamelen. Ook forellen kan men er mee vangen door de regenwormen er van te voren mee in te wrijven.

Hertha.

Bij de oude Germanen droeg de godin Hertha of Irtha een valeriaanstengel, zij was de godin van de bloeiende aarde. Freya (vrijen, haar broer is Freyer, de vrijer) is het zinnebeeld van de hartstocht en bedwelmende liefdesgenietingen. Zij had een wagen die getrokken werd door katten, haar geliefkoosde huisdieren en de verzinnelijking van koesterende liefde en wellust, of de verpersoonlijking van vruchtbaarheid. De mooiste planten en bloemen in het noorden heetten Freya’s haar of ogendauw, terwijl de vlinder Freya’s hen heette. Het was een gebruik om bij plechtige gelegenheden op Freya’s gezondheid te drinken, met die van andere goden.

Zij werd op hartjesdag, (Hertha’s dag), vereerd. Deze feestdag was op 15 augustus. Door de kerstening werd deze dag de dag van Maria’s Hemelvaart. Vroeger werd op deze heuglijke dag vele vreugdevuren ontstoken en omgangen gemaakt, gedronken en natuurlijk veel gegeten en gedanst. Toen het christendom in het noorden werd gebracht ging deze dronk over op de Maagd of op St. Geertruida. Freya werd net als andere heidense godheden tot demon of een heks verklaard en verbannen naar de bergtoppen van Noorwegen, Zweden of Duitsland waar men de Brocken aanwijst als haar speciale verblijf. Dit werd tevens de algemene verzamelplaats van de duivelsstoet in de Walpurgisnacht. Omdat de kat aan haar gewijd was heeft die ook duivelse eigenschappen gekregen en tot op heden aan toe worden heksen met zwarte katten afgebeeld.

Folklore.

(411) Omdat de plant veel genezende krachten in zich heeft, een geurende plant en vooral in de wortelstok, was het gevolg daarvan dat het ook veel gebruikt werd in het bijgeloof, mogelijk is het ook nog een overblijfsel uit oude en heidense tijden. Bij de Noorse volkeren werd Baldrian als sterk aromatisch ruikende plant als schut tegen boze geesten over de deur gehangen. De oud Germaanse godin Herta werd door onze voorouders gezien als met een baldriaanstengel in de hand die met een door hopranken getoomde edelhert reed. Wie de plant bij zich droeg gold als verzekerd tegen hekseninvloed en zou bewaard zijn tegen de duivel. Men was er ook van overtuigd dat een in de kamer opgehangen bosje zou bewegen als er een heks de kamer binnenkwam..

Zijn wonderbare werking is opmerkelijk: “Men neme het sap met het poeder van een steen die men in een kievitsnest in de weide gevonden heeft en zo heeft deze mixtum compositum de kracht om een daarmee bestreken dier drachtig te maken waarna een dier van een zwarte kleur geboren wordt. Als men dit mengsel bij iemand voor de neus houdt valt die ogenblikkelijk op de grond.”

Zo bestond er het bijgeloof dat kinderen klein blijven wanneer hun vingertjes en teentjes uitgezogen werden door boze elfen. Om die te verdrijven wordt bij zulk ziek kind valeriaanwortel gebrand. Dan lopen de elfen als kleine popjes over de vloer en smeken om naar een andere plaats te mogen gaan.

Dat de valeriaan pestwerende kracht bezit weten de bosjuffers van Staffelbach in Opper-Franken wel het beste. Toen daar eens de pest uitbrak waren ze wel zo goed om uit hun donkere plaatsen te voorschijn te treden en tot het volk te roepen:

“Esst Bimellen und Baldrian

So geht euch die Pest nicht an”.

Veel was dit kruid in gebruik vanwege zijn magische krachten. “Wacht u wel om met het ploegijzer de wortel ervan door te snijden, dan ontstaan er dampen die door hun toverkracht u dadelijk omhoog, de lucht inbrengen”.

Als afrodisiacum was het zeer bekend. Zijn lading zonnekracht maakte het tot voorbehoedmiddel tegen afbrekende en uitzuigende krachten van het boze en daarom draagt het bruidspaar valeriaanbloemen. Het is liefde opwekkend als het geplukt wordt als de maan in het sterrenbeeld stier staat. In Wales werd het in een slipje gedaan zodat de maagd aantrekkelijker zou worden. Verloofde vrouwen moesten valeriaanblad bij zich dragen ter bescherming (?) De geur was een afweermiddel tegen elfen. Vooral bruidsparen hadden vaak last van elfen afgunst. Om bruidsboeketten werd daarom valeriaan gewikkeld. Alle kracht van heksen en het boze werd verlamd door de aanblik van deze plant.

Het gewas behoort tot de rij sterk ruikende planten die naar volksgeloof de boze geesten, duivels en heksen verjagen. Als je het in een kamer ophangt wijst het een heks aan. Komt er een oude vrouw binnen en begint het bosje te trillen dan is dit het bewijs dat dit een heks is. In Noord Duitsland werd de bullerjan veel als heksen drijvend middel gebruikt. De op Hemelvaartsdag verzamelde bosjes werden over de staldeuren gehangen tegen toverij. Als de melk niet wilde boteren, =heksenwerk, dan werd de melk door een krans van valeriaan gegoten. Wie zich met marjoraan en valeriaan omwindt en in de Walpurgisnacht op een kruispunt staat kan de heksen naar de Boksberg zien gaan, zonder dat ze hem schade kunnen doen. Het zou zelfs de duivel verdrijven en zou voorkomen dat de bliksem insloeg. Ga de eerste vrijdag van mei in de volle maan voordat de zon opkomt en ga naar de valeriaan en neem een gouden ring aan uw rechterhand, neem een tak van dit kruid en zeg de Pater-Noster en een psalm op. Bid tot de goden, engelen en alle heiligen. Neem een bezweringsformule. Als je dit goed hebt gedaan dan kan je iedereen te eten en te drinken vragen en je mag ze aanraken op hun blote lijf, ze zullen niet rusten tot je tot hen bent gekomen.

Wordt het kruid in een bijenkorf gelegd dan houdt dit het volk bijeen en trekt anderen aan.

Het maakt het hart hard. De middeleeuwen weten te verhalen dat een scherprechter, die een week hart had, voor elke genadeslag op een stuk wortel kauwde om zich “hard” te maken.

11. Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de

Valeriana phu, L (sterk geurend) Onderste bladeren zijn lang gesteeld en langwerpig/eivormig, gaafrandig of aan de voet soms wat ingesneden, niet tot zwak behaard en blauwachtig/groen, stengelbladeren geveerd met elliptische en gaafrandige deelblaadjes.

Opstaande stengels zijn dik, rond en hol.

Trossen met witte en sterk geurende, soms wat roze gekleurde bloempjes in juni/juli.

Plant zonder uitlopers.

Uit Kaukasus en Siberië wordt 60-125cm hoog.

Aurea’ heeft geel/bonte bladeren.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Deze kruiden worden overal in het Latijn Valeriana genoemd, de Neder-Duitsers noemen het naar het Latijnse valeriaene.

De eerste of tamme soort van dit gewas wordt in onze taal gewoonlijk grote valeriaan genoemd, in het Hoogduits Gross Baldrian, in het Frans valeriane, in het Spaans yerva benedetta of bendita, in het Italiaans valeriana maggiore’.

Duitse weisser of grosse Baldrian, Welsch Baldrian: buitenlandse valeriaan, Engels Cretan spikenard garden valerian,

Dodonaeus (b) ‘Het wordt in onze taal ook speerkruid (zie Polemonium) of Sint Joriskruid genoemd’.

Duits St. Georgenkraut, St. Joviskraut. Speerkraut.

Dodonaeus © ‘In het Engels heet het setwal of sewal’.

Dodonaeus (d) ‘ In de apotheken is ze bekend met de naam Valeriana hortensis, Valeriana major, Valeriana sativa of ook Valeriana domestica, (het werd geteeld) sommige andere noemen het in het Latijn Marinella, Amantilla, Valentiana, Genicularis, Herba Benedicta en Theriacaria. Theophrastus Paracelsus noemt het Terdina. Enige willen het vanwege de geur Nardina noemen welke naam omgekeerd is en op de Terdina van Paracelsus wat lijkt’.

Dodonaeus (e) ‘Dioscorides schrijft ook dat sommige het in het Grieks Nardos agria, dat is wilde Nardus en in het Latijn Silvestris Nardus of Rustica Nardus noemen. Bij Plinius wordt ze insgelijks ook Nardus Cretica genoemd’.

Nardus, oud-Hoogduits narda en midden-Hoogduits narde komt van middeleeuws Latijn spica nardi en dit van Latijn spicae nardi bij Plinius, dit van bijbel Grieks nardostachus of nardoustachus, (stachus: korenaar) dit van nardos uit het Hebreeuwse woord in het Hooglied, nerd, naird, nard of nerdh, met verwante woorden als het Perzische nardin, Akkadisch lardu en Sanskriet naladam. Oudindisch nalada: geur gevend. Een plant van weelde bij de Ouden waaruit men een kostbare zalf bereidde waarmee de vrouwen een welriekende geur aan het hoofdhaar gaven.

Dodonaeus (f) ‘In het Grieks heet het Phu. Aangaande de naam Phu, zo schijnt dit kruid met de beschrijving die Dioscorides van de Phu geeft genoeg overeen te komen, niet tegenstaande dat ze zulke kleine bloemen heeft en kleiner dan de narcissen. Deze soort wordt soms negentig cm hoog en de bloemen daarvan ruiken goed, dan de gevezelde wortel er van, zegt Lobel, heeft de reuk van Nardus met wat kwade reuk gemengd wat een zekerder teken is dat dit gewas de Phu is van de ouders en dat ze die naam heeft gekregen, zegt hij, vanwege de kwade reuk dat zoveel betekent als phoe’.

Dodonaeus (g) ‘Sommige hebben deze kruiden catte-cruydt willen noemen omdat de katten die en vooral de kleine soort er van zo graag eten’. Engels cat’s valerina, Duits Kattenkraut, Kattenkrut, Katzegeil, -krut, -wadel, Katzentheriak, Katzenwurzel bij Bock, Chatzewurz in Zwitserland, Frans herbe aux chats, België kattenpier, zie onder.

Duits Gartenseliunk, van saliunca, zie boven, verder Heiligegeistwurzel in Oostenrijk, Marien Magdalenenkraut.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 309, 311) ‘Tegen zijdepijn en om de maandstonden en urine te verwekken: Maak een afkooksel van de wortel en laat daarvan drinken. Dioscorides, Galenus.

Dyaf zegt dat phu (dat is valeriaan) van een hete kracht is, het laat de plas of urine komen. Tegen benauwdheid: Neem van de wortel twee ons, van zoethout een half ons, van uitgepelde lange rozijnen zes lood, kook dit in voldoende water tot een pint en laat hiervan twee maal per dag een roemertje vol innemen. Ravelingen.

Tegen verstopping van lever en milt, besmettelijke ziekten, geelzucht en slecht zien: Laat van het afkooksel van de wortel drinken of geef van de gedroogde en fijn gestampte wortel een vierendeel lood met enig goed nat in. Galenus, Brunfels, Fuchs.

Tegen oude zeren: Druppel er het sap in en leg het gestampte kruid daar bovenop. Matthiola.

Het heeft macht om de weg van de urine te openen. Het kooksel daarvan verzacht de pijn van de zijde en beroert om stonden te laten komen.

Om de vertering van de maag meer te versterken en haar pijn te verzachten: Neem wijn waar valeriaan, mastiek en munt in gekookt is’.

Historie.

Nardus was bij de ouden een benaming voor aangenaam ruikende planten uit deze familie. Hieruit werd een nardusolie bereid. Tot die groep behoorde Nardus Gallicus en de Celtische Nardus, Valeriana celtica L. en Valeriana saliunca. De Kretenzer Nardus was van Valeriana phu. De Arabische nardus kwam van Andropogon nardus, (een grasachtige).

De echte nardus zou van Nardostachys zijn.

(411) ‘Dioscorides spreekt van zowel de Keltische nardus als van de Indische die in Grieks phou en Arabisch fu heet. Valeriana officinalis zou de echte phu van Dioscorides en van de ouden zijn geweest. Phu betekent geboren worden, of is afgeleid van phy, een Pontisch woord wat staat voor een doordringende reuk van de wortel. Of phu, zeg maar poe, naar de sterke geur.

De plant φού, phu, van Dioscorides wordt door vele voor de echte valeriaan, Valeriana officinalis,

gehouden, maar is wel een soort ervan, ook zou het Valeriana tuberosa of Valeriana dioscoridis S.et S, kunnen zijn. De plant is plas drijvend en helpt tegen zijdepijnen. Ook bevordert ze de geboorte en is gif werend. Omdat ook de echte valeriaan in Griekenland voorkomt en zijn beschrijving er op past, hoewel het echter nog niet geheel zeker welke valeriaan het is.

In de middeleeuwen was ze zeker goed bekend, we vinden haar in middeleeuws Latijn onder vele namen als valeriana, amantilla, nancilla, marcorella, dania, theriacaria etc. Bij H. Hildegard verschijnt het als middel tegen zijdepijnen, net zoals bij Dioscorides en jicht. Otto Brunfels zegt daartegen in zijn Krauterbuch uit 1534 een aantal krachten, gepoederd en gedronken verdrijft het de plas, vermindert het steken in de zij, brengt de vrouwen hun tijd, is een teriakel en houdt pest tegen, voor de wormen in de buik, het water voor innerlijke zweren, aambeien, verwarmt koude aderen en leden, heelt alle wonden, in wijn gemengd behoudt het gezicht, maakt zweten, nuchter gedronken is het goed tegen pest. Gart der Gesuntheit in 1485 brengt alleen hetgeen Dioscorides schrijft. De wortel stond vroeger in hoge aanzien. Het werd gebruikt in parfums en artsenij.

Uit J. Carson.

=Valeriana rotundifolia, Vill. (ronde bladeren) Grijs/groene tot blauwachtige/groene bladeren, de onderste lang gesteeld en breed eivormig met hartvormige voet, stomp en gekarteld tot getand, de bovenste kot gesteeld tot zittend, elliptisch tot lancetvormig.

Opstaande stengels zijn wat behaard.

Losse trosjes met kleine, roze/witte bloempjes in juni/augustus.

Uit Frankrijk, Zwitserland, wordt 10-20cm hoog.

Valériane à feuilles rondes.

Uit M. Houttuyn, www.BioLib.de,

Valeriana saliunca, All. (wilde nardus) (Valeriana celtica, Vill. (L) (Keltisch) Onderste bladeren zijn omgekeerd eivormig, de bovenste lijnvormig en gaafrandig.

Opstaande stengels.

Korte dichte trosjes met licht roze bloempjes in juli/augustus.

Uit W. Alpen en Pyreneeën wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1824.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘De inwoners van die landen noemen het Speyck, de Hongaren bechy fin, dat is bloem van Wenen omdat ze van Wenen gezonden wordt’.

Uit de Alpen werd het naar de orient gebracht waar het als zenuwversterkende baden gebruikt werd. Echte Speik, van spica celtica, Latijn spica; aar, celtica; Keltisch.

Spiknarden, celtische- of romische Narde, Duits Langerspiek, Romeszspica of Ronspick. Valériane à feuilles de saule, valériane des débris.

Dodonaeus (b) ‘Nardus celtica, Nardus Galatica of Nardus Gallica groeit op de bergen van Ligurië (dat is bij Genua) die daar saliunca genoemd wordt en ook in Istria of Slovenië, zegt Dioscorides. Nardus Celtica beschrijft ons Lobel die in de apotheken Saliunca en op de bergen bij Genua selliga genoemd wordt doch eerder Nardus Ligustica behoorde te heten’.

Duits Seliunk.

Dodonaeus © ‘Voorts zo wordt deze Franse Nardus soms Spica Romana of Roomse spike in het Arabisch sembul rumi genoemd, anders Spica Gallica of Spica Celtica net zoals de soorten van mos die men wolfsklauwen noemt ook zo genoemd wordt van diegene die ze zeer kwalijk voor de echte Spica Celtica gebruiken’.

(d) Alpenbaldrian, Hertzgezweig, Lungenkraut en Marien Magdalenkraut bij Gessner.

(e) “Het is ook een Katzenleiterlin en vandaar Hexenrauch, Wildfraulichrut.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 141) ‘Deze Nardus kan al hetzelfde dat de Syriaca doet, maar ze laat geweldiger plassen en is beter voor de maag. Ze helpt diegene die geelzucht en enige ontsteking in de lever hebben. Met alsemwater gedronken geneest het de opblazing van de maag en met wijn geneest het de milt, de gebreken van de nieren en blaas en ook de steken of beten van de giftige dieren. Men doet ze ook bij de pleisters, dranken en verwarmende zalven. Dit zijn de woorden van Dioscorides.

De eigen kracht van spica, als je het drinkt, is dat het de stonden stopt. Dyaf zegt dat haar kracht is om de urineweg te openen en de zwellingen van de lever te genezen.

Roomse spica is heter dan spica montana, anders dan dat roomse spica de urine meer laat komen en ook beter is voor de maag, volgens Serapio en Pandecta’.

8. Uit J. Kops, www.BioLib.de.

Valeriana sambucifolia, Mik. (vlierbladig) (Valeriana officinalis sambucifolia) (J C. Mikan ex Pohl) Hayw)

Lijkt veel op officinalis maar vormt lange uitlopers.

Geveerde bladeren met 3-5 paar ei/lancetvormige tot elliptische, getand/gezaagde blaadjes.

Iets grotere bloempjes in juni/augustus.

Uit W. en Midden-Europa wordt 60-120cm hoog.

Elder leaved valerian.

Uit J. Seboth.

Valeriana saxatilis, L. (op rotsen groeiend) een meerjarige plant met vertakte stengels van 5-30cm hoog.

De niet gedeelde grondbladeren zijn breed ovaal tot spatelvormig.

Er zijn maar enkele stengelbladeren die veel kleiner zijn dan de grondbladeren en liniaalvormig.

Witte en vaak wat roze bloemen staan in trossen, met minder bloemen en niet zo schermvormig als in andere soorten.

Uit Oostenrijk is in 1740 beschreven.

Een plant van 15cm hoog met witte bloemen in juli.

Felsen- of Steinbaldrian.

Uit J. Seboth.

Valeriana supina, L. (plat liggend) Onderste bladeren zijn kort gesteeld en spatelvormig, gaafrandig tot zwak gekarteld en gewimperd, zittende stengelbladeren zijn lancetvormig en gewimperd.

Opstijgende stengels.

Talrijke korte, dichte trosjes met roze/witte bloempjes in juli/augustus.

Uit O. Alpen wordt 5-10cm hoog. Is beschreven in 1752.

Dwergvaleriaan, Zwerg-Baldrian.

Uit J. Seboth.

Valeriana tripteris, L. (3vleugelig) Grijs/groene tot blauw/groene bladeren met behaarde achterkant, onderste bladeren lang gesteeld en eirond met hartvormige voet, grof getand, kort gesteelde stengelbladeren tot zittend zijn 3spletig met lancetvormige, gezaagde slippen.

Opstaande stengels zijn soms wat behaard.

Losse trosjes met zacht roze bloempjes in mei/juli.

Plant zonder uitlopers.

Uit de Alpen en Pyreneeën wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1752.

Driebladige valeriaan, Three winged valerian. Dreiblättrige Baldrian.

Uit J. Saint-Hilaire.

Valeriana tuberosa L. (bolvormend) is een kleine, kruidachtige uit het Middellandse Zeegebied.

Knolliger Baldrian, tuberous valerian, valeriane tubereuse.

Planten.

Valeriaan groeit in vochtige plaatsen op tot manshoogte. Groeit eerst twee ellenbogen hoog met gekerfde toppen en donkere, zwartgroene bladen, daarna schiet de stengel, die geheel buisvormig is, naar manshoogte en geeft witte bloemen als de vlier.

Valeriana officinalis zaaien bij 20 graden, van de rest moet het zaad eerst 6 weken –2 hebben en dan zaaien bij 7 graden.

Uit; http://luirig.altervista.org/flora/taxa/index2.php?scientific-name=valeriana+wallrothii

Valeriana wallrothii Kreyer (Duitse botanist Karl Friedrich Wilhelm Wallroth, 1792-1857) (Valeriana collina) (heuvel bewonend) Vaste plant van 40-100cm hoog.

Roze bloemen in kluwens in mei-juni.

Recht opgaande stengels zijn aan de voet behaard.

Geveerde bladeren, 5-12cm lang met 15-25 lijnvormige deelblaadjes.

Kalkvaleriaan, Schmalblattriger Arznei Baldrian, Hugel Baldrian, Franse valeriane officinale des collines.

Uit zuid en midden Europa op kalkrijke grond.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl