Crocosmia
Over Crocosmia
Oranjebloem, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt.
Crocosmia is ook weer een knolgewas dat uit de graslanden van Z. Afrika stamt.
Ook dit geslacht heeft dunne en zwaard- tot lijnvormige bladeren.
De lichtend oranje gele bloemensterren staan op krachtige vertakte en tot 90cm hoge stelen. 7-12 soorten en honderden cultivars.
Iridaceae, irisfamilie.
Uit www.pfaf.org
=Crocosmia aurea, Planchon (goudgeel) (Tritonia aurea, Hook) komt uit de Kaap en werd reeds in 1847 in Engeland aangetroffen.
Dit was een zwak plantje en alleen bij een mooie en warme zomer wilde het zijn oranje/gele bloemen ontwikkelen, meestal hadden ze een verschrompeld aanzien.
Het is de ouder van de vroegere, grootbloemige rassen die 60-80cm hoog worden met helder oranje/gele bloemen.
Falling stars.
Uit plantillustrations.org
Crocosmia pottsii, (Amerikaanse botanist Thomas Potts, 1803-1882) is diep oranje tot oranje/geel, met een steenrode gloed aan de buitenkant en wordt 70-120cm. hoog.
Pott ‘s montbretia.
Uit L. Van Houtte.
Oude hybriden.
Deze kruisingen van de Fransman Victor Lemoine in 1870 tussen Crocosmia pottsii en Crocosmia aurea zijn de veel sterkere en krachtiger groeiende hybriden ontstaan. Deze hybriden zijn nu bekend als =Crocosmia x crocosmiiflora, N.E.Br. (Crocus-achtige bloemen) (Montbretia crocosmiiflora, Burb. & Dean.)
Smalle en lijnvormige bladeren en gele of oranje, soms bruinrood gevlekte, wijd open staande, trechtervormige bloemen.
Dit plantje ontwikkelt aan een 70cm lange stengel grotere en beter geopende bloemen. Het is wel een van de sterkste van de kruisingen.
De bloemstengels vertakken in 3-5 of meer zijtakken die elk op een 2 rijige, 10-20 bloemige aar eindigen. De bloeitijd is in juli/oktober.
De cv. ‘Meteoor’, is een van de bekendste, die wordt voornamelijk gebruikt in de pakkethandel. De goedkope bollen zijn geschikt om het aantal bollen van een pakket op 100 stuks te brengen.
De eerste kruisingen werden uitgevoerd door Lemoine in Nancy omstreeks 1879. Omstreeks 1920 was dit in Engeland door J. Fitt.
Naam, etymologie.
(a)De naam van het geslacht werd door Baker als Crocosma gespeld, maar de eerste naam, die het behouden heeft, was Crocosmia. De naam Crocosmia komt van Grieks crokos: saffraan en osme: geur, dit is een verwijzing naar de sterke geur van saffraan als gedroogde bloemen in warm water worden gedaan. Gedroogde bloembladen heetten vroeger in Duitsland Safranduft.
(b) Als Montbretia is het gewas over de gehele wereld bekend. Montbretia werd in 1803 door DeCandolle beschreven als een nieuw geslacht voor twee bijzondere gladiolen. De naam is ter ere van de officile botanist die Napoleon begeleidde op zijn Egyptische expeditie in 1798, Antoine Francois Ernest Coquebert de Montbret, 1781-1801. Hij overleed in Egypte. Op het eind van die eeuw werd dit nieuwe geslacht vaak verenigd met Tritonia. Tritonia aurea en T. potsii werden door de Franse botanicus Planchon als afzonderlijke soorten beschouwd zodat hij een nieuw geslacht introduceerde voor de laatste, dit werd Crocosmia potsii.
In Nederland worden ze gekweekt en nog steeds simpelweg Montbretia genoemd.
Montbretia of oranjebloem, Franse montbretia, Engelse veldt lil montbretia en Duitse Montbretie.
(c) Sternschuppen wordt de plant in het Duits genoemd en falling stars heten deze betoverende bloemen in Engeland, zo ook in Zuid Afrika.
Montbretia is nu een klein iris gewasje dat veel lijkt op Freesia, onder de naam Tritonia werden ze vroeger alle twee verenigd.
Bij Tritonia staan de meeldraden in diverse richtingen.
Nieuwe hybriden.
De kruisingen werden doorgevoerd, de invoer van nieuwe soorten na de tweede wereldoorlog hebben geleid tot een groot sortiment met steviger stengels en mooiere bloemen die goed opengaan.
Uit www.flicr.com
Belangrijk hiervoor was Crocosmia masoniorum, N.E. Br. (Amerikaanse botanist Herbert Louis Mason, 1896-1994) (Tritonia masonorum). Deze werd omstreeks 1896 voor het eerst gevonden in de zuidoostelijke Kaap op 1500m zee hoogte.
In 1955 werd het gewas pas als sierplant ingevoerd.
Van deze zijn de aren eenzijdig geplaatst, net als de Freesia, en saturn/rood tot helderrood, het is de waaierlelie.
Deze vorm wordt flink wat groter, tot 1.25m. Giant montbretia.
Ook nieuw is =Crocosmia paniculata Goldblatt. (pluimvormend) (Antholyza paniculata )(Cyrtonus paniculata) die in 1971 uit Z. Afrika kwam, Lesotho en Swaziland.
Engelse aunt Eliza is gevormd uit antholyza.
Die verscheen met oranjerode tot roestrode of bruinoranje bloemen van meer dan 130cm lengte. Hier werden soortkruisingen mee uitgevoerd
Alan Bloom van Bressingham Nurseries in Engeland bracht eerst de selectie Firebird’, in de handel. Vervolgens heeft hij er veel nieuwe en grootbloemige soorten uit gewonnen. Omstreeks 1980 kwam hij met verschillende kleuren van intens oranje als ‘Bressingham Blaze,’, de gele ‘Jackanapes’, de tomaatrode en bekende ‘Lucifer’, en brandend oranje ‘Vulcan’, Deze nieuwe soorten hebben een gladioolachtige knol en groeien zift 8-10 en soms meer. De oude ‘Meteoor’, groeide zift 6 op.
Verder zijn bekende kwekers E. Davison in Engeland en in ons land J. van Dijk uit Hillegom.
Vormen.
Nu worden vrijwel uitsluitend hybriden gekweekt die onder Crocosmia x crocosmiiflora samen te vatten zijn. De hybriden zijn wat meer winterbestendig zodat de knol in de aarde gelaten kan worden. Toch is het een goede zaak ze in de winter wat te bedekken.
Er zijn nu wel meer dan 60 cv’s van Crocosmia. De grootbloemige rassen hebben echter minder uitlopers en zijn daarom moeilijker te telen dan de oude Meteoor. Bij deze rassen moet je een gedeelte van de grote maten weer opplanten en hierop verschijnen weer 2-3 nieuwe grote knollen.
Mooie aanwinsten zijn de cv. ‘Aurora’, die als de morgenstond zo zuiver oranje is, eveneens oranje is de sterke ‘Lady Wilson’, en ‘Tigridie’, die gele bloemen heeft en een rood hart.
Hoofdzakelijk zijn dit goede gele tot oranjerode bloemen die zich openen in augustus/september met trechter/klokvormig bloemen. Die zijn enkele cm breed en staan in mooie aren, veelal geven de planten ook bijaren. De bloemen openen zich na elkaar zodat er lange tijd wat bloeit, ofschoon aparte bloemen snel verwelken. De aren met oranje/gele zaaddozen kunnen ook gebruikt worden ter versiering van bloemstukjes.
Planten.
Het is een bolgewas hoewel je dit met het rooien niet zou zeggen. Het gewas vermenigvuldigt zich met rizomen, net als kweek, die verdikkingen vormen waaruit een plantje zich ontwikkelt en die verdikking vormt later een knol. Uit een kleine verdikking groeit al een plant, uit de knollen komt in het midden een scheut, maar ook naast die scheut komen er andere scheuten tot ontwikkeling. Uit 1 bol kunnen zo verschillende planten komen. De bol krimpt hierna in en hier bovenop komen, al naar de hoeveelheid uitlopers, nieuwe bollen.
Dit is een vrijwel altijd levendig groeiend gewas. In de herfst is de plant nog groen als het gerooid wordt, toch staan er op de nieuwe knollen alweer uitlopers die zo weer verder groeien, alleen de kou en droogte houdt het tegen. Dit gewas bezit weinig vijanden, het is een van de gewassen waarin nooit gespoten hoeft te worden. Dit vooral voor de kleinbloemige soorten. De kleine knollen zijn met netvormige schalen omgeven. De bollen worden 5cm diep en 7cm uit elkaar geplant. De bloei valt in augustus/september. Planten na 30 april geeft geen bloemen meer. Ook is het mogelijk ze in de herfst te planten en moeten dan wel gedekt worden.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl