Raphanus
Over Raphanus
Radijs, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, teelt,
Een geslacht van één- of tweejarige en vertakkende kruiden met een dikke wortel. Ongeveer 2-3 soorten komen voor in Europa en gematigd Azië, R. sativus en R. raphanistrum. Sommigen willen er de rattenstaart radijs ook bij voegen, R. caudatus, anderen zien dat als een var van R. sativus of R. raphanistrum.
Bladeren zijn variabel en verschillend.
Bloemen zijn klein maar tamelijk opvallend en staan aan dunne steeltjes in open eindstandige trossen, roze/lila of wit, in sommige soorten geel.
Brassicaceae, kruisbloemenfamilie.
Raphanus raphanistrum subspecie maritimus Thell. (van de zee) (Raphanus maritimus, Sm.) Wortelbladen hebben een 5-9 paar zijslippen, zijn afwisselend geplaatst met kleine en grote bladen.
Tweejarig met gele bloemen in juni.
De peul heeft knopen met lijnen.
Groeit langs de kust.
Naam.
Zeeradijs, Engelse sea radish.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
Raphanus raphanistrum, L. (radijsachtig) is een opgaand en spaarzaam behaard kruid met dunne tapachtige wortels en radijsachtige bladeren. Het plantje wordt meer dan een meter groot met opvallende lichtgele bloemen met purperen nerven die later naar wit of purper kleuren.
De hauwtjes zijn lang met een spitse snavel en harde wand. Ze bevatten 4-6 zaden, tijdens de rijping raakt de hauw rond de zaden sterk ingesnoerd en is dan knobbelig, de Engelse jointed charlock, de hauwen springen niet open, maar breken op de insnoeringen en vallen in leden uiteen.
Eenjarig.
Is een algemeen onkruid in zandige streken, langs wegen en dijken en ruderale plaatsen. Een lastig akkeronkruid. Geeft dan ook een paar duizend zaden die in de bovenste grondlaag kiemen en in diepere lagen meer dan 50 jaar goed kunnen blijven. Elk jaar komen er met ploegen nieuwe zaden naar boven die dan weer kiemen en nieuwe planten vormen. Wordt gemakkelijk met de akkermosterd verwisseld, maar deze groeit meer op zure grond en is ook lichter gekleurd. Veel kwam het voor op de graanvelden waar het meer voeding en water gebruikt dan het graan. Langzamerhand nam ze zo de overhand dat het hele velden geel kleurde en het leek of men geen graan maar herik gezaaid had.
Zijn wortels hebben de geur van de tuinradijs, maar zijn scherper. De bladeren werden vroeger vaak gebruikt als potkruid. Uit M. Zeegebied.
De plant kwam veel voor in Zweden. Door Linnaeus werd verondersteld dat het de oorzaak van een kwaadaardige en gevaarlijke ziekte was, Raphania genoemd, die daar wel eens optreedt.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Men noemt dit gewas hier te lande wilde radijs, in Hoogduitsland Wilder Rettich, in Frankrijk raifort sauvage, in Spanje xaramaco, in Italië ramolacci en zo noemen sommige het op het Latijns Armoracia, maar meest Radicula silvestris, in het Grieks Rhapanis agria.
De tegenwoordige soort van wilde radijs heet ook Raphanus rusticus, dat is boerenradijs, omdat hij de grove werklieden het best bekomt en zowel op het eind als in het begin van de maaltijd daar zowel deze als de gewone radijs na het eten gebruikt wordt de weke mensen meest schadelijk valt. Sommige geven het de naam van waterradijs, Wasser Rettich, Rafan, Raphan en raifort d’aeau en Raphanus palustris, hoewel dat andere die namen aan de meerradijs en ook het peperkruid meedelen. Andere noemen het Raphanus silvestris, in het Italiaans ramoracia en radice salvatica’.
Wilde radijs, Engels wild radish en white of jointed charlock; verbonden, vanwege de parelsnoerachtige samengestelde peulen, runch. Frans radis ravenelle, van Raphanus of een verkleinwoord van rave: raap,
(b) Namen zijn naar, Hederich: het stro verwarrende, met Heede, verhaddern: in enkele delen uiteenvallende peul of haveloos verwant of samengevoegd met Heide, de groeiplaats, maar daar groeit het niet, het groeit op de akkers, de naam komt wel uit Hederich. Eddrich, Hadreich en Hadrich in midden-Hoogduits, Haddik, in het oud-Hoogduits Hederih, in midden-Hoogduits Hederich wat in Nederlands he(de)rik werd. Het zijn namen van verschillende onkruiden als voor de gele Sinapis arvensis, ook voor Glechoma en andere planten. Als oorspronkelijk rankende onkruiden bedoeld zijn zou men aan een omvorming van Latijns hederaceus kunnen denken, klimopachtig.
De streek Herike is genoemd naar dit soort onkruiden.
(c) Krok: zich krommen of tezamen buigen en? Krodde op dezelfde wijze, Krodde, Krook of Kudak. Onze kiek en kiek uut zijn wel zeer karakteristieke namen want inderdaad kijkt ze boven de veldvruchten uit,
(d) Kaddik: het stro tezamen kittend, van Kitt, Kutt, Kette (van vogels) dezelfde naam heeft Sinapis, Keddik, Kiddik, Koddik, Kork.
(e) Knopherik lijkt veel op de wilde mosterd, (Sinapis arvensis) Eckersenf en weisser Senf in Zwitserland. Lobel; ‘In Hoogduits Wilder Senff. In Frans Seneve sauvage.’
Knopherik heeft lichtgele of witte bloemen die in een tros zijn verenigd, de kelkbladen zijn opgericht en iets violet gekleurd. Door die stand is ze dadelijk te onderscheiden van herik of mosterd. De Duitsers hebben het volgende ezelsbruggetje: “Senf senkt, Hederich hebt die Kelckblatter.
Gebruik.
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus) ‘Dioscorides schrijft dat de bladeren van deze wilde radijzen onder de moeskruiden gerekend en gebruikt worden en dat de wortels gekookt gegeten worden en verwarmend van aard zijn, de plas verwekken en hitte in het lichaam veroorzaken.
Men zegt dat de schorpioenen terstond sterven als men ze met deze wortel maar eens aanraakt.
Sommige zeggen dat diegene die hun handen met dit sap wrijven de slangen vrij aanraken mogen.
Dan de voorzichtige dokters laten niemand toe deze wilde radijzen veel te gebruiken, dan alleen de zeer sterke en harde mensen en dat in koude tijden. Anders zijn ze zeer goed om te laten braken en overgeven. Water daarvan gedistilleerd is goed tegen het niergruis.
Deze wortels zijn ook goed gebruikt tegen dronkenschap’.
Dioscorides. De wilde raap wordt gedaan in medicijnen, die gebruikt worden om het vel van het aangezicht te zuiveren en ook van het gehele lichaam en vooral in diegene die van meel van lupinen, erven of dravik plegen gemaakt te worden.’
Uit E. Blackwell.
Raphanus sativus L. subsp. Sativus, (gekweekt of tam) de radijs is een eenjarig gewas die in de late zomer gezaaid kan worden voor herfstoogst of in februari als voorjaarsgroente.
Heeft roze of bijna witte bloemen.
Korte en dikke, sponsachtige tapvormige peulen.
Subspecie oleiferus is een weinig of niet knoldragende vorm en wordt gebruikt voor groenbemesting, bladrammenas.
Subspecie niger is de rammenas en heeft een wortelknol.
Subspecie sativus heeft een stengelknol.
Subspecie longipinnatus, is de daikon of witte rammenas, een lange witte oost Aziatische radijs.
Naam, etymologie.
(Dodonaeus) (a) ‘Hier te lande is dit gewas en vooral de wortel er van radijs genoemd, in het Latijn Radicula, te weten de ene eigenlijk Radicula of Radicula sativa, dat is gewone of tamme radijs en de ander die niet zo’n grove dikke wortel krijgt, maar langer en smaller Radicula sativa minus, dat is kleine tamme radijs’.
Radieschen, ons radijsje, de vorm radicula, Frans radix en petite rave: kleine raap, Engelse Spanish radish omdat het vanuit Spanje in Engeland bekend werd.
Dodonaeus (b) ‘In de apotheken heet het Raphanus. Theophrastus, Dioscorides, Galenus en meer andere oude schrijvers noemen deze wortels in het Grieks Rhaphanis en deze tamme soort omdat ze gezaaid wordt Rhaphanis hemeros, dan de nieuwe Griekse meesters noemen ze Rhaphanon, maar in oude tijden, zegt Galenus, en vooral te Athene werd de kool Raphanon in het Grieks genoemd. Aelius schrijft dat Marcellus Empiricus het radijszaad Bacanon noemde en insgelijks ook Aëtius Tetrabibli in lib.11de kap.11, dan Cornarius wil daar het woord Bacanon in Cacanon veranderd hebben. Doch men vindt het woord Bacanon noch wel elders, te weten in het eerste boek van Nicolaus Myreysus, Compos.255’.
Raphanus is afgeleid van het Griekse ra: snel, en phainomai: verschijnen, dit naar de snelle kieming van de zaden. Of van rapa: raap.
Dodonaeus © ‘In Hoogduitsland heet het Rettich, in het Frans ook soms rays, maar meest raye, in Italiaans radice, in Spaans rayz, in Engeland raddissche, rabon en in Bohemen rzebkew’.
Namen zijn afgeleid van Radix. Duitse Knollen- en Eiszapfen-Rettich, der Rettich komt in oud-Hoogduits voor als Ratih, in midden-Hoogduits Retich, Raetich of Radieschen, in Frans als radis, het midden-Nederlands radic (nu radijs) het Angelsaksische raedic en met het Engelse radish is dit woord ontwikkeld uit Latijnse radix: wortel, de sterk raapachtige wortel.
Dodonaeus (d) ‘In Frankrijk heet het raifort; in Italië, rafano, in Spanje ranance’.
Frans raifort komt uit rave: raap, en fort: sterk, Italiaans rafans.
Dodonaeus (e ) ‘De kleine soort die gewoonlijk met een rode schil bedekt is heet daarom Raphanus minor purpureus en in onze taal kleine radijs’.
(f) ‘De andere soort met zwarte wortels heet Raphanus niger, dat is zwarte radijs’.
Raphanus sativus L. Var. niger, (zwart) de rammenas is meer een veevoer, is groter en meer knolvormig met een donkerder huid en scherper smakend dan radijs. Bij te sterke groei gaat de knol wel scheuren en rot dan weg. Er zijn ook varieteiten met een witte schil, blauwe en bruinzwarte schil.
Rammenas wordt wel gegeten bij een biertje of in plakken op het brood. De knol bevat net als radijs veel vit. C. Rammenas komt voor in Duits uit 1658, naast Ramelas, en met het Picardische ramolas stamt dit uit het Italiaanse ramolaccia wat weer uit Latijnse armoracea en dit weer uit het Griekse armorakia stamt: mierikswortel.
(g) Vormen, Duits Oelrettich, Winterrettich die ook Raddik, Radi, Radys, Raetich, Ratich, Retich bij Hildegard en Bock, Rettich bij Fuchs heet, Sommerspeiserettich, Radi of Reddek, Monatsrettich of Radies, Saatrettich. Eigentlicher Rettich of Speise-Rettich of Winter-Rettich, daartoe behoren de Schwarze Winter-Rettich en Weiße Bier-Rettich.
Uit I. Weinmanno.
Gebruik.
De radijs is variabel in vorm, grootte, kleur en stevigheid van de wortel, al naar gelang het seizoen of voedsel dat ze gekregen hebben. De wortel, in doorsnede, ziet eruit als een omgekeerd hart.
De scherpe stof werd in de geneeskunde gebruikt. De radish is een plant van Mars. Ze broeden “scurvy humours in the stomach, and corrupt the blood, and then send for a physician as fast as you can”. Daarom zouden de eigenaars van zulk voedsel zich zo ongezond voelen, aldus Culpeper.
Radijs werd wel gebruikt als een middel tegen kinkhoest, waartoe er een stroop van gemaakt werd door suiker op de schijven te laten smelten
Zo was het gebruik vroeger. (Dodonaeus, 310) ‘Radijzen laten ook water maken en breken de steen en laten die lossen en rijzen, te weten als men drie kroezen van het water daar ze in gekookt zijn geweest ‘s morgens inneemt, als Plinius betuigt.
Hetzelfde water daar de radijzen in gekookt zijn laat ook de taaie dikke fluimen die op de borst liggen rijpen en laat die lossen en is daardoor goed tegen de verouderde hoest en alle verlading van de borst, gedronken als Dioscorides betuigt.
In plaats van het voor vermelde afkooksel van de radijzen wordt er tegenwoordig een water van gedistilleerd wat de plas ook zeer sterk laat rijzen en laat het niergruis en de gebroken stenen van de nieren voortkomen. Die wortels zijn ook goed met meel van dravik of dolik vermengt om te verdrijven en te laten vergaan alle blauw geslagen, gestoten, geblutste builen, littekens, sproeten en plekken van het aanzicht en van andere delen van het lichaam en genezen de beten of steken van de adderslangen en diergelijk vergiftig gedrocht.
Radijs verwekt ook de maandstonden en, als Plinius zegt, laat de voedsters veel melk en zog krijgen. Die met siroop of honig van azijn ingenomen of liever de afgeschrapte schors er van plegen vele taaie fluimen en slijmerige vochtigheden uit het lijf en uit het hoofd te halen en de zinnen en het verstand te scherpen en verwekken de mens tot braken. De zangers eten de radijzen ook veel omdat ze de stem zuiver en helder maken. Doch te veel gebruikt maken de mensen mager en veroorzaken een stinkende adem, laten de zwangere vrouwen misvallen, verhitten het bloed, laten luizen groeien, zijn de tanden en ogen schadelijk en laten het melk in de maag stollen en daarom moet men voor of na of met de radijzen geen melk eten. Het gedistilleerd water is nochtans goed om de ogen te zuiveren en het gezicht te verscherpen en de wortelen zelf van buiten opgelegd en met honig vermengt bedwingen de voort etende zweren en genezen de kwade schurft en uitvallen van het haar van het hoofd.
Maar bovenal is er geen zekerder baat tegen de pijn van de lendenen, steen, niergruis en druppelplas dan ‘s avonds en ‘s morgens als men opstaat en slapen gaat drinkt omtrent twee of drie vingers breed lauwe witte wijn waarin de tijd van acht uren gelegen hebben schorsen van radijs. Tegen hetzelfde en vooral om de steen te breken mag men een wijn bereiden om lang te gebruiken waarin enige tijd poeder van gedroogde radijs heeft gelegen.
Een ons schillen van radijs en zoveel bladeren van bingelkruid, vier greinen saffraan, een vierendeel lood lavendel en een half lood sap van savelboom, alles tezamen in een mortier zeer goed gestoten en in een doekje gebonden is een bijzondere hulp de vrouwen die in arbeid gaan, in de vrouwelijkheid gestoken.
Sap van radijsschillen met olie van rozen gemengd of met olie van zoete of bittere amandelen en wat goede witte wijn met wat kolokwint en alles tezamen op het vuur warm gemaakt en uitgeperst en daarna in de oren gedrupt verdrijft het ruisen en wind van de oren en het slecht horen, maar met honigwater gedronken geneest de geelzucht.
Radijs gelegd in bedorven wijn geeft hem zijn oude smaak en reuk wederom en een water en dat ook stinkt en als er radijs in gekookt is zal het goed worden.
Teelt.
Zo was de teelt vroeger. (Dodonaeus) ‘Om zeer zoete radijs te hebben weken sommige het zaad in zoete wijn of in water daar rozijnen in gekookt zijn, andere besproeien ze dikwijls met zout water, want daardoor wordt veel van hun sterkte benomen.
De deugd van de radijzen kent men aan de bladeren, want hoe die zachter in behandeling zijn, hoe die radijs malser is en lieflijker om eten. Hetzelfde bewijst ook de schil, want hoe die dunner is, hoe de radijs lieflijker is.
Men moet de bladeren van de radijzen betreden zodat de wortels dikker worden. Maar men mag ze bij geen wijngaard zaaien want ze zijn de wijngaard heel vijandig en laten hem door haar scherpte tranen en druipen.’
Historie.
Alle gekweekte radijs stamt vermoedelijk af van een kruising tussen de zeeradijs var maritimus, Sm. (van de zee) en var. rostratus, DC., (snavelvormig) of mogelijk ook met de landradijs var. landra, Moretti. Of van de wilde radijs Raphanus raphanistrum. Uit proeven van Carriere bleek dat men na enkele jaren hiervan eetbare radijs verkregen heeft. DeCandolle, die hiervan hoorde, kon niet begrijpen dat de radijs hiervan afstamt omdat de oorsprong van de radijs in het oosten ligt en de wilde vorm daar niet voorkomt. In dat geval zou de wilde naar het oosten gebracht moeten zijn, dit in tegenstelling met wat normaal gebeurde. Er wordt verondersteld dat de Japanse radijs ontleend is van de inlandse vorm van Raphanus sativus en dat de Europese vorm van een andere inlandse vorm uit China/Japan gekomen is.
Raphanus sativus var. radicula is de radijs met kleine wortel.
Volgens Herodotus gaven de farao’s de slaven die aan de piramides werkten naast knoflook ook radijs. Uit de radijs is vermoedelijk ook de knopherik voortgekomen.
Door de Romeinen is het naar Germanië gebracht waar die in het koele klimaat bijzonder goed groeide. Plinius vermeldde het. Bij Karel de Grote wordt het vermeld: ‘radix, raffane, rafle, raiz, ravente of raifort’. De oudste afbeelding is in de Codex Dioscorides (rond 500). In de middeleeuwen werd ze ook in Duitsland vermeld, bij Hildegard von Bingen heet het retich, Albertus Magnus noemt het radix.
i King Henry IV, ii 4 206: “I am a bunch of radish”, een bosje radijs,
ii King Henry IV 3, 2, 334: “when a was naked he was for me all the world like a forked radish, with a head fantastically carved upon it with a knife”.
Uit commons.wikimedia.org
Raphanus caudatus L. (gestaart) Boomradijs, slangenradijs, Rattenschwanzwürze, podding radish, rattail radish, rat tailed radish, is opmerkelijk vanwege de lengte van de peulen. Die zijn groter dan de hele lengte van de plant. Komt uit India en zuidoost Azië en zou uit China stammen. Soms wordt het gezien als een cultivar van Raphanus sativus L. caudatus groep. Was pas in 1815 in het Westen bekend.
Folklore.
Een van de oudste legende is die van Rubezahl, die de ziel van de radijs is, een wrang en geniepig creatuur. Hij stal een prinses en sloot haar op in zijn kasteel. Zo kan ze niet weglopen en moet zijn liefdesverklaringen aanhoren. Ze smeekt hem om haar eenzaamheid op te heffen en anderen binnen te laten. Hij neemt een aantal radijzen die onmiddellijk een menselijke vorm aannemen, maar zo blijven ze zo lang als de radijs zijn bladeren behoudt. Als deze compagnons vervagen vraagt ze om anderen en, om zijn kracht te laten zien verandert Rubezahl een radijs in een bij, de prinses fluistert zijn plicht in zijn oor en zend die uit om haar menselijke vriend in de wereld te zoeken. De bij komt niet terug. Een andere radijs wordt een krekel die ook uit het raam gezet wordt met een boodschap voor haar geliefde. Die zal ook nooit terugkeren. Nog steeds gepest door Rubezahl, telt ze de radijzen, die hij over heeft en aait zijn wang, ondertussen verandert ze een van de radijzen in een paard en gaat er snel van door.
Rubezahl, een naam die gevormd is uit ouder ruebenzagel, waarbij zagel het mannelijke lid betekent. Rube slaat op het dunne uiteinde van de raap. Het is een hoonwoord. Overgrote mannen, wat het geslachtsdeel aangaat, zijn vaak niet zo ontwikkeld wat de lengte betreft.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl