Cochlearia
Over Cochlearia
Lepelblad, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt.
Een geslacht van min of meer vlezige kleine kruiden die aan de zeekust groeien.
Ze zijn n-, of meerjarig, met witte, gele of purperen bloemen, 15-20cm hoog.
Bladen zijn eenvoudig, lepelvormig, glad, soms gelobd, 1-5cm groot.
Bloemen zijn klein en staan in trossen.
Ongeveer 30 soorten komen voor in Europa en N. Amerika.
Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.
=Cochlearia anglica, L, (Engels) (Nu Cochlearia officinalis subspecie anglica) is een 20cm hoog plantje.
Heeft de wortelbladen eirond, gesteeld en getand aan de basis die aan de voet wigvormig in de steel overgaat. Is dunner dan voorgaande soort, maar zaden en bloemen zijn groter. Bladeren zijn niet zo lepelvormig, wat het grootste verschil zou zijn.
Witte bloemen in mei/juni.
Hauwtjes zijn elliptisch, met aderen.
Komt langs de kust voor op zilte plaatsen.
Naam.
(Dodonaeus) ‘Engels lepelkruid, in het Latijn Cochlearia Britannicaծ.’Engels lepelblad en in Engels English scurvy grass, long leaved scurvy grass, Duits Englische Lffelkraut, witten Hedderk.
Uit J. Kops, www.BioLib.de
Cochlearia danica, L. (Deens) is een eenjarig 10-20cm hoog plantje.
Bladeren zijn allen gesteeld, gelobd en bijna driehoekig.
Witte bloemen.
Peul is ovaal, met nerven.
Is meer algemeen en groeit bij de zee en in heggen, W. Europa.
Is veel kleiner en smaller dan het gewone lepelblad.
Naam.
Deens lepelblad en in Engels early of Danish scurvy grass, Duits Danisches Loffelkraut, Frans cochlaire danoise.
Uit Redoute.
Cochlearia officinalis subsp. officinalis, L. (geneeskrachtig) lepelblad verschijnt met vlezige grondstandige bladeren waarvan de onderste driehoekig zijn.
De stengel is vaal veel vertakt.
Wit/roze bloemen ontstaan in mei waarna later eivormige hauwtjes verschijnen.
Peul is vrijwel rond.
Het kruid komt het meest voor langs brak water.
Eenjarig.
Lepelblad is een van de verst aan de Pool groeiende phanerogrammen. De plant groeit ook hier en daar zelfs aan zoutbronnen, soms nog op 1000m hoogte. Komt geregeld voor aan zee.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘De Hollanders, Friezen en andere zowel Neder- als Hoogduitsers noemen dit gewas lepelkruid en Leffelkraut of Loffelkraut en daarnaar op het Latijns Cochlearia, te weten de gewone soort eigenlijk lepelkruid en de andere Engels lepelkruid, in het Latijn Cochlearia Britannica. Het is de ouders onbekend geweest, naar mijn mening. Want met het Telephium of Britannica (dat we hier eerder vermoedden) komt het niet overeen, gemerkt dat het van stelen en bladeren niet op postelein lijkt zoals het Telephium deed, noch niet tezamen trekkend is of op de soorten van zuring in krachten lijkt zoals de Britannica was naar het schrijven van Dioscorides en Galenus.
De gewone soort van lepelkruid is van Lobel Cochlearia Batava genoemd en Telephium Lacunae, in het Frans herbe aux cuilliers’, Batava is Hollands lepelkruid. Lobel: “Men houdt het voor de Britannica van Plinius omdat het gevonden wordt op dezelfde plaatsen en met dezelfde krachten begiftigd die de krijgslieden van Julius Caesar onderwezen door de Friese boeren daarin bevonden hebben tegen de scheurbuik, gelijk dezelfde Plinius breder verhaalt.’ Zie Rumex.
Cochlearia stamt van Grieks kochliarion: lepel, in Latijn is dit cochlea, de grondbladen zijn gewelfd als een lepel. Lepelblad, Fries leppelbled, Engels spoon wort, Duits Loffelbalttchen, Loffelkresse, Frans herbe aux cuilleres: lepelkruid. Frans cochlearia officinal of le cransom officinal, Italiaans coclearia en erbe a cucchianio.
(b) Het blad van vele aan de kust groeiende kruisbloemige had een goede werking tegen scheurbuik om welke reden de plant in oud Nederlands en Engels scurvy gras(s), scurby wurt en in Duits Skorbutkraut of Scharbockskraut, Frans herbe au scorbut, genoemd werd, skee wurt van de Denen. Een naam die afgeleid is van het Hollands of Fries. Als eerste werden zijn krachten vermeld door Dodonaeus in 1553. Culpeper noemt het dan ook scurvey-gras of scrubby grass als een kruid onder Jupiter. Ook Lungenkresse.
In de middeleeuwen heette het Brittanica. De legioenen onder leiding van Julius Caesar, in zijn campagne om de Rein, zouden de kennis van dit kruid van de Friezen geleerd hebben toen ze gered werden van scheurbuikachtige ziekte.
Plinius verhaalt in zijn 25ste boek, 3de hoofdstuk, over een ziekte in Nederland waartegen de Friezen een plant gebruikten die ze brittanica of vibones noemden. Die ziekte is kennelijk scheurbuik. Deze plant zou de Vera antiquorum herba brittanica zijn die door de oude bewoners van Brittanni aan de krijgslieden van Caesar gegeven zou zijn als middel tegen scheurbuik.
Bij de Friezen was Rumex (zie daar) de plant (A. Munting) bekend als antischeurbuikkruid onder de naam brittannica. Dat woord zou afgeleid zijn uit het oud Friese brit en nica. Scheurbuik is een aantasting van het tandvlees, waardoor de tanden eruit vallen. Brit: zou dan iets betekenen van wat dreigt weg te vloeien en samengehouden moet worden, tan: is een afkorting van tand en hica: is uitwerping. Brittannica, het kruid dat die uitwerping tegen zou houden en zo heet ook het eiland.
Volgens anderen was het een Inula die daarom door Linnaeus Inula brittannica gedoopt werd. Of, volgens Uittien, onze bijvoet.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Lepelkruid in melk of wijn gekookt en ettelijke dagen achter elkaar gedronken is zeer nuttig om de ziekte die men scheurbuik noemt te genezen. Deze ziekte wordt in Hoogduitsland Scorbauch genoemd en is een zeer moeilijke en lastige kwaal die de mensen zeer lang bij blijft en diegene die er mee gekweld zijn hebben eerst het tandvlees verzworen, gezwollen en van de tanden gescheiden en uit hun mond komt een vuile stank, hun dijen of benen zijn zeer dikwijls met blauwe plekken getekend al of die plaats geslagen of geknepen was geweest en dikwijls ook is hun aanzicht en hun ganse lichaam bleek van kleur en hun voeten zijn gezwollen en waterachtig al of ze leverzucht hadden.’
Het fris geplukte kruid ruikt mosterdachtig en smaakt scherp zoutig. Soms werd het wel als salade gebruikt, wel een scherpe salade. Het is een dieetdrank en is een van de ingrediënten van de voorjaarssoepen. Doe de plant met een beetje water in een sapcentrifuge en drinkt dit elke ochtend als voorjaarsdrank Gemengd met melk zou het een van de beste en veiligste cosmetische preparaten zijn. Vroeger werd het meestal tegen scheurbuik gebruikt door de zeelieden. Van de verse bladeren en stengels werd wel een vocht gemaakt onder de naam geest van lepelblad. Dit werd al gebruikt als een mondspoeling tegen scheurbuik, omdat van die ziekte de tanden los kwamen te zitten en zo het eerst met vitamine C in aanraking kwamen. Uit de verse planten gedestilleerde spiritus werd als toevoeging voor mond en gorgelwaters gebruikt, 10 gram op 100 gram water, vooral tegen zacht tandvlees en vuile mond. Ook zo met bier of wijn.
Uit; http://www.afleurdepau.com/Flore/brassicaceae/cochlearia-pyrenaica/x.htm
Cochlearia officinalis subsp. pyrenaica. (uit de Pyreneeën) Is een tweejarige of overblijvende plant.
Wordt 10-40cm hoog.
Niervormige rozetbladeren met hartvormige voet.
Bloeit in mei-juli met witte bloemen.
Groeit in midden Europa.
Zinklepelblad, berglepelblad, Pyerenean scurvygrass, Pyrenean Loffelkraut, cranson des Pyrenees.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl