Humulus

Over Humulus

Hop, bier, vorm, kruiden, soorten, cultuurvariëteiten, geschiedenis, historie, naamgeving, etymologie, afkomst, gebruik, vermeerderen, planten, teelt,

Dit zijn opgaande of klimmende kruiden met ruige stengels, zonder melksap.

Deze familie wordt vertegenwoordigd door maar een paar soorten, waarvan hop en hennep de belangrijkste zijn.

Dit zijn tweehuizige en kruidachtige planten.

Ze komen voor in het Noordelijk halfrond.

Cannabaceae, hennepfamilie.

Drie klimmende planten komen voor in dit geslacht, 1 soort in N. Amerika en Eurazië en de anderen in Japan en Mantsjoerije.

Bladverliezende klimmende kruiden met ruige en tegenovergestelde bladeren, handvormige gelobd of verdeeld.

Bloemen staan in okselstandige groepen.

Uit www.swiakwiatow.pl

Humulus japonicus Siebold.(uit Japan) (Humulus scandens (klimmend) Heeft lichtgroen en diep gelobd blad.

Een eenjarige klimmer die geschikt is om pergola ‘s te begroeien. Kan een 5m halen.

Het is de Japanse vorm, bladeren met 5-7 lobben.

Asian hop, Japenese hop. Japanische Hopfen.

Humulus yunnanensis Hu. (uit Yunnan) heeft bladeren met 3-5 lobben en onder dicht behaard.

Yunnan hop. Yunnan Hopfen.

Uit Fuchs.

Humulus lupulus, L. (kleine wolf)

Lang gesteelde bladeren zijn 3-5lobbig met hartvormige voet, getand/gezaagd met een ruwe achterkant, bovenste bladeren zijn meestal gaaf, tegenoverstaand, met duidelijke nerven.

Holle stengel die voorzien is van taaie vezels als in hennep, gaat met klok mee in een beweging die in twee uur en 8 minuten herhaald wordt, eenjarige stengels die ruw zijn

Zeer kleine en onbetekende bloemen, de mannelijke in pluimen, de vrouwelijke in kegelvormige aren in juli/september.

Kruipende wortelstok.

Hop is een licht minnende plant en groeit tot boven in de struiken en gaat dan pas in de breedte.

De hopplant heeft zich in de klimkunsten geoefend. Het groeit en hopt tot boven in de struiken waarna het zich dan pas in de breedte uitspreidt. Hop slingert van boom tot boom en werpt zijn natuurlijke feestslingers over alle toppen heen. Het swingt van links naar rechts en houdt zich vast door de kleine hoek of prikkels aan de twijgen. Vindt de plant geen houvast meer dan slingert het tenslotte om zichzelf heen. Verstikt het daaronder liggende gewas volledig en bereidt lagere bomen op een vroege herfst voor die in zijn duisternis het blad laten vallen.

Later in het jaar zijn de vrouwtjes bekleed met lange grijze en eerbiedwaardige bellen die in de ochtenduren op witte nevelvrouwen lijken die met wapperende sluiers door het bos trekken.

De plant is tweehuizig, de trossen groenachtige manlijke gesteelde bloemen ontspringen uit de bladoksels en de groenachtige vrouwelijke bloemen zijn ongesteeld in juli/augustus.

Hop is een snelle groeier en kan in een seizoen wel 3‑7m lang worden, is een ideale klimmer voor achtergronddecoratie. De stengel sterft tegen de winter af zodat het volgende voorjaar weer van de grond af aan gestart moet worden.

De plant groeit in wild vaak op dezelfde plaatsen als kamperfoelie. Vroeger werd hop in vele streken gekweekt, die plaatsen kan je herkennen doordat ze daar vaak nog in het wild voorkomen.

Naam, etymologie.

(Dodonaeus) (a) ‘Dit gewas wordt in onze taal hoppe en hoppe-cruydt genoemd, in het Hoogduits Hopffen, in het Frans du houblon, in het Engels hoppes, in het Spaans hombrezillos.’

Hop, Duitse Hopfen, Hupfe in Zwitserland, Engels hop en Frans houblon of haubelon.

Hildegard heeft Hoppo en Huppo, later nog eens Hopho, verder komen voor; Brome, Fimmelhopfen (mas) Hobsch, Hopf, Hopfe, Hopfen, Hopff, Hopfenkrut, Hopp, Hoppe, Hoppen, Hoppfe, Rasenhopfen, Stauden-Strauchhopfen.

Wanneer de naam hop voor het eerste gebruikt is moeten we in de naam zoeken, hoewel dit zeer moeilijk is, halve overeenstemmingen, overgangen en andere problemen. De eenvoudigste vorm is de Nederduitse en Nederlandse naam hoppe of hop. Dit komt al in de glossaria van Junius voor, 8-9de eeuw, hoppe timalus (een verschrijving of verlezing, in plaats van humalus?) Feldhoppe bradigalo (bryonia?) Deze naam hop zou ontstaan kunnen zijn uit midden-Latijn hupa. Dit lijkt onwaarschijnlijk. Vermoedelijk is dit meer een verlatisering van het Hollandse woord. Mogelijk kan het gevonden worden in het werkwoord hoppen of huppen, maar een van tak tot tak springende twijg, in plaats van rankend, hoewel dit vrij onwaarschijnlijk lijkt. In ieder geval ontstond uit deze hoppe het Franse huoblon zodat het midden-Latijn hubalus verklaard wordt. Verder in Itali, waar het niet gekweekt werd, vervreemdde dit woord tot lupolo of luppolo, waaruit later de lupulus ontstond. De lupus van Plinius is zo vrijwel zeker geen hop geweest. Hieruit ontwikkelde zich later de humlo en humulus. Humulus moet een verlatijnst woord voor een noordelijke naam geweest zijn. In Angelsaksisch komt hymele of humele voor, ook hoppan.

Hummelo heette in 1025 Hummila, een afleiding uit Germaanse humulan of humal, zo ook de streek Huppel bij Winterswijk, wat waarschijnlijk afgeleid is van Germaans huppan of hop.

Of is het midden-Nederlands hoppe, vergelijk oud-Saksisch Hoppo, oud-Hoogduits Hpfo (nieuw-Hoogduits Hpfen) te verbinden met hoop en dan zo genoemd naar de kegelvormige bloeiwijze van de plant? Vergelijk midden Engels hoppe: zaadhuls van het vlas, Frans houppe: kwast, Duits Haube: kuif.

Of via hommel, Zuid-Nederlands voor hop, midden-Nederlands homele, vergelijk midden-Noordduits Hmele, oud-Engels hymele, oud-Noors humli en Deens en Zweeds humle. Men heeft gedacht aan ontlening aan middeleeuws Latijn humulus, maar dit treedt pas in de 12de eeuw op.

Is het een Germaans woord dan duidt dit misschien de klimplant aan, vergelijk Noors humla: met de handen tasten.

Het woord kan dan tot de Indo-Germaanse wortel kem: samendrukken, behoren.

Zo zijn er meer afleidingen mogelijk.

Dodonaeus (b) ‘In het Latijn en in de apotheken en overal wordt het Lupulus en Lupus salictarius of Lupulus salictarius genoemd, bij de Italianen lupoloծ Plinius vermaant van de Lupulus salictarius in het 15de kapittel van zijn 21ste boek die vanzelf voortkomt en van meest alle mensen in de spijs gebruikt wordt.’

Humulus komt van Latijn humus: de grond, het gewas kruipt over de grond als die niet gesteund wordt. De naam lupulus is gebruikt door Brunfels en sinds zijn tijd betekent het officieel kleine wolf, het komt van Plinius Lupus salictarius: wilgenwolf of weidewolf, wat zou verwijzen naar het klimmen in wilgen of andere steunen. Dit omdat wolven zich onder dit gewas zouden verschuilen, of naar sikkelachtige tanden waar de stengels mee gewapend zijn en waarmee de plant klimt. Of omdat de plant van zijn buren voedsel rooft, vergelijk Lupinen. Of omdat het de wilg omvat en het vernietigt als de wolf het land doet. Of, omdat de Romeinen lupinen bij het bier gebruikten vanwege de bitterheid, wat niet waarschijnlijk is.

Dodonaeus 'Fuchsius noemt het in het Grieks Bryon, dan bij welke oude schrijver hij die naam gevonden mag hebben, dat is me onbekend, want Bryon in het Grieks is eigenlijk mos en Caucalis wordt in dezelfde taal ook Bryon genoemd van Democritus zoals Oribasius verhaalt. Sommige zeggen dat hop tweevormig is.te weten tam en wild en ze noemen het tamme eigenlijk hop of hop mannetje, in het Latijn Lupulus mas, Lupulus sativa en Lupulus urbana, het wilde noemen ze hoppinne, hop wijfje, in het Latijn Lupulus femina of (als Lobel schrijft) Lupus salictarius spontaneus wat geen of immers zeer kleine en onnutte bellen voortbrengt. Sommige geleerde noemen dit gewas Vitis Septentrionalum, de Italianen bruscandola. Crescentius noemt het ook Liatigo. Sommige menen dat de bellen of brokken van de hop bij Mesue Physalides genoemd zijn, immers het schijnt dat de hop het voornaamste is van alle kruiden die in de bereiding van de Confectio Diaphysalidon genoemd van Mesue gedaan worden.’

De wilde vorm of de nu bekende manlijke vorm werd als minderwaardig onderscheiden Oude Duitse namen zijn voor de wilde vorm; Bruch-, Busch-, Wald-, Weiden-, Wiesen- of Dornhopfen.

(d) Gebruik van de vezels, Monchsriemen, Nessehopfen (mas), zie neteldoek, Engels bine of bines

Spaans hombrecillos, Italiaans lupulo, bruscandolo, Russisch chmel.

Uit O. Thome, www.BioLib.de.

Gebruik.

Zo was het gebruik vroeger. (141, 64, 309, 310, 311) ‘Dit gewas wordt hier te lande gebruikt om er een krachtige en tezamen ook heel gezonde drank van te maken die men bier noemt waarvan meer woorden te maken onnodig is in deze landen daar bijna anders geen drank gebruikelijk is. Alleen is vermanen waard hetgeen dat Lobel er ook van schrijft dat het bier geenszins voor het Zythum of Curmi van de ouders te houden is want het Zythum had geen hop zoals het bier en was er daarom geenszins mee in gezondheid te vergelijken. Zelfs het scherp bier, in het Waals brassin en boulie genoemd is alzo gezond, ja veel gezonder dan het Curmi of Zythum was en ik laat staan dat men de Engelse hael of ael voor Zythum zou willen houden welke drank alzo gezond is als enig ander bier kan wezen. Het Zythum was niets anders dan gerst in water geweekt zonder enige hop er bij te doen. Daartegen wordt het bier van gerst en meel van goede tarwe gemaakt, maar heel anders dan het voor vermelde Zythum of Curmi bereid en met deze hop vermengd die matig er bij gedaan zeer helpt in de ziektes van de zenuwen en ledematen. Daarom wordt deze hop met goede reden in deze landen onderhouden en geteeld en vooral in Vlaanderen te Popering, zegt Lobel. In het kort gezegd, hop heeft geen ander kwaad in zich dan dat de bloemen of bellen er van te veel in het bier gedaan en gekookt het bier rijzend maken en de hersens vullen, maar dat vergaat zeer gauw. Ook alle goede dingen te veel gebruikt worden kwaad, zo men zegt.

De scheutjes of jonge uitspruiten van hop worden voor spijs gebruikt, dan nochtans, zoals Plinius betuigt, ze dienen eerder om de smaak te genoegen dan om het lichaam enig voedsel te geven want ze voeden zeer weinig, nochtans zijn ze het ingewand nuttig omdat ze openen en de plas laten rijzen en voortkomen en ook omdat ze de kamergang wat verlichten en de buik wat weekachtig maken.

Hop is een zeer gebruikelijk ding en niet alleen in het bier, maar ook in verschillende gebreken daar ze wonderbaarlijk in werkt en vooral in diegene die van melancholie en zwaar bloed hun oorsprong hebben want ze drijft de melancholie uit. Deze hop is van zijn eigen aard rijp makend en opent de zweren aan het lijf wat die zijn mogen.

Die scheuten of toppen van hop in wijn gekookt en gedronken zijn goed tegen allerhande vergif, insgelijks het water daar de bloemen van hop met de bellen er van in gekookt zijn wordt nuttig ingegeven diegene die vergeven zijn en ook diegene die schurft, ruig, rappig, pokkig en met enige andere gebreken of zeren aan de huid gekwetst zijn.

De bloemen en bellen van hop in de badstoven gedaan en als de vrouwen daarin zitten zijn goed om de ontstekingen van de schaamdelen van de vrouwen te genezen en om de plas die lang opgehouden is voort te laten komen. Een beroking van de hop gemaakt opent de verstoppingen van de baarmoeder en laat de plas voortkomen en laat de steen rijzen.

Clusius verhaalt dat het gewone volk en vooral de oude vrouwen van Salamanca in Spanje het uitvallen van het haar dat van de pokken gekomen is op de volgende manier genezen. Ze nemen een pond van deze wortel van hop die goed gewassen en schoon gemaakt is en laten het een nacht lang in acht pond water te weken staan. De volgende dag koken ze die wortel in hetzelfde water op een langzaam vuur zonder rook zolang totdat het derde deel of ook de helft verkookt is nadat het gebrek groot of klein is. Dit gekookte water bewaren ze tot hun gebruik en als het nood is geven ze acht ons er van de zieke 's morgens nuchter te drinken en bedekken hem goed warm tot zweten toe. Somt doen ze erbij wat wortels van eppe of peterselie of van gras, soms ook wat rozijnen zonder de kernen. En daardoor plag het haar wederom te groeien.

Die hopbellen worden ook bij het brood gedaan om dat lichter of luchtiger te maken en het gemakkelijker en sneller te laten rijzen als men het meel beslaat of begiet met het water daar ze in gekookt zijn.’

De jonge wortelloten of onderaardse stengels werden onder de naam hoppescheutjes of hoppepiekjes wel gegeten, klaargemaakt en gegeten als asperges. Het overschot van de planten diende als brandstof, stro en groenbemesting.

De vezels werden wel tot ruwe kleren en zakken verwerkt, zouden ook goed zijn voor papierfabricage. De hop schonk de monniken riemen tot hun gordels voor hun rok, daarom wordt deze plant wel Monchsriemen genoemd.

De stengels en bladen geven wol een gele kleur.

Voor bierfabricage worden alleen de vrouwelijke hopbellen gebruikt, de omhulling van de vrucht bevat gele klieren, waarin zich lupiline bevindt, een bitter smakende stof die conserverend werkt. Het remt de ontwikkeling van melkzuurbacteriën in bier en geeft het zijn bittere aromatische smaak, werkt narcotisch en slaapverwekkend. Alleen in Engeland, waar heel zware biersoorten gemaakt worden met veel hop, gebruikt men de bevruchte bellen en worden in de hoptuinen dan ook enkele mannelijke planten gekweekt.

Hop is van dezelfde familie als de hennep, is ook tweehuizig, de vezel van de stengel werkt ook narcotisch. De bollen bevatten ook een narcotische stof die net als het product van hennep gerookt kan worden.

Hoppig bier geven alleen de vrouwelijke planten, die geven de mooie hopbellen. Zowel de schubben als de bloemdekken zijn aan de binnenkant met talloze kliertjes bezet die een geel fluwelig poeder afzonderen, hopmeel of lupuline dat men in de brouwerijen gebruikt.

Die stof werkt kalmerend en werd wel in hoofdkussens gedaan als anaphrodisiacum. Hop bevat 2‑30 mg oestrogeen, wat door de huid kan worden opgenomen. Alle vrouwen die met de hopoogst beginnen worden daardoor na 2 dagen ongesteld, het maakt niet uit in welke tijd ze zitten. Er wordt zelfs beweerd dat bierdrinkende oudere mannen hierdoor meer vrouwelijke hormonen bevatten dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten. Menohop is een preparaat dat na onderzoek door de Universiteit Gent op de markt werd gebracht. Verse hopvruchten kunnen huidziektes oproepen, zogenaamde hopfenplukkerinnenziekte.

Oogst.

Na het oogsten, waaraan dikwijls feestelijkheden zijn verbonden, worden de bellen gedurende 5 dagen buiten gedroogd, ook wel binnen met kunstmatige warmte. Bij het drogen moeten ze herhaaldelijk gekeerd worden. Zijn ze droog dan worden ze, na gezaveld te zijn, tot balen van 100 tot 150kg samengeperst. Het zavelen dient ervoor om de bellen voor bederf te behouden.

In streken waar de hop geplant werd ontbraken vroeger de hopmalen of hopmaaltijden niet. Die werden vaak op Michaelsdag gehouden, 29 september, omdat op die tijd het plukken van de hop afgelopen is. Wanneer de hop rijp is snijdt men de ranken bij de grond af en legt ze enige dagen in de zon te drogen en haalt ze vervolgens in huis waar men vlug maar toch voorzichtig de bellen van de struik plukt. Vooral 's avonds, want dan komen vrienden, familie en buren een handje helpen gaat het vaak gezellig toe. De beloning voor die hulp bleef vaak niet achterwege en bestond gewoonlijk in een extra maaltijd of traktatie en vaak wat sterke drank. Op de laatste avond zorgt de boer ervoor dat er niet teveel meer te plukken is zodat er tijd genoeg over blijft om voor allen een gezellige avond te maken.

Folklore.

Om mooi haar te krijgen moest men een paar haren afknippen en die met de nieuwe wortelloten van de hop in de aarde leggen, gelijk met het groeien van de hop groeide het haar.

Sneeuw in de Kerstnacht brengt een goede hopoogst.

Zoveel gouden punten zich aan de hopvogel zoveel guldens kost de hop. Zo ook naar de gouden punten van de Mariakever.

Het is het symbool van brouwers want hun patroon, de H. Arnold, bisschop van Soissons, wordt met hopbloesem in de hand voorgesteld.

In de heraldiek betekent hop vrolijkheid. Een krans van hop verdreef zorgen. De hop is tevens het symbool van vertrouwen en nederigheid.

Volks medisch werd een hopafkooksel soms gebruikt bij maag en darmpijnen en scrofulen, als toevoeging bij pijn stillende breiomslagen. Het lupulin werd in giften van 0-2 tot 05 gram meermaals per dag gebruikt tegen plasmoeilijkheden, menstruatiemoeilijkheden, over grote geslachtelijke opwinding. Een kruidmengsel voor warme omslagen op het onderlijf bestaat uit 100 gram hop en uit elk 25 gram tijm, rozemarijn, lavendel en kamillen.

Andere bierkruiden.

Van oudsher waren andere stoffen toegevoegd, als eikenbast, boombladeren, bittere wortelen, wilde kruiden zoals het duizendblad en gagel Als bierkruiden werden verscheidene planten gebruikt, bijvoorbeeld in N. Duitsland, Denemarken en Scandinavi het gruten of gruysenbier, cerevisia monachorum: monnikenbier, een toevoeging van Myrica gale, niet van Ledum palustre, ook wel met jeneverbessen. De vrouwen van de noordelijke delen van Engeland doen het kruid ale hoove in hun bier, daarom werd het alehoof genoemd, Glechoma, verder duizendblad, Salvia, Chrysanthemum balsamita en de alecost.

Historie.

Hop was al lang voor het in cultuur genomen werd in Europa verspreid. In vele landen is hop pas tegen het einde van de middeleeuwen, in de loop van de 16de eeuw in gebruik gekomen. Maar dan eerst als een kalmerend en maagversterkend middel.

Apuleius, de eerste helft van de 4de of 5de eeuw, schreef dat de hop goede kwaliteiten bezit indien het dagelijks in dranken gedaan wordt, (zo in een Engelse versie van Apuleius uit omstreeks 1050)

De bierhop danken we aan de Finnen die in het kalewa lied het al als bierkruid gebruikten.

In de verordeningen van Karel de Grote zal men tevergeefs hop zoeken, zo ook vlak voor het midden van de 9de eeuw bij Walafried Strabo. Om deze tijd duiken echter de eerste sporen op.

De eerste vaststaande berichten over het gebruik van hop bij de bereiding van bier werd in 624 door Isidorus Hispalensis gegeven. In een schenkingsbrief van koning Pepijn de Korte aan de abdij St. Denys, 768, komt humlonarias cum integritate voor, waarin men het midden-Latijnse woord humlo voor de hop kan vinden, zodat de hop blijkbaar toen reed verbouwd werd.

In gegevens van de abdij van St. Germain des Pres, begin 9de eeuw, komen vaak zinnen met hop erin voor, als humola, humelo en umlo 2 maal met ook een fumlo.

Enkele jaren later werd in de statuten van de abt Adalhardus van Corvey, 822, de molenaar van zijn arbeid met mout en hop de levering van de laatste gevrijwaard. In de oorkonde van de Stifts Freisingen komen in de tijd van Lodewijk in midden 9de eeuw niet zelden hoppetuinen, humularia, voor.

In de volgende eeuwen breidde dit steeds meer uit en hoe verder in de tijd des te vaker verschijnt belasting op hop. Vooral werd het bekend in Duitsland en bij de Slavische bevolking is het in die tijd gebruikelijk.

Waarschijnlijk gebruikten de middeleeuwse kloosters het eerste goede bier. H. Hildegard vermeldt in 1079 de hop als biertoevoeging, in die tijd werd in Bayern in de Nedersaksen en bij de Franken hop geteeld. In de beschrijving van Amsterdam vermeldt C. Commelin dat ten tijde van graaf Willen en zijn voorzaten niemand in Holland in hop mocht gebruiken dan die van zijn rentmeesters voor een vast gestelde prijs gekocht was. Die van Delft kregen eerst de gunst om hop te mogen kopen waar ze wilden als ze voor elke 10 vaten in Delft gebrouwen bier een Hollandse schelling betalen zouden wat bijna de opkomst van de stad geworden is. Tijdens de aftocht van de Angelsaksen zou het ook Engeland bereikt hebben. Daar werd het tot de 15de eeuw verboden. Pas onder Hendrik 8 werd het gebruikt in Engeland, tot 1524 groeide het daar waarschijnlijk wel wild. Hun naam is van onze hoppen afgeleid. Turner vermeldt een 20tal jaar later dan ook dat ‘hoppes do growe by hedges and busshes both set and unset.’

Het gebruik leerden de Engelsen van ons

‘Hops, reformation, bays and beer

Came to England all in one year.’

Gerard, 1597 verkoos al de beer boven de ale.

Geleidelijk aan kwam de kunst van het bier brouwen uit de kloosters, waar men al het sterke patersbier van de zwakkere kosentbier onderscheidde, in de handen van de burgers. Een verordening van de vrije rijksstad Nürnberg van 1290 beval het gebruik van gerst en verbood haver, rogge en tarwe. In de 14de eeuw werd koning Cambrinus de schutspatroon van bier brouwen.

Koning Cambrinus van Brabant zou voor het eerst bier met hop laten kruiden. Maar die koning heeft nooit bestaan. Het bierbrouwen werd eerst uitsluitend in kloosters gedaan, men noemde de bierbrouwers cambarii en de plaats waar het bier gebrouwen werd camba. Dit was waarschijnlijk de oorsprong van ‘koning Cambrinus.’

Uit Bock, met kannetje bier.

Franken en Belgen.

Door de bittere bijwerking werd het bier houdbaar en kon ver vervoerd worden. Zo vormden de levendige handel steeds meer een tegenstelling tussen de brouwplaatsen en verafgelegen consumptiegebieden. De Duitse Franken of de Keltische Belgen waren de uitvinders van de bittere drank. Vooral Vlaanderen en Noord-Duitsland hadden zulke door het hopbier beroemde en door bierhandel verrijkende stad. Gent was hiervoor bekend waar de vader en zoon Arteveldt het tegen koningen opnamen. In Noord Duitsland was dit Eimbeck. Hertog Albrecht V, 1550-1579, liet het betere bier uit Saksen komen en haalde voor eigen gebruik Eimbecker bier, wat ook de voorkeur had van Luther.

De Beierse naam Bockbier is een verfrommeling van het Eimbeck bier. Een verder vervolg van deze lachwekkende fout is dat als tegenhanger van deze sterke stotende bok, vooral uit de brouwhuizen van de Jezuïeten, de wat zachtmoediger geit voortkwam.

Lagerbier brouwde men in Duitsland sinds de 13de eeuw, in 1541 werd in Württemberg het eerste witte bier gebrouwd.

Een feit is dat de kwaliteit van de werkzame stof afneemt zodra de vrouwelijke bloem is bevrucht. Daarom is het in teeltgebieden wettelijk vastgelegd dat mannelijke planten zo snel mogelijk moeten worden vernietigd. De zaadjes bevatten namelijk (na bevruchting) bepaalde lipiden die ervoor zorgen dat de schuimlaag afbreekt. In Engelse bieren is deze regel niet van toepassing.

Vermeerderen.

Neem in juli 10cm lang topstek van zacht hout, het mag een beetje houtig zijn, wel van een vrouwelijke plant. Zitten er bloemknoppen in, haal die dan weg. Gebruik ook gezond blad, zonder schimmeldelen. Onderste blad er af halen, licht verwonden, zoals je met de duimnagel zou doen. Doop die onderkant in 0.5% ibz groeistofpoeder. Planten in stekgrond, dit is 2 delen gezeefde turfgrond met 1 deel scherp zand, aangieten, plastic erover heen en elke week even controleren op vochtigheid, droogte en schimmels. Laat het plastic er dan een paar uur af zodat het blad wat opdroogt en bedek het dan weer. De luchtvochtigheid is hoog genoeg als het plastic bedekt is met waterdruppeltjes, je kan de plant dan niet zien. De waterdruppeltjes houden ook ultraviolette stralen van de zon tegen, op droge plekken komt de zon er door en verbrandt het gewas. Je kan ook een halvarinebakje nemen, een paar cm. stekgrond erin, plastic eroverheen en vastbinden met een elastiekje Na enkele weken/maand is het stek geworteld, de plant begint dan te groeien, langzamerhand meer luchten en tenslotte het plastic eraf halen. Licht bemesten. In de winter vorstvrij houden.

Of zaaien bij 5 graden.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/ en : http://volkoomenoudeherbariaenmedisch.nl/