Aegopodium

Over Aegopodium

Zevenblad, vorm, kruiden, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, planten, teelt. file:///Users/niekkoomen/Sites/Volkoomen/A/Aegopodium.html

Uit A. Masclef.

Een geslacht van kruidachtige meerjarige met kruipende wortels.

7 soorten komen voor in het noordelijk gebied van Eurazië.

Apiaceae, Schermbloemfamilie.

Aegopodium podagraria, L. (voetje, ook jicht, dat begint in de voet) De bladen zijn scherp getand, de ovale deelblaadjes, gepunt en scherp gezaagd en ongelijk aan de basis.

De stengel is opgaand en gevorkt.

De witte bloemen staan in schermen, vallen niet op en trekken vooral bijen aan.

Is inlands en wordt een 30-50cm hoog.

Het groeit vooral op beschaduwde, vochtige plaatsen waar het zich door middel van onderaardse stengels vermenigvuldigt. Die uitlopers zitten zeer diep in de grond en zijn zeer moeilijk te verdelgen waardoor het een zeer lastig onkruid is. Door de grond om te spitten vermeerder je de plant. Die overal sterk vertakte wortels worden kruipen elk een halve meter verder per jaar.

‘Variegatum’, is de geelbonte variëteit.

De witbonte ‘Albostriatum’ wordt vooral in Canada en Amerika onder de naam snow of the mountain veel in tuinen gebruikt. Zo ook ‘Variegatum.’.

Naam, etymologie.

(a) Aegopodium, Griekse aix: een geit, podion: een klein voetje, vermoedelijk is de plant zo genoemd naar de vorm van de bladeren of omdat de geiten het eten. Het is het geitenblad, -poot, Duitse Geiss of Ziegenss, Ziegenkraut, Engels goat-weed of goatfoot, Franse pied de chevre en pied de bouc; geit en bok.

(b) Zie Peucedanum ostrutium als eerste en belangrijkste soort. (Dodonaeus) ‘Dat andere wilde gewas dat van sommige voor een wilde soort van meesterwortel wordt gehouden wordt van de gewone man in Brabant Geeraerdt genoemd en daarom hebben we dat ook geen betere Latijnse naam weten te geven dan Herba Gerardi, dat is Gerardkruid, hier te lande Geeraerts-cruydt’.

Vroeger heette het Herba Santa Gerardii en bij ons Gerardskruid. St. Gerard is de schutspatroon van jichtlijders, zo ook het Franse herbe de St. Gerard, Engelse herb Gerard en Spaanse Herba de San Gerardo.

(c) Wilde geer, wel van Gerardskruid, en niet van giers, in het Duits werd dit tot Gersch en Giersch, Zaun-Giersch, Geeskol, Gesele, Gierste en Goosch.

Dodonaeus ‘Bij andere heet het sevenbladt, in het Grieks Heptaphyllon, in het Latijn Septifolium en Laserpitium silvestre of Laserpitium nothum’.

Zevenblad omdat er meestal zeven blaadjes te zien zijn, vaak twee maal drie bladen, Dreifuss, Drieblatt, Ganstritt, Grannhar: kraaienvoet.

Dodonaeus (e) ‘Lobel noemt het Podagraria Germanica aut Belgica, van andere hier te lande flercijn-cruydt’.

Dit kruid wordt gebruikt als middel tegen podagra. Podagra betekent ‘Voetje’, omdat podagra of jichtaanvallen meestal in de grote teen beginnen. In de signatuurleer werd het zo gebruikt omdat de plant zich door middel van zijn wortelstokken zich even snel in de grond verspreidt als podagra in het lichaam. Flerecijncruyt, flerecijn is jicht. Hiervan stamt ook de naam fliervinkenkruid en andere afleidingen. Het kruid werd gebruikt als middel tegen jicht. Duitse Zipperleinkraut: jichtkruid, Franse herbe aux goutteux: jichtkruid en egopode, Engels goutweed: jichtkruid.

Dodonaeus (f) ‘In het Vlaams heet het landsloop’.

Kruip door de tuin of krup dor de tun, vergelijk Glechoma.

Dodonaeus (g) ‘In het Vlaams heet het ook wilde vliendre’, Duits Hollergras is naar de vlier en onder de naam ground elder (naar het vlierachtige blad) werd het kruid in Engeland in de middeleeuwen als middel tegen de jicht ingevoerd. De botanist Gerard, 1597, schreef erover als n van de aangenaamste van de wilde planten. (mogelijk in andermans tuinen) De koninklijke hoveniers kweekten het. Het was zo succesvol dat ze aannamen dat dit kruid een gift van St. Gerard was die hen zou bevrijden van de kwaal. Zo werd het gepromoveerd tot bishop’s weed (die naam werd eerst gebruikt voor Ammi). Zonder twijfel kregen onschuldige burgers het in de tuin als een remedie tegen dezelfde ziekte. Zevenblad was zo blij in Engeland dat het zich snel verspreidde, gelukkig was en bloeide en zo vruchtbaar dat het al gauw niet meer erg welkom was.

Dodonaeus (h) ‘In het Engels heet het assch weede’. Culpeper noemt het een plant die veel voorkomt in de hagen en borders. Een kruid van Saturnus dat de gout, de jicht, genas. Verder ach weed, ash weed, ax weed of ground ash, naar de gelijkenis van de es-achtige blaadjes.

(i) Keebloem, omdat de witte bloempjes op geraspte kaas lijken.

(j) Verder in Duits waar het vroeger toch onbelangrijk was, Hinfuss bij Bock, Hinlauf, Huhnertotsch en Kleine wilde Engelwurz naar de vorm, Jessel Juurs, Kronfuass, Strensel, Heissscharlig, Hatapa, Hasenschattele, Sauchrut, Schatala, Wasserkraut en Schnaggechrut omdat ze op vochtige plaatsen groeit waar de slakken zijn, Sdraenzel, Wuerchrut wel van woekerkruid, Zipperli-Chrut en Wetscherlewetsch.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Wilde meesterwortel of Gerardkruid zoals sommige zeggen is van aard de tamme meesterwortel gelijk, maar is niet zo sterk. Die verzekeren ook dat hetzelfde kruid gestoten en op de leden die van jicht ziek zijn gelegd de pijn verzoet en laat dat gezwel scheiden en vergaan en daarom hebben ze dat flercijn-cruydt genoemd.

Dit voor vermelde kruid geneest ook de aambeien als men het in het water kookt en de aarsdarm daarmee stooft’.

De jonge spruiten werden vroeger voor menselijke consumptie gebruikt in de krachtige bloedzuiverende en stimulerende voorjaarssoepen en in de krudmoes. Geeft een soort spinazieachtige groente.

In sommige gebieden werd een afkooksel van het kruid als jichtthee tegen reuma gebruikt. Ook in omslagen werd de thee gebruikt, 30 gram op een halve liter.

Het waterachtige kruid wordt door het vee niet graag gegeten.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl, en: volkoomen.nl