Cunonia

Uit Curtis botanical magazine.

Cunoniaceae, Oxalidales. Een familie die uit bomen of struiken bestaat.

24 geslachten en 120 soorten komen voor in Z. Amerika of Australië en een komt ervoor in Z. Afrika. Het hout van sommigen is nuttig, anderzijds zijn ze van weinig economisch belang.

De familie is nauw verwant met de Saxifragaceae waarmee ze vroeger was verenigd.

Naam, etymologie .

Cunonia is genoemd naar John Christiaan Cuno, een Duitser die, omdat hij erg lang was, door Friedrich Wilhelm I, koning van Pruisen, in 1724 tot krijgsdienst werd gedwongen. In 1740 kreeg hij ontslag en trok geheel berooid te voet naar Amsterdam waar hij trouwde met een rijke koopmansweduwe wiens zaken hij in orde bracht. Hij verwierf aanzienlijke rijkdom en had in Amsterdam een fraaie tuin. Na het overlijden van zijn echtgenoot trad hij in dienst van het O.I.C. Hij gaf een catalogus uit van zijn tuin in het midden van de 18^de eeuw. 1708-1780.

Een 25-30 bomen en struiken komen in dit geslacht voor die in het zuidelijk halfrond groeien, 1 in Z. Afrika en de rest in Nieuw Caledonië.

De dikke en leerachtige bladen zijn tegenoverstaand en gesteeld en driebladig of geveerd.

Witte bloemen staan in dichte aarachtige trossen.

Cunonia capensis, L. (uit de Kaap de Goede) Een bladplant, de 2-3 deelblaadjes zijn ovaal/lancetvormig en scherp gezaagd, vrij groot en glanzend donker groen, leerachtig.

De geurende, witte bloemen zijn klein maar staan in grote aantallen in tegenovergestelde trossen in augustus.

Dit is een grote en blauwachtige struik van 15m hoogte.

Stamt uit de vochtige bosplaatsen van de Kaap. Is beschreven in 1816.

Het is de Engelse red alder of the Cape, butterspoon tree, rooiels in Afrikaans, Duits Loffelbume vanwege de grote lepelvormige bladeren.

Planten.

Lichte en niet te zonnige plaats.

Vermeerderen door stek van half rijp hout, zaaien.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl