Gnaphalium
Over Gnaphalium
Roerkruid, vorm, kruiden, soorten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik,
mUit pl.wikipedia.org
Het zijn meestal n, soms twee of meerjarige planten uit het N. Halfrond.
De witte en soms geel/bruinachtige bloemen staan dicht opeen gehoopt in een aarvorm. De lintbloempjes zijn papierachtig, vliezig en blijven daardoor lang staan. Het bloempje kan gebruikt worden in droogboeketten waar het opvalt door de sierlijke fijne bloemhoofdjes.
De afgrenzing met de nauw verwante geslachten als strobloemen (Helichrysum), kattenpootjes (Antennaria), viltkruiden (Filago) als prachtrozenkransje (Anaphalis) is nog zeer omstreden.
Asteracea, Inula klasse.
Ook dit geslacht moet eigenlijk in meer geslachten opgedeeld worden. Door vele auteurs worden de schijnroerkruiden (Pseudognaphalium) ervan afgehaald, door anderen de geslachten Euchiton, Gamochaeta en Omalotheca. Bij de laatste behoren vele Europese soorten.
Ze worden naar de vorm als volgt verdeeld;
Pseudognaphalium: met geelwitte tot lichtgele omhulselbladeren en gele bloemen. (Bij de andere geslachten bruinachtig gele tot bruine of witte omhulselbladeren). Bloemen in pluimen met verlengde onderste twijgen en daardoor wat trosvormig.
Gnaphalium: Bloemkopjes in bladokselstandige trossen, kelkbladeren 2-3mm groot.
Gamochaeta: Bloemkopjes in eindstandige verlengde bloemstanden, omhulselblaadjes 3-5mm groot. Pappushaar is aan de grond vergroeid en valt in het geheel af. Een of tweejarige planten.
Omalotheca: Bloemkopjes ook in eindstandige verlengde bloemstanden, omhulselblaadjes 5-7mm groot, uitstoelende bergplanten.
Naar de opvatting bestaat dit geslacht uit 50-300 soorten.
In Midden-Europa komt in het klasse Omalotheca de volgende soorten voor.
=Gnaphalium hoppeanum W. D. J. Koch. (Duitse botanist David Heinrich Hoppe, 1760-1846) (Omalotheca hoppeana) Is gelijk als supinum, maar de onderste bladeren zijn tot 4cm lang en 4mm breed. Bloemen staan vaan knikkend.
Groeit in de Alpen. Hoppes Ruhrkraut.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
=Gnaphalium luteo-album, L, (geel/wit)
Bladen zijn wat stengelomvattend, smal en wuivend, wollig aan beide zijden, de laagste stomp.
Stengels zijn eenvoudig en vertakt vanaf de basis, eerst wat liggend en 25cm hoog.
Bloemhoofdjes staan in gekroonde bladige trossen in juli en augustus. Geelwitte en opvallende bloemen met wat roods er in.
Eenjarig.
Naam.
Bleekgele droogbloem, Engelse Jersye cudweed of Jersey livelong (een vindplaats) Duitse Stenblom en gelbes Ruhrkraut in Oostenrijk, falbe Ruhrkraut.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
=Gnaphalium norvegicum (uit Noorwegen) (Omalotheca norvegica) Meerjarige plant van 10-30cm hoog,
behaarde en bladerde opgaande stengel.
Lancetvormige bladeren en drienervig, aan de bovenkant wolachtig en aan de onderkant dicht viltig behaard.
Bloemhoofdje in een gedrongen aar, omwindselblaadjes zijn groen met een donker bruine rand, de hoofdjes zelf zijn licht bruin.
Noorse droogbloem, Norwegisches Ruhrkraut, Highland cudweed, Norwegian arctic cudweed.
Komt uit de bergen van Scandinavië en Schotland.
Uit J. Sturm, www.BioLib.de.
Gnaphalium supinum (liggend) (Omalotheca supina) een laag meerjarig kruid, 1-10cm hoog.
Opgaand en niet vertakt, wit viltig.
Smal lancetvormige bladeren van ten hoogste 3cm lang en 3mm breed.
Bloemknopjes van 5-7mm lang.
Omwindselbladeren met bruine rand, hel gele bloemen.
Vochtige weiden en wegen in de Alpen komt het voor.
Dwarf cudweed, Zwerg Ruhrkraut.
Uit J. Kops
= Gnaphalium sylvaticum, L. (van 't bos) (Omalotheca sylvatica) Bladen zijn smal, lancetvormig en donzig, 2 tot 6 cm, 2 tot 5 cm breed, 1 nerf, naar boven toe geleidelijk in grootte afnemend, een versmalde niet gesteelde voet, vaak een iets omgerolde rand, de onderkant wit behaard, van boven zwak behaard.
Stengels staan rechtop, meestal niet vertakt, de korte niet bloeiende stengeltjes wit viltig behaard, 5-30cm hoog.
Langwerpige, geelachtig witte bloemhoofdjes, omwindselbladen breed vliezig gerand met een grote bruine vlek onder de top. Een smalle samengetrokken pluim met korte trossen bloemhoofdjes, in de bladoksels en aan de stengeltop. De kleine bloemen zijn vrijwel verborgen in de katoenachtige bladeren, van juli tot september..
Plant met kleine wortelstok. Meerjarig.
Groeit op zonnige tot licht beschaduwde, open tot grazige plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure grond.
Naam, etymologie.
Gnaphalium, Grieks gnaphalon; stuk wol.
Bosdroogbloem, Fries bosksulverskier, Engelse chafe weed of wood cut weed, Highland cudweed (een vindplaats) Feldkatzen en Ruhrkraut bij Bock, Wald-Ruhrkraut, Frans gnaphale des bois.
(578) ‘In de middeleeuwen heette het Aureola of Chrysocoma, Sanodia, Sticardos of Stoechas’.
De Duitse naam Borghardes- of Burkh-, stamt uit burchumath van Dioscorides. Die naam is later over gegaan op Helichrysum arenarium, zie daar.
De oorsprong van de rode immortelle of kattenpootje.
Op het graf van Adam ontsprong de witgele immortelle als een teken van onsterfelijkheid. Nu zegt men dat Golgotha zich verhief, boven het graf van Adam. De tweede Adam, Christus, moest sterven waar de eerste begraven lag. En van het kruis Christi dropte het bloed van de Heiland neer en het viel op het kattenpootje dat rood werd geverfd. Johannes die onder het kruis stond, plukte er enige van en droeg ze altijd bij zich. Toen men hem later martelde voelde hij geen pijn en de dood bleef ver van hem, zolang hij die bloemen bij zich droeg.
Uit J. Kops, www.BioLib.de.
= Gnaphalium uliginosum, L. (op drassige gronden voorkomend)
Bladen zijn smal, lancetvormig en wat donzig.
Stengels spreidend en veel vertakt, wollig.
Bloemhoofdjes staan in dichte bossen die korter zijn dan de bladeren. In augustus en september zie je de bloemhoofdjes met twee of drie bij elkaar groeien tussen de gekromde bladeren, hun geelbruine omwindsels zijn glanzend en kafachtig.
Eenjarige, kleine plant van maar een 5-7cm hoog van Noordelijk Halfrond, in Amerika misschien ingevoerd.
Naam.
Moerasdroogbloem, Engelse marsh cudweed, Duits Sumpf-Ruhrkraut, Frans gnaphale des marais.
Zie verder: volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/ en: volkoomen.nl