Matricaria

Over Matricaria

Kamille, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Uit www.stauden-stade.de

Dit zijn meest eenjarige kruiden en vaak sterk ruikend.

Veel vertakte stengels zijn opgaand.

Bloemen zijn radiaal symmetrisch.

Ongeveer 25 soorten komen voor in het N. Halfrond, N. en Z. Afrika.

Het blad is veel ingesneden en verdeeld in draadachtige blaadjes.

Nauw verwant aan Chrysanthemum.

Asteraceae, Helenium klasse. Het geslacht kamille (Matricaria) onderscheidt zich van het geslacht schubkamille (Anthemis) doordat bij kamille de stroschubjes in het bloemhoofdje afwezig zijn. Stroschubjes zijn de vliesjes die zich tussen de verschillende buisbloempjes bevinden.

=Matricaria caucasica, C. Schneid. (uit de Kaukasus)

Langwerpige en geveerde bladeren met lijnvormige slippen.

Liggende tot opstijgende stengels.

Alleenstaande bloemhoofdjes zijn eindstandig en 4-5cm in doorsnede met helderwitte lintbloemen en gele schijfbloemen, omwindselblaadjes zijn langwerpig en stomp met een brede, bruine rand in april/juni.

Gladde vruchtjes met bruine haarkroon.

Wordt 20-30cm hoog.

Var. pumila wordt maar 10cm hoog en is in alle delen kleiner, de stengeltjes eindigen in een 2.5cm groot bloemhoofdjes. Teppich kamille

Uit J. Kops, www.BioLib.de.

=Matricaria discoidea DC.(discus of schijfachtig) (Matricaria matricaroides) (Matricaria-achtig) (Chamomilla suaveolens (Pursh) Rydb) (zoet geurend) verschilt van de echte kamille doordat de witte lintbloemen ontbreken.

Kan 5-40 cm hoog worden, eenjarig.

Bloeit vanaf juni tot de herfst.

Bij aanraken geeft de plant een vrij sterke typische geur af dat veroorzaakt wordt door het vrijkomen van etherische olie.

Komt uit N.O. Azië, maar komt nu in overal voor.

Naam.

Schijfkamille, Engels disc mayweed, pineapple weed, Duits Strahlenlose Kamille.

Matricaria chamomilla, Auct (Matricaria recutita, L.) (glad geschoren) kamille, is een tweejarige die met een bladrozet overwintert.

Kan het jaar erop een 70cm hoog worden.

Het plantje heeft fijne, draadachtige en dubbel ingesneden, veervormige geurend blad.

De bloemen hebben een conisch hart en korte en getande, witte bloembladen in juni tot augustus. Komt voor op akkers van Europa.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit kruid is in de apotheken op het Latijns Camomilla genoemd, in onze taal camille en camomille-bloemen, in het Hoogduits Camillen, in het Frans camomille, in het Italiaans camomilla, in het Boheems hermanck.’

Het midden Latijnse camomilla, mogelijk uit Grieks/Latijn chamaemelon, werd tot camilla verkort onder invloed van de vrouwennaam Camilla, kleine kamille, veldkamille, Duitse Kamille, Frans camomille Allemande, Engels German chamomile. Midden Nederlandse camille komt voor in 1470 en comomille in 1305. In 1560 werd het in het Duits Kahamel genoemd, Bock en Fuchs hebben Chamillen en Kamillen. Ook omgevormd tot Kummerblume, Kuhmelle wat tegen kuh en melde aanleunt. Frans camomille ordinaire en camomille commune. Camille, Chamillen bij Bock, Gamillen, Kamelblumen, Kamelle, Kammerblume, Karmille, Kummerblumen

Dodonaeus (b) ‘Wij hebben het in het Latijn Chamaemelum vulgare, dat is gewone camomille genoemd omdat van de andere geslachten die niet zo algemeen zijn te onderscheiden. Het is het echte Chamaemelum of Chamaemelon van de oude en zowel Griekse als Latijnse kruidbeschrijvers en is een soort van Anthemis die ze de toenaam Leucanthemos in het Grieks gaven naar de witte bladertjes die rondom dat geel bolletje dat in het midden van deze bloem is groeit. Want, zo Dioscorides betuigt, er worden drie geslachten van Anthemis gekend die allen met bloemen in het midden geel zijn, maar aangaande de bladertjes die er rondom groeien van elkaar verschillen, want in de ene soort zijn die wit, in de andere geel en in de andere paars of purperkleurig. Diegene die gele bladertjes rondom het middelste kruintje of knopje van de bloem heeft is Chrysanthemon genoemd en de andere of derde soort met purperen bladertjes heet Eranthemon omdat ze in de lente bloeit. Zo blijkt dan dat deze kamille daar we nu van spreken de middensoort van Anthemis moet wezen, te weten die men Leucanthemon noemt omdat ze witte bladertjes om de kanten van de bloempjes heeft. Voorts zo schrijft Alexander Trallianus in het 2de kapittel van zijn 8ste boek dat de kamille ook Anthemisium genoemd wordt.

De Latijnse en Griekse naam Chamaemelum is gekomen doordat de bloemen van dit kruid de reuk van een appel (die in het Grieks Melon heet) hebben en welke reuk in de gewone soort van kamille die overal meest gebruikt wordt zo opmerkelijk is dat men daaruit alleen al zeer gemakkelijk zou mogen raden en oordelen dat deze onze kamille het echt en ware Chamaemelum van de ouders is, behalve ook dat de krachten van onze kamille gans overeen komen met diegene die Galenus het Chamaemelum toe heeft geschreven.’

Appellijn, epelijn of eppelijn, Duits Apfelkraut, pfelchrut, Oepfel- of Opfelkraut.

(411) ‘Weinig inheemse planten zijn bij het volk meer in gebruik dan deze plant. Al de oude kruidenboeken geven van zijn grote geneeskracht vermelding. Bock zegt dat de gewone Chamill in de doktersrecepten is en zonder die kunnen ze niet veel uitrichten, het wordt vrijwel overal voor gebruikt. Omdat het in Griekenland en Itali een veel voorkomende plant is zal men aannemen dat de ouden het gekend hebben, maar onder welke naam is nog niet goed vast te stellen. Mogelijk is ze de bij Dioscorides genoemde en onder de naam άνυεμίς, anthemis, die drie van elkaar verschillende composieten beschrijft. Of de kamille is de in het daaropvolgende kapittel behandelde kruid αρυένιον, parthenion.’

Dioscorides beschrijft 3 soorten kamillen naar de kleur der bloemen.

1) De eerste met gele bloemen, zou Matricaria chamomilla zijn.

2) Die met gele randbloemen, Anthemis nobilis.

3) De derde zou Tanacetum parthenium zijn geweest. Fuchs noemt de drie soorten, de eerste is Matricaria recutita, de tweede Anthemis tinctoria, de derde rode

Verder is de geschiedenis van kamille moeilijk te vervolgen omdat ze in haar naamgeving vaak met verwante soorten verwisseld wordt als met Anthemis soorten, met Parthenium en Chrysanthemum inodorum. Dat maakte ook Brunfels ongerust dat ze met de ander niet overeen komt en zegt dat hij ze niet gezien of gekend heeft waarvan ze geschreven hebben zodat de een met de ander verwisseld werd, wat tot op heden zo gebleven is.

Over de geschiedenis van kamille heeft Habelt zeer uitvoerig geschreven. Hij wil in het εύάνυεμν, euanthemon, van Hippocrates de kamille zien. Hij noemt de Anthemis als een middel die de maandbloedingen van de vrouwen en zwangere te bevorderen, verder om de plas te verdrijven. Ook zou de plant goed werking bij plassen, darmproblemen (eileos) geelzucht en leverziektes. Dat zou voor Anthemis als kamille gelden. Naar Plinius zou de plant Anthemis bij de beroemde arts Askulapius, die geboren is rond 120 v. Chr. in N.W. Klein-Azië, zeer geliefd zijn geweest. Hij geeft dezelfde heelwijze op als Dioscorides maar voegt er bij, dat als de plant gekauwd wordt tot openbreken van etterende zwellen dient, ‘Conmanducata ulcerum eruptiones manantes sanant.’ Daarmee kunnen tandblaren bedoeld zijn wiens heling met spoelen van kamillethee genezen worden. De Herbarius van de Pseudo-Apuleius brengt een herba camemelon die tegen oogziektes diende. Het moest voor zonsopgang geplukt worden en de verzamelaar moet daarbij zeggen dat ze tegen hoornvliesvlekken (albugo) en oogziektes gebruiken zou en dan moest ze als amulet opgehangen worden. Verder moest men er een olie uit maken en de zieke ermee inwrijven, als hij daarbij begint te zweten blijft hij in leven, zo niet dan zweeft hij in levensgevaar. Het beeld van deze camemelon stelt geen kamille voor, maar eerder een Gnaphalium of Dipsacusvorm. Het is zo mogelijk dat een verwisseling, vanwege de overeenkomende klank, met de plant chamaezelon is die bij Plinius nog gnaphalium heet. Daartegen is de bij de Pseudo-Apuleius als herba camellea naar zijn beeld onze kamille. Ze wordt bij leverziektes en waterzuchtige als middel aanbevolen. Opvallend is dat de H. Hildegard, die toch zo veel inlandse geneesmiddelen heeft beschreven, nergens over de kamille schrijft. Albertus Magnus beschrijft drie soorten camomilla, wel uit Dioscorides via Avicenna. Hij geeft het op tegen zweren, vermoeide leden, verstoort geheugen, ԥst confortativa cerebri, geelzucht, darm moeilijkheden, passio iliaca.’ Megenberg schrijft vrijwel hetzelfde en is wel uit hem overgenomen. De Gart der Gesuntheit brengt de eerste afbeelding in 1485, de werkzame kracht is vrijwel gelijk, maar iets uitgebreid. Vanaf 1500 komt ze in alle kruidboeken voor zonder dat er wat nieuws bij komt’.

‘De edele of Roomse kamille is veel sterker in zijn werking dan de gewone en komt daarom met de menselijke aard of natuur niet zo goed overeen als de gewone en is alleen te gebruiken daar de ziekte meer geweld dan zachtheid vereist.’

Dodonaeus ‘In het Spaans heet mancanilla en macelas.’ Zie Anthemis.

(d) Matricaria, een naam die afgeleid is van de Latijnse matrix: moeder, matricis is de baarmoeder, een verwijzing naar zijn gebruik en de holle bloembodem, carus: dierbaar, dus tot de zorg van de moeder behorende. Moederkruid, Duits Mutterkraut of Mutterkamille, een letterlijke vertaling van matricaria, Frauenblume, Mgdekraut , plant voor vrouwenziektes, Franse matricaire.

(e) Het ruikt, stinkende kamille of stinkers, hondsdeel, vergelijk Engels dogճ chamomille, ook matricary.

(g) Franse oeil de soleil: zonneoog

(h) Oude Duitse namen zijn; weisse Blume in oud-Hoogduits, Gansblumen, Gensblum, Halmergen, Haugenblum, Helmringen, Hermel, Hermigen, Hermannlen, Hermeizl, Hormandl, Horminchen. In Bohemen heet het Hermannchen, en zouden naar een sage verwenste soldaten zijn, een verduitsing van de Tjechische naam hermanek: kamille, en om die naam te verklaren ontstond de sage, Krottenkraut, Kuhmelle, Laugenkraut, Magdeblume, Marimattalenachrud; Maria Magdalenakruid, Meddeblum, Meteblume, Meydeblumen, Raneyenblume, Romey, Riemerei. Kummerblume omdat ze op magere gronden groeit.

Toen Pericles het propyleen te Athene liet bouwen, viel een werkman van grote hoogte naar beneden. Er bestond geen hoop meer hem te genezen. Maar Minerva verscheen in een droom aan Pericles en toonde hem het moederkruid dat de genezing teweeg zou brengen. Daarom kreeg de heelkrachtige plant de naam Parthenion en werd ze rond de Acropolis gekweekt Later werd deze Pallaskruid een Madonnaplant.

Johanniskpfochen, was eerder;. Bij de Germaanse volkeren was het gewijd (of M. perforata) aan de zonnegod Balder en werd daarom ook balderbra genoemd: wenkbrauw van Balder. Noorse volkeren zagen in de bloemen het beeld van de zon en wijdden het aan de zonnegod Baldur. In Zweden en Noorwegen wordt het Balder’s brow genoemd, in IJsland wordt die naam gegeven aan zijn verwant, (M. maritima). In Gylfaginning, verklaart Snorri Sturluson dat de naam Balder ‘s brow van de plant witheid komt:

Annarr sonr Óðins er Baldr, ok er frá honum gott at segja. Hann er svá fagr álitum ok bjartr svá at lýsir af honum, ok eitt gras er svá hvítt at jafnat er til Baldrs brár. Þat er allra grasa hvítast, ok þar eptir máttu marka fegrð hans bæði á hár ok á líki. Hann er vitrastr ása ok fegrst talaðr ok líknsamastr. En sú náttúra fylgir honum at engi má haldask dómr hans. Hann býr þar sem heita Breiðablik, þat er á himni. Í þeim stað má ekki vera óhreint[.] De tweede zoon van Odin is Balder en goede dingen worden van hem gezegd. Hij is de beste en allen prijzen hem, hij is zo sierlijk van gestalte dat er licht van hem schijnt te stralen. Een zeker kruid is zo wit dat het op Balders wenkbrauw lijkt, van alle grassen is het 't witste en daarmee mag je zijn sierlijkheid vergelijken, in haar en lichaam. Hij is de wijste van de sir, de welsprekendste en meest sierlijkste en die kwaliteit wordt aan hem toegeschreven dat er niet een voordeel uit zijn uitspraken haalt. Hij verblijft in de plaats die Breidablik (brede blik) genoemd wordt wat in de hemel is, de plaats waar niets onzuivers kan zijn

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (164, 311, 309) ‘Tegen lang durende koortsen en geelzucht: Neem van dit gehele kruid een hand vol, stamp het in een mortier en doe er een half mutsje wijn bij, pers het sap daaruit en geef het in. C. Durantus.

Tegen zwellen en pijn in de leden: Neem olie van kamillen en bestrijk ze daarmee. Dispens Augustan.

Tegen oude hoofdpijn: Kook kamillebloemen in loog en was het hoofd daarmee. P. Bayrus.

Het Chamaemelum, zegt Galenus, is zeer goed en zo geschikt als enig ander ding om de vermoeidheid te benemen en verzoet en bedwingt allerhande smart en weedom en daarboven ontdoet het en maakt week of murw alle gezwollen en gespannen delen van het lichaam en hetgeen dat tamelijk hard is wordt daardoor heel zacht en week en hetgeen dat ineengedrongen en gezwollen was wordt heel ontdaan en wijdt of los.

De bloemen, kruid en wortels van kamille gekookt en gedronken laat bij de vrouwen hun natuurlijke ziekte komen, jaagt af de dode vruchten en zijn bijzonder goed om de nageboorte te laten ruimen en om alle naweeën te verzoeten en alle smarten van de verloste vrouwen weg te nemen. Ze laat de plas gemakkelijk en nochtans niet te overvloedig voortkomen en rijzen.

Dezelfde verdrijft de rommelingen, steken, krampen en knagende smarten van de buik en is ook zeer geschikt om de pijn van de zijden te verzoeten.

De bladeren van kamille gestoten en met witte wijn ingenomen genezen alle koortsen en vooral de derdedaagse malariakoorts.

De groene bladeren van kamille op een gloeiende tichel of pan gelegd stillen terstond de pijn van het hoofd.

Kamille gekauwd geneest de zweren van de mond. Hetzelfde doet ze ook als men met het water de mond spoelt daar ze in gekookt is.’

Met een aftreksel van kamille kan men blond haar nog lichter maken en werd wel gebruikt als blonderingsmiddel waartoe men het haar verscheidene malen mee moet wassen.

(411)’Het kruid behoort tot de oudste artsenijmiddelen. In de 16de eeuw geloofde men dat Moeder Maria ze eigenhandig voor de vrouwen uitgezaaid had en uit dankbaarheid voor de aan de weg staande kamille moesten ze een knik maken. Een specifiek vrouwenkruid. Symbool van rust, sterkte, nederigheid en volgzaamheid.

In het volksgeloof gelden de op Johannes verzamelde kruiden als zeer geneeskrachtig. Op sommige plaatsen gelooft men dat de echte kamille op die dag in de hondskamille, Anthemis arvensis) verandert, waarschijnlijk omdat die wat later en langer bloeit.

Het kruid smaakt bitter, ruikt aromatisch en bevat in de verse bloemen een donkerblauwe vluchtige olie. Het is een van de geliefdste huismiddelen en bezit het voordeel dat het in de meeste gevallen onschadelijk werkt. Voor de komst van kinine werd het algemeen gebruikt als koortswerend middel. Hiervoor werd van de bloemhoofdjes een thee getrokken. Die hoofdjes moeten voor de beste werking geplukt worden voor ze geheel open zijn, op of omstreeks de dag van St. Jan en moeten in de schaduw gedroogd worden. Verder werkt het goed tegen ontstekingen, krampen in de maag en darmstoornissen. Voor uitwendig gebruik wordt het kruid in kokend water gedaan en de damp ervan ingeademd bij verkoudheid, ontstoken ogen of als omslagen. Bij ontstoken ogen wordt het gebruikt als oogwater om er mee te betten.

De uit de bloemen gedroogde bloemknoppen, liefst jonge bloemknoppen die na het verzamelen uitgespreid en zo snel mogelijk gedroogd worden, gemaakte kamillethee is de meest gebruikelijk huis kruidenthee. Het afkooksel, 5 gram op een kwart liter water, dient als pijn en krampstillend middel bij innerlijk maar ook uiterlijk bij baden, omslagen en klisters. Zuigelingen kregen de thee met melk. Uit gelijke delen kamillen met lijnzaad of roggemeel werd met water een dunne brei gemaakt die bij vingerziektes gebruikt werd, als omslag bij maagkramp, koliek, buikpijn, blaas en baarmoederpijnen. Zweren komen daardoor sneller te rijpen. Wonden en open voeten werden er mee uitgewassen, zo ook ogen, zou ook goed zijn als hoofdwater.’

Het is soms bekend als plantendokter omdat het de groei en gezondheid van andere planten helpt en vooral die geurende oliën geven.

Folklore.

Hekate (heks) chamamaemelon, waar Plinius over schreef, is mogelijk onze Matricaria geweest. Het heksenkruid moest geplukt worden voor Sint Jan omdat na die dag de tovenaressen erop wateren. Hier spruit het volksgeloof uit voort dat de echte kamille op die dag in de wilde kamille verandert, Anthemis arvensis. Als je op Maria Lichtmis een struik plukt en die boven de deur hangt beschermt het kruid je huis tegen hekserij.

Men plukt op 2 februari, Maria Lichtmis, een kamillestruik en hangt die boven de deur van het huis, die zal daardoor tegen hekserij beveiligd zijn.

Planten.

Vermeerderen door scheuren in april/juni of september/november van de uitlopers.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/