Saponaria

Over Saponaria

Zeepkruid, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit www.karpategyesulet.hu

Een geslacht van één- of meerjarige kruiden, 10-60cm.

Tegenovergestelde bladeren.

Bloemen in dichte trossen aan de stengels, 4-25mm in diameter, met vijf witte, gele roze of licht purperen bloembladen.

Naam verwant aan Silene.

Ongeveer 20 soorten komen voor, voornamelijk in het M. Zeegebied en tropisch Azië.

Caryophyllaceae, anjerfamilie.

=Saponaria bellidifolia, J.E.M. Sm. (met bladeren als Bellis) Onderste bladeren zijn langwerpig/spatelvormig en zijn lang gesteeld, 3nervig en aan de voet wat gewimperd.

Zodenvormende plant met opstaande stengels.

Bijna zittende en kleine gele met lijnvormige, uitgerande tot fijn gekartelde bloemblaadjes met gele meeldraden die veel langer zijn dan de bloembladeren, kelk is 10-15nervig in juni/juli.

Uit Z. Europa en Balkan wordt 20-40cm hoog. Is beschreven in 1825.

Daisy leaved soap wort.

Uit www.plant-world-seeds.com

Saponaria x boissieri Sunderm. (E. Boissier, Zwitserse botanicus, 1810-1885) =kruising van caespitosa x acymoides en staat in groei en bloeiwijze tussen beide ouders in.

Lijn/lancetvormige bladeren zijn dik en fijn getand, de bovenste met gewimperde voet.

Wordt 10-20cm hoog en vormt losse zoden van opstijgende en bovenaan behaarde stengels.

De karmijn/roze bloemen staan in trosjes en zijn 1/5cm in doorsnede met omgekeerd eivormige bloemblaadjes met afgeknotte en gekartelde top, violette helmknoppen in juni/juli.

Uit www.alpine-seeds.com

Saponaria caespitosa, DC. (zodenvormend) Bladeren staan in rozetten en zijn lijn/lancetvormig, dik, kort en spits, gekield en 1nervig.

Dichte zoden vormende plant met opstijgende stengels.

Bloemen staan met 2-3 in een trosje, bijna zittend en helder roze, buisvormige kelk is 15nervig en donzig behaard met smal lancetvormige en smal vliezig gerande slippen in juli/augustus.

Uit de Pyreneeën, wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1820.

Tufted soap wort.

Uit eol.org

Saponaria lutea, L. (geel) Onderste bladeren staan in rozetten en zijn heldergroen, lijn/lancetvormig, spits met 1 nerf, stengelblaadjes zijn behaard.

Dichte zoden vormende plant met opstijgende en kort behaarde stengels.

Kleine trossen van 1cm grote zwavel/gele bloemen met omgekeerd eivormige, stompe bloemblaadjes, violette meeldraden zijn ongeveer even lang als de bloemblaadjes in juni/augustus.

Uit de Alpen, wordt 5-15cm hoog. Is beschreven in 1804.

Uit chestofbooks.com

=Saponaria ocymoides, L. (basilicumachtig) Omgekeerd eivormige topt bijna spatelvormige, kort gesteelde bladeren zijn donkergroen, de bovenste langwerpig/lancetvormig en gewimperd.

Fors groeiende plant met liggende tot opgaande stengels die rood/bruin en behaard zijn, bovenaan zelfs klierachtig behaard.

Talrijke trosjes van 1cm grote roze bloemen in mei/juli.

Uit de Jura, Alpen en Pyreneeën wordt 15-30cm hoog. Is beschreven in 1768.

Saponaria ocymoides subsp. ocymoides, Saponaria ocymoides subsp. alsinoides (Alsine-achtig) is een slankere plant met minder en kleinere bloemen, groeit op Corsica en Sardinië.

Grandiflora’ heeft bijna twee maal zo grote bloemen.

Splendens’ verschilt door de intens purper/roze bloemen. Ook zijn er witte vormen, dubbele en bontbladige.

Reginald Prichard’ met ongeveer tweemaal grotere bloemen. Gewonnen door M. Prichard & Son, kwekers te Christchurch, Engeland.

Naam.

Rotszeepkruid, Engels rock soap wort, tumbling Ted, sweet William, Duits Kleines of Rot Seifenkraut, Frans saponaire de Montpellier. Werd al in 1561 door Gessner als tuinplant genoemd.

Uit www.wrightmanalpines.com

Saponaria pumilio Boiss. (klein, dwergachtig) (=Saponaria pumila) (Saponaria pulvinaris, Boiss.) (kussen vormig) Kleine bladeren zijn lijnvormig, stomp en aan de voet gewimperd.

Vormt dichte kussens van korte stengeltjes.

Trosjes met 3-7 purper/roze bloemen met hartvormige bloemblaadjes, buisvormige kelk is kort en stomp getand, klierachtig behaard, korte stijl met kopvormige stempel in juli/augustus.

Uit Klein Azië en Syrië, wordt 3-5cm hoog. Is beschreven in 1906. Dwergzeepkruid.

Uit commons.wikipedia.org

Saponaria pumila, Janch. (klein) Lijnvormige bladeren zijn 2cm lang en 1-2mm breed, dik en stomp, grasgroen en gewimperd.

Dichte kussens vormende plant. Stengels zijn dicht bebladerd.

Alleenstaande bloemen zijn zeer kort gesteeld en 2.5-4cm in doorsnede, variëren van licht tot donker roze/rood, opgeblazen kelk met 25-35nerven is meestal rood gekleurd en afstaand behaard in juni/augustus. In de volle zon zijn de bloemen meestal half gesloten, planten op kalkarme grond in wat schaduw.

Uit de O. Alpen en Karpaten, wordt 5cm hoog. Ook is er een witte vorm..

Uit Fuchs.

Saponaria officinalis, L. (geneeskrachtig)

Het zeepkruid is een sterk wortelende meerjarige die ver kan kruipen. De stengels zijn uitgerust met vele bruinachtige knopen waaruit direct weer, in alle richtingen, zachte en ronde stengels komen.

Ze zijn bezet met elliptische/lancetvormige geribde en drienervige bladeren als de weegbree, tegenoverstaand, meestal wat behaard.

De toppen zijn bezet met grote roze bloemen van 4cm die in trossen staan in augustus/september. Bloemen die dicht opeen staan. Ondanks zijn wat langere bloeitijd is het een nachtbloem en geurt dan ‘s avonds ook het beste, wordt bestoven door de onrusten, een vlinder. Vormt roodgekleurde zoden op droge zanderige plaatsen.

Meerjarige uit Midden en Z. Europa en Azië, wordt 40-70cm hoog.

Plena’ is gevuld in zacht roze en ‘Alba’ is wit.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid wordt gewoonlijk seep-cruydt in het Nederduits genoemd en in het Latijn Saponaria omdat de bladeren daarvan zo krachtig zijn in het afvagen en zuiveren, want als ze gewreven of gestampt zijn geven ze een sap van zich wat bijna zo zeer afveegt als zeep Dit is een zeer gewoon kruid in Hoogduitsland zo Fuchsius schrijft dat daar aan de kanten van de velden en bij de tuinen in het wild groeit en wordt daar, Wasch-kraut, Seiffenkraut genoemd, dat is in onze taal zeepkruid’.

Saponaria is afgeleid van het Latijnse sapo: Grieks sapon: zeep, achtervoegsel arius: achtig, de gekneusde bladeren van S. officinalis geven een zeepsop als de gewone zeep. Zeepkruid, saepcruyt, Fries sjippekrud, Engels soapwort, Frans la savonniere, saponniere herbe a savon, Duits das Seifenkraut en Waschkraut. Italiaans saponaria, Spaans sabonera.

Dodonaeus (b) ‘Sommige andere hebben dit kruid Herba Tunica genoemd, het is nochtans geen soort van Vettonica Coronaria en noch veel minder een geslacht van Polemonium die beide voor de Herbae Tunicae gehouden plegen te wezen zoals we bij de anjers gezegd hebben. Het heet in het Latijn Herba fullonum en van andere Lunaria, in het Frans herbe á foulon.’ Engels hede pink.

Een vollers kruid: wollers kruid om wol te schonen, Engels fullers herb van Frans herbe a foulon.

Dodonaeus © ‘Het heet in het hoogduits ook Spichelwurtz’.

Spatzenwurz en Speichelwurz bij Bock, verder Kabenkraut of Madenkraut.

(d) Het was vroeger een goed middel tegen blauwe plekken, Engels bruisewort. verder crow soap of soap wort gentian.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164) ‘Aangaande dat sommige ons zeepkruid voor Struthium houden willen dat blijkt genoeg tegen alle reden te strijden uit de woorden van Theophrastus die schrijft dat de steel van het Struthium goed is om te eten en is wolachtig en mergachtig (zo Lobel betuigt) wat overal groeide in het wild en vooral in de landen van Azië en ook geteeld in steenachtige ruwe plaatsen, doornachtig met bladeren die van de olijfboom gelijk, zonder reuk en zaad, de wortel is groot en wordt bewaard om wol te wassen, reinigen en zuiveren. Maar omdat de volders van onze tijden de wol niet plegen te bereiden met de wortel of sap van kruiden is ons nu onbekend enig diergelijk gewas wiens wortel met die van Struthium enige gelijkenis van krachten zou mogen hebben. Daarom is het dat het geen Struthium van de Grieken is en zo is het ook niet het Condisi van de Arabieren, gemerkt dat deze twee namen maar een kruid betekenen.

Dit kruid heeft een zeer opmerkelijke afvegende en zuiver makende kracht waarom dat het ook zeepkruid genoemd wordt wat blijkt in het sap wat van de bladeren met stoten of wrijven uitgedrukt is en zeer geschikt is om de wol te zuiveren en bijna in dezelfde dingen nuttig is waarin de zeep gebruikt plag te worden. Het wordt gebruikt om de lakens mee te bereiden en zo wordt dat ook gebruikt om de handen te reinigen en er alle plekken en onzuiverheden van te laten scheiden en zuiver te maken.

Van onder gezet als een pessarium verwekt de natuurlijke ziekte van de vrouwen en trekt af de secondine of nageboorte en dode vrucht.

Ook is deze wortel goed vermengd in alle zalven en pleisters die verwarmen en vermurwen en in de oogzalven die de ogen verhelderen en het gezicht versterken.’

Culpeper noemt het sopewort of bruisewort als een kruid van Venus.

Dyetsche, ‘Sapo of zeep is heet en droog, naar sommige heet in de vierde en droog in de derde. Zeep is goed tegen verbranden van water of vuur en men zal het terstond daar op leggen en drie of vier uren daar op laten. Zeep is ook goed tegen schurft als men die plaatsen waar schurft is daar mede bestrijkt. Zeep wit de leden die met haar gewassen zijn´.

Historie.

(411) ‘Plinius kende het gewas en noemde het Herba Lanaria, een kruid om te reinigen. In Calabrië wordt het nog zo genoemd. Theophrastus en Plinius beschrijven de plant als prikkelig. Door de monniken is het kruid naar het noorden gekomen. Oorspronkelijk afkomstig uit het M. Zeegebied. In Engeland was het gewas in 1548 nog onbekend. Fuchs dacht dat dit het kruid struthium was van de ouden die het als zeep gebruikten en ook om te verven. (Mogelijk Gypsophila struthium van Linnaeus)

In Frankrijk was het in de 19de eeuw nog in gebruik. In de Zwitserse Alpen werden de schapen gewassen met een mix van de wortels en bladeren voordat ze werden geschoren, fuller’s herb. Gerard vertelt dat het in vroegere dagen in bad gebruikt werd om de huid te verfraaien en te schonen. Het zeepkruid werd in kloostertuinen geplant om wollen kleren te wassen. Met dit gewas werd vroeger dan ook de was gedaan door het blad fijn te wrijven en met water te mengen, goed roeren, is geschikt voor fijne stoffen. Niet alleen wordt het gebruikt voor wol maar vooral voor zijde en geeft dat een mooie glans. In museums wordt het nog gebruikt voor zeldzame oude stoffen. Nu worden de bloemen gebruikt om fijne zepen te parfumeren. Een afkooksel van de wortel dient als wasmiddel, vooral wol en zeide, zulke stoffen die een behandeling met hete zeep niet verdragen. Innerlijk wordt dat afkooksel gebruikt, 5 gram op een kwart liter water, tegen verteringsproblemen, jicht en klieren en hoesten.

Zeepkruid werd meegenomen naar Amerika waar de eerste settlers gebruikt werden in een zeepwater die gebruikt werd tegen de werking van poison ivy, zie Rhus.

De wortels bevatten een giftig bestanddeel dat ze tegen knaagdieren beschermt. In 1811 werd door Bucholz een stof geïsoleerd die hij saponine noemde. Het saponin is giftig en werkt in grote hoeveelheden in op spieren en zenuwen en is in grote dosis braakverwekkend. In therapeutische dosis bewerken ze een vermeerderde afscheiding van de klieren van bronchiën. Zo wordt het gebruikt bij ziektes van ademhalingswegen als uitwerpend middel.

Het is mogelijk de mastakal die bekend was bij de oude Assyriërs. De plant zou ontstaan zijn uit het badwater van Aphrodite of Aphrodite, de godin van liefde die uit het schuim (aphros) van de zee geboren werd.

Zeep.

Ook zeep is oeroud, zie Salicornia. Plinius verhaalt dat zeep, gemaakt van talk en as, een uitvinding was van de Galliërs. Deze zeep werd niet zo gebruikt voor persoonlijke verzor­ging maar meer om een afwasbare roodachtige tint op het haar te geven. Harde en zachte zepen, voegt hij toe, werden veel gebruikt door de mensen in het Noorden, de mannen meer dan de vrouwen. Een treffend voorbeeld dat de gecultiveerde Romeinen hun woord sapo leenden van de Barbaren.

Uit J. Kops.

Zeep heette in midden-Nederlands zepe en in 1288 sepe, vergelijk het oud-Hoogduits Seifa (nu Seife) oud-Engels sape, (nu soap) Het stamt uit Germaans saipo(n) dat reeds in de Romeinse tijd in het Latijn werd overgenomen als sapo, een middel om de haren hoogblond te kleuren. Omdat de betekenis in oud-Engels en oud-Hoogduits ook hars is, zal de zeep oorspronkelijk een vloeibaar harsmiddel geweest zijn met de grondbetekenis “het druppelende”.

Derhalve berust Plinius bewering, dat de zeep een uitvinding van de Galliërs zou zijn, wellicht op een vergissing. Hij zegt: “ Gallorum hoc inventum rutilandis capillus fit ex sebo et cinere..., duobis modis spissus ac liquidus, uterque apud Germanos majore in usu viris quam feminis”. Wel zal zijn naam, Latijn sapo, met zijn Romaanse afstammelingen, Frans savon, Italiaans sapone etc. wel uit het Germaans ontleed zijn.

Zepen.

Zepen worden ook gemaakt uit klieren van geslachte dieren. In Homerische tijden was zeep niet bekend en nog lange tijd gebruikte men om te wassen houtas, natuurlijke soda en plantenafkooksels.

Mogelijk hebben de Feniciërs de zeep uitgevonden. Mogelijk van de as van deze plant. De profeet Jeremia zegt” ofschoon je je wast met nitrum, alkaline zouten en neem je veel zeep (borith) Het laatste materiaal was zonder twijgfel in gebruik en was waarschijnlijk de ‘borak’ van de Arabieren van de tegenwoordige tijd dat van de as van zoutkruiden uit de desert komt en andere planten

In Pompeji werd de zaak van een zeepmaker uitgegraven. Plinius noemt het een uitwendig geneesmiddel en acht het geschikt tot verfraaiing van het haar. Hij prijst vooral de zeep van geitenvet en houtas en verhaalt dat de Germanen in het bezit waren van een harde en zachte zeep. Hij vermeldt dat ze de zeep gebruikten als artsenijmiddel voor de buitenkant en als haarverschoningsmiddel. Ook Galenus verhaalt van Germaanse reinigingsmiddelen zodat zeep bij de Germanen in gebruik was die de Romeinen leerden kennen.

Mogelijk was deze zeep een mengsel van vet en as, later met asloog. Door het gebruik van gebrande kalk voor loog werden betere zepen verkregen. Een menging van vet en as werd een honderd jaar geleden door de Kabylen nog op de markt van Algerije gebracht. Nadat de zeepbereiding van huishouding naar de ambachtelijke nijverheid overgegaan was schijnt het honderden jaren en door de middeleeuwen heen zonder bijzondere ontwikkelingen zo gebleven zijn. Bij de hofstaat van Karel de Grote behoorde een zeepmakerij. In de 9de eeuw had Marseille een belangrijke zeephandel, in de 15de eeuw Venetië en 17de eeuw Genua, Savona en Marseille, de laatste was in die tijd de belangrijkste fabrieksplaats ter wereld. Enorme vooruitgang kreeg de zeepindustrie toen Chevreul de natuur van het vet en daarmee het wezen van het verzepingsproces leerde kennen en zo ook de ontwikkeling van de sodaindustrie. Een verdere ontwikkeling kwam door de invoering van palmolie en kokosolie.

In de 17de eeuw werd zeep een zeldzaamheid. Als een Duitse heer aan een vrouw von Schleinitz een pakje zeep overhandigde, vanuit Italië, vond hij het nodig om er een gebruiksaanwijzing bij te geven. Over het Franse gezelschap schreef hij, 1672: “De Franse dames houden uiterlijk van schone kleren, hun hemden en lijfje zijn vaak zeer smerig”. In Engeland werd zeep een gewone zaak. Eind 17de eeuw waren er in Engeland 63 zeepfabrikanten die 25 000 000 pond zeep maakten. De zeepfabrikanten waren de eersten die hun waar in een krant aankondigden. Nog zijn de advertentiekosten van zeep hoger dan van vele andere zaken. In 1712 werd in Engeland belasting op zeep geheven die ze voor de arme mensen te duur maakte. Pas in 1853 werd die pas opgeheven. Direct na de opheffing werd jaarlijks 136 000 000 pond gebruikt.

Andere zeepplanten:

Sapinus zeep wordt gebruikt in Indonesië. Van de zaden van de Sapindus worden de slijmerige buitenkanten gebruikt.

In India wordt van de Entada de grote bruine bonen genomen, die men cela noemt, door de bewoners gebruikt om er hun haren mee te wassen. Uit rode olijvenvruchten, Olea, wordt wel zeep en kaarsen gemaakt.

De Chileense zeepboom, Quillaja saponaria, werd gebruikt om er zeep uit te bereiden, de binnenbast bevat meer dan 9% aan saponinen. Deze in Chili en Peru groeiende bomen worden door hen Qulaj genoemd.

Op de Filippijnen wordt uit de wortels van Gouania tiliiflia zeep bereid.

Monina is zo genoemd naar Monnino, graaf van Flora Blanca, Spaans beschermheer van de botanie. Van deze wordt de bast gebruikt in Peru om er zeep uit te bereiden en de Peruviaanse vrouwen verhalen dat de schoonheid van hun haar door het gebruik van deze boom komt.

Bij de ouden werd Gypsophila strathium gebruikt die nog lang gebruikt werd door de Spanjaarden.

De Arabieren bereiden een soort soda voor de bereiding van zeep uit de zoutdruif, Anabis.

Planten.

Planten in droge, goed doorlatende grond op een zonnige plaats. Vermeerderen door scheuren in het voorjaar, de zodenvormende soorten laten zich meestal moeilijk verplanten. Stekken in september/oktober zonder groeistof. S. ocymoides zaaien in februari bij 20 graden, de rest eerst 3 weken 20 graden geven, dan 6 weken –2 en dan het zaad zaaien bij 7 graden. De tuinvormen komen niet zuiver terug uit zaad.

Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl